Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 27/09/2007
Vraag om uitleg van de heer Frans Peeters tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de waterbeheersing in het Grote Netebekken
Vraag om uitleg van de heer Pieter Huybrechts tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het onvoldoende onderhoud van waterlopen in Vlaanderen
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte leden, mijn vraag gaat over de waterproblemen in de Antwerpse Kempen, en dan vooral in het Netebekken. Naar aanleiding van een recente dijkbreuk van de Grote Nete in Balen wil ik de problematiek van de waterbeheersing opnieuw op de agenda plaatsen. Tweeënhalf jaar geleden heb ik deze commissie trouwens dezelfde problematiek aangekaart. De toestand is ondertussen niet stabiel gebleven, maar heel wat erger geworden. Het ergste is natuurlijk dat, zelfs als het droog weer is en de grachten normaal geen water meer bevatten, we door het kwelwater in het bovengedeelte van de Nete bij de minste regenval worden geconfronteerd met dijkbreuken en de ellende van dien, niet alleen voor de aanpalende landbouwpercelen, maar zelfs voor woningen in de onmiddellijke omgeving.
Ik zal niet uitweiden over het stroomgebied van de Grote Nete en de deelbekkens, maar zal meteen overgaan tot het schetsen van de problematiek. Vooral de jongste 2 tot 3 jaren - dus ik heb het niet over de massale overstromingen van 1998 in het Netebekken - zijn er heel wat overstromingen geweest in de diverse Netebekkengebieden. Valleigebieden kwamen onder water te staan. Die overstromingen zijn vooral het gevolg van het niet meer ruimen van slib, meestal omdat dit slib verontreinigd is. Daardoor neemt de bergingscapaciteit jaar na jaar af. Ook - en dat wil ik toch wel benadrukken - het niet tijdig, degelijk en frequent ruimen van kruid draagt bij tot dit waterprobleem. Nog een reden is het niet onderhouden van de dijken, waardoor er bij hevige regenval voortdurend gevaar is voor dijkbreuken. Ik kan u garanderen dat sommige dijken te vergelijken zijn met een gruyèrekaas. Misschien is een plaatsbezoek nodig om de mensen daarvan te overtuigen. Het gewest draagt ter zake toch wel een verpletterende verantwoordelijkheid. Een laatste reden is uiteraard de toename van de verharde oppervlakte en de versnelde afvoer van hemelwater. Iedereen kent dat probleem voldoende.
Omdat het water en bijgevolg ook het slib van de Grote Nete verontreinigd is met zware metalen, ook een bekend probleem, wordt de bodem van de percelen die onder water komen te staan, ook met deze zware metalen verontreinigd, als gevolg van overstromingen. Daar zijn diverse rapporten over gemaakt, in opdracht van diverse gemeenten. Het gaat vooral over verontreiniging met cadmium en arseen.
De meest recente dijkbreuk toont aan dat de zuivering van de Molse en Scheppelijke Nete zo snel mogelijk moet gebeuren. Sinds een tiental jaren wordt het slib uit de waterlopen van eerste en tweede categorie niet meer geruimd. De laatste jaren wordt ook het kruid in de waterloop niet meer afdoende verwijderd. Het waterpeil zakt hierdoor nauwelijks in drogere periodes. Deze zomer hebben we dat aan den lijve kunnen ervaren. Evenmin wordt voldoende aandacht besteed aan de versteviging van de oevers. Bovendien is de regio Balen gesitueerd in een waterkwelgebied, zodat er zelfs in droge perioden veel water moet worden afgevoerd. De minste bijkomende regenval zorgt dus, zoals nu het geval was, voor problemen. Hieruit blijkt alvast dat het punt ?ophouden van water in de bovenlopen´ uit het integraal waterbeleid op dit ogenblik op een voor de landbouw maar ook voor bewoners in de onmiddellijke omgeving onaanvaardbare manier wordt ingevuld. De permanent hoog gehouden waterstand zorgt voor waterzieke gronden. Soms blijft het waterpeil zo hoog dat velden en weilanden dagenlang onder water staan, zodat maaien onmogelijk wordt en er schade wordt toegebracht aan de gewassen, terwijl er 5 jaar geleden nog geen enkel probleem was in de valleigebieden van de Nete.
Mevrouw de minister, welke dringende maatregelen denkt u te nemen om de bergingscapaciteit van de Grote Nete te herstellen? Welke initiatieven kunt u nemen om een goed en duurzaam beheer van de dijken te bewerkstelligen? Wat kunt u ondernemen zodat er tijdig en frequent kruid wordt geruimd? Welke integrale aanpak plant u op korte termijn om hogergenoemde problemen te voorkomen?
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u zult het met me eens zijn dat de ruiming van waterlopen van groot belang is in de strijd tegen overstromingen. Slibruiming zorgt immers voor het behoud van het waterbergend vermogen van de waterlopen. Een waterloop met een dichtgeslibde bedding zal zeer snel overstromen omdat hij geen opvangcapaciteit meer heeft.
De voorbije jaren zijn heel wat waterlopen in Vlaanderen, onder meer, maar niet alleen, de Molse en de Scheppelijke Nete, niet meer geruimd. Er is een zeer zware achterstand opgebouwd. In 2005 werd reeds geraamd dat er een hoeveelheid slib van 13,4 miljoen kubieke meter of ongeveer 14,6 miljoen ton droge stof geruimd moest worden. De toestand is twee jaar later niet verbeterd, wel integendeel.
Volgens de Balense burgemeester Leysen van CD&V onderhouden de provincie en het Vlaamse Gewest de waterlopen niet of onvoldoende. Het kruid wordt niet verwijderd, het slib niet geruimd en het onderhoud van dijken is onbestaande. De gevolgen hiervan zijn dijkbreuken, zelfs bij droog weer. Zo moesten begin september van dit jaar brandweermannen de bres in de Grote Nete in Balen met zandzakjes dichten. Omwonenden maken zich terecht zorgen en verwachten nog meer problemen als het regenseizoen begint. Een mogelijke oplossing bestaat erin dat het Vlaamse Gewest gronden aankoopt - overstromingsgebieden - om het water op te vangen.
Mevrouw de minister, wordt overwogen om, onder meer in Balen, gronden aan te kopen om het water op te vangen? Hoe zal daadwerkelijk een beter onderhoud van dijken en waterlopen, het verwijderen van het kruid en het ruimen van het slib, gerealiseerd worden?
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de voorzitter, ik ben blij dat u ons eraan herinnert dat deze vraag twee jaar geleden ook al is ingediend. Het gaat niet enkel om een lokaal probleem. Dit is enkel een voorbeeld. De problemen zijn het gevolg van de principes die in Vlaanderen worden toegepast.
Mevrouw de minister, het onderhoud van de dijken is een knelpunt, net zoals de bergingscapaciteit van water en de verhoging van het waterpeil. Het principe van water ophouden in de bovenloop wordt systematisch toegepast. Dat leidt vaak tot waterpeilverhogingen, met de nodige gevolgen van dien. Een ander punt is dat er verschillende projecten lopen om de ecologische toestand van waterlopen te verbeteren. Dat is op zich zeker positief. Maar ik heb al gemerkt dat bij deze grote projecten vaak het knelpunt van bergingscapaciteit niet van bij het begin wordt aangepakt. Dat lijkt me nochtans logisch. Om de ecologische situatie te verbeteren worden vaak ingrepen uitgevoerd. Het verwijderen en ruimen van kruid, slib en zandbanken is een ingreep van groot belang. Waarom gebeurt dat dan juist niet? Werken met meanderingen en vistrappen lost niets op, integendeel, ze brengen een waterpeilverhoging met zich mee. In Nederland pakt men de projecten om de ecologie van de waterlopen te verbeteren anders aan. Men neemt systematisch compenserende maatregelen om het waterpeil net niet te verhogen. Bij ons is dat blijkbaar geen bekend principe.
Is het volgens u nuttig en haalbaar dat bij dergelijke projecten dadelijk rekening wordt gehouden met de bergingscapaciteit en -problemen? Is het mogelijk om die problemen op te lossen? Moet volgens u bij de studies over ecologieverbetering gezocht worden naar compenserende maatregelen zodat het waterpeil niet automatisch stijgt?
Als het waterpeil dan toch verhoogt en aanpalende percelen overstromen, met de gekende opbrengstverliezen als gevolg, op wie kan de landbouwer dan deze kosten verhalen?
De voorzitter: Mevrouw Rombouts, dat is een ferme boterham. Ik vermoed dat de minister niet op al uw vragen zal kunnen antwoorden. U kunt het best een nieuwe vraag om uitleg indienen.
De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, ik sluit me aan bij mijn collega´s betreffende het thema van de bergingscapaciteit. Ik heb echter ook kanttekeningen bij de vraag. Ik heb de afgelopen maanden ook de berichtgeving gevolgd. Wat in Balen gebeurt, is natuurlijk niet plezant. Toen burgemeester Leysen het woord dijkbreuk in de mond nam, vond ik dat wel overdreven. De Nete is in Balen en omgeving niet bedijkt. Er zijn vooral oude oeverwallen waarop vroeger slib werd gedeponeerd. Van echte dijken is er op die plaatsen niet veel sprake.
Ik wil het debat liever ten gronde voeren. We moeten het hebben over het integraal waterbeleid en over het feit dat dat door uw voorganger en door de voorganger van uw voorganger werd vertaald in de waterbeleidsnota´s en in de ontwerpen van bekkenbeheerplannen of ondertussen ook in de bekkenbeheerplannen. Ik heb dat debat gevolgd voor de Nete. Er zijn daar moeilijke discussies gevoerd over wat dat nu is, het ?vasthouden´ van water in hoger gelegen waterlopen. Dat is een zeer belangrijk en cruciaal debat. We moeten er maximaal naar streven om dat water in de bovenlopen vast te houden en er zo voor te zorgen dat verderop gelegen gebieden, waar dan meestal bewoning is, gevrijwaard blijven van overstromingen. Denk maar aan de overstromingen ter hoogte van Heist-op-den-Berg en Lier, en zelfs nog verder richting Mechelen.
Wat de bergingscapaciteit betreft, concreet het dossier-Scheps in Balen, waar de overstroming heeft plaatsgevonden: de administratie en de provincie Antwerpen hebben al veel werk verricht om daar extra natuur aan te kopen en extra gebieden in te richten om die bergingscapaciteit te realiseren. Ik stel voor om dat beleid van het agentschap voort te zetten en om extra ruimte te creëren voor de rivieren in de bovenloop.
De voorzitter: Voor wat betreft de algemene waterproblematiek: u weet dat we op 8 november een dag over het water zullen hebben. De minister zal dan wellicht een overzicht geven van de situatie van de bekkenbeheerplannen op de diverse plaatsen. Zo zullen wij een structurele benadering krijgen en niet een benadering van een of ander apart bekken. Dat wil niet zeggen dat uw vraag niet belangrijk is. Vandaag wil ik het wel hebben over het aangekondigde onderwerp. Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mevrouw Rombouts, we moeten kiezen: ofwel laten we uw zeer algemene vraag nu aan bod komen, ofwel stelt u een nieuwe vraag op. Als u het ermee eens bent, stel ik voor om het op die tweede manier aan te pakken.
Collega´s, ik ben, zoals u weet, als minister bevoegd voor het bevaarbare gedeelte van de Grote Nete en het beheer van de waterlopen van eerste categorie. In de aanhef van uw vraag, mijnheer Peeters, verwijst u naar feiten die zich hebben voorgedaan op de Grote Nete, tweede categorie, onder beheer van de provincie Antwerpen. Voor zover ik weet en in tegenstelling met wat sommige kranten blijkbaar hebben gerapporteerd, zijn er geen dijkbreuken vastgesteld op de Grote Nete zelf, in het gedeelte dat onder mijn bevoegdheid valt. De Grote Nete in Balen valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Daar is de Grote Nete niet bedijkt.
In antwoord op uw eerste vraag kan ik u melden dat de waterproblematiek integraal en planmatig moet worden aangepakt. Dat was de teneur van de opmerkingen van mevrouw Rombouts en de heer Daems. Dat staat buiten discussie. Op 28 april 2006 droeg de Vlaamse Regering mijn voorganger op om de NV Waterwegen en Zeekanaal te gelasten een globaal inrichtingsplan voor de Grote Nete op te maken. Dit plan moet, tot op projectniveau, invulling geven aan de in het Sigmaplan vooropgestelde veiligheids- en ecologische doelstellingen en moet ook maximaal invulling geven aan lokale knelpunten en mogelijkheden. Op dit ogenblik bereidt de Vlaamse Milieumaatschappij in samenspraak met de NV Waterwegen en Zeekanaal een aansluitend uitvoeringsontwerp voor voor stroomopwaarts het Sigmaplan. Ik heb de VMM opdracht gegeven dit project, overeenkomstig de visie van het bekkenbeheerplan, bij voorrang uit te voeren.
Om de humane infrastructuur in de gemeenten die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in het stroomgebied van de Grote Nete te beschermen tegen overstromingen worden op dit ogenblik al meerdere projecten uitgewerkt door de Vlaamse overheid. Deze projecten kaderen binnen het vigerende beleidskader van zowel de Vlaamse als Europese regelgeving en van de Vlaamse waterbeleidsnota.
In het recent goedgekeurde bekkenbeheerplan van de Nete wordt de drietrapsstrategie ?vasthouden-bergen-afvoeren´, waarvoor in Vlaanderen werd gekozen, ook voor het Netebekken uitgewerkt.
Door het beschermen en herstellen van waterconserveringsgebieden worden de natuurlijke vormen van waterconservering hersteld. Zo wordt het beheer van de Grote Nete stroomopwaarts de Hoolstmolen gericht op een vertraagde afvoer. Het beheer van de waterloop is daarmee ook in overeenstemming met andere beleidsvisies, onder andere met de speciale beschermingszones volgens de habitatrichtlijn.
Ook volgens het deelbekkenbeheerplan is het beleid gericht op vasthouden-bergen-afvoeren. Het water wordt vastgehouden in bovenstroomse waterconserveringsgebieden, zoals het Scheps/De Hutten, aangeduid als een speciale beschermingszone. Het ruimingsbeheer van een waterloop die is aangemeld als een speciale beschermingszone moet worden afgestemd op deze instandhoudingsdoelstellingen. Er is geen andere keuze.
Een tweede aspect is, zoals hier heel terecht werd opgemerkt, het verhogen van de bergingscapaciteit. Tussen Geel en de watermolen van Meerhout werkt de VMM in het kader van het vismigratiebeleid aan het herstel van de meanderende middenloop van de Grote Nete. Een meanderende rivier heeft een hogere bergingscapaciteit dan een rechtgetrokken rivier.
Als laatste stap komt het afvoeren aan bod. Daartoe worden de bodems van de Molse Nete, de Oude Nete, het Loffensvaartje en de Grote Nete gemaaid en wordt het kruid afgevoerd en gecomposteerd.
De volgende initiatieven kunnen genomen worden om een goed en duurzaam beheer van de dijken te bewerkstelligen. De dijken langsheen de bevaarbare Grote Nete moeten in twee sectoren onderverdeeld worden. In het gebied van Lier tot aan Hellebrug in Berlaar werden dijken aangelegd volgens het oude Sigmaplan. Ze dienen een stormtij te kunnen keren. De dijken zijn dus aan tij onderhevig. In het opwaartse gebied tot in Oosterlo te Geel werden de dijken langsheen de Grote Nete anders aangelegd. In dat gebied dienen de dijken geen stormtij te kunnen keren. De invloed van het getij reikt nog wel tot in Itegem, maar betekent in principe geen gevaar meer. De sector heeft dan weer meer te lijden van een te hoge afvoer.
Om in deze twee sectoren een goed en duurzaam beheer van de dijken te bewerkstelligen worden volgende initiatieven genomen. Voor de eerste sector, de sector tussen Lier en Berlaar, worden de dijken volledig onderhouden door de afdeling Zeeschelde van Waterwegen en Zeekanaal nv, en dit moet gebeuren in overeenstemming met het bekkenbeheerplan. Voor sector twee, opwaarts Berlaar, wordt het onderhoud ook uitgevoerd door de afdeling Zeeschelde van Waterwegen en Zeekanaal nv, maar alle onderhoudswerken dienen te kaderen in het globale inrichtingsplan voor de Grote Nete. Hiermee bedoel ik dat enkel de dringende herstellingswerken zullen worden uitgevoerd bij problemen die een gevaar kunnen betekenen voor de veiligheid - zoals dijkbreuken - of voor de gebruikers: de fietsers en wandelaars. Alle andere onderhoudswerken zullen passen in een duurzaam beheer van de dijken.
Het grootste deel van het traject van de Grote Nete en de Molse Nete eerste categorie, is niet echt ingedijkt. Het gaat eerder over historisch gegroeide oeverwallen. In het normale onderhoudsprogramma van de waterlopen kunnen de dijken duurzaam beheerd worden. Ook te Meerhout en Balen werden recent kleinere werken uitgevoerd. Ik heb de opdracht gegeven aan de administratie om de opmerkingen die hier werden gemaakt, nauwkeurig op te volgen.
Er werd gevraagd wat er wordt ondernomen om tijdig en frequent kruid te ruimen. Wie de streek kent, heeft gemerkt dat de kruidgroei in de Kempense laaglandbeken in 2007 aanzienlijk was. De uitzonderlijk gunstige maand april zorgde voor een heel vroege kruidgroei - dat was trouwens in heel Vlaanderen het geval. De VMM heeft daarom de eerste maaibeurt in de Molse Nete met bijna een maand vervroegd ten opzichte van 15 juni, de richtdatum. Dit jaar werd de Molse Nete over een lengte van 7967 meter driemaal volledig geruimd. Dat gebeurde in de periodes van 23 mei tot 30 mei, van 6 juli tot13 juli en van 29 augustus tot 5 september. Een deel van de Molse Nete, de Oude Nete en het Loffensvaartje werd samen over een lengte van 6364 meter twee keer volledig gemaaid. De Grote Nete werd over een lengte van 6793 meter gedeeltelijk gemaaid, waarvan de laatste 2962 meter zelfs handmatig omdat de waterloop gelegen is in een Europees beschermd habitatrichtlijngebied. Bij het ruimen van deze waterlopen dient rekening gehouden te worden met de instandhoudingsdoelstellingen voor de beschermde vissoorten zoals de beekprik. Er is geen andere keuze mogelijk. Voor het bevaarbare gedeelte van de Grote Nete werd de kruidruiming volledig uitgevoerd in augustus en begin september.
De integrale toekomstige aanpak is reeds terug te vinden in het goedgekeurde bekkenbeheerplan van de Nete. Dit plan neemt de drietrapsstrategie ?vasthouden/bergen/afvoeren´ integraal over. Ik herhaal dat het beschermen en herstellen van waterconserveringsgebieden een belangrijke maatregel is in functie van het optimaal benutten van de natuurlijke vormen van waterconservering. Het beheer van de waterloop moet in overeenstemming zijn met de geldende wetgeving, onder meer met de wetgeving over de speciale beschermingszones.
De problematiek in Balen valt onder al die richtlijnen en regels en is bijgevolg sterk verbonden met deze ter zake geldende beleidsvisies. Ik merk op dat de waterpeilbeheersing te Balen zeker ook be?nvloed wordt door externe factoren zoals de watertappingen op de Kempische kanalen en de verminderde oppompingen van grote industriële grondwaterwinningen. De tap staat onder beheer van de Provinciale en Intercommunale Drinkwatermaatschappij der Provincie Antwerpen (Pidpa) in samenspraak met het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) beheerder van belangrijke delen van het Scheps. Ik heb het Agentschap voor Natuur en Bos de opdracht gegeven om een evaluatie te maken van de gevolgen van een en ander. Zodra de resultaten er zijn, wordt u ervan in kennis gebracht.
Mijnheer Huybrechts, u stelde een specifieke vraag over de aankoop van gronden om het water op te vangen. In Balen koopt het ANB gronden aan in de vallei van de Grote Nete, voor het beheer en de ontwikkeling van de habitats. De aankoop en het beheer van percelen in die vallei belemmert geenszins de mogelijkheid om water op te vangen, want het beheer van de gebieden is heel goed te combineren met de overstromingsfunctie. Het ANB verwierf het laatste decennium een aanzienlijk deel van de vallei van de Grote Nete en van de zijlopen.
Stroomopwaarts voert Natuurpunt vzw samen met de provincie een Life-project uit. Daarbij gelden dezelfde principes. Stroomafwaarts Balen bezit de gemeente Meerhout gronden ter hoogte van Vlooyen in een natuurlijk overstromingsgebied van de Grote Nete.
Ter hoogte van het Malesbroek binnen de perimeter van het gelijknamige natuurinrichtingsproject worden op dit ogenblik grondverwerkingsonderhandelingen gevoerd. Op al deze gronden kan water geborgen worden zodat de bergingscapaciteit van de vallei van de Grote Nete versterkt kan worden. Het is de bedoeling om via een grondenbank het flankerend beleid uit te werken. Dat geldt zowel voor de aankoop, de vergoedingen als voor de grondenruil.
Wat uw vraag over het onderhoud betreft, verwijs ik grotendeels naar het antwoord dat ik aan de heer Peeters heb gegeven over het Netebekken, en specifiek het overzicht dat werd gegeven van de specifieke kruidruimingen die gebeurd zijn.
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Het probleem valt immers niet te minimaliseren. Ik ben verheugd te vernemen dat er op 8 november de nodige aandacht aan zal worden besteed.
Ik meen dat over de bekkenbeheerplannen nog een en ander kan worden gezegd. Ik heb daar trouwens een vraag om uitleg over gesteld die werd omgezet in een schriftelijke vraag. Het is heel interessant om daarover van gedachten te wisselen. In afwachting van deze integrale aanpak, die verstandig is, is het noodzakelijk er de nodige aandacht aan te schenken vanwege het kwelwater, dat in Balen een externe factor is.
Er is inderdaad gemaaid, maar men kan op verschillende manieren maaien. In Balen en Mol maait men soms blokken, en sommige delen maait men niet. Men kan de helft afmaaien, maar men kan ook 100 percent maaien. De lokale besturen en de burgers merken op dat de kruidruimingen niet efficiënt en niet effectief gebeuren, met als gevolg dat het water opgehouden wordt. Dan is er in de zomer bij de minste regenval een heel hoge waterstand met vernatting van de hele omgeving, dat op zich geen gevaar vormt voor de lager gelegen gebieden. Daar moet op korte termijn wel aandacht aan worden besteed. De inspectie moet dat eens grondig controleren.
Op dit ogenblik hebben de lokale besturen al raadsmensen gecontacteerd om de Vlaamse overheid in gebreke te stellen. Als we daar niet gepast op reageren, zal dat binnen enkele maanden ook effectief gebeuren. Ik heb een aantal gemeenten bevraagd en contact gehad met de burgemeesters. Ik ken er al twee die een raadsman onder de arm hebben genomen omdat ze vinden dat wat nu gebeurt, niet kan.
Als de lokale bestuurders contact opnemen met ambtenaren die verantwoordelijkheid dragen voor deze problematiek, krijgen ze dit laconieke antwoord: uw gebied is gedoodverfd om te fungeren als spons of als buffer, en daar kunnen we niets aan doen. Dit is geen antwoord aan een burgemeester of een schepencollege. Dit frustreert die mensen, en dan stappen ze naar een raadsman om te zeggen dat het Vlaamse Gewest niet het antwoord geeft dat ze verwachten.
Iedereen met gezond verstand staat open voor de problematiek van waterbeleid en de integrale aanpak, maar dan moet men ook weten wat men kan verwachten. Men verwacht enerzijds een luisterend oor, en anderzijds dat er inspraak mogelijk is bij de totstandkoming van de bekkenbeheerplannen. Dat gebeurt niet zoals het hoort. Ik ga daar nu niet op in, maar zal op 8 november hiermee participeren aan het debat.
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoop dat de maatregelen die u nu en in de toekomst zult treffen, op korte termijn daadwerkelijk zullen helpen, zodat we binnenkort niet moeten horen dat in Balen en omgeving woningen onder water komen te staan. Ik denk dat u dan, zoals de heer Peeters heeft gezegd, juridische problemen zult krijgen.
De heer Patrick Lachaert: Het probleem moet integraal worden aangepakt, vanaf de bron van de rivier tot aan zijn eindpunt. Dat ontbreekt vandaag. Dat is de reden waarom een paar jaar geleden het systeem is opgebouwd van de stroomgebieden, de bekkens, de deelbekkens enzovoort. Dat moet dringend in functie komen. Er is een structuur nodig, en die is aanwezig, om het probleem op te lossen. Dat moet niet per gemeente worden opgelost maar vanaf het beginpunt, het hoogste stuk, tot aan het laagste stuk, waar het water in een andere rivier loopt.
Zelfs met de structuur die er vandaag is, is er geen studie aanwezig om het probleem op te lossen. Ik neem het voorbeeld van mijn gemeente. Begin 2000 hebben we 8 miljoen Belgische frank betaald aan een studie over de hydrologische situatie van de gemeente. We weten in detail tot de laatste gracht, hoe het precies zit, wat de niveaus zijn en welke berging er kan geschieden. Veel besturen en gemeenten verlaten zich op de gegevens van Aquafin, maar de studies van Aquafin gaan slechts tot niveau 4. Voor het bekijken van de algemene problematiek in Vlaanderen zijn er computermodellen. Die zijn in de praktijk niet toepasbaar op gemeentelijk niveau of in verband met de beheersing van het water van de Nete.
Er bestaat dus een structuur waar gebreken aan zijn bijvoorbeeld op het vlak van inspraak, zoals mijn collega zei. Er moet dringend een wetenschappelijke studie per gebied worden gehouden. Normaal gezien moet het water bovenaan worden tegengehouden zodat het zo traag mogelijk naar beneden loopt. Dat is een waterbouwkundige logica. Dat moet worden uitgebouwd.
Vandaag zitten alle gemeenten en andere besturen echter in vakjes, maar we moeten af van die vakjesmentaliteit. Dat is allemaal perfect op te lossen als er eerst een studie wordt gemaakt die wetenschappelijk onderbouwd is en als dan wordt gedaan wat moet gebeuren. Daarnaast moeten de waterlopen ook regelmatig worden onderhouden. Het is erg eigenaardig dat als het een lange periode niet heeft geregend, er toch overstromingen zijn door verstoppingen in buizen en dergelijke. Dat is te wijten aan een gebrek aan onderhoud.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de voorzitter, ik pleit ervoor om met de overheden een overeenkomst af te sluiten onder bepaalde voorwaarden. Dat zou een eerste belangrijke stap zijn. Ik heb heel goede ervaringen met het provinciebestuur van West-Vlaanderen, dat de waterlopen op correcte wijze onderhoudt. Er is wel een probleem bij de gemeenten, en dan meestal een financieel probleem. Het verwijderen van slib en het onderhouden van de bermen zoals beschreven, kost een bom geld, niet één keer maar twee of drie keer per jaar. Dat is een knelpunt.
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Mijnheer de voorzitter, wat mijn collega zegt, is een voorbeeld van vakjesdenken. Het hangt van gemeente tot gemeente af, en dat is nu net niet de bedoeling. We kaarten een probleem aan dat op korte termijn kan worden verholpen. Niet alle gemeenten verzamelen en voeren het slib niet af vanwege financiële problemen. Dat hangt af van de gemeente. Er zijn gemeenten die het wel doen, maar het gewest en de provincie dan weer niet. Ik ben voor een integrale aanpak, en die moet grondig gebeuren. We moeten echter ook op korte termijn oplossen wat we al kunnen oplossen. De omstandigheden verschillen dikwijls. Het probleem dat we vandaag aankaarten, heeft onder andere te maken met het waterkwelgebied. Daarover moet grondig worden nagedacht en over het niet goed ruimen van kruid.
Minister Hilde Crevits: Er kan op een ander moment een grondig debat worden gevoerd over het ruimen van kruid. Dit interesseert de gewone mensen zeer sterk. De systemen van kruidruiming over de verschillende niveaus heen moeten op elkaar worden afgestemd. Dat zou al veel helpen. Dit kunnen we bespreken tijdens de discussie over integraal waterbeheer.
De heer Patrick Lachaert: Mijnheer Callens, de oude watercultuur is te denken in vakjes van het gewest, de provincie, de gemeenten en niet benoemde waterlopen. We moeten dit alles samenbrengen, anders zal het probleem nooit worden opgelost.
De voorzitter: Het incident is gesloten.