Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 04/10/2007
Vraag om uitleg van mevrouw Margriet Hermans tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de aanwezigheid van vervuilende stoffen in zoetwatervis, in het bijzonder paling
De voorzitter: Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, via een Belga-bericht van 29 augustus vernamen we dat het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, of INBO, onderzoek doet naar de vervuiling in zoet water in Vlaanderen. Dat is een aan te moedigen initiatief. Het onderzoek is gericht op pcb´s, pesticiden en zware metalen. Volgens Claude Belpaire, onderzoeker bij het instituut, wordt de paling gebruikt als indicator. Dat is niet zo verwonderlijk, want de paling is een vis die zich op de bodem, waar alles bezinkt, begeeft. De paling is dus een vis die veel in contact komt met de nevenproducten.
Voor de meeste verboden stoffen werd een daling genoteerd in de Vlaamse wateren, maar toch zijn ze nog in zeer grote mate aanwezig. In 77 percent van de 350 meetplaatsen in de Vlaamse rivieren worden pcb´s boven de toegelaten norm vastgesteld. Op bepaalde plaatsen wordt de norm bij palingen zelfs tot 70 keer overschreden. Ook de dioxinewaarden zijn veel te hoog.
De Vlaamse zoetwatervis, en dus ook de paling, komt normaal niet in de Vlaamse consumptieketen terecht, maar wordt vaak door de vissers zelf geconsumeerd. Ik zeg altijd: ?We blijven nog een beetje Oude Belg en we leven van de jacht en de visvangst?. Wie een paling in zijn netje heeft, vindt het moeilijk om die zomaar terug in het water te werpen.
De vervuilende stoffen tasten blijkbaar de voortplantingsmogelijkheden van de vis aan. Mogelijk is dit een van de belangrijkste redenen waarom het Europese palingbestand zo in achteruitgang is. Ik geef toe dat er veel over gediscussieerd wordt. Sommigen zeggen dat we moeten panikeren, anderen beweren het tegendeel. Ik weet niet wat waar is, maar in elk geval is het zo dat door deze vervuiling ook andere roofvissoorten zoals de snoek en de snoekbaars, vissen die begeerd zijn door de Vlaamse vissers, worden aangetast.
Blijkbaar is de vastgestelde vervuiling verschillend van regio tot regio, afhankelijk van het soort industrie of landbouw dat er actief is. Enige tijd geleden werd de palingdiscussie trouwens nogmaals uitgebreid gevoerd in de pers. Daarbij werden de meest tegenstrijdige stellingen geponeerd. Feit is wel dat enige bezorgdheid in verband met de voedselveiligheid niet overdreven is.
Mevrouw de minister, vandaar mijn vragen. Hebt u kennis genomen van deze studie van het INBO? Beschikt u over een garantie dat de vervuilde Vlaamse paling niet in de voedselketen of vishandel terechtkomt, want dat zou nefast kunnen zijn voor de volksgezondheid? Werden de individuele vissers, de vissersclubs en ook de consument voldoende ge?nformeerd over deze problematiek? Bent u bereid om een initiatief te nemen, en zo ja, in welke zin?
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, ik sluit me graag aan bij de vraag van mevrouw Hermans.
Mevrouw de minister, vroeger was er ook een terugzetverplichting voor paling. Uw voorganger, minister Peeters, heeft die terugzetverplichting ongedaan gemaakt en vervangen door een sensibilisatie van de vissers. Ze worden nu aangeraden om de paling in geen geval te consumeren.
Een terugzetverplichting werkte volgens mij veel meer ontradend. Ik wil u daarom vragen om te overwegen om de terugzetverplichting opnieuw in te voeren. Dat zou een veel duidelijker signaal zijn aan het adres van onze hengelaars. Op die manier zullen ze veel beter beseffen dat het gaat om iets wat de gezondheid bedreigt.
Het zijn trouwens niet alleen de voortplantingsorganen van de vissen die worden aangetast. De oestrogeennabootsende werking van de vervuilende stoffen tast ook de fertiliteit van de mensen aan. We moeten absoluut voorkomen dat we straks allemaal met een slappe of gladde paling in onze broek zitten. (Gelach)
Om de fertiliteitsproblemen bij de mensen tegen te gaan, moeten we dit probleem ernstig nemen.
De voorzitter: Anderhalf jaar geleden hebben we hier dezelfde discussie gevoerd. Toen werd onder meer verwezen naar Nederland, waar men in dezen al een stukje verder staat dan wij.
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Hermans, het klopt dat het Vlaams meetnet voor palingpolluenten dat door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, of INBO, wordt ondersteund, gebiedsdekkend is voor Vlaanderen. Op heel regelmatige tijdstippen worden palingen bemonsterd en geanalyseerd op vervuilende stoffen in hun lichaam. Het meetnet bestaat al sinds 1994 en omvat 350 meetplaatsen. De geanalyseerde stoffen zijn vooral pcb´s, pesticiden en zware metalen, maar op een selectie van meetplaatsen worden ook andere stoffen gemeten, zoals gebromeerde vlamvertragers en vluchtige organische solventen.
Heel recente onderzoeksresultaten van dioxines in paling op acht meetplaatsen tonen aan dat de recente Europese consumptienormen voor dioxines op de helft van de onderzochte meetplaatsen werden overschreden. Het probleem met die stoffen blijft niet beperkt tot paling, ook in roofvissen stapelen deze stoffen zich soms op. Roofvissen bevinden zich immers aan de top van de voedselpiramide. In roofvis uit Vlaamse openbare waters werd de Belgische consumptienorm voor pcb´s in 2006 op 20 percent van de 62 onderzochte locaties overschreden.
Op grond van deze gegevens werd een onderzoek gedaan naar de evolutie van pcb´s, pesticiden en zware metalen in ons aquatisch milieu. Eerder dit jaar, naar aanleiding van de parlementaire vraag van 18 april 2007 met nummer 413 van de heer Cordeel, werd al aan het Vlaams Parlement gerapporteerd dat de pcb-concentraties in paling geleidelijk dalen. De volledige resultaten van dit onderzoek worden gepubliceerd in het tijdschrift Environmental Pollution. Op dit ogenblik is het nog in druk. Uit het onderzoek blijkt inderdaad dat de aanwezigheid van pcb´s, maar ook van de meeste van onze pesticiden, dalen.
Uit andere, zeer recente meetgegevens die in MIRA-T 2007 gerapporteerd zullen worden, blijkt dat ook de concentraties van het pesticide lindaan nu heel drastisch naar beneden gaan. Dat is ongetwijfeld het gevolg van het verbod op het gebruik van dit product in 2002. Goed nieuws is ook dat bepaalde zware metalen, zoals ook het toxische lood, dalen. Dit heeft waarschijnlijk te maken met genomen beleidsmaatregelen, zoals het gebruik van loodvrije benzine. Tot daar het goede nieuws, want voor andere zware metalen, zoals cadmium en kwik, is er echter nog geen verbetering merkbaar. Hetzelfde artikel geeft ook aan dat er inderdaad grote verschillen zijn in zowel het profiel als in de omvang van de vervuiling van de vissen, afhankelijk van de regio waar ze leven. Details hierover kan men in het artikel lezen, maar grosso modo komt het erop neer dat pcb´s en zware metalen hoofdzakelijk aangetroffen worden in ge?ndustrialiseerde gebieden en de pesticiden zoals DDT in heel landbouwintensieve regio´s.
Heel wat stoffen die sinds geruime tijd verboden zijn, komen dus nog steeds voor in het aquatisch milieu en in de vis, maar zijn wel stilaan aan het verminderen. Nieuwere stoffen echter worden in toenemende mate in paling aangetroffen. Ik heb het INBO de opdracht gegeven om de toestand van deze oude en nieuwe stoffen op de voet te blijven volgen.
De handel in vis is een bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Dat is bevoegd om de geldende wetgeving inzake commercialisering, keuring en normering van vis te controleren en te doen naleven. Door de strenge reglementering is het voor een visser zo goed als onmogelijk om zelf gevangen vis op een legale manier in het handelscircuit te brengen. Verder waakt het Agentschap voor Natuur en Bos ook over de naleving van de riviervisserijwetgeving.
Enkele jaren geleden was er een geco?rdineerde actie van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen waaraan het Agentschap voor Natuur en Bos heeft meegewerkt. Daarbij werd een illegaal netwerk van commercialisering van zoetwatervis opgerold. Daarnaast heeft het federaal agentschap in 2006 in heel België een actie gedaan naar paling en snoekbaars bij restaurants en in de handel, om de herkomst en de gehalten aan pcb´s en andere stoffen te bepalen. Ook hier heeft het Agentschap voor Natuur en Bos een bijdrage geleverd door de namen van enkele handelszaken door te geven waarvan het vermoeden bestond dat zij vis verkochten afkomstig van stroperij.
Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen blijft de problematiek van verontreinigde zoetwatervis in handelscircuits opvolgen. Vermoedens van illegale handel in vis afkomstig uit de openbare wateren kunnen trouwens steeds aan dat agentschap worden doorgegeven voor verdere opvolging.
Wat de problematiek van de verontreiniging van riviervis betreft, bestaat er dus wel degelijk een samenwerking tussen het Agentschap voor Natuur en Bos en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Dat geldt trouwens ook voor de samenwerking met het INBO.
Op basis van verschillende consumptiescenario´s van Vlaamse palingvissers werd de pcb-belasting berekend en vergeleken met een achtergrondpopulatie van niet-vissers. Dit onderzoek leverde op dat het vermoedelijke opnameniveau van pcb´s bij de vissers die zelf in Vlaanderen gevangen paling consumeren, als zorgwekkend zou moeten worden beschouwd. Om die reden en ook omdat een meeneemverbod praktisch en wettelijk niet afdwingbaar is gebleken, is het belangrijk dat vissers op onze openbare binnenwateren goed ge?nformeerd worden over de gezondheidsrisico´s die verbonden zijn aan de consumptie van zelf gevangen zoetwatervis.
Het Agentschap voor Natuur en Bos wijst de visser er via de beschikbare informatiekanalen van de openbare visserij op dat er risico´s zijn verbonden aan de consumptie van zelf gevangen vis uit openbare wateren. In 2002 werd aan elke visser op openbaar water een informatiefolder over de vervuiling van paling bezorgd. Vorig jaar werd een nieuwe sensibiliseringsfolder over de vervuiling van paling en roofvis en de consumptierisico´s bezorgd aan alle vissers op openbaar water.
Sinds 2006 wordt ook jaarlijks een consumptieadvies vermeld op het visverlof: ?De Vlaamse overheid ontraadt de consumptie van zelf gevangen paling en roofvis uit de openbare wateren.? Elke individuele visser wordt dus jaarlijks gewezen op de problematiek.
Het doel van de sensibiliserings- en informatiecampagne is om elke visser degelijk te informeren en hem of haar te wijzen op de risico´s die verbonden zijn aan de consumptie van zelf gevangen zoetwatervis in onze binnenwateren. Daarmee wordt een duurzame wijziging in het consumptiegedrag van de vissers beoogd.
Volgens een enquête die in 2004 is gevoerd, zou drie vierde van de vissers op openbaar water - het gaat toch over 60.000 vissers - zijn vangsten steeds terugzetten en dus geen zelf gevangen vis consumeren. Dat is een goede zaak. Dit neemt echter niet weg dat een vierde van de vissers op openbare wateren blijft vissen ?voor de pan´.
Het is heel belangrijk dat we de sensibilisering van de vissers onverdroten voortzetten.
De voorzitter: Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik blijf wel een beetje op mijn honger. Wat me wel geruststelt, is dat u metingen op alle niveaus blijft aanmoedigen. Verder is ook de samenwerking met het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen heel belangrijk. Toch blijft er een gedeelde ongerustheid over de consumptie door de sportvissers. Ze zijn heel fier op hun vangst en nemen die mee naar huis voor consumptie. Dat is een typisch menselijk gedrag. We moeten dan ook blijven communiceren en blijven zoeken naar een kanaal zodat we hen nog meer kunnen ontmoedigen om die vis te consumeren.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mevrouw de minister, ik vind het een nogal bizarre redenering wanneer u zegt dat het meeneemverbod in de praktijk niet kan worden gecontroleerd en gehandhaafd en dus is afgeschaft, en dat u in de plaats daarvan met sensibiliseringscampagnes werkt. Van een meeneemverbod as such lijkt me een grote sensibiliserende werking uit te gaan. Wanneer ik hoor dat een vierde van de vissers die paling nog steeds meeneemt voor consumptie, dan is dat onrustwekkend. U zou dan ook moeten overwegen om dat meeneemverbod opnieuw in te voeren als een element in de nog te intensiveren sensibiliseringscampagne.
De voorzitter: De heer De Klerck heeft het woord.
De heer Patrick De Klerck: De vervuiling is inderdaad afhankelijk van de regio maar ook van de locatie. Het INBO heeft 350 meetpunten vastgesteld maar het blijft een steekproef. Voor mijn regio, de Blankenbergse Vaart, is er één meetpunt vastgesteld. Vanuit de gemeente zijn echter bijkomende metingen gedaan waaruit blijkt dat er een enorm verschil bestaat binnen dat gebied. Zo wordt de kwaliteit van de paling beter naarmate men de Noordzee nadert. Naarmate men verder in het binnenland trekt, wordt de kwaliteit slechter. Het blijft dus een gemiddeld cijfer dat, zoals ook de minister terecht zei, enigszins genuanceerd moet worden.
De voorzitter: Mevrouw de minister, zou het mogelijk zijn om in de gemeentelijke informatiebladen een artikel te wijden aan deze problematiek?
Minister Hilde Crevits: Mijnheer De Klerck, het zou nuttig zijn om die bijkomende gemeentelijke metingen te bezorgen aan het INBO, dat het onderzoek daarover opvolgt.
Mijnheer Martens, wat de afdwingbaarheid betreft, is me gemeld dat daar onder andere legistieke problemen mee waren. Ik zal dat onderzoeken.
Tot slot lijkt de suggestie van de voorzitter in verband met de gemeentelijke informatiebladen me een goede suggestie. Ik zal aan de administratie vragen om zo´n artikel voor te bereiden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.