Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 11/10/2007
Vraag om uitleg van de heer Jos Stassen tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over het voornemen om het Steunpunt voor Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk SoCiuS af te schaffen
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de minister, het behoort tot de kerntaken van een minister om zaken op te richten en af te schaffen, dat wil ik niet in twijfel trekken. Ik ga er wel van uit dat de oprichting of afschaffing van dergelijke zaken past binnen een beleid. De aanleiding voor mijn vraag is de onrust die ontstaan is rond uw voornemen om SoCiuS af te schaffen. U had dat al enigszins geïnsinueerd in uw beleidsbrief 2007, en ook het feit dat er in de zogenaamde bovenbouw al een aantal herschikkingen bezig zijn, wees in dezelfde richting.
Ik stel deze vraag omdat ik graag klaarheid zou krijgen over de plannen voor de bovenbouw van het cultuurbeleid in Vlaanderen. Door het beter bestuurlijk beleid is er enerzijds een taakafbakening binnen de administratie tussen het departement - de beleidsvoorbereiding - en de agentschappen - de uitvoering en controle.
In het begin van de vorige legislatuur hebben we een discussie gehad met onze toenmalige collega, mevrouw Van Hecke, over de verschillende functies in de bovenbouw. Er moet een duidelijke opdeling worden gemaakt tussen de belangenbehartiger enerzijds en het steunpunt anderzijds. Ik volg die lijn nog steeds. De belangenbehartiger wordt beheerd door een sector die ermee samenhangt. Bij de podiumkunsten is de directie van de podiumkunsten de belangenbehartiger. Bij het sociaal-cultureel werk is dat de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk, de FOV. Daarnaast zijn er steunpunten die beleidsondersteunend kunnen werken voor een sector, maar die niet aan belangenbehartiging moeten doen.
Mijnheer de minister, tijdens de vorige legislatuur hebt u een groot aantal steunpunten opgericht. Sommigen hadden het over een Mexicaans leger. Moeten die steunpunten niet een bepaalde omvang hebben om een bepaalde sector te kunnen dekken? Niet alleen kleine subsectoren moeten steunpunten hebben. Er was al het Vlaams Theater Instituut. SoCiuS was op zich een sterk steunpunt. U hebt hetzelfde gedaan in de jeugdsector met het steunpunt Jeugd.
Mijnheer de minister, het landschap werd duidelijk uitgetekend. Er was een opdeling tussen het departement en de agentschappen. Daarnaast is er een vrij duidelijke bovenbouw in het cultuurbeleid. Het is goed dat wordt nagegaan of de verschillende steunpunten op een meer structurele manier kunnen samenwerken of eventueel samengaan. Als u die evolutie kunt ondersteunen, is dat een goede zaak.
Op zich is het goed dat er een duidelijk onderscheid is tussen wat de administratie, die voor u werkt, doet en wat de steunpunten, die voor de sectoren en subsectoren werken, doen. Daarnaast is er nog de belangenbehartiger, die het beleid en het parlement opjaagt en de juiste vragen stelt om de belangen van een bepaalde sector of subsector te verdedigen.
Mijnheer de minister, er is nu enige onrust bij SoCiuS. Die mensen panikeren niet snel. De onrust moet dus wel enige grondslag hebben. Als daar iets van aan is, zou ik graag het plan zien waarin u aangeeft wat u wilt organiseren. Ik heb begrepen dat er naar aanleiding van die onrust overleg is gepleegd met een aantal betrokkenen. Het is ook logisch dat met de politieke verantwoordelijken wordt bekeken hoe een en ander moet worden aangepast.
U hebt in een brief geschreven dat er niet moest worden gepanikeerd. Het is belangrijk dat u zo snel mogelijk duidelijkheid schept en aangeeft of er op korte termijn iets zal gebeuren. Als dat zo is, vraag ik u meer uitleg te geven. Als er helemaal niets verandert, moet u dat ook zeggen. Als u de bovenbouw wilt herstructureren, kunt u dan op zijn minst de timing geven en verduidelijken welke aanpak u voorstaat? Wordt SoCiuS afgeschaft? Uit uw brief maak ik op dat dit niet zal gebeuren. Waar komt het gerucht vandaan? Is er een plan? Zo ja, wat houdt het in? Wanneer zal het er zijn?
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, collega's, in de mate van het mogelijke zal ik duidelijkheid verschaffen. Ik heb geen geheim plan.
In 2001 en 2002 was er terecht kritiek. Het cultureel veld werd versterkt via een forse investering in de bovenbouw, steunpunten en dergelijke meer.
Mijnheer Stassen, u had het toen over een Mexicaans leger. Ik heb dat ook nooit ontkend. Voor het einde van deze legislatuur wil ik een performant leger, een performante structuur, maar zeker geen Mexicaans leger. Na enkele jaren moet er inderdaad worden nagegaan hoe we een betere samenwerking tot stand kunnen brengen zonder dat op enigerlei wijze wordt bespaard. We willen zorgen voor een versterking, en niet voor een besparing.
Die gesprekken zijn al ver gevorderd op verschillende domeinen. Bijvoorbeeld in het domein van erfgoed gaan we van twee steunpunten - Culturele Biografie Vlaanderen en het Vlaams Centrum voor Volkscultuur - naar één steunpunt voor erfgoed. De twee steunpunten werken daar zeer nauw rond samen en bereiden dit zeer grondig voor. We gaan naar een verregaande structurele synergie tussen het steunpunt Cultuur Lokaal en het Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken met een gezamenlijke huisvesting en dergelijke meer. Ook hier ontstaat een verregaand samenwerkingsverband. Er is een geplande herstructurering op het gebied van kunsten. We gaan naar samenwerkingsverbanden tussen alle kunstensteunpunten. Ik spreek niet over een fusie, maar soms zijn het fusies, soms samenwerkingsverbanden. Ook op het gebied van participatie en op het gebied van nieuwe taakstelling en verankering van samenwerking, is er bijvoorbeeld de samenwerking of de fusie tussen Kunst en Democratie en Cubido in een nieuwe instelling rond participatie. Ik ben er misschien nog een vergeten, maar op vele terreinen is er die samenwerking.
De vraag stelt zich of we dit ook doen in het sociaal-cultureel werk. Ik heb daar geen uitgewerkt plan rond. Het laatste wat ik wil is onrust. Ik wil dus heel uitdrukkelijk stellen dat er geen project wordt opgestart of geen beslissing wordt genomen tegen de sector in. Binnen de sector heeft ook niet iedereen dezelfde mening. In de schoot van de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelinsgwerk (FOV) zijn er twee scholen. Een 'zuivere' school van de belangenbehartiger - waar ik vroeger toe behoorde - zonder link met de overheid. Dat puur zuivere hebben we intussen wat overschreden, maar het leeft toch wel. Een andere school zegt dat FOV toch wel goed draait en wil wel bijkomende steunpuntachtige taken vervullen. Er is dus discussie. Ik denk dat er voor beide iets te zeggen is. Ik denk dat men goed moet nadenken en dan het gesprek moet voeren.
Hetzelfde met SoCiuS. In het veld zijn verschrikkelijk grote voorstanders en verschrikkelijk grote tegenstanders te vinden van de werking van SoCiuS. Ikzelf heb nogal vertrouwen in de werking van SoCiuS. Maar misschien kan er een betere samenwerking komen met FOV. Is dat wenselijk of niet-wenselijk? Dat laat ik open.
Er is een derde speler, Kwasimodo. Ik denk dat er wel een vrij grote consensus is over het feit dat de specifieke opdracht die Kwasimodo heeft gespeeld en goed heeft gespeeld, voor een stuk afgelopen is. Kwasimodo is structureel ingebed in de werkzaamheden van alle steunpunten. Kan er dan niet overgegaan worden tot een fusie, tot een samenwerking of tot een overheveling? Nogmaals, ik ga dat niet doen tegen de sector in. Dit is geen besparingsoperatie, ik wil geen mensen laten afvloeien, ik wil alleen door de betrokkenen zelf laten onderzoeken of er synergieën en extra dynamieken kunnen ontstaan. Ik wil in de 22 maanden die mij nog resten, een duidelijk signaal geven aan de sector van het sociaal-cultureel werk en waar mogelijk de sector nog versterken, zuurstof geven en minder planlast. Ik denk dat daar mogelijk een idee van een bovenbouw bij kan horen, maar helemaal niet om onrust te creëren of mensen de indruk te geven dat we iets willen afschaffen of hun job in gevaar willen brengen.
De piste om erover na te denken, bestaat. De onrust over die piste is ongegrond. Er is geen wenselijke piste mogelijk die gebaseerd is op negatieve gevoelens of onrust bij de betrokkenen zelf, want dan hebben we geen extra dynamiek gerealiseerd maar eerder een negatieve procedure ingezet.
Ik wil samen met de sector onderzoeken of er geen versterking mogelijk is. Indien er geen consensus over kan zijn, zal er al veel moeten gebeuren om mij van een voorstel te overtuigen dat beter zou zijn dan het huidige.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik heb begrepen dat, wanneer de sector zelf initiatieven neemt tot samenwerking, u alles zult doen om dat te ondersteunen. Ik vind dat een goede zaak. U schrijft in uw brief dat u overleg zult plegen en verkenningen zult doen. Dat is blijkbaar een nieuwe term gebaseerd op de huidige politieke gebeurtenissen. Het is belangrijk dat u dat signaal geeft en dat u dit zo snel mogelijk concretiseert. U zegt dat u destijds de sector hebt getekend maar u stelt zich zelf heel wat vragen over een eventuele uitbreiding van het takenpakket van de FOV en de eventuele hertekening van SoCiuS. Die organisaties zijn vragende partij om met u die discussie aan te gaan. Ofwel stopt u de zaak en blijft alles zoals het was, ofwel maakt u de zaken concreter zodat de organisaties zich kunnen voorbereiden op de discussie. Verder is er ook de vraag of het goed is om zo snel het steunpunt dat gefocust was op deze twee sectoren, weg te halen. We moeten ons ook afvragen of er een samenwerking of synergie moet zijn met andere steunpunten, bijvoorbeeld uit de jeugdsector.
Tot slot blijkt uit heel het debat dat eraan gedacht wordt om binnen het agentschap een kenniscentrum op te richten ter versterking van de administratie. Is dat een gerucht? Is het effectief zo dat de kennis inzake de beleidsvoorbereiding wordt weggehaald uit de agentschappen, ten voordele van de sector of van het departement? Klopt het dat dit gemis nu al wordt aangevoeld?
Minister Bert Anciaux: Die optie is nog niet concreet. Daarover heeft nog geen enkele vergadering of gesprek plaatsgevonden.
De heer Jos Stassen: Hebt u enig idee wanneer die gesprekken zullen starten?
Minister Bert Anciaux: Daar moet eind dit jaar duidelijkheid over zijn. Daar zal iedereen bij gebaat zijn. Dat betekent niet dat het debat daarmee definitief wordt afgesloten. Wanneer het decreet wordt geëvalueerd, zal ook dat deel worden bekeken. Wat mij betreft, wordt het daar zelfs van losgekoppeld
De heer Jos Stassen: Het wordt geen onderdeel van een decreet?
Minister Bert Anciaux: Als dat al zo zou zijn, dan wordt het een apart luik. Verdere specifiëring volgt later.
De heer Jos Stassen: En er komt ook geen verdere specifiëring in de beleidsbrief 2008?
Minister Bert Anciaux: Die komt later, na de discussie. Het is natuurlijk wel mogelijk dat dit in het kader van de begrotingsbesprekingen aan bod komt tijdens de begrotingscontrole.
De voorzitter: Het incident is gesloten.