Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 08/05/2007
Vraag om uitleg van mevrouw An Michiels tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de schrijfwijze van de namen van Vlaamse gemeenten
De voorzitter: Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mevrouw An Michiels: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op 17 mei 2006 werd in de plenaire vergadering het voorstel van resolutie van de heer Sauwens over de schrijfwijze van de namen van de Vlaamse gemeenten aangenomen. Op 22 december 2006 volgde een motie, waarover ook werd gestemd in de plenaire vergadering, na een interpellatie van de heer Sauwens, waarin hij zich afvroeg waarom het zo lang duurde om de resolutie uit te voeren.
Mijnheer de minister, op 15 december vernamen we dat de Vlaamse Regering haar principiële goedkeuring gegeven had aan een voorontwerp van besluit over de schrijfwijze van de namen van de gemeenten. U werd ermee belast om het advies van de Raad van State in te winnen. Toen werd het stil.
Ik heb u een schriftelijke vraag gesteld. Op 13 maart hebt u mij geantwoord. U liet weten dat de Raad van State de bevoegdheid van de Vlaamse Regering betwist om, in uitvoering van artikel 296 van het Gemeentedecreet, de namen van de gemeenten en de deelgemeenten vast te stellen. De Raad van State is van mening dat, in zoverre het ontwerp van besluit nog slechts één naam - de Nederlandse - behoudt, men niet alleen de schrijfwijze van de namen van de gemeenten vaststelt, maar die namen ook wijzigt. De Raad van State stelt dat de wijziging van de naam van een gemeente niet aan de Vlaamse Regering, maar aan de decreetgever toekomt, maar stelt ook dat de Vlaamse decreetgever niet bevoegd is om de Franse naam van de gemeenten in het Nederlandse taalgebied die in de artikelen 7 en 8 van de gecoördineerde wetten op het gebruik in bestuurszaken zijn vermeld, op te heffen.
Kort daarop kregen we de studie van professor Veny. Over die studie werd hier onlangs een hele discussie gevoerd. Daarin lezen we het volgende: "De bevoegdheid van het Vlaamse Gewest om de schrijfwijze van de namen van de gemeenten gelegen in het Vlaamse Gewest te bepalen is niet vatbaar voor betwisting. Artikel 296 van het Gemeentedecreet is duidelijk en aan geen enkel voorbehoud onderworpen. De Raad van State heeft dienaangaande in zijn advies van 26 april 2005 over het voorontwerp van Gemeentedecreet geen opmerkingen gemaakt. Enkel en alleen de Vlaamse Regering is dienaangaande bevoegd; de federale regering heeft ter zake geen enkele bevoegdheid overgehouden, ook niet ten aanzien van de faciliteitengemeenten. Ten onrechte wordt door sommigen gesteld dat de artikelen 7 en 8 van de wetten op het taalgebruik in bestuurszaken, en artikel 129, paragraaf 2, van de Grondwet eraan in de weg zouden staan dat het Vlaamse Gewest de officiële benaming van de gemeenten Bever, Sint-Genesius-Rode, Voeren, Ronse, Mesen en Spiere-Helkijn zou vaststellen. Er bestaat geen enkele (grond)wettelijke verplichting tot het gebruik van een dubbele Nederlandstalige en Franstalige officiële benaming bij de vaststelling van de schrijfwijze van de namen van de gemeenten."
Verder besluit professor Veny: "Uit bovenstaande analyse kan niet anders dan worden besloten dat er in de huidige stand van regeling geen juridische obstakels bestaan om enkel de officiële Nederlandstalige benaming van de Vlaamse gemeenten vast te stellen en aldus de huidige Franstalige benaming te schrappen. De Vlaamse Regering is op grond van artikel 296 van het Gemeentedecreet belast met de vaststelling van de officiële schrijfwijze van alle gemeenten in het Vlaamse Gewest, met andere woorden eveneens voor de Rand en de taalgrensgemeenten."
Mijnheer de minister, het is geen geheim dat we ontgoocheld waren in de studie van professor Veny, maar dit stuk kunnen we wel bijtreden. Volgens de resolutie die met grote meerderheid is goedgekeurd, waren we niet alleen. Er is daarnaast ook nog de motie van de heer Sauwens, die ook werd goedgekeurd in de plenaire zitting, waarin nogmaals wordt benadrukt dat er geen juridisch probleem bestaat voor het uitvoeren van de resolutie van 17 mei 2006. Hij verwijst naar een advies van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn heel eenvoudig. Wat is het standpunt van de Vlaamse Regering over het advies van de Raad van State, mede in het licht van de studie van professor Veny? Heeft de Vlaamse Regering reeds besloten om het ontwerp van besluit te handhaven en onverkort uit te voeren?
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Michiels, het is goed dat u deze vraag stelt. Dit is een van de punten die ik heb opgenomen in mijn beleidsbrief 2005-2006. De vernederlandsing van de gemeentenamen is een van de opvallende punten in mijn beleidsbrief. Professor Veny heeft in dezen een duidelijk standpunt ingenomen dat we bevoegd zijn op dit vlak. Daar wordt in de motie ook naar verwezen. Ik heb dat laten onderzoeken door mijn administratie Binnenlands Bestuur, en die stelt ook dat we daarvoor bevoegd zijn. De Raad van State heeft over artikel 296 van het Gemeentedecreet, dat daarover gaat, ook nooit opmerkingen gemaakt. Ik zit daar dus ook mee in mijn maag omdat er ook een advies is van de Nederlandstalige kamer van de Raad van State, waar ik niet zomaar omheen kan. De Vlaamse Regering voert een actieve taalpolitiek in de Rand, maar steeds binnen de krijtlijnen van de wettelijkheid. Het verhaal van professor Veny ten aanzien van de studie-Boes is eigenlijk een bevestiging van wat alle andere topjuristen over de studie-Boes zeggen. In die zin is de studie-Veny niets nieuws.
In mijn antwoord op uw schriftelijke vraag van 13 maart 2007 heb ik reeds verwezen naar het advies van de Raad van State over het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de schrijfwijze van de namen van de gemeenten en deelgemeenten. In dat advies stelt de Raad van State dat de bevoegdheid tot het bepalen van de schrijfwijze van een naam niet meteen ook de bevoegdheid inhoudt om die naam zelf te bepalen of te wijzigen. De namen van de gemeenten zijn vastgesteld op grond van een wet. Volgens de Raad van State komt de bevoegdheid tot wijziging van de naam van een gemeente aan de decreetgever toe. De Vlaamse Regering kan uitsluitend de schrijfwijze van de namen van de gemeenten en deelgemeenten vastleggen, hetgeen neerkomt op de spelling. Vroeger werd er bijvoorbeeld 'Lanaeken' geschreven. Het weglaten van de 'e' kan door de Vlaamse Regering worden bepaald. Dat is de visie van de Raad van State. Lanaken bijvoorbeeld de nieuwe benaming 'Maasland' geven, zou door het Vlaams Parlement kunnen worden beslist.
De Raad van State stelt daarnaast dat de decreetgever bij een eventuele wijziging van de naam van een gemeente wel rekening zal moeten houden met de garanties die de Franstaligen genieten in de faciliteitengemeenten. We hebben het dan niet alleen over de zes randgemeenten, maar ook over Bever, Spiere-Helkijn en Voeren. Volgens de raad moet het bestaan van een officiële naam in de andere landstaal als één van die garanties worden beschouwd. De Vlaamse decreetgever zou aldus niet bevoegd zijn om de Franse naam van de gemeenten in een van de faciliteitengemeenten op te heffen.
Het standpunt van de Raad van State is natuurlijk een belangrijk juridisch gegeven. De Vlaamse Regering heeft nog geen formeel standpunt ingenomen over dit advies. Het lijkt mij evenwel duidelijk dat het besluit zoals het was voorbereid en principieel werd goedgekeurd, niet meer vatbaar is voor verdere afhandeling, zeker rekening houdend met het feit dat het niet aan de Vlaamse Regering maar aan het Vlaams Parlement toekomt om de namen van de gemeenten bij decreet vast te stellen.
Ik had in mijn beleidsbrief 2005-2006 aangekondigd dat ik uitvoering zou geven aan artikel 296 van het Gemeentedecreet, en ik heb dan ook een voorontwerp van besluit aan de Vlaamse Regering voorgelegd dat conform de resolutie van het Vlaams Parlement was.
Er was niet alleen de resolutie, maar ook een motie. De resolutie ging blijkbaar niet snel genoeg, waarop een interpellatie is gehouden en een met redenen omklede motie werd ingediend. Ik had toen als excuus dat we in een zeer drukke periode zaten met het Gemeentedecreet, het Provinciedecreet, het Kiesdecreet, het financieringsbesluit voor de erediensten en het sociaal overleg met de lokale besturen. In die periode was het superdruk. We hebben wel rekening gehouden met het geplande tijdbestek.
Deze commissie heeft naar aanleiding van een interpellatie van de heer Sauwens een advies gevraagd aan mijn administratie. Het Agentschap voor Binnenlands Bestuur heeft in zijn advies van 12 mei 2006 meegedeeld dat er geen juridisch probleem was, en ik heb dan ook in die zin mijn voorontwerp bij de Vlaamse Regering gebracht. We streven naar een sterke verankering van het Nederlands in Vlaanderen, maar telkens binnen de principes van de wet. We zullen dit dus binnen de Vlaamse Regering bespreken, maar zitten wel met een vervelend advies van de Nederlandstalige kamer van de Raad van State. Het is niet dat ik het niet wil, want ik heb dit als eerste in mijn beleidsbrief ingeschreven. Er zijn natuurlijk wettelijke krijtlijnen waarbinnen ik als lid van de regering moet opereren.
De voorzitter: Mevrouw Michiels heeft het woord.
Mevrouw An Michiels: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw toelichting. U zegt heel vaak dat u werk zult maken van de vernederlandsing op alle mogelijke manieren. U herhaalt steeds wat er al gebeurd is. Er stelt zich nu een probleem en u zult dit op de Vlaamse Regering bespreken. Zal dit nog lang duren? Op welke manier gaat u naar een oplossing zoeken?
De voorzitter: De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem: Mijnheer de minister, u zegt dat u zich min of meer zult plooien naar het advies. Enerzijds zegt u dat u het voorontwerp op de Vlaamse Regering zult bespreken en anderzijds zegt u dat het niet meer vatbaar is voor afhandeling. Ofwel bespreekt u het op de Vlaamse Regering, ofwel doet u dat niet meer.
U hebt een expert aangesteld om de studie van professor Boes onderuit te halen. Deze vraag gaat over een hoofdstuk uit de studie van professor Veny, waarvan u zegt dat die onderuit wordt gehaald door de Raad van State. Stel misschien nog eens een expert aan om na te gaan of de studie-Veny conform de wettelijke en grondwettelijke contouren is. Dat kan een oefening zijn in het juridisch aftasten van de grenzen over wat mogelijk is om het straatbeeld in de Rand te vernederlandsen.
Het stoort me dat u zich blijkbaar neerlegt bij een advies van de Raad van State. Een advies is geen oordeel, geen rechterlijke uitspraak. U zou beter doorgaan met het besluit. Als er dan een klacht komt, dan zal de Raad van State wel oordelen. Bij de studie-Boes zei u dat er verschillende juridische meningen waren en dat klopt ook. U koos steeds voor de minst goede. Nu zijn er opnieuw twee verschillende meningen, namelijk die van professor Veny en die van de afdeling Wetgeving van de Raad van State. Dat is geen rechterlijke uitspraak, maar een advies. Opnieuw kiest u voor de minst goede juridische these. Waarom neemt u niet de proef op de som?
In feite zegt de Raad van State dat de Vlaamse Regering alleen de schrijfwijze mag veranderen. Als de decreetgever de namen kan wijzigen, dan zullen we een voorstel van decreet indienen, ook met de namen van de gemeenten die in de artikelen 7 en 8 van de bestuurstaalwetgving zijn opgenomen. Het is dan aan het Vlaams Parlement om zijn verantwoordelijkheid op te nemen op basis van uw beleidsbrief. Wat professor Veny schrijft, is niet onbelangrijk. Zelfs artikel 129 van de Grondwet is hier niet van toepassing. Als dat van toepassing zou zijn, dan zouden we met een probleem zitten. We zijn bevoegd voor het taalgebruik in bestuurszaken, behalve in de taalgrens- en randgemeenten, maar professor Veny zegt dat dit hier geen rol speelt.
Waarom kiest u opnieuw op basis van een advies van de Raad van State, terwijl uw eigen agentschap zegt dat er geen probleem is? U gaat voort op een advies en durft de juridische confrontatie blijkbaar niet aan. Als op basis van het advies de decreetgever moet handelen, dan zullen we dat doen en moet het Vlaams Parlement zijn verantwoordelijkheid nemen.
Minister Marino Keulen: Mijnheer Van Hauthem, ik blijf erop hameren dat het standpunt van professor Veny niet het standpunt is van Marino Keulen als individueel minister. Het is de houding van de Vlaamse Regering en alle samenstellende delen. U zegt dat ik altijd voor het slechtste kies. Dat is uw persoonlijke kwalificatie.
De heer Joris Van Hauthem: Ik zie dit als een keuze van de Vlaamse Regering. Ik begrijp dat u daar een onderscheid in maakt, maar wij niet. Als mevrouw Michiels u ondervraagt, dan antwoordt u namens de Vlaamse Regering.
Minister Marino Keulen: Ik ben iemand die altijd probeert duidelijk te zijn. De visie van professor Veny ten aanzien van professor Boes wordt door de hele Vlaamse Regering gedeeld. Professor Veny doet niets apart. Hij treedt bij wat de rest van de wereld over de studie-Boes zegt. Als er morgen topjuristen opduiken die professor Boes bijtreden, dan wil ik daar altijd over praten. Ze komen echter niet boven water.
Mevrouw Michiels, dit zal op korte termijn binnen de Vlaamse Regering worden besproken. Ik doe heel veel voor het vernederlandsen van het straatbeeld. Ik ben het snelste en verste klaar met de aanvullende regeerverklaring van 18 mei 2005. De omzendbrieven-Peeters en -Martens en het nieuwe arrest van de Raad van State zijn vertaald in een nieuwe omzendbrief aan de besturen met de vraag om de kennis van het Nederlands bij de uitvoerende mandatarissen in heel Vlaanderen decretaal te verankeren. Vlabinvest wordt bijvoorbeeld op alle mogelijke manieren ondersteund om betaalbaar wonen in de Rand extra kansen te geven. We doen ook heel wat op het vlak van inburgering. Ook minister Vandenbroucke levert uitstekend werk in de Rand op het vlak van onderwijs, werk en extra cursussen Nederlands. We zijn op het terrein volop bezig met het treffen van maatregelen.
De Vlaamse Regering moet in deze een standpunt innemen en ik zal dit op de regering brengen. Anderzijds is er een advies van een van hoogste rechtscolleges waarvan we niet kunnen doen alsof dit maar een gewoon vodje papier is. (Opmerkingen van de heer Van Hauthem en van mevrouw Michiels)
Men doet vaak alsof men mij in deze de pols moet omwringen en dat is niet correct. Ik ben diegene geweest die dit als eerste heeft neergeschreven in een beleidsbrief en ik heb de daad bij het woord gevoegd.
De heer Joris Van Hauthem: Ga er dan mee verder. We steunen u.
De voorzitter: Het incident is gesloten.