Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 08/11/2007
Vraag om uitleg van mevrouw Martine Fournier tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de ondersteuning van topsportevenementen zonder nationale media-aandacht
De voorzitter: Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, manifestaties van Topsport Vlaanderen moesten voor u ambitieuzer en daarom hebt u de lat in 2007 zeer hoog gelegd. Voortaan werd van kandidaat-evenementen geëist dat ze bij de absolute top behoren, deelname van de Vlaamse top en jongeren verzekeren en nationale media-aandacht opleveren.
Door deze maatregel krijgen heel wat manifestaties niet langer subsidies. Evenementen zoals Kuurne-Brussel-Kuurne, de Scheldeprijs enzovoort krijgen niet langer subsidies van Topsport Vlaanderen. Stuk voor stuk zijn het evenementen die zich richten tot succesvolle sportende Vlamingen, Belgen en andere Europeanen, maar die meestal met een gebrek aan nationale mediabelangstelling kampen. Daarom kunnen hun evenementen niet langer rekenen op topsportsubsidies. Dat werd aanvankelijk opgevangen door de subsidies via de 1700-lijn, maar die zijn beperkt tot één jaar.
In antwoord op een vraag van mevrouw Crevits op 1 februari 2007 over deze problematiek opperde u de mogelijkheid om in een eventuele sponsoring te voorzien via ?Sport voor Allen´-manifestaties die door Sportend Vlaanderen worden ondersteund. Uit de aanvraag voor de tweede ronde blijkt dat dit reglement zich vooral richt op participatieverbredende initiatieven en doelgroepen die minder gemakkelijk tot sporten komen. Een tweede mogelijke subsidiebron waarnaar u verwees, was het reglement voor recreatieve manifestaties. Dat richt zich dan weer tot de recreatieve sporter en niet tot de professional.
Concluderend kan ik stellen dat topsportsubsidies enkel beschikbaar zijn voor een selecte groep: de sponsoring via het nummer 1700 dooft uit en de twee andere sportsubsidies, Sport voor Allen en Recreatiesport hebben elk een eigen doelgroep. Dit betekent dat er voor de tussengroep van competitiesporten zonder nationale media-aandacht geen Vlaamse subsidies meer voorhanden zijn.
Mijnheer de minister, wilt u hoogstaande sportmanifestaties zonder nationale media-aandacht in de toekomst nog ondersteunen? Welke initiatieven hebt u genomen of wilt u nemen om middelen vrij te maken voor deze sportevenementen?
De voorzitter: De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn: Mijnheer de voorzitter, ik sluit me graag aan bij de vraag van mevrouw Fournier. Het is alleszins een feit dat het subsidiebeleid van de minister af en toe op zijn minst de indruk wekt van een zekere willekeur. Ook op het vlak van subsidiëren van bepaalde topsportevenementen wordt deze kritiek naar voren geschoven. Het is trouwens zo dat de eisen die worden gesteld om gesubsidieerd te worden, vrij arbitrair kunnen worden ge?nterpreteerd. Wanneer behoort men tot de zogenaamde absolute top? Is het ook voldoende om eenmaal nationale media-aandacht te krijgen of moet dat op een periodieke manier gebeuren?
Bovendien kunnen bepaalde topsportevenementen door deze situatie in een vicieuze cirkel terechtkomen. Subsidies kunnen de schaal en de aandacht voor bepaalde topsportevenementen vergroten, met bijhorende nationale media-aandacht tot gevolg, maar deze subsidies kunnen uiteraard ook een bepaald evenement doen opschuiven in de richting van de zogenaamde absolute top. Geen subsidies kunnen er dan ook voor zorgen dat de kans op subsidies in de toekomst voor belangrijke sportieve gebeurtenissen, verminderen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Een eenduidig beleid ter zake zou dus zeker op zijn plaats zijn.
De voorzitter: De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens: Mijnheer de voorzitter, ik sluit me aan bij deze vraag om wat dieper in te gaan op de problematiek van de recreatieve sportmanifestaties. Mevrouw Fournier heeft verwezen naar de vraag die mevrouw Crevits destijds heeft gesteld. Het is pas nadien dat u een omzendbrief hebt verspreid met betrekking tot de subsidiëring van recreatieve sportmanifestaties. Dat is het subsidiereglement voor de toekenning van projectsubsidies voor ondersteuning van sportmanifestaties met het oog op participatieverbreding en -verdieping. De nadruk in dat reglement ligt op toeleiding en het bevorderen van de participatie van groepen waarvan blijkt dat ze minder gemakkelijk tot sporten komen, zoals personen met een handicap, mensen in armoede, mensen met een diverse etnisch-culturele achtergrond, senioren enzovoort. Dat lijkt mooi, maar dat heeft het aantal evenementen en initiatieven dat in aanmerking kwam beperkt: van de 95 die werden ingediend, werden er uiteindelijk maar 19 positief geëvalueerd. Daarom hebt u een tweede oproep gedaan. Het resultaat daarvan is ons nog niet bekend.
Het is wel zo dat alle recreatieve evenementen die niet passen in het project ?participatieverbredende initiatieven´ uit de boot vallen. Via dit reglement is er immers geen extra ondersteuning voor voorbeeldevenementen - evenementen met nationale en internationale uitstraling - omdat die initiatieven volgens u kunnen rekenen op ondersteuning van gemeenten, provincies en privésponsors. Dat is echter onjuist. Het is immers zeer moeilijk om privésponsors aan te trekken, zeker voor evenementen die niet kunnen rekenen op tv- of radiobelangstelling. Bij de subsidiëring van topsportmanifestaties wordt precies de omgekeerde redenering gevolgd. Zij kunnen immers enkel rekenen op subsidies indien ze ook media-aandacht krijgen.
Een ander element dat vaak gebruikt wordt bij het afwijzen van subsidieaanvragen voor recreatieve sportmanifestaties is dat dergelijke evenementen eigenlijk behoren tot hun basiswerking, waarvoor ze reguliere subsidies moeten gebruiken. Dezelfde redenering wordt echter niet toegepast op de topsportmanifestaties. Unisportfederaties kunnen wel extra subsidies krijgen voor de topsportmanifestaties die tot hun basiswerking behoren, namelijk de organisatie van Belgische en Europese kampioenschappen.
Het oneigenlijke gebruik van de sporttakkenlijst heeft bovendien vaak tot gevolg dat recreatieve sporten uit de boot vallen. Seniorensport bijvoorbeeld, wat heel belangrijk is in de benadering van de breedtesport, valt uit de boot omdat het niet op de sporttakkenlijst staat. Daardoor komt het bijvoorbeeld ook niet in aanmerking voor een programma als Vlaanderen Sportland.
Ik wil dit thema nog even verder en breder aankaarten, omdat dit niet het enige dossier is waarbij de recreatieve sporten ongelijk behandeld worden in vergelijking met de topsporten. Mensen moeten meer en meer bewegen, daarover is iedereen het eens. Dat kan door het steunen van kleinschalige projecten, maar ook door het uitbouwen van voorbeeldevenementen. Naast de 20 kilometer van Brussel kunnen ook nog andere, laagdrempelige voorbeeldevenementen op een brede basis gepropagandeerd worden.
Essentieel is en blijft ook de grote financiële discrepantie tussen de betoelaging van de unisportfederaties en de recreatiesportfederaties via het decreet. Ook dat aspect moeten we zeker mee in rekening brengen bij de evaluatie van het decreet. Ik zou erop willen aandringen, mijnheer de minister, om initiatieven te nemen om die discrepantie weg te werken, met als enige bedoeling meer mensen ertoe aan te zetten om regelmatig te bewegen. De recreatieve federaties voelen zich op dit ogenblik helemaal in de hoek gedrongen.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mevrouw Fournier, zoals u zelf aangeeft heb ik in 2007 een vrij drastische wijziging doorgevoerd in verband met de financiële ondersteuning van topsportmanifestaties De formulering van strikte subsidiëringscriteria werd ingegeven door de noodzaak om de ontstane wildgroei van sportmanifestaties, en de daaruit voortvloeiende versnippering van kredieten, aan te pakken. Ik erken dat dit een moeilijke oefening was. Niettemin was het noodzakelijk de efficiënte besteding van middelen te laten primeren op historisch gegroeide realiteiten en een duidelijk onderscheid te maken tussen topsportmanifestaties en ?Sport voor Allen´-manifestaties. Die noodzaak werd in het verleden ook al opgemerkt door de controle-instanties die advies moeten verstrekken bij de besteding van de Vlaamse overheidsmiddelen.
Voor wat betreft topsportevenementen werd het aantal manifestaties beperkt tot grote manifestaties die een hoge sportieve waarde, de deelname van de internationale top en een grote uitstraling naar een breed publiek kunnen garanderen.
Topsport Vlaanderen is een kwaliteitslabel, en ik kan die hoge kwaliteitsquotering en de aanzienlijke kwaliteitszorg enkel handhaven door resoluut voor grote manifestaties te kiezen. Dat is trouwens ook het standpunt van de dienst Communicatie binnen het departement DAR. Als een dergelijke filter niet wordt ingebouwd, zou het aantal aanvragen opnieuw spectaculair toenemen en dreigt het kwaliteitslabel Topsport Vlaanderen opnieuw verloren te gaan.
In 2008 blijven dezelfde criteria behouden voor het toekennen van subsidies aan evenementen van Topsport Vlaanderen. Een extra criterium, namelijk ?evenementen die passen in het topsportbeleid´, wordt toegevoegd. Sport voor Allen-manifestaties worden ondersteund via één enkel kanaal, namelijk dat van Sportend Vlaanderen.
Begin 2007 gaf ik het bijbehorende subsidiereglement een duidelijke en niet voor de hand liggende oriëntatie. Ik koos resoluut voor het bevorderen van de participatie van groepen die minder gemakkelijk tot sporten komen: personen met een handicap, mensen in armoede, personen met een etnisch diverse culturele achtergrond, senioren en dergelijke meer. Het is de bedoeling om die kansengroepen te stimuleren om meer en beter te sporten. Via dit kanaal wil ik financiële ondersteuning geven aan projecten die deze filosofie in de praktijk omzetten.
Zoals u hoort, collega´s, heb ik ervoor geopteerd om, passend binnen mijn tweesporenbeleid voor sport, twee eenvoudige en heldere reglementen uit te werken, waarbij ik op basis van duidelijke criteria financiële ondersteuning verleen aan evenementen die beantwoorden aan de gekozen prioriteiten. Ik geloof sterk in de meerwaarde van die afbakening ten voordele van de efficiënte besteding van de beschikbare financiële middelen.
Die expliciete keuze betekent inderdaad dat niet alle sportevenementen op financiële steun vanuit Vlaanderen kunnen rekenen. Ik besef dat ten zeerste en ben zeker niet ongevoelig voor de signalen en verzuchtingen uit de Vlaamse sportsector hieromtrent. Ik ben altijd bereid om te onderzoeken of en hoe een bijkomend ondersteuningsmechanisme voor andere sportmanifestaties gerealiseerd kan worden. Ook hier zal dan echter een duidelijke beleidsafbakening moeten gebeuren aan de hand van welomlijnde criteria. Zo niet zetten we de deur opnieuw open voor aanvragen voor ondersteuning van duizenden, op zich zinvolle, sportinitiatieven her en der in Vlaanderen.
Als kanttekening wil ik opmerken dat het ondersteunen van recreatieve sportmanifestaties een gedeelde verantwoordelijkheid is, zowel van de verschillende beleidsniveaus als van de sportfederaties die in hun basisopdracht sportpromotie en de organisatie van recreatieve evenementen vervat zien.
Ondanks een stijging van het budget voor sport met 59 percent in deze legislatuur, volstaan de beschikbare middelen nog altijd niet om alle sportevenementen die her en der in Vlaanderen plaatsvinden duurzaam te ondersteunen. Gelukkig worden er ook nog heel wat initiatieven genomen die niet rekenen op een ondersteuning van de Vlaamse Gemeenschap. Het volstaat de budgetten van de ons omringende landen te analyseren om te beseffen dat het voeren van een sportbeleid in Vlaanderen inhoudt dat er prioriteiten moeten worden gesteld en keuzes moeten worden gemaakt.
Op basis van mijn beleidsbrief Sport, en de bijbehorende begroting voor 2008, zal het u duidelijk zijn dat de marge waarover ik beschik om bijkomende subsidies toe te kennen, in ieder geval voor de prioriteiten die we hebben gelegd, op dit ogenblik uiterst beperkt is. Indien een extra ondersteuningsmechanisme in het leven wordt geroepen, zal dit in de eerste plaats afhangen van de beschikbare middelen die ik probeer vrij te maken. Het is een kwestie van prioriteiten. Ik heb het al vaak gezegd: zelfs indien we erin slagen in deze legislatuur een forse verhoging van de middelen te realiseren, is er op zijn minst nog een legislatuur nodig om dit verder te zetten en om aan alle behoeften tegemoet te komen.
Mevrouw Martine Fournier: Mijnheer de minister, ik sta volledig achter de criteria die u gebruikt voor topsportevenementen. Daar is geen discussie over mogelijk.
Ik betreur dat die verenigingen eind 2006 nogal laat verwittigd zijn. Er is pas in november of december een brief verstuurd. Dat was jammer voor de activiteiten die in februari of maart plaatsvonden. Ik hoop dat alsnog ergens een budget kan worden gevonden en criteria kunnen worden uitgewerkt om die subevenementen, of hoe we ze ook willen noemen, te subsidiëren.
De voorzitter: De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens: Mijnheer de voorzitter, ik zou de minister willen vragen meer aandacht te besteden aan de discrepantie die door de dubbele benadering is ontstaan. Ik zal in dit verband overigens nog een schriftelijke vraag indienen.
Minister Bert Anciaux: Ik heb veel begrip voor de vraag inzake de discrepantie. Iedereen weet dat er binnen de sportwereld duidelijk verschillende kampen bestaan. Het zou echter mogelijk moeten zijn om een aantal discrepanties weg te werken. Ik blijf de recreatieve sportfederaties als een zeer belangrijk onderdeel van de sportsector en van het sportbeleid beschouwen. Ze zijn partners in het Sport voor Allen-beleid. Het decreet is evenwel wat het is. Mijns inziens is er binnen de sportwereld momenteel geen bereidheid om het decreet fundamenteel aan te passen en om iets te wijzigen aan die opsplitsing. We zullen bij het schrijven van de uitvoeringsbesluiten rekening moeten houden met deze vraag.
De voorzitter: Het incident is gesloten.