Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 11/10/2007
Vraag om uitleg van de heer Erik Arckens tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over het uitlenen van kunstwerken van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen (KMSKA) aan ministeriële kabinetten
De voorzitter: De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, waarde collega´s, enkele weken geleden hebben we via de media vernomen dat bepaalde kunstwerken die werden uitgeleend door het Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen spoorloos verdwenen zouden zijn. Volgens mevrouw Deckers, het hoofd van de afdeling collectiebehoud en -beheer heeft het betrokken museum een lange traditie in het uitlenen van kunst. Dat geldt trouwens ook voor andere musea, zoals het Koninklijk Museum voor Kunst en Geschiedenis in Brussel, dat al meer dan een eeuw uitleent, met alle gevolgen van dien.
Mevrouw Deckers stelt: ?De werken komen terecht bij gemeenten, scholen, ministeries of kabinetten. Precies bij die laatste categorie knelt het schoentje. Kabinetten zijn niet echt stabiele omgevingen. Ze verhuizen geregeld en het personeelsverloop is groot.? Volgens haar zou het om een 29-tal kunstwerken gaan die niet meer te traceren zijn omdat ze in de jaren tachtig, niet zo heel lang geleden, zijn uitgeleend. Het betreft onder meer werken van Constant Permeke, Gustave De Smet en Albert Saverys.
Het KMSKA heeft een brief geschreven aan alle betrokken kabinetten om een aantal vermiste schilderijen en beeldhouwwerken op te sporen. Bij die brief is een lijst van die werken gevoegd. Daarop staan niet alleen de titel en afmetingen van het werk en de naam van de kunstenaar, maar ook een afbeelding.
Mevrouw Deckers zegt verder nog dat vandaag de regels voor het uitlenen verscherpt zouden zijn. Zo is er zelfs een lijst met werken waaruit gekozen kan worden. Het museum zou aan een project werken om al die werken in kabinetten en ministeries terug te halen.
Mijnheer de minister, kunt u ons een lijst geven van de ?vermiste´ kunstwerken? Waarom wordt nu met de opsporing van die werken gestart? Wat is er fout gelopen in het verleden? Hoe zit het met de verzekering van deze werken? Wanneer werden de strenge regels voor het uitlenen van kunstwerken van kracht? Waarom werden de vermiste kunstwerken dan niet opgevraagd? Wat zult u doen indien bepaalde werken ?vermist´ blijven?
De voorzitter: De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort: Mijnheer de minister, naar aanleiding van het artikel werd ook een vraag gesteld in de commissie Cultuur van de stad Antwerpen. Uit het antwoord bleek dat er wel een sluitende inventaris was van de kunstwerken in de verschillende kabinetten. Heeft het museum voldoende middelen om zijn basisopdracht - onderzoek, het opstellen van inventarissen - uit te voeren?
De voorzitter: De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken: Mijnheer de voorzitter, door dat artikel wordt het Antwerps museum in een kwaad daglicht gesteld. Het is echter positief dat die inventaris wordt opgemaakt. Het getuigt van goed beheer dat wordt uitgezocht waar die werken zich bevinden.
De krantenberichten die later verschenen zijn, zijn heel wat genuanceerder. Onder andere in Het Belang van Limburg en De Morgen is dat het geval. Mijnheer de minister, werd die brief van het KMSKA misschien fout ge?nterpreteerd? Men laat uitschijnen dat leden van kabinetten kunstwerken zouden meenemen. Gaat het over kabinetten van ministers of ook van schepenen? Hebt u misschien zelf een schilderijtje thuis hangen? Zijn die werken ondertussen al gelokaliseerd?
Weet u of ook andere musea schilderijen en beeldhouwwerken uitlenen aan kabinetten? Weet u waar de waardevolle werken van het Oostends Museum voor Schone Kunsten zijn? Ik denk daarbij aan die van Permeke en de schitterende werken van Ensor? Dat museum bestaat momenteel enkel op papier. Helaas is het al een tijdje - iets te lang - dicht.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, collega´s, enige tijd geleden was het nieuws van de zogenaamd vermiste werken uit de collectie van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen voorpaginanieuws. Mijnheer Arckens, ik ben blij dat uw vraag mij toelaat om dit verhaal van zijn sensatiegehalte te ontdoen en tot zijn reële proporties te herleiden.
Zoals de meeste openbare musea - voor zover ik weet zijn er geen musea die niet uitlenen - heeft het KMSKA een lange traditie inzake langdurige bruiklenen aan openbare besturen. Deze tendens nam een hoge vlucht in de jaren 40 van de vorige eeuw. Deze uitgaande bruiklenen zijn in het verleden op regelmatige tijdstippen ge?nspecteerd door een medewerker en door de conservator van het KMSKA.
De heer Jos Stassen: Ook tijdens de oorlog?
Minister Bert Anciaux: Inderdaad, maar daarover hebben we weinig gegevens.
In 1998 werd in de schoot van het museum een afdeling collectiebehoud en -beheer opgericht. Sindsdien werkt een team aan het verbeteren van de procedures rond bruikleenverkeer en dit zowel voor de inkomende als de uitgaande bruiklenen op korte en lange termijn. Vanaf 1998 gebeurden inspecties en visitaties van langdurige bruiklenen door een registrator werkzaam in de afdeling behoud en beheer. Tot voor kort werd evenwel weinig aandacht geschonken aan de in het verre verleden toegekende langdurige bruiklenen.
In het kader van de onder mijn impuls steeds sterker wordende aandacht voor het erfgoed in onze instellingen, de aangekondigde verzelfstandiging van het KMSKA, en in functie ook van het project ?Kredietlijn aan kleine musea´ werd een extra medewerker ingehuurd om aan de administratie van de langdurige bruikleen voor eens en voor altijd een punt te zetten. Met het project ?Kredietlijn aan kleine musea´ wil het KMSKA via het ter beschikkingstellen van werken uit zijn reserve, aan kleinere musea in Vlaanderen de mogelijkheid geven om hun collectieopstelling met deze bruiklenen te verrijken. Er is dus op mijn vraag iemand aangeworven die deze inventaris heeft opgemaakt.
In november 2006 begon deze projectmedewerker aan haar opdracht. Na het in kaart brengen en het oplijsten van de 348 dossiers werden alle bruikleennemers aangeschreven met de vraag naar de mogelijkheid om een fysieke controle van de werken uit te voeren. Deze actie moest toelaten de locaties en de contactpersonen te actualiseren. Daarnaast werd het kunstwerk gefotografeerd, de fysieke conditie van de kunstwerken genoteerd in een conditierapport en de bewaaromgeving getoetst aan de geldende normen inzake passieve conservering. Op basis van deze parameters werden een aantal werken teruggehaald naar het museum voor conservatie. Sommige bruikleennemers wensten ook zelf een einde te maken aan de bruikleen. Ook deze werken werden en worden teruggehaald naar het KMSKA. Een nieuw bruikleencontract wordt toegestuurd aan de bruikleennemers met werken waarvan de bruikleen wordt gecontinueerd.
Bij de eindronde van het project ?langdurige bruiklenen´ restten er nog 26 werken waarvan de locatie nog moest worden verduidelijkt. Ik heb de door u gevraagde lijst bij en wil u die graag geven. De historiek van deze niet onmiddellijk lokaliseerbare werken leidde naar kabinetten en administraties zowel van de federale overheid, van de Vlaamse overheid als van de Franstalige Gemeenschap. Met het oog op de lokalisatie van deze laatste werken werd door de projectmedewerkster op 4 september 2007 een brief gestuurd naar in totaal 30 kabinetten, ministeries en federale openbare instellingen in functie van haar zoektocht naar een precieze locatie en eventuele contactpersonen. Er is in de brief geen sprake van kunstwerken die vermist worden. Er wordt enkel gevraagd naar verduidelijking inzake locatie en naar contactpersonen in functie van verdere controle. Achteraf gezien lijkt het me wel zo dat de brief wat onhandig geformuleerd was en voor sommige werken zelfs zeer voorbarig. Alleen al de raadpleging van de door de IVA Kunsten en Erfgoed beheerde databank van de kunstcollectie Vlaanderen kon onmiddellijk tot de exacte lokalisatie van vijf werken leiden. Deze werken bevonden zich in het depot van de kunstcollectie Vlaanderen. Ikzelf kon ook een ?vermist´ werk opsporen. Ik had namelijk even voordien het aanbod gekregen om dat werk in mijn kabinet te hangen. Toen ik zei dat ik dat wel wou, zei men mij dat het werk te groot was. Maar na een week dook het op in de vergaderzaal van de ministerraad. Het was niet te groot, men had het gewoon niet eerder gevonden.
De lijst met de kunstwerken werd niet gepersonaliseerd opgestuurd. Dat komt omdat eerder reeds werd vastgesteld dat een in bruikleen gegeven werk meestal het gebouw van de bruikleenontvanger niet verlaat. Wel gebeurde het al eens dat zo´n werk binnen het gebouw van de ene dienst aan de andere werd doorgegeven zonder het KMSKA hierover in te lichten.
Op 7 september publiceerde De Standaard, nog voor de aangeschreven instanties de tijd hadden gekregen om te reageren, een alarmerend en suggestief hoofdartikel over de zogenaamd vermiste kunstwerken van het KMSKA. Ik betreur ten zeerste de wijze waarop ondermeer ministers en hun kabinetten hierdoor onterecht in een negatief daglicht werden gesteld. De aangeschreven kabinetten bezorgden immers nagenoeg per kerende hun antwoorden aan het KMSKA. Intussen zijn de meeste vragen over de locaties opgelost. De gegevens zijn verwerkt, en waar nodig werd contact gelegd voor een inspectie ter plaatse. Op één kunstwerk na, het werk zonder titel van Eduardo Oliviera Cézar, in 1988 uitgeleend aan de toenmalige administratie Cultuur, werden alle werken die in bruikleen werden gegeven aan de Vlaamse overheid gelokaliseerd. Voor een aantal werken die aan andere instanties werden gegeven, moet nog verder onderzoek worden verricht. Het gaat dan over kunstwerken die reeds in bruikleen zijn gegeven tussen 1945 en 1955 en die zich voor de boedelscheiding niet meer op Vlaams grondgebied bevonden, noch in het KMSKA, noch binnen de Vlaamse administratie. Een deel van die werken is op dit ogenblik nagenoeg zeker eigendom van de Franse Gemeenschap. Alle werken die behoren tot de Vlaamse overheid zijn dus allemaal teruggevonden.
Voor elke langdurige bruikleen wordt een bruikleencontract afgesloten. Dit contract stipuleert dat de bruikleennemer de in bruikleen gegeven kunstwerken moet verzekeren tegen de verzekeringswaarde, zoals die door het KMSKA zelf wordt vastgesteld. Het is echter de bedoeling van het KMSKA om in de toekomst zelf de verzekering te regelen van de werken die het in langdurige bruikleen geeft. De kosten zullen worden doorgerekend aan de bruikleennemer. Deze manier van werken laat een betere opvolging toe van de werken. We zoeken nog naar een alternatief waarbij de overheid zijn eigen verzekeraar wordt.
Sedert de oprichting van de afdeling collectiebehoud en -beheer in 1998 werden de procedures inzake in- en uitgaande bruiklenen in fases geoptimaliseerd. Hierbij werd in de eerste plaats voorrang gegeven aan tijdelijke inkomende bruiklenen in functie van het drukke tentoonstellingsbeleid. Daarna was het aan de tijdelijke uitgaande bruiklenen.
De collectie van het KMSKA wordt druk bevraagd door collega´s in binnen- en buitenland in functie van de vele tentoonstellingen en nieuwe presentaties. Het KMSKA is daarin zeer hoffelijk, in tegenstelling tot sommige andere musea in dit land.
De dossiers van de langdurige bruiklenen konden pas later ten gronde worden aangepakt. Omdat het dikwijls om zeer oude dossiers gaat, is het terugvinden van deze bruiklenen arbeidsintensief. Daarbij komt de fysieke controle, het fotograferen, het opstellen van een conditierapport en de daaraan gekoppelde actie, indien nodig, van een conserverende ingreep ter plaatse.
Op één na zijn alle kunstwerken van het KMSKA in bruikleen aan de Vlaamse overheid gelokaliseerd. Er zijn nog zeventien bruiklenen die in de loop van het parcours van de vele staatshervormingen terechtkwamen bij administraties en kabinetten die nu tot andere overheden behoren. Naast de Franse Gemeenschap hebben ook federale overheden kunstwerken geërfd bij de boedelscheiding. Twaalf werken zitten bij federale diensten waarvan er twee ter plaatse zijn ge?nspecteerd. Vijf werken zitten bij de Franse Gemeenschap.
Het lokaliseren van de kunstwerken werd mogelijk gemaakt door de databank die de IVA Kunsten en Erfgoed heeft ontwikkeld. Het KMSKA zet intussen verdere stappen om de exacte locatie van die werken te inventariseren en de fysieke controle daadwerkelijk uit te voeren of te laten uitvoeren indien het kunstwerk is overgeheveld. Dit vraagt meer tijd. Het gaat immers om bruiklenen die in de jaren veertig tot vijftig plaatsvonden. Ik twijfel er echter niet aan dat ook de locatie van deze werken achterhaald zal worden. Met betrekking tot de werken die niet kunnen worden gelokaliseerd, zal met de instanties die de bruikleen hebben ondertekend over een mogelijke schadevergoeding worden overlegd.
Tot slot wil ik hier nog benadrukken dat het ontsluiten van publieke collecties voor mij een beleidsprioriteit is. Dit moet in eerste instantie door middel van het stimuleren van collectiemobiliteit en bruikleenverkeer tussen musea gebeuren. Het project ?Kredietlijn aan kleine musea´ is bedoeld om dit verder in te vullen. Daarnaast ben ik voorstander van het in bruikleen geven van werken aan overheidsinstanties. Het gaat hier, voor alle duidelijkheid, om werken die niet worden tentoongesteld en in de reserves aanwezig zijn. We moeten vermijden dat te veel werken te lang in museareserves terechtkomen.
De verhoogde aandacht voor het erfgoed van de Vlaamse overheid leidt ertoe dat bruikleen tegenwoordig sluitender en accurater dan vroeger wordt opgezet en dat de werken intens en systematisch worden opgevolgd. Het verhaal van de 26 werken kan dan ook als een laatste stuiptrekking van een tegenwoordig niet langer getolereerde werkwijze worden beschouwd. Indien geen aanzet tot een nieuwe werkwijze was gegeven, had deze stuiptrekking allicht nooit de kranten gehaald. We beschikken nu over een sluitende inventarisatie. Dit is uiteraard een goede zaak. Oorspronkelijk zaten we met vragen over 700 van de in totaal 7.000 in bruikleen gegeven werken. Het KMSKA beschikt gaandeweg over meer middelen om dit alles op te volgen. We voorzien op dit vlak trouwens nog in een versterking van de budgettaire middelen.
Het was mogelijk de brief fout te interpreteren. Het leek wel een wanhoopskreet en een oproep om in elke lade te kijken omdat een en ander niet kon worden gevonden. Dit had beter kunnen worden geformuleerd. De paniek heeft er in elk geval voor gezorgd dat op 24 uur tijd veel duidelijkheid is geschapen. Dat is het positieve effect van de brief.
Ik heb daarnet al op de vragen over de andere musea geantwoord. Ook daar worden ernstige inspanningen geleverd om verduidelijkingen aan te brengen. Ik heb me laten vertellen dat alle musea, ook in het buitenland, met dezelfde kwaal zitten of hebben gezeten.
Mijnheer Verstreken, ik moet u het antwoord op uw vragen over het Stedelijk Museum Oostende schuldig blijven. U bent zelf goed geplaatst om dit eens na te kijken en hier eventueel in de Oostendse gemeenteraad een vraag over te stellen.
De voorzitter: De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens: Ik dank de minister voor zijn uitvoerig antwoord. Ik ben blij dat het hier een probleem uit het verleden betreft en dat in de toekomst dergelijke toestanden zullen worden vermeden. De minister wil hier zelfs een beleidsprioriteit van maken. Ik ben ook blij dat er niets bij hem thuis hangt.
Het is onvoorstelbaar hoe musea in het verleden met hun werken zijn omgesprongen. Ik heb gelezen dat het Koninklijk Museum voor Kunst en Geschiedenis te Brussel ongeveer 100 jaar geleden iets aan het kasteel van Beersel heeft uitgeleend. Het bizarre is dat tijdens opgravingswerken aan het kasteel van Beersel ooit de resten van een aan het Koninklijk Museum voor Kunst en Geschiedenis toebehorende haardplaat zijn gevonden. In het verleden zijn die werken op een gekke manier beheerd. Ik ben blij dat, althans voor de werken die de Vlaamse Gemeenschap toebehoren, deze werkwijze tot het verleden behoort.
Minister Bert Anciaux: Ik zal de lijst van nog niet teruggevonden kunstwerken beschikbaar stellen. Bij elk werk staat de naam van de kunstenaar, de titel van het werk en de datum waarop het werk is gemaakt. Het nummer verwijst meestal naar het jaartal waarin het werk is uitgeleend.
De heer Erik Arckens: Mijnheer de minister, ik heb nog een kleine vraag. U hebt daarnet gezegd dat een aantal werken eind jaren 40, voor de boedelscheiding, zijn verhuisd en dat vijf werken nu de Franse Gemeenschap toebehoren. Hoe ziet u dit verder verlopen?
Minister Bert Anciaux: De boedelscheiding heeft zich niet in de jaren 40 voorgedaan.
De heer Erik Arckens: U weet wat ik bedoel.
Minister Bert Anciaux: Het gaat hier over de periode voor 1988 en misschien zelfs voor 1980.
De heer Erik Arckens: Hoe wilt u hier verder mee omgaan?
Minister Bert Anciaux: We hebben voor de Vlaamse overheid in elk geval achterhaald welke werken wiens eigendom zijn. Het is niet onze taak het traject van de eigendommen van andere overheden te onderzoeken. We willen dat eventueel doen, maar het is eigenlijk niet onze bedoeling. We hebben wel het traject van alle werken van de Vlaamse Gemeenschap, met inbegrip van de werken van het KMSKA, opgezocht. De lijst die ik daarnet heb getoond, vormt hierop de enige uitzondering. Deze lijst bevat werken die in 1958 zijn uitgeleend.
De heer Erik Arckens: En dat hangt niet bij u thuis? (Gelach)
Minister Bert Anciaux: Neen, zeker en vast niet.
De heer Dirk de Kort: Mijnheer de minister, ik ben heel tevreden met de gedrevenheid waarmee u ervoor gezorgd hebt dat er snel duidelijkheid gekomen is over de inventarisatie. Ik was er ook van overtuigd dat er niet meteen een probleem was met het onderbrengen van collecties op diverse plaatsen. Er is mijns inziens eerder een probleem met de huisvesting van de collectie. Is daar blijvende aandacht voor met het oog op de toekomst?
U hebt recent enkele orgels aangekocht. Is er al een oplossing voor de huisvesting van die orgels? Daar zit immers vaak het probleem. Er kunnen meestal wel middelen gevonden worden om collecties aan te kopen, en het is goed dat de overheid die inspanningen doet, maar er moet blijvende aandacht zijn voor de huisvesting en ontsluiting van dat patrimonium.
De heer Johan Verstreken: Het is inderdaad goed dat er ernstige inspanningen geleverd worden, mijnheer de minister, en dat het uitlenen van werken nog altijd mogelijk is, mits goede afspraken en goede contacten.
Ik wil nog even opmerken dat ik geen gemeenteraadslid meer ben in Oostende. Er is mijns inziens voor u een rol weggelegd om contact op te nemen met het stadsbestuur en een aantal vragen te stellen. Het is weliswaar een stedelijk museum, maar het gaat uiteindelijk wel om Vlaams erfgoed. De belangrijkste werken van Ensor en andere groten zouden daar ergens moeten liggen. Het is alleen onduidelijk waar ze precies liggen en in welke conditie. Waar en wanneer zullen die werken opnieuw aan het grote publiek getoond kunnen worden? Is daar een nieuwe locatie voor voorzien? Het publiek heeft het recht om die werken te zien. Hoe sneller, hoe liever, want het duurt nu toch al behoorlijk lang.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer Verstreken, tot vorig jaar was u in Oostende schepen van Cultuur, dus ik ga ervan uit dat u zelf beter weet waar die kunstwerken zijn. Hoe dan ook zal ik die vraag stellen aan het gemeentebestuur van Oostende.
De huisvesting van het patrimonium is een blijvende zorg. We gaan bijvoorbeeld in het kader van het KMSKA een grondige renovatie aankondigen. Dat dossier is bijna klaar. We investeren ook in nieuwe infrastructuur, bijvoorbeeld in het Museum aan de Stroom, samen met de stad Antwerpen. Dat geldt ook voor de huisvesting van essentiële erfgoedprojecten. Een ander voorbeeld is de renovatie van het Museum voor Schone Kunsten in Gent. Dat museum heeft een prachtige infrastructuur, die opnieuw ontsloten is en opengesteld voor het grote publiek. Daar is heel veel in ge?nvesteerd en ik ben heel gelukkig dat dat gebeurd is. Dergelijke stappen moeten we verder blijven zetten.
Mijnheer De Kort, men is volop bezig met de orgels. Er zijn ge?nteresseerde erfgoedpartners die weten welke voorwaarden wij hebben gesteld. Er zijn een aantal voorstellen, die tot een heel mooi project kunnen leiden. Vanzelfsprekend is een goede huisvesting daarin erg belangrijk. Die huisvesting moet niet alleen conserveren, maar moet ook in een juiste, levende context ontsloten wordt. Dat betekent dat er ook een bar en een dansvloer moeten zijn.
De voorzitter: Het incident is gesloten.