Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 04/10/2007
Vraag om uitleg van de heer Jos Stassen tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over het uitbetalen van het saldo voor 2006 aan de organisaties in het sociaal-cultureel werk
Vraag om uitleg van de heer Dany Vandenbossche tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de indexering van de subsidies in de sociaal-culturele volwassenensector
De voorzitter: De heer Stassen zal ook namens mezelf deze vraag stellen.
De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, ik zal mijn uiterste best doen om het vertrouwen van de voorzitter niet te beschamen. Twee elementen liggen aan de basis van deze vraag. De eerste is de vaststelling dat Vlaanderen baadt in een budgettaire weelde; de tweede is het contract dat de overheid is aangegaan met de organisaties in het sociaal-cultureel werk.
In september werden triomfantelijke berichten over de budgettaire gezondheidstoestand van Vlaanderen de wereld ingestuurd. Wellicht zijn ze juist. Vlaanderen zal in 2008 schuldenvrij zijn. Het investeringsbudget van deze regering zal groter zijn dan dat van de periode 1999 tot 2004. Vlaanderen is de belangrijkste factor in het bereiken van de stabiliteits- en Maastrichtnorm. In elk geval is het duidelijk dat er in Vlaanderen geen gebrek aan geld is.
Als laatste punt wil ik daaraan toevoegen dat de grote politieke families blijkbaar hebben afgesproken om het geld van de meerjarenbegroting onder elkaar te verdelen, in functie van de verschillende bevoegdheidsterreinen. Dat is een politieke afspraak. Men kan dus niet zeggen wat men misschien in de jaren negentig had kunnen zeggen. Men kan niet zeggen dat men iets wil realiseren, maar dat er geen geld is. Daarover zijn we het eens.
Een ander punt is het contract dat de overheid in april 2003 met de organisaties in het sociaal-cultureel werk voor volwassenen is aangegaan. Toen zijn een aantal belangrijke wijzigingen aan het landschap van het sociaal-cultureel werk aangebracht. Ook het werken met beleidsplannen, kwaliteitsnormen en commissies en dergelijke werd aangepakt. In ruil voor de engagementen van de sector is toen afgesproken dat de sector vanaf dan een hele beleidsperiode met rust zou worden gelaten. Die rust impliceert de zekerheid dat men zou kunnen voortwerken, wat dus betekent dat de inkomsten gegarandeerd zouden zijn.
Het is bijgevolg vreemd dat de overheid per brief de beslissing heeft meegedeeld dat de indexering van de subsidies voor 2006 lager uitvallen dan wat men op basis van de indexevolutie had kunnen verwachten. Als de cijfers van de belangenvereniging juist zijn, dan gaat het om ongeveer 2,2 percent minderinkomsten voor het jaar 2006. Ik veronderstel dat u in uw antwoord een eigen interpretatie zult geven over wat de index nu precies inhoudt. Er zijn natuurlijk verschillende indexen. Toenmalig minister van Begroting Demeester heeft, toen het budgettair minder goed ging, een en ander gecorrigeerd. Minister Van Mechelen heeft in 2004 gezegd dat de overheid slechts tien twaalfden zou uitbetalen.
Minister Bert Anciaux: Dat gebeurt niet meer.
De heer Jos Stassen: Inderdaad. Ik zeg dit alleen maar om aan te geven dat men de index op verschillende manieren heeft gedefinieerd en toegepast.
In elk geval is het duidelijk dat de overheid zich niet aan de afspraken houdt die zijn aangegaan voor de uitbetaling van subsidies. Het saldo voor 2006 zou bijna 1 miljoen euro bedragen. In feite is het meer, want de nieuwe ?berekening´ betekent dat ook voor 2007 en 2008 die vermindering met 2,2 percent wordt gehandhaafd. Elke organisatie kan zelf cijfermatig nagaan dat de overheid zich niet aan het contract heeft gehouden. Het getekende contract staat gelijk met het decreet en alle uitvoeringsbesluiten waarin staat dat de Vlaamse overheid de uitbetalingen indexeert. In het decreet staat vermeld op welke wijze de indexering moet verlopen. De Vlaamse overheid heeft zich daar niet aan gehouden.
Mijnheer de minister, is de informatie die ik heb verkregen correct? Vanwaar komt deze eenzijdige beslissing om de indexering van de enveloppe slechts beperkt toe te passen? Het gaat over het saldo van 2006. De logische vraag is dan ook of dit in 2007 wordt rechtgezet. Of zal dit in de volgende beleidsperiode gebeuren?
Is in de begroting 2007 op de vier posten voor het decreet voor sociaal en cultureel werk in voldoende middelen voor indexering voorzien? Gedurende een aantal jaren is de index laag gebleven, maar nu stijgt de index van de levensduurte. Er moet nu worden uitbetaald volgens het contract van het decreet.
Aangezien u waarschijnlijk al bezig bent met de opmaak en de concrete invulling van de begroting van 2008, is de logische vraag of nu wel in een correcte en integrale toepassing van de uitbetaling van de index op basis van het decreet van april 2003 wordt voorzien.
De heer Dany Vandenbossche: Het is belangrijk naar het artikel van het betrokken decreet te kijken. Het is een aantal jaren geleden per amendement gewijzigd.
Alle in dit decreet bedoelde subsidie-enveloppen worden vanaf 1 januari 2003 gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.
Er is toen al een discussie gevoerd over de vraag welke index zou worden toegepast. Aan de hand van de berichten die het FOV heeft verspreid, bleek - zoals de heer Stassen stelde - dat voor het saldo van 2006 minder is uitgekeerd dan de sector verwachtte. Het is logisch dat de sector heeft gereageerd.
De voorzitter: De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva: Ik sluit mij aan bij de vragen van de heren Stassen en Vandenbossche. Ik ben wel nieuw in het halfrond, maar het lijkt mij vreemd dat over een ogenschijnlijk eenvoudige vraag als een indexberekening zoveel commotie ontstaat. De sector kreeg voor 2005 blijkbaar de aanpassing die zij verwachtte. Dat was niet het geval voor het jaar 2004, en nu weer niet voor het jaar 2006. Er is dus een vorm van rechtsonzekerheid ontstaan wat vervelend is voor de verenigingen. Een correcte berekening van de index en het verkrijgen van de juiste bedragen zijn geen gunst, maar een fundamenteel recht in hoofde van een gesubsidieerde vereniging. Ik sluit mij daarom aan bij de gestelde vragen.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Alvorens een antwoord te geven op de gestelde vragen, wil ik het eerst kort hebben over de budgettaire situatie.
Het zou me verwonderen dat de heer Stassen in naam van alle leden van de commissie sprak. De minister van Begroting heeft in de Septemberverklaring nog eens benadrukt dat het idee? dat er in Vlaanderen te veel geld is, slechts een fabeltje is. Er is geld, maar er is niet te veel geld. Er is geld omdat deze Vlaamse Regering, maar ook de vorige Vlaamse Regering, zowel in 2004 als in 2005 en ook in 2006 meer inspanningen heeft geleverd in het kader van de solidariteit binnen dit land dan wat er normalerwijze diende te gebeuren, waardoor er extra ruimte is vrijgekomen voor 2007 en 2008. Het is geen luxe, maar een bewuste keuze.
Wordt dit geld verkaveld en binnen de partijen verdeeld? In tegenstelling tot de 170-jarige traditie in dit land is dat niet zo. Het is de eerste keer in 170 jaar dat in het regeerakkoord ook een financiële verdeling voor de prioriteiten is opgenomen. In het kader van een meerjarenbegroting stellen dat het geld zomaar wordt verdeeld tussen de politieke partijen is niet juist. Er is grondig over gediscussieerd. Er kunnen natuurlijk wel nieuwe accenten worden aangebracht. Dat gebeurt ook waar zich noden voordoen. Ik wijs erop dat ikzelf een engagement uit het verleden in 2005 heb gerealiseerd. De belofte van 100 miljoen frank extra voor het sociaal-cultureel werk is in 2005 gestand gedaan.
Het is meer dan frustrerend voor een beleidsvoerder dat, indien hij politieke en inhoudelijke accenten wil leggen - en voor mij is dat onder meer zuurstof geven aan het verenigingsleven -, die zuurstof zou opgaan in een foutieve regelgeving. Indien dit verhaal klopt, zou de zuurstof die we geven gewoon worden afgeleid naar fouten die misschien zijn gebeurd door te weinig recurrente financiering van de sector.
Nu kom ik bij de vragen. Eerst de voorgeschiedenis. Het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-culturele volwassenenwerk, voorziet in artikel 47 in de indexering van de subsidie-enveloppe van de organisaties. Dat artikel zegt: ?Alle in dit decreet bedoelde subsidie-enveloppen worden vanaf 1 januari 2003 gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993, ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen?.
Collega´s, dit lijkt ingewikkeld, maar het voordeel van deze ingewikkeldheid is dat men exact weet waarover het gaat. Het is één index, en niet een kwestie van keuzes. Het gaat er ook niet om of men iets geeft of niet, er is een wettelijke verplichting. Zoals de heer Delva heeft gezegd, is er een recht voor de verenigingen. Ik wijs er trouwens ook op dat dit decreet geen clausule bevat - als vrijgeleide vanuit het parlement aan de regering, zoals die bij de overgrote meerderheid van de decreten aanwezig is -, waarin staat dat alle engagementen van het decreet afhankelijk zijn van de budgettaire enveloppe die in de begroting is opgenomen. Dat staat niet in dit decreet.
De vaststelling van die subsidie-enveloppe leidde voor het jaar 2006 tot een besteding van het krediet, dat onvoldoende resterend krediet overliet om een volledige indexering van de subisdie-enveloppen mogelijk te maken, zoals dat voor het werkjaar 2005 gebeurde. Brieven die naar aanleiding van de vaststelling van de saldi voor de werking 2006 aan de organisaties werden toegezonden, maken melding van het toegepaste indexeringspercentage, zoals dat ook voor het werkjaar 2005 voor de meeste organisaties is gebeurd. Ook toen ging de communicatie niet verder dan een mededeling van het toegepaste indexpercentage, zonder verdere duiding of uitleg.
Op basis hiervan was de sector gealarmeerd en stuurde hij mij en mijn administratie brieven met de uitdrukkelijke vraag dit op te lossen. Omdat onder meer het VOF in deze brief spreekt over een inlevering van bijna een miljoen euro, heb ik mijn administratie vanzelfsprekend gevraagd om een en ander grondig uit te spitten.
Om de toepassingen voor het bepalen van de index binnen dit decreet te situeren, kan ik niet anders dan van start te gaan met wat technische duiding. Zoals u wellicht weet, publiceert het ministerie van Economische Zaken elke maand het indexcijfer van de consumptieprijzen en de gezondheidsindex. Beide indexen zijn maatstaven voor de algemene prijsontwikkeling en bijgevolg voor de inflatie.
Sinds 1994 bestaat er in ons land, naast de gewone consumptieprijsindex, ook de zogenaamde gezondheidsindex, die rekening houdt met de prijzen van alcohol, benzine en tabak. Die houdt er rekening mee door ze er juist uit te halen en houdt er dus geen rekening mee. De gezondheidsindex is ingevoerd om het effect van de wispelturige olieprijzen gedeeltelijk uit de prijsindex te weren, maar ook om te verhinderen - terecht - dat accijnsverhogingen op tabak, alcohol en brandstoffen door de overheid, aanleiding zouden geven tot een loon-prijsspiraal.
Aan alle basisallocaties van de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap wordt een unieke indexcode toegekend. Hierop baseert de overheid zich om jaarlijks, naar aanleiding van de opmaak van de begroting, de grootte van het bedrag te bepalen dat aan elke basisallocatie kan worden toegekend om de evolutie van het algemeen prijspeil op te vangen. Momenteel zijn binnen de Vlaamse administratie 56 indexcodes in gebruik. De indexcode wordt aan een bepaalde basisallocatie gekoppeld op basis van de regelgeving. Dit gebeurt dus niet willekeurig, maar op basis van wat er in reglementen, besluiten en decreten staat en die het krediet op die basisallocatie bepalen.
De afdeling Budgettering beschikt hiertoe over een databank waarin voor de basisallocaties van de uitgavenbegroting het indexeringsmechanisme refererend aan de regelgeving beschreven staat. Zo gaat men na wat het loon- en werkingspercentage in percenten is van het krediet dat op een bepaalde basisallocatie is ingeschreven. Op basis hiervan kan een krediet op een basisallocatie worden opgesplitst in een loonkrediet en een werkingskrediet. Dat is van groot belang, omdat loon- en werkingkredieten mogelijk op een andere manier worden ge?ndexeerd. Zo zijn er voor de werkingskredieten vijf verschillende indexeringsmechanismen en voor de loonkredieten zes, allemaal afhankelijk van de juiste regelgeving en de decretale bepalingen die daarvoor van toepassing zijn.
In België is de ontwikkeling van de lonen en de meeste sociale uitkeringen gekoppeld aan de ontwikkeling van de inflatie. In de meeste gevallen worden de lonen aangepast als de prijzen met 2 percent zijn gestegen. Die drempel van 2 percent wordt aangegeven door de zogenaamde spilindex. Voor de vergelijking met de spilindex wordt uitgegaan van de gemiddelde gezondheidsindex over de jongste 4 maanden, het zogenaamde voortschrijdende gemiddelde. Als dat gemiddelde gelijk is aan of hoger is dan de spilindex, worden de lonen en de sociale uitkeringen aangepast. De spilindex die Economische Zaken publiceert, wordt gebruikt voor de aanpassing van de ambtenarenwedden en ook van de sociale uitkeringen.
Een aantal kredieten in de Vlaamse begroting worden ge?ndexeerd aan de hand van het indexeringsmechanisme dat voor de lonen van de ambtenaren wordt toegepast. Het principe hierbij is dat de tweede maand nadat het voortschrijdende gemiddelde van de gezondheidsindex de waarde van de spilindex heeft overschreden, de lonen toenemen met 2 percent. Dit betekent dat er een budgettaire weerslag is in het jaar van de overschrijding van de spilindex, behalve natuurlijk als die wordt overschreden in de laatste 2 maanden van het jaar. Dan is dat effect er het jaar erop.
Op basis van de in de begroting toegekende code wordt voor elke basisallocatie bepaald of gebruik wordt gemaakt van de loonprovisie of niet. Voor iedere basisallocatie die de loonprovisie volgt, wordt het net beschreven mechanisme toegepast op het loonaandeel van de basisallocatie in kwestie. Dan bekomt men het bedrag dat vanuit de indexprovisie op het begrotingsprogramma 24.6 moet worden herverdeeld naar de functionele basisallocaties. Het jaar volgend op de provisieverdeling moet de weerslag vanzelfsprekend volledig worden meegerekend, gedurende 12 maanden.
Ik geef een voorbeeld. Het gaat over de basisallocaties waarop de sociaal-culturele organisaties subsidies ontvangen. In 2006 was dat nog één basisallocatie, die we ondertussen voor de duidelijkheid hebben opgesplitst, namelijk basisallocatie 33.04 op programma 45.2. Bij de jaarlijkse begrotingsopmaak door de Vlaamse overheid wordt, op basis van de regelgeving waaronder sociaal-culturele organisaties ressorteren en de voornoemde regels, de volgende indexformule toegepast. De personeelskosten vertegenwoordigen 75 percent in het ingeschreven krediet van het vorige begrotingsjaar, en dus in de aan de organisatie toegekende individuele subsidie-enveloppe. Op dit deel wordt de volledige gezondheidsindex van 2 percent toegepast. Voor de overige 25 percent van het krediet van het voorgaande jaar wordt een aangepaste index toegepast, die overeenstemt met 75 percent van 75 percent van de gezondheidsindex van 2 percent.
Uit de concrete praktijk blijkt nu dat mijn administratie in de toepassing van de jaarlijkse indexering op een - luister goed - te gulle wijze is omgesprongen met de kredieten. Niet enkel werd rekening gehouden met de index van de consumptieprijzen in plaats van met de gezondheidsindex, maar bovendien werd niet alleen de spilindex in rekening gebracht, maar de volledige index. Door de discrepantie tussen de toegepaste indexformule bij de begrotingsopmaak, die de wettelijke formule is, en de te ruime toepassing door de administratie, ontstond in het voorbije jaar een zogenaamd ?krediettekort om de volledige index te kunnen uitbetalen´. Niet is echter minder waar, zo blijkt na onderzoek. Bij een correcte toepassing van de indexering - en er is maar één correcte toepassing - zou er in 2004 voor de hele sector op een totaalbedrag van 41.962.000 euro een tekort zijn geweest van 277.901,92 euro. In 2005 werd echter op basis van de te ruime toepassing 682.335,83 euro te veel uitgekeerd. Voor 2006 was er dan weer een effectieve niet-indexering voor 282.455,83 euro, op een totaalbedrag van 46.104.000 euro. Over die 3 jaar heen, sinds de start van het nieuwe decreet, geeft dit een te veel uitgekeerd bedrag van 121.978,08 euro.
De vooruitzichten voor 2007 zijn me niet onbekend, in die zin dat voor de lopende jaren geen overschrijding van de spilindex, die de automatische loonaanpassing tot gevolg heeft en waarnaar het decreet verwijst, is voorzien. We voorzien dat die er vanaf volgend jaar zou zijn.
Is er dus een probleem of niet? De reactie van de sector heeft er alleszins toe geleid dat de fouten uit het verleden niet meer zullen worden gemaakt. Vanaf nu zal mijn administratie de indextoekenning bij de begrotingsopmaak correct volgen, wat zal leiden tot een exacte, wettelijke toepassing. Dit kan ook alleen maar tot gevolg hebben dat er een duidelijke en transparante communicatie kan worden gevoerd. Daar heeft de sector inderdaad recht op. Volgens de toepassing van de bestaande regels, rijst er dus geen probleem in de uitvoering van het decreet. Tegelijk besef ik echter dat deze overheidstechnieken niet volledig aansluiten bij de automatische toename van de levensduurte voor de organisaties. De stijgende kosten als gevolg van anciënniteitsverhogingen zijn hier een duidelijk voorbeeld van. Maar nogmaals, dit is niet bepaald in het decreet. In artikel 47 van het decreet staat alleen bepaald wat de wettelijke, enige correcte index is. Dat is wat dit parlement heeft bepaald.
Ik ben me ervan bewust dat er een ander probleem is. Ik heb er daarnet al naar verwezen. De stijging van de levensduurte kan hoger zijn dan de wettelijke indexering zoals die is opgenomen in het decreet. Dat heb ik enkele maanden geleden zelf ook aangekaart bij de sector in het kader van de evaluatie van het decreet op het sociaalcultureel volwassenenwerk. Ik besef dus voldoende dat dit geen zuiver technisch gegeven is bij begrotingsopmaak. Mijn voorstel is trouwens om in de wijzigingen aan het decreet, die voortvloeien uit de evaluatie, te voorzien dat een van de drie elementen op basis waarvan telkens bij een volgende beleidsperiode de enveloppen kunnen worden aangepast, net de stijging van de levensduurte is. Dit kan, naast de behoeften van de sector en de prioriteiten van de Vlaamse Regering, voedsel geven aan een weloverwogen aanpassing van de budgetten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Het is en blijft dan wel een politieke afweging, maar op die manier wordt het debat ook duidelijker gevoerd. Dat kan alleen maar een pluspunt zijn voor de beleidsvoering en de maatschappelijke zichtbaarheid voor en van deze sector.
In 2004 was voor dit decreet, en dus voor de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, een budget van 41.962.000 euro beschikbaar. In 2007 gaat het om 46.449.000 euro. Dat is een toename van 4.487.000 euro, waarvan in 2005 een netto groei met 2,5 miljoen euro. Hiermee heb ik de engagementen die aan de sector waren gedaan voor de uitvoering van dit decreet, ingelost.
Ik engageer me echter om een stevig dossier voor te bereiden, waarin nagegaan wordt wat de kloof is tussen de normale evoluties van de enveloppes voor de organisaties en de reële toename van de loonkosten in eenzelfde periode. Op het moment waarop we via extra middelen bij de start van het decreet én recent via planlastverlagingen bijkomende zuurstof willen geven aan de organisaties, heeft niemand er baat bij dat met deze zuurstof vooral de evoluties van de loonkosten moeten worden gedragen.
Collega´s, ik betwist formeel dat de Vlaamse Regering zich niet zou hebben gehouden aan het contract of aan het decreet. Er werd op een correcte manier in de middelen voorzien, alleen is er niet strikt genoeg en correct gecommuniceerd. Dat zal in de toekomst niet meer gebeuren. Waar het echt over gaat, is hoeveel middelen bij elke beleidsperiode nodig zijn. Ik heb me ertoe geëngageerd om een stevig dossier te maken. Via de wijzigingen in het decreet worden sowieso meer middelen vrijgemaakt omdat de planlast vermindert. We moeten nagaan of we op basis van het dossier, dat we samen met de sector voorbereiden, engagementen kunnen aangaan, waardoor in het decreet zelf de criteria worden bepaald, zodat bij de start van elke nieuwe beleidsperiode ook rekening wordt gehouden met de stijging van de levensduur bovenop de wettelijk bepaalde index die geldt voor alle lonen.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil de budgettaire discussie hier niet opnieuw beginnen. Mijn inleiding was gewoon bedoeld om te stellen dat het hier geen kwestie is van besparingen.
U hebt inderdaad de afgesproken stijging bij de start van het decreet gerespecteerd. We hebben daar ook nooit enige opmerking over gemaakt. Het ging toen om 100 miljoen frank. Ik wacht ook op de aanpassingen van het decreet van april 2003, die waarschijnlijk worden doorgevoerd via een voorstel van decreet van de meerderheid.
Ik ben het ermee eens dat er op zijn minst een probleem van communicatie is. De uitleg die u nu geeft, had op zijn minst gegeven moeten worden aan de belangenorganisatie. Ik wil echter even dieper ingaan op enkele inhoudelijke zaken. Ik kende dat decreet vrij goed toen over het onderwerp onderhandeld werd. Nu is mijn kennis ervan iets minder. Mijnheer de minister, is in de uitvoeringsbesluiten nog een verdere uitwerking opgenomen?
Minister Bert Anciaux: Neen.
De heer Jos Stassen: Is het dan zo dat op die enveloppenfinanciering, waarbij organisatie x een bepaalde enveloppe krijgt voor de werkingskosten, de personeelskosten enzovoort, artikel 47 van toepassing is?
Minister Bert Anciaux: Het gaat om de subsidie-enveloppe.
De heer Jos Stassen: Uit uw antwoord begrijp ik dat de loonstijging gekoppeld is aan de spilindex en de gezondheidsindex. Bepaalt artikel 47 dat de enveloppe moet stijgen volgens de gezondheidsindex? Of is er volgens dat artikel een opdeling tussen de werkingskosten, waarop de gezondheidsindex van toepassing is, en de personeelskosten, waarop de formule voor spilindex van toepassing is, net zoals dat gebeurt bij de overheid?
Minister Bert Anciaux: De hele financiering valt onder dat artikel. In dat artikel wordt verwezen naar KB´s en dergelijke meer. Ik heb daarnet de hele indexering toegelicht. In 2004 werd te weinig, in 2005 veel te veel, in 2006 te weinig uitgekeerd. In totaal is dat bedrag net iets te veel. De basis is de wetgeving die hierin is bepaald. De indexering en de bepalingen slaan niet alleen op lonen. De indexering, ook van de werking, is wettelijk bepaald.
De heer Jos Stassen: Er wordt verwezen naar de KB´s. Wordt dan een opdeling gemaakt tussen de lonen en de werkingskosten? U zegt dat dit zo is.
Minister Bert Anciaux: Ik heb heel uitdrukkelijk gezegd dat wat de uitvoering van het decreet betreft, de afdeling Budgettering een indexering zal hanteren die gebaseerd is op de regels en de decreten die in deze sector van toepassing zijn. Er is geen interpretatievrijheid. Alles is wettelijk bepaald. Dat zal vanaf nu ook duidelijk worden gecommuniceerd. In heel mijn antwoord wordt rekening gehouden met alle regels die van toepassing zijn.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de minister, ik vraag het u toch nog eens, zodat ik en ook andere mensen het begrijpen. Ik geef toe dat ik geen deskundige ben, maar mijn interpretatie van artikel 47 is dat er een bedrag is waarop de formule van de gezondheidsindex wordt toegepast. Dat was volgens mij de bedoeling van de decreetgever.
U zegt nu dat er een beginbedrag is en dat er bepalingen zijn over de uitvoering van de loonindexeringen. Daarna wordt een berekening gemaakt om te weten wat het aandeel van de lonen in het globale bedrag is. Daarop wordt dan de formule van de spilindex toegepast. Soms is dat 2 percent, soms is dat minder. Op de rest - gemakshalve de werkingskosten genoemd - is dan de gezondheidsindex van toepassing.
De verwarring die heerst in de sector, en misschien ook wel in de administratie van uw agentschap, is dat men dacht dat de gezondheidsindex op het totaal werd toegepast en dat de organisaties maar moesten bekijken hoe ze hun lonen uitbetaalden, inclusief de verhoging als de spilindex overschreden was. U zegt nu dat de administratie de opsplitsing wel maakt.
De afspraak was om voor de duidelijkheid de gezondheidsindex toe te passen op bedrag x, zodat je perfect kunt berekenen wat het resultaat is op het einde van het jaar. De afspraak was niet om de opdeling te maken tussen werkingskosten, waarop je de gezondheidsindex toepast, en de loonkosten, waarop de formule van de spilindex toegepast wordt.
De heer Dany Vandenbossche: Ik sluit mij graag aan bij de heer Stassen. Ik ben het opnieuw roerend eens met hem.
Minister Bert Anciaux: Cru gezegd, doet het er zelfs niet toe wat men allemaal dacht. In het decreet staat één bepaling, en die is van toepassing.
De heer Jos Stassen: Staat in die bepaling uitdrukkelijk dat er verwezen wordt naar de loonpolitiek? Neen, er staat dat verwezen wordt naar het mechanisme van de gezondheidsindex, dat de voormalige eerste minister Dehaene heeft ingevoerd in tijden van besparingen.
Het gaat hier over de duidelijkheid van wat de wetgever bedoeld heeft, en over effecten die iedereen anders ge?nterpreteerd heeft dan de administratie Budgettering. Ik wil er geen welles-nietesspelletje van maken, maar het is belangrijk dat er duidelijkheid komt. Het principe van de enveloppefinanciering draait immers net om de eenvoud.
Minister Bert Anciaux: Je kunt hier discussiëren over een aanpassing van het artikel, of over de vraag of wij onze indexeringspolitiek moeten laten afhangen van een KB, met name het KB van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989. Dat zijn allemaal interessante discussiepunten, maar men vraagt mij wat de correcte, decretale uitvoering is. Het antwoord op die vraag heb ik u gegeven.
Los daarvan wil ik graag het debat voeren over hoe eventuele aanpassingen kunnen gebeuren als daar een parlementaire meerderheid voor gevonden wordt. Voor mij hoeft de Demeester-gezondheidsindex niet per se voor eeuwig en altijd gehanteerd te worden.
Je moet eens berekenen wat het zou geven indien men geen opsplitsing meer zou maken met de personeelskosten. Ik betwijfel of dat altijd gunstig zou zijn. Maar die vrijheid is er op dit ogenblik niet. Wat ik gezegd heb, is een correcte wettelijke toepassing. Die werd weliswaar niet altijd correct uitgevoerd, maar als je de optelsom maakt van de uitvoering van het decreet tot op heden, is dat niet in het nadeel van de sector. En ik ben niet van plan om dat terug te vorderen.
De heer Jos Stassen: Ik wil hier nog even op doorgaan, aangezien de zaak werd geregeld via een voorstel van decreet en omdat het belangrijk is dat er duidelijkheid komt.
Mijn vraag blijft of de administratie Budgettering de loonkosten van een organisatie als KAV kent.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer Stassen, zo gaat u het probleem niet oplossen.
In geen enkele discussie over de index kun je het probleem van de levensduurte opvangen. Je kunt dat probleem enkel opvangen door bijkomende criteria te bepalen, zodat dit mee in rekening gebracht wordt bij de start van elke beleidsperiode. Via indexering gaat dat niet, want die houdt geen rekening met de anciënniteit en dergelijke. Daar zit het echte probleem.
De heer Jos Stassen: Voor mij schuilt het probleem in de interpretatie en de toepassing van het decreet. Het is belangrijk te weten hoe de zaak correct toegepast wordt. Een ander probleem is inherent aan de enveloppenfinanciering: als je enveloppen vastlegt, geef je een deel van de verantwoordelijkheid die vroeger bij de overheid lag, zoals de anciënniteit en dergelijke, door aan de beheerder van die organisatie. Die beheerder moet dan maar een oplossing zoeken, en dat kan via het contract.
Hier gaat het om de correcte toepassing van de indexering. Er zou moeten worden nagegaan of de interpretatie van de administratie wel de juiste is - ik betwijfel dat, omdat ze lijnrecht ingaat tegen de filosofie van enveloppenfinanciering. Indien die interpretatie toch juist blijkt, moeten we op basis van een aantal simulaties kijken hoe je de filosofie van enveloppenfinanciering kunt verzoenen met het opvangen van een aantal stijgingen via index en loonpolitiek. Zo ga je terug naar de filosofie van de decreetgevers: men wil aan het begin van de beleidsperiode aan de organisaties duidelijk kunnen zeggen over hoeveel geld ze kunnen beschikken en hoe de eventuele stijgingen opgevangen kunnen worden.
De heer Dany Vandenbossche: Het antwoord van de minister is wat het is. De minister hoort van zijn administratie hoe de berekening gebeurt. Ik vraag mij echter, net als de heer Stassen, af of de interpretatie van de administratie wel de juiste is, en ik sluit mij aan bij de vraag om dat eens te dubbelchecken.
Ofwel behouden we het mechanisme zoals het nu bestaat, ofwel gaan we naar een ander mechanisme dat door de minister wordt gesuggereerd. In dat geval zou ik graag een simulatie zien waarbij de twee naast elkaar gezet worden. Het zou immers best kunnen dat de formule die wij ooit in het decreet hebben opgenomen, nadeliger is dan een andere formule.
Ik wil eens horen wat de sector, die snel gereageerd heeft op dat schrijven, over deze redenering denkt. De initiatiefnemers van het decreet moeten bovendien eens samen zitten om na te gaan wat toen precies bedoeld werd.
De voorzitter: De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva: Ervan uitgaande dat de berekeningen van de minister juist zijn en ook correct zijn weergegeven, dan is het zo dat de hele sector op het verkeerde been is gezet omdat de administratie voor 2005 een verkeerde berekening heeft gemaakt. Daardoor zijn verwachtingen gecreëerd die niet kunnen worden waargemaakt. Ik betreur dat de sector daarvan het slachtoffer is. Gezien de commotie die hierover is ontstaan, is het nuttig om dit bij de lopende evaluatie van het decreet goed te bekijken.
De voorzitter: Het incident is gesloten.