Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 10/05/2007
Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimte?lijke Ordening, over de plaats van het beleidsdomein Onroerend Erfgoed in het kader van het Beter Bestuurlijk Beleid (BBB)
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Met de BBB-beweging (Beter Bestuurlijk Beleid) en de grote hervorming zijn een aantal beleidsdomeinen herschikt en gere?ntegreerd of versnipperd. Binnen het beleidsdomein Ruimte, Wonen en Onroerend Erfgoed werd het beleidsterrein in sterke mate versnipperd. Oorspronkelijk was er binnen AROHM de afdeling Monumenten en Landschappen, die alle aspecten van premie- en adviesverlening, handhaving, inventarisatie, kennisbeheer, onderzoek en beleid ge?ntegreerd behandelde. Binnen de nieuwe structuur werd dit over vier verschillende entiteiten, namelijk drie agentschappen en het departement, verdeeld. Onnodig aan te geven dat een dergelijke versnippering het voeren van een performant, ge?ntegreerd en eenduidig erfgoedbeleid op zijn minst bemoeilijkt.
Ik heb mijn ongerustheid daarover al geuit naar aanleiding van de bespreking van de beleidsnota en -brieven. Dit is geen nieuw thema, het is al 6 à 7 jaar actueel. Met het oog op deze verregaande opdeling werd geopteerd voor een clustering. De bedoeling was deze clustering te verankeren in het oprichtingsdecreet. Dat is toen niet gelukt of niet gebeurd. Het is wel opgenomen in het oprichtingsbesluit van het agentschap RO-Vlaanderen van de Vlaamse Regering van 10 november 2005. Onder hoofdstuk III ?Delegatie van beslissingsbevoegdheden´ in artikel 8, paragraaf 1 staat expliciet:
?... moet het hoofd van het agentschap, bij de indeling in subentiteiten en de vaststelling van het organogram van het agentschap, alle in artikel 3 opgenomen taken die betrekking hebben op het onroerend erfgoed, in één herkenbare subentiteit onderbrengen?.
Het pijnpunt van dit verhaal is dat het begrip ?subentiteit´ geen echt juridische duidelijke betekenis heeft gekregen binnen het BBB. Het zwakke punt is dat het niet echt kan worden afgebakend.
Er heerst wat ongerustheid op het terrein. Ik heb vernomen dat de heer Kolacny, administrateur-generaal van het agentschap RO-Vlaanderen, in zijn ronde langs de provincies een organogram gepresenteerd heeft waarbij aan dit artikel van het oprichtingsbesluit voorbijgegaan wordt. Ik zie op dat organogram geen herkenbare subentiteit maar wel zeven entiteiten. Dat is het aantal leidinggevenden, zes afdelingshoofden en een algemeen directeur, waarover de 130 erfgoedconsulenten verdeeld worden. Dat wordt nogmaals bevestigd door het besluit van 1 april 2007 van de administrateur-generaal over de indeling van zijn agentschap.
Mijnheer de minister, hebt u uw goedkeuring gegeven aan dit organogram? Ik besef dat dit de autonome bevoegdheid is van de leidinggevende ambtenaar en ik wil dan ook niet te veel op dat terrein komen. Kent u het schema? Bent u ervan op de hoogte? Zo ja, welke meerwaarde ziet u in de verregaande versnippering van het Vlaamse erfgoedbeleid?
Hoe ziet u de plaats en het functioneren van de zogenaamde subentiteit ?onroerend erfgoed´ binnen het agentschap RO-Vlaanderen, conform het oprichtingsbesluit? Zijn er elementen die ik op basis van mijn informatie onvoldoende ken, maar die er toch bij aansluiten?
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, alvorens in te gaan op de punctuele vragen van de heer Caron, wil ik toch eerst het Vlaams regeerakkoord in herinnering brengen. De heer Caron stelt in zijn aanhef vragen bij de operatie Beter Bestuurlijk Beleid. Hij heeft het over de ontmanteling van de administratie ?onroerend erfgoed´.
Hoofdstuk IX van het regeerakkoord met de titel ?Behoorlijk regelgeven, besturen en handhaven met een professionele en stabiele administratie´ staat de volgende passage met betrekking tot het Beter Bestuurlijk Beleid: ?We investeren verder in een transparante en toegankelijke overheidsadministratie, die een betrouwbare, doeltreffende en samenhangende dienstverlening uitbouwt in een breed partnerschap met burgers, ondernemingen, verenigingen, instellingen en organisaties. Hiertoe realiseren we in overleg met de ambtenaren het ingezette hervormingstraject in uitvoering van en met respect voor de principes van het kaderdecreet Beter Bestuurlijk Beleid. Na een voorbereidingstraject van méér dan 4 jaar zal deze bestuurlijke hervorming geco?rdineerd, coherent en snel worden uitgevoerd. De beleidsdomeinen die in al hun onderdelen operationeel zijn, zullen in werking treden op 1 januari 2005. De andere beleidsdomeinen volgen op 1 januari 2006.?
Vervolgens worden de krachtlijnen van deze implementatie opgesomd. Ik citeer enkel de eerste krachtlijn, want die is het meest relevant voor dit antwoord: ?Vanuit het principe van het primaat van de politiek werken we met een duidelijke en consistente taakverdeling tussen het politieke en het ambtelijke niveau, tussen departementen, gericht op de beleidsondersteuning, en agentschappen, gericht op de beleidsuitvoering. Beleidsondersteuning en beleidsuitvoering verhouden zich als communicerende vaten en vereisen een optimale wisselwerking. Hiertoe bouwen departementen en agentschappen een gestructureerde samenspraak en samenwerking uit.?
De Vlaamse Regering heeft er met andere woorden aan het begin van deze zittingsperiode voor geopteerd om het BBB-traject, dat tijdens de vorige zittingsperiode werd ingezet, volledig uit te lopen. De algemene uitgangspunten van BBB zijn terug te vinden in het kaderdecreet Beter Bestuurlijk Beleid, dat ook al tijdens de vorige zittingsperiode werd goedgekeurd, namelijk op 18 juli 2003.
Ik zou in het bijzonder uit artikels 3 en 4 van dit decreet willen citeren: ?Per homogeen beleidsdomein wordt een Vlaams ministerie opgericht. Een Vlaams ministerie bestaat uit een departement en, desgevallend, intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid. Per homogeen beleidsdomein kunnen intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid en extern verzelfstandigde agentschappen worden opgericht. Per homogeen beleidsdomein richt de Vlaamse Regering een beleidsraad op. De beleidsraad is het forum waarop het politieke en het administratieve niveau overleg plegen en dat de regering ondersteunt bij de aansturing van het beleidsdomein. De regering bepaalt de samenstelling van de beleidsraad.?
Verder zijn er twee passages die betrekking hebben op de eerder vermelde krachtlijn uit het regeerakkoord: ?De beleidsondersteunende taken worden toevertrouwd aan de departementen.? En verder: ?Taken van beleidsuitvoering worden toevertrouwd aan intern of extern verzelfstandigde agentschappen.?
Wat betekent dit nu voor de administratie Onroerend Erfgoed? Het takenpakket van deze administratie is traditioneel erg veelzijdig: wetgeving, bescherming, premieverlening, adviesverlening, onderzoek (inzonderheid inventarisatie) en handhaving. Dit takenpakket werd vroeger integraal behartigd door twee afzonderlijke instanties. De Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten, of AROHM, was over de gehele lijn bevoegd voor monumenten en landschappen. Daarnaast was er het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium, of IAP, dat over de gehele lijn bevoegd was voor archeologie. In de praktijk betekende dit dat deze instanties voor hun respectievelijke bevoegdheden zowel rechter als partij waren. Ik geef een voorbeeld dat u kent. De directeur van het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium of IAP was gemachtigd om de opgravingsvergunningen af te leveren - ook aan de onderzoekers van het eigen instituut. Hij moest dus de handhavingstaken uitvoeren voor die zaken waarvoor hij zelf een vergunning had afgeleverd.
Dankzij de BBB-operatie is deze structuur ingrijpend gestroomlijnd. Onroerend Erfgoed werd als beleidsveld ondergebracht in het homogene beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed (RWO). Toen de vorige regering het BBB heeft uitgewerkt, is daarover veel gediscussieerd. Toen is beslist dat Onroerend Erfgoed een beleidsveld van RWO moest worden.
Conform het kaderdecreet werd het takenpakket verdeeld over het departement RWO bevoegd voor de beleidsondersteuning, en enkele functionele agentschappen bevoegd voor de beleidsuitvoering. In functie van deze nieuwe structuur werd al tijdens de vorige zittingsperiode een eerste ingrijpende stap gezet. Op 14 mei 2004 werd immers het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed of VIOE opgericht, als eerste agentschap onder de RWO-koepel. Het VIOE werd specifiek belast met de onderzoeksopdrachten inzake onroerend erfgoed - één aspect van het gemengde takenpakket van zowel AROHM als het IAP.
Het onttrekken van deze onderzoektaak aan de oude instanties en het onderbrengen ervan in één functioneel agentschap betekende een verregaande hervorming, ook op het vlak van het personeelsbeleid. We herinneren ons dat dit tot budgettaire complicaties heeft geleid. De operatie ging immers gepaard met een heuse personeelswissel: het IAP werd het VIOE en stond 13,5 personeelsleden af aan de onroerenderfgoedadministratie voor het behartigen van de onroerenderfgoedtaken die overbleven. AROHM van zijn kant leverde 31 onderzoekers uit haar zogenaamde ?kenniscel´. Dit is een bewuste keuze geweest, met het oog op de bundeling en tegelijkertijd ook de specialisatie in aparte agentschappen. Het is deze lijn die nadien is doorgetrokken.
Het BBB-plaatje voor het beleidsveld RWO is ondertussen volledig uitgevoerd, conform het kaderdecreet, dat zoals eerder gesteld, is herbevestigd in het regeerakkoord. Er is dus een departement RWO, belast met beleidsvoorbereiding. Daarnaast zijn vijf agentschappen belast met beleidsuitvoering: het reeds vermelde VIOE; het agentschap RO-Vlaanderen, belast met het beheer; het agentschap Inspectie RWO, belast met de handhaving; het agentschap Wonen Vlaanderen, dat hier niet relevant is; de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, een EVA die hier ook minder relevant is.
Voor het takenpakket onroerend erfgoed zijn slechts vier van deze entiteiten relevant: 5 personeelsleden werden toegewezen aan het departement RWO, 114 personeelsleden aan het Agentschap R-O Vlaanderen, 141 aan het VIOE, en 1 personeelslid aan het Agentschap Inspectie RWO. In mijn antwoord op een eerdere schriftelijke vraag van de heer Caron van 11 oktober 2006 stelde ik dat deze operatie niet met een personeelsafbouw gepaard ging. Van een versnippering kan mijns inziens evenmin gewag worden gemaakt. Integendeel: door de verschillende administratieve taken te groeperen in verschillende functionele agentschappen wordt gespecialiseerd personeel als het ware thematisch gegroepeerd. Zo kan het zich met een grotere slagkracht fulltime op zijn taak toeleggen. En dat heeft grote voordelen.
Door de oprichting van een nieuw agentschap Inspectie RWO bijvoorbeeld, waarin personeel uit de drie beleidsvelden ruimtelijke ordening, wonen en onroerend erfgoed samenwerkt, kan het aspect handhaving eindelijk op een ernstige manier worden aangepakt. U weet maar al te goed dat in de vroegere onroerenderfgoedinstanties zegge en schrijve één persoon specifiek belast was met deze opdracht en dat uiteindelijk in de praktijk de handhavingstaak meestal werd waargenomen door dossierbehandelaars in de buitendiensten, die daardoor de ene keer erfgoedconsulent waren en de andere keer handhavingsinspecteur. Dat kwam de geloofwaardigheid van de betrokkenen en hun opdracht niet altijd ten goede.
Ook hier is er een voordeel. Tot ieders tevredenheid proberen wij met de oprichting van een Inspectie RWO een synergie tot stand te brengen. Het gaat dan vooral om de mensen van de Wooninspectie, de Ruimtelijke Ordening en nu ook het Onroerend Erfgoed. Nu kan men vanuit één inspectie de drie beleidsdomeinen opvolgen.
Consequent aan de BBB-principes zijn de onroerenderfgoedbevoegheden niet lukraak verdeeld maar gericht toegewezen. Het departement is belast met alle beleidsvoorbereidingen, de agentschappen met alle vormen van beleidsuitvoering. Ik som ze voor alle duidelijkheid nog even op. Het agentschap Inspectie RWO behartigt handhaving, het VIOE de onderzoeksaspecten, het agentschap Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed-Vlaanderen de beheersaspecten, zoals adviesverlening, opmaak en opvolging van beschermingsdossiers, stedenbouwkundige dossiers, restauratie- en onderhoudsdossiers, alsook premieverlening, co?rdinatie en ondersteuning. Ook dit is een behoorlijk evenwichtig pakket.
De BBB-hervorming is met andere woorden volledig conform de afspraken uitgevoerd. Het lijkt me dan ook ongepast om gewag te maken van een organisatorische, inhoudelijke of personeelsmatige versnippering. Dat wordt overigens tegengesproken door de cijfers. Van de 261 personeelsleden is ruim 97 percent evenredig verspreid over de twee grote entiteiten: het VIOE en het agentschap RO-Vlaanderen. Deze entiteiten hebben dan ook het grootste takenpakket met een uitgesproken erfgoedinslag.
Onroerend Erfgoed blijft, ook wat het personeelsbestand betreft, een belangrijke eenheid binnen het hele beleidsdomein RWO: meer dan 30 percent van alle personeelsleden heeft vandaag een opdracht die rechtstreeks verband houdt met het beleidsveld Onroerend Erfgoed. Ik denk dat we ook daar voldoende inspanningen leveren.
Ik kom, mijnheer Caron, bij uw punctuele vragen over het organogram van het agentschap. Ik denk dat we dat organogram minstens op een andere manier interpreteren. De heer Kolacny heeft de werking van het agentschap toegelicht bij de provinciale afdelingen en ten aanzien van het brede publiek. We kunnen enkele exemplaren van de brochure ter beschikking stellen: dat is het officiële document, dat toch wel enigszins verschilt van datgene waarmee u vandaag uithaalt.
Het organogram van het agentschap RO-Vlaanderen is opgesteld conform artikel 7 van het vermelde kaderdecreet Beter Bestuurlijk Beleid. Het agentschap respecteert daarbij uiteraard de bepalingen van het oprichtingsbesluit van 10 november 2005, en meer bepaald ook het artikel 8 waarnaar u in uw vraag verwijst.
Sta me toe dat ik de organisatiestructuur even toelicht. De spil van het agentschap bestaat uit een centrale directie Co?rdinatie-Werking, een koepel van waaruit de vijf provinciale afdelingen worden geco?rdineerd. Daarnaast is er een centrale afdeling Agentschapsbeheer, belast met algemene organisatie, het financiële management en de communicatie van het agentschap.
De provinciale afdelingen spelen een cruciale rol in de agentschapstructuur en hebben een uitgesproken taakverdeling: vergunningen en planning voor wat betreft Ruimtelijke Ordening, naast, vanzelfsprekend, het Onroerend Erfgoed. In de brochure van het agentschap staan de provinciale cellen Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed telkens afzonderlijk aangeduid, bijvoorbeeld met rechtstreekse telefoonnummers. De burger wordt hier met andere woorden gericht naartoe geleid. De zelfstandige werking komt bijvoorbeeld ook tot uiting in de website www.onroerenderfgoed.be, waarop alle relevante info overzichtelijk en vlot toegankelijk te raadplegen is.
De provinciale afdelingen Onroerend Erfgoed zijn immers een eerstelijns aanspreekpunt voor informatie, ondersteuning en dienstverlening. Alle initiatiefnemers kunnen hier terecht voor assistentie bij het opmaken van restauratiedossiers, voor informatie over wet- en regelgeving en de toepassing ervan en voor de stand van zaken in verband met premies.
De voorliggende organisatiestructuur, die inderdaad uitgewerkt is door de administrateur-generaal, beoogt vooral een klantvriendelijke, efficiënte, integere en transparante werking dicht bij de burger - vandaar ook die belangrijke provinciale spreiding - te realiseren, waarbij ook eenvormigheid in de besluitvorming over de provinciegrenzen heen nagestreefd wordt. De eenvormigheid over de provinciegrenzen wordt gegarandeerd door maandelijkse overlegvergaderingen in Brussel, op uitnodiging van de directie Co?rdinatie-Werking, waarop alle provinciale verantwoordelijken voor de cel Onroerend Erfgoed aanwezig zijn. De celhoofden zijn dus aanwezig op de co?rdinatievergadering.
Alle elementen waarmee zij in de praktijk geconfronteerd worden, worden hier besproken en op elkaar afgestemd. Daarbij is het zo dat bepaalde mensen als trekker fungeren voor de werking in de verschillende provinciale cellen. Ik heb dat eertijds ook ingevoerd voor de reorganisatie van de GOM´s naar POM´s. Zo hebben we beslist dat de directeur van de GOM West-Vlaanderen, die een grote expertise had op het vlak van inventariseren en documenteren rond bedrijfsterreinen, dat zou co?rdineren voor heel Vlaanderen. In Limburg kreeg je dan iemand die heel ervaren was met betrekking tot Toerisme. Eén celhoofd werd dus telkens ook de co?rdinator voor heel Vlaanderen.
Hoe doen we dat? Ik geef een voorbeeld. Vandaag trekken medewerkers, die verantwoordelijk zijn voor de provincie West-Vlaanderen, het thematische beschermingsdossier rond het oorlogserfgoed in gans Vlaanderen. We hopen de eerste resultaten daarvan tegen de zomer te kunnen voorstellen.
Er zijn dus de celhoofden, die ook afzonderlijk samenkomen op uitnodiging van de directie Co?rdinatie-Werking. Die opereren dus wel degelijk binnen hun kolom. Aan de andere kant was het uitdrukkelijk de bedoeling van BBB dat er op het niveau van de agentschappen, in de beleidsuitwerking, een afstemming zou komen tussen Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed. Daarom is beslist dat het voor de algemene co?rdinatie niet meer dan logisch is dat er een hiërarchie bestaat en dat, afgezien van de centrale leiding, per afdeling een afdelingshoofd aangeduid wordt dat de co?rdinatie doet binnen de afdeling van de verschillende beleidsvelden die op elkaar afgestemd moeten worden, weliswaar binnen Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed.
Vroeger was het afdelingshoofd in de provinciale afdeling bij wijze van spreken belast met de aankoop van potloden, balpennen en papier, het invullen van de verlofkaarten en het bijhouden van de ziektedagen. Nu heb ik beslist dat in de reorganisatie, die doorgepraat is met alle mensen in de beleidsraad, in de provinciale afdelingen één van de leidinggevende ambtenaren afdelingshoofd wordt en binnen zijn provinciale afdeling de co?rdinatie doet tussen de verschillende aspecten. In het geval van sloopvergunningen zorgt hij bijvoorbeeld voor co?rdinatie met Monumentenzorg.
Op die manier is het celhoofd niet alleen het bureaucratische afdelingshoofd, dat het personeelsmanagement doet, maar is het ook degene die zorgt voor de interne afstemming van de verschillende beleidsvormen. Dat is een enorme stap vooruit in vergelijking met het vroegere functioneren van de afdelingshoofden. Bovendien waren die mensen doorgaans diep ongelukkig over de invulling van hun opdracht, waarbij ze echt afgesloten waren van ieder inhoudelijk dossier en van iedere inhoudelijke co?rdinatie. We hebben dus duidelijk een stap vooruit gezet.
Maar laat het duidelijk zijn: binnen de provinciale afdelingen heb je wel degelijk een herkenbare eenheid die zich met Onroerend Erfgoed bezighoudt en die onder leiding staat van een celhoofd. Het celhoofd Onroerend Erfgoed kan echter net zo goed het afdelingshoofd van Vlaams-Brabant worden of van West-Vlaanderen. Het zal afhangen van de figuren die aanwezig zijn. We zitten in een overgangsfase omdat nogal wat afdelingshoofden met pensioen gaan. Ook het celhoofd Onroerend Erfgoed kan zich kandidaat stellen voor de functie van afdelingshoofd. Er is wat dat betreft geen hiërarchie tussen Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed.
Zoals ook naar voren kwam bij het antwoord op de opmerkingen van de ombudsman, is het agentschap aan een transitieproces onderworpen. We proberen anomalieën te voorkomen en de integriteit te versterken. Ik denk dat we er versterkt zullen uitkomen. Het vraagt tijd voor de machine vlot draait, maar de sfeer in de ploeg is zeer goed. Er wordt gewerkt. Ik heb toevallig de bottom-upevaluatie gezien van de afdelingshoofden naar de administrateur-generaal: vier uitstekende beoordelingen en een afschuwelijk negatieve, maar dat afdelingshoofd heeft ondertussen het schip verlaten. Dat zegt waarschijnlijk meer over die ene dan over de leidinggevende ambtenaar. Zo gaat dat als je met modder gooit. Wie die in het gezicht krijgt, kan de modder afvegen, maar wie gegooid heeft, heeft altijd gegooid.
Overeenkomstig artikel 7 van het kaderdecreet komt het aan de leidend ambtenaar toe om zijn agentschap in te delen en te operationaliseren. Vanzelfsprekend is dit in overleg gebeurd met mij. Elk agentschap en het departement RWO hebben hun structuur voorgesteld aan de beleidsraad, die in mijn geval wordt voorgezeten door minister Keulen en ikzelf. Voor wat het agentschap RO-Vlaanderen betreft, is er in de beleidsraad op 18 september 2006 akte genomen van het organigram. Dat werd toegelicht en er werden vragen gesteld.
Wij hebben gepleit voor deconcentratie in functie van de relatie met de burger in elke provinciehoofdstad, waar we een sterke ploeg hebben. De bedoeling is dat door onderling overleg en permanente afstemming de cellen Onroerend Erfgoed enerzijds via Brussel met elkaar een samenhangend geheel vormen, maar anderzijds provinciaal nauw samenwerken met het Agentschap R-O. Binnen dat agentschap vormen alle medewerkers Onroerend Erfgoed een eenheid. Dat ziet men bij de celhoofdenvergaderingen en dergelijke.
Het is nieuw en dat is wennen. Maar ere aan wie ere toekomt: mevrouw Vanblaere, die het VIOE leidt, is nieuw maar heeft de voorbije maanden indrukwekkend werk geleverd met de rechttrekking van het hele personeelsdossier. Dat bevatte nog nepstatuten, tijdelijke statuten en dergelijke. De heer Kolacny creëert enthousiasme in de ploeg. Men moet elkaar gewoon worden, maar ik voel duidelijk wederzijds respect.
Zij zijn op seminarie geweest en hebben gezamenlijk verslag uitgebracht. Daaruit is een open discussie gegroeid. Daarbij bleek dat in het agentschap RO-Vlaanderen geen enkele jurist meer aanwezig was omdat zij bij de verdeling naar het departement waren gegaan. We hebben extra kredieten gevraagd en verkregen om ook binnen het agentschap minstens één goede jurist aan te werven die de mensen van Onroerend Erfgoed en Vergunningenbeleid kan bijstaan. Dat komt op snelheid. Binnen het departement RWO staat de heer Braeckman, secretaris-generaal, voor de moeilijke opdracht om Ruimtelijke Ordening met Ruimtelijke Planning, Beroepen, Wonen en Onroerend Erfgoed beleidsmatig in te vullen. Dat zal het langst duren om op snelheid te komen.
Tot slot geef ik mee dat we bij de budgetcontrole gepleit hebben voor bijkomende kredieten voor de versnelde ICT-implementatie van onze afdeling en gehoor hebben gevonden bij de minister van Begroting. U weet dat ik ervan droom in het nieuwe decreet Ruimtelijke Ordening de hele inventarisatie ?Bouwen door de Eeuwen heen´ te verankeren waardoor we een enorme stap voorwaarts kunnen zetten en echt betekenisvol decretaal werk zullen leveren.
De heer Bart Caron: Mijn vraag is niet ingegeven door twijfel over de mate van integratie tussen Wonen, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed. De meerwaarde die u zelf ook aangeeft, kunnen we bereiken. Ik wil met u bekijken hoe het verder evolueert. Ik ben er samen met u van overtuigd dat we op termijn de meerwaarde van de hervorming zullen zien.
Ik bestrijd de indeling in agentschappen helemaal niet. Ik moet trouwens erkennen, zeker wat het VIOE betreft, dat de hervorming een heel grote meerwaarde oplevert voornamelijk op het terrein van de archeologie.
Mijn vraag is alleen ingegeven door een begrotingsbekommernis die ook binnen het agentschap RO-Vlaanderen leeft. Er is een zekere onrust bij een aantal erfgoedconsulenten over de toepassing van dat artikel in het besluit. U hebt vrij adequaat uitgelegd hoe u dat organiseert: met co?rdinatie in Brussel, met overleg met celhoofden enzovoort. Ik wil ook heel graag die structuur de kans geven die ze moet krijgen om zich te ontwikkelen. Die ongerustheid moet door de leidinggevende ambtenaren en de politieke verantwoordelijken worden weggenomen.
Ik bestrijd ook helemaal niet het idee van deconcentratie. Ik heb liever gedeconcentreerde diensten dan één centrale afdeling Monumenten en Landschappen in Brussel. Ik pleit hier dus niet voor een soort restauratie, in de culturele betekenis van het woord. De website is in orde al zijn er nog wel wat technische problemen: hij flikkert altijd en iets zoeken is een vrij complexe zaak.
Ik ben dus bezorgd om de samenhang en de eenduidigheid van het beleid. U hebt het ook gehad over de eenduidige aanpak van de beleidsuitvoering op het terrein: premiestelsels, premietoekenning, beschermingsbeleid. Ik herinner mij dat in een ver verleden de provinciale zetels administratief losgeknipt waren van Brussel. Dat was geen goede zaak. Het beleid op het terrein werd totaal versnipperd. Daar moeten we zeker niet naar terug.
Ik ga met belangstelling de brochure lezen en verder kijken hoe het evolueert. Ik ben het met u eens dat die structuur een kans moet krijgen. Ik hoop dat u ook vindt dat we de samenhang met Ruimtelijke Ordening moeten bevorderen en zoals u gezegd hebt de inventaris bouwkundig erfgoed verbinden met het decreet ruimtelijke ordening. Anderzijds moeten we ook de knowhow, de kennis, de expertise, de eenduidigheid van beleid in het onroerend erfgoed bewaken. Het is dus eigenlijk een dubbele boekhouding met een sterk analytische aanpak waarbij het onroerend erfgoed analytisch in het agentschap aanwezig is. Ik hoop dat we de meerwaarde die u ook beoogt, zullen kunnen bereiken.
Minister Dirk Van Mechelen: Ik ben soms verwonderd over de weerstand voor verandering die er leeft bij mensen. Men is zo gewoon om op een bepaalde manier te werken dat wanneer men in een andere structuur moet werken, men een ongegronde angst krijgt. Ik heb inderdaad het schip van koers willen en doen veranderen. Ik heb altijd gezegd dat ik hier niet ben om te ondergaan maar om te besturen. Ik wil dingen in gang zetten en veranderen. Het begint nu te werken. Bij het VIOE heeft ieder op zijn niveau goede insteken gedaan. Het VIOE krijgt nu een veel sterkere organisatie, waarschijnlijk in drie afdelingen.
Er is nu opnieuw een primus inter pares op provinciaal niveau. Op papier was dat op het afdelingsniveau, maar aangezien dat dat de personeelsdirecteur was, had die eigenlijk niets te zeggen. Nu krijgen we een primus inter pares, een beetje volgens de oude filosofie, namelijk de man die de inhoudelijke leiding neemt en die voor de afstemming op elkaar moet zorgen. Dat zal nog even wennen zijn, maar het zal tot resultaten leiden.
Er is ook sprake van een generatiewissel. Er komen heel veel jonge mensen bij, zeker in de sector van archeologie en dergelijke. Ook dat heeft zijn consequenties op de organisatie. Binnen Ruimtelijke Ordening hebben we dat vooral meegemaakt in de bij de afdeling Ruimtelijke Plannign, waar heel veel jonge mensen zijn ingestroomd. Dat geeft een cultuurschok. De dingen moeten op elkaar worden afgestemd. Daarom heb ik voor wat extra middelen gepleit, zodat men niet kan zeggen dat men niet goed kan functioneren omdat men te weinig middelen heeft. Men zal de centen krijgen om de job goed te doen.
We proberen nu stelselmatig de afdelingen op snelheid te brengen. West-Vlaanderen is een zorgenkind. We gaan een paar bijkomende dossierbehandelaars op topniveau aanwerven. Antwerpen zit nu in een verhuisoperatie, dus ik zie de behandeltermijnen al groeien. We moeten daar gewoon door. ?Bredero light´ moet ge?mplementeerd worden. Ook de afstemming met het ICT-instrumentarium van Onroerend Erfgoed baart me zorgen. Daar is nog werk aan. Over websites gesproken: ik heb gisteren naar de website van het Vlaams Parlement gekeken. Die flikkert niet alleen, die staat ook geregeld stil. Ook daar is dus werk aan de winkel.
De heer Bart Caron: Ze leek bij momenten op een diavoorstelling.
We moeten de samenhang in het beleidsveld Onroerend Erfgoed horizontaal proberen te bewaken. Ik denk dat we, samen met die generatiewissel, de weerstand ten aanzien van vernieuwing kunnen weghalen. We zullen wel zien waar we komen.
Mijnheer de voorzitter, geheel terzijde: ik ben een koele minnaar van BBB. Op zich ben ik zeker voor verandering, alleen vraag ik me af of de optie die we hebben genomen om beleidsuitvoering helemaal te scheiden van beleidsvoorbereiding, geen achterhaald model is. Ik ben het er zeker mee eens als het gaat over inspectie en handhaving, want dat is een grote stap vooruit.
Minister Dirk Van Mechelen: Ik deel uw mening. Wij hebben het geconcipieerd als een Siamese tweeling, alleen stel ik vast dat men bij de invulling twee baronieën en twee eilanden maakt. In de beleidsraad is het mijn heilig punt om telkens te zeggen dat we moeten samenwerken en niet aan terreinafbakening moeten doen. Ik vrees dat vooral dat laatste niet simpel zal zijn.
De voorzitter: Het incident is gesloten.