Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 03/05/2007
Vraag om uitleg van mevrouw Laurence Libert tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de oprichting van een afdeling van de Vlaamse Wielerschool op het circuit van Terlaemen (Zolder) en de relatie met de geplande oprichting van vijf provinciale wieleropleidingscentra
De voorzitter: Mevrouw Libert heeft het woord.
Mevrouw Laurence Libert: Mijnheer de minister, geachte collega´s, 2007 werd uitgeroepen tot het ?jaar van de fiets´. Tal van initiatieven staan voor de boeg, zoals Vlaanderen Sportland, Ventourist-Ventousiast, de Gordel voor Scholen, de Ronde van Frankrijk enzovoort. De erkenning van een degelijke opleiding voor jongeren voor het wielrennen blijkt dan ook zeer actueel.
Naast bovenvermelde gebeurtenissen worden er in 2007 ook vijf provinciale opleidingscentra voor het wielrennen uitgebouwd, in samenwerking met de Wielerbond Vlaanderen en de Vlaamse Wielerschool. In deze wieleropleidingscentra kunnen kinderen vanaf 12 en soms vanaf 8 jaar kennismaken met het wielrennen en worden hun de vaardigheden, technieken en vooral noties van veiligheid bijgebracht. Uiteraard kunnen ook jongeren van oudere leeftijd terecht in deze wieleropleidingscentra om hun vaardigheden aan te scherpen en te vervolmaken. De centra kunnen ook een ondersteunende of co?rdinerende rol spelen voor de bestaande wielerclubs.
Op het circuit van Terlaemen-Zolder wil men een afdeling van de Vlaamse Wielerschool oprichten met als doel, om zoals in de andere afdelingen, zo veel mogelijk jongeren in kwaliteitsvolle omstandigheden het wielrennen te laten beoefenen en de meest getalenteerde jongeren optimale ontplooiingskansen te geven met aandacht voor de vrijwaring van de integriteit van de sport en de gezondheid van de jonge sportbeoefenaar.
Rekening houdende met het feit dat topsportscholen een opleiding in wielrennen geven vanaf het tweede jaar secundair onderwijs, rijst hier de vraag of het aanbod van fietsondersteuning voor jongeren voldoende bekend is en of er geen overlapping kan zijn van de doelstellingen die de verschillende instellingen hanteren.
Graag had ik aan de minister de volgende vragen gesteld. Wanneer de minister het heeft over de oprichting van vijf provinciale opleidingscentra, gaat het dan over de uitbouw van de bestaande afdelingen van de Vlaamse Wielerschool, zijnde Herentals, Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen en in de toekomst Zolder-Terlaemen in Limburg, en zal de minister de oprichting plannen van een nieuw centrum in West-Vlaanderen? Wat is de stand van zaken hieromtrent, specifiek voor Zolder-Terlaemen en West-Vlaanderen? Met welke middelen zal dit gefinancierd worden? Gaan deze provinciale opleidingscentra samenwerken met de topsportscholen?
De voorzitter: De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens: Ik wil me graag aansluiten bij deze vraag. Er is een probleem van structurele onderfinanciering van de wielerscholen geweest. Wij als Vlaamse overheid komen heel vaak in het nieuws met de dopingcontroles, dat is goed. Maar ik vind het ook heel belangrijk dat we de wielersport zo sterk mogelijk steunen en vooral het gezond sporten. In die zin is de wijze waarop Toon Claes, Rik Van Looy en anderen de Vlaamse Wielerschool hebben uitgebouwd, toch wel bewonderenswaardig. Ik krijg jammer genoeg nog constant signalen dat er een financieringsprobleem is, onder meer met het project in Zolder. Kunt u ons de juiste situatie geven?
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, laat me eerst vooraleer ik op uw specifieke vragen antwoord, kort de context schetsen waarin de Vlaamse Wielerschool gesitueerd moet worden, ook als verduidelijking bij enkele opmerkingen.
De Vlaamse Wielerschool is ontstaan als een initiatief van Sporta. De Koninklijke Belgische Wielrijdersbond is een unitaire federatie gebleven tot eind 2001. Omdat wielrennen een populaire sport is in Vlaanderen en er zeker behoefte bestond aan ondersteuning en uitbouw van een degelijke en verantwoorde jeugdopleiding is de Vlaamse Gemeenschap via Bloso in 1980 partner geworden van de Vlaamse Wielerschool. Door de jaren heen heeft die Vlaamse Wielerschool haar degelijkheid en deugdelijkheid bewezen, vooral inzake verantwoorde trainingsopbouw en jeugdopleiding. De Vlaamse Wielerschool is begonnen met wintertrainingen vanuit het centrum in Herentals en vanuit de wielerbaan in Gent. Intussen is deze wintertraining uitgegroeid tot een programma, waarbij voor de verschillende categorieën op 14 verschillende locaties in Vlaanderen en met de medewerking van 35 trainers een aangepast trainingsprogramma wordt aangeboden. Ook fundamenteel in de werking van de Vlaamse Wielerschool zijn de principes van medisch verantwoorde sportbeoefening. Zo worden de trainingsprogramma´s in overleg met specialisten op maat van de verschillende leeftijdscategorieën ontwikkeld en verlopen de trainingen op het terrein onder de verantwoordelijkheid van een gediplomeerde trainer.
Toen op 1 januari 2002 de Wielerbond Vlaanderen werd opgericht, na de splitsing van de BWB, trok Bloso zich terug uit de Vlaamse Wielerschool. Er bestond nu immers een erkende unisportfederatie, die zelf verantwoordelijk was voor haar jeugdopleiding. Wielerbond Vlaanderen streeft die jeugdopleiding vooral na via de bij de federatie aangesloten clubs. Gevolg was echter dat de toekomst van de werking van die Vlaamse Wielerschool onzeker werd, omdat de financiering en bijgevolg de verdere geco?rdineerde uitbouw niet langer gegarandeerd waren. Zo bereikte mij de vraag van de bezielers, van Toon Claes en pionier Rik Van Looy, of de Vlaamse Wielerschool moest worden opgedoekt, dan wel of er een duidelijke plaats en taak konden worden toebedeeld.
Ik blijf zelf overtuigd van de verdienste en het nut van de Vlaamse Wielerschool. Daarom heb ik ook naar een oplossing gezocht. Door mijn toedoen is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen de Wielerbond Vlaanderen en de Vlaamse Wielerschool, waarbij deze laatste door de eerste erkend en ondersteund wordt. Ook werd er, opnieuw na bemiddeling, een correcte taakverdeling afgesproken. Voorts streef ik naar een overeenkomst met de provinciale overheden, om een gedeelte van hun middelen voor bovenlokale sportinitiatieven te investeren in die provinciale wielerschool.
Collega´s, wielrennen is een sport die, wat organisatie en beoefening betreft, een aparte plaats inneemt in ons sportlandschap. Het is een sport die, in functie van trainingen op de openbare weg, niet op één welomschreven locatie - een terrein, een sporthal of een zwembad - beoefend kan worden. Dat vergt bijvoorbeeld het inzetten van volgwagens, het fietsen in groep onder begeleiding, het respecteren van het verkeersreglement enzovoort. Jongeren moeten eerst en vooral het fietsen in al zijn aspecten onder de knie krijgen: fietsvaardigheden aanleren, de verkeersmoeilijkheden leren inschatten, de elementaire beginselen van het fietsonderhoud kennen, weten wat gezonde ontspanning en sportbeoefening is enzovoort. Wielrennen is veel meer dan louter koersen.
Hoewel er nogal wat wielerclubs bestaan, rekruteren die toch maar een beperkte en selectieve doelgroep. Daarom heeft de Vlaamse Wielerschool haar plaats verdiend en haar nut bewezen. Bovendien kunnen de mensen van de Vlaamse Wielerschool waar nodig ook nog ondersteunend helpen voor de clubs. De Wielerschool heeft als doelstelling zo veel mogelijk jongeren in kwaliteitsvolle omstandigheden het wielrennen te laten beoefenen, en de meest getalenteerde jongeren optimale ontplooiingskansen te geven, met aandacht voor de vrijwaring van de integriteit van de sport en de gezondheid van de jonge sportbeoefenaar. Om die verantwoordelijkheid te kunnen opnemen en taken te kunnen opnemen, lijkt het mij inderdaad zinvol dat er in elke provincie zo´n wielercentrum uitgebouwd wordt, weliswaar binnen één geco?rdineerde beleidsvisie.
Wat uw eerste vraag betreft, kan ik u melden dat het inderdaad gaat over de uitbouw van de bestaande afdelingen. Ik had hierover in december 2006 al een eerste vergadering met de gedeputeerden van sport van de vijf Vlaamse provincies en heb hen op 14 mei 2007 uitgenodigd. Concreet waren er al langer activiteiten in de provincie Antwerpen, vooral dan vanuit Herentals, in de provincie Oost-Vlaanderen, met onder andere de pistetrainingen op de wielerbaan Eddy Merckx aan de Blaarmeersen, en in de provincie Vlaams-Brabant, vooral vanuit het Bloso-domein van Hofstade.
Dit jaar is daar Limburg bij gekomen, waar onder leiding van de heer Wauters het project op het circuit van Zolder gestart is. De heer Wauters is als co?rdinator in dienst getreden op 2 januari 2007. Op 2 februari zijn de trainingen begonnen. Tot nu toe komen een 200-tal jongeren geregeld trainen, zo´n 60 per training, verdeeld over verschillende groepen naargelang de leeftijd. Telkens worden twee trainers per groep ingeschakeld. Naast opleidingsprogramma´s voor 8- tot 14-jarigen worden ook specifieke trainingsschema´s ontwikkeld voor nieuwelingen, 15- tot 16-jarigen, en juniores, 17- tot 18- jarigen. De jongeren krijgen die opleiding en training zowel op het gesloten circuit van Terlaemen als op de openbare weg. Daarnaast wordt nog een BMX-piste aangelegd. Ook is het de bedoeling dat er een cyclocrossparcours komt.
In functie van de volgende wintertrainingen tracht de projectleider ook de verlichting van het circuit gedaan te krijgen. Het project in Limburg wordt al gerealiseerd met de steun van de provincie Limburg. De gedeputeerde, mevrouw Claes, heeft uitdrukkelijk gesteld dat zij daarmee, alvast voor de provincie Limburg, wou beantwoorden aan mijn oproep om in het kader van het Jaar van de Fiets deze vijf provinciale wielerscholen te kunnen realiseren.
Ook in Antwerpen en Oost-Vlaanderen ondersteunt de provinciale overheid al langer de daar lopende projecten. In Vlaams-Brabant gebeurt dat door een samenwerking met FROS, dat als recreatieve sportfederatie ook participeert en concreet één personeelslid ter beschikking stelt. Er wordt in Vlaams-Brabant nu ook een projectvoorstel voorgelegd aan de provinciale overheid om de wielerschool daar verder te kunnen uitbouwen. Hetzelfde geldt voor de provincie West-Vlaanderen. Ook daar zijn contacten met de provinciale overheid en wordt een voorstel uitgewerkt tot oprichting van een nieuw en bijkomend centrum.
Met welke middelen gaan we dat financieren? Zoals eerder gesteld, is het de bedoeling dat de verdere uitbouw verzekerd wordt en dus de garantie geboden wordt dat er ook in de toekomst voldoende middelen voor vrijgemaakt worden. Uiteraard voorzien de provinciale wielerscholen voor een deel in hun eigen inkomsten, onder andere uit sponsoring en lidgelden. Daarnaast is er dus nog het samenwerkingsakkoord met de Wielerbond Vlaanderen, dat ook een vorm van ondersteuning inhoudt, en de participatie van FROS en Sporta.
Daarbovenop vraag ik aan de provincies om in het kader van hun sportbeleidsplan aandacht te hebben voor de uitbouw van deze centra. Vanaf volgend jaar komt de financiering van het nieuwe decreet op het lokale sportbeleid op gang. De provincies krijgen in het kader daarvan extra middelen voor de uitwerking van bovenlokale initiatieven. Als zij een gedeelte van de hun toegemeten middelen aan de provinciale wielerscholen besteden, is ook de toekomst verzekerd. Dit jaar zijn die decretale middelen er nog niet. Toch lijkt het mij aangewezen om uitgerekend in het kader van het Jaar van de Fiets de globale uitbouw van dit project te kunnen helpen realiseren. Daarom heb ik in mijn begroting voor het Jaar van de Fiets een supplementaire eenmalige subsidie van 150.000 euro vrijgemaakt. Ik hoop dus binnenkort met de gedeputeerden en op basis van de intussen ingediende of uitgewerkte projecten, de afspraken hieromtrent te kunnen concretiseren en zo mogelijk te finaliseren. Ik plan dat vanaf volgend jaar vanuit de provincies 300.000 euro wordt vrijgemaakt. Dit is geld dat ze krijgen in het kader van het decreet op het lokaal en regionaal sportbeleid.
Mevrouw Libert, zoals u weet, is de topsportschool verankerd in het decreet op de erkenning en subsidiëring van de sportfederaties. De Wielerbond Vlaanderen is nagenoeg onmiddellijk na haar oprichting begonnen met een topsportschool. Op 1 september 2002 is immers de Topsportschool Wielrennen voor jongens en meisjes in Gent van start gegaan.
Het decreet bepaalt dat elke federatie die beschikt over een topsportschool, het recht heeft op een gesubsidieerde topsportco?rdinator. Bij de Wielerbond Vlaanderen is dat oud-profrenner Ferdi Van den Haute. Los van die functie is hij ook altijd al begaan en betrokken geweest bij de Vlaamse Wielerschool. Met hem heb ik dus automatisch de best geplaatste verbindingspersoon.
Jongeren in de wielerscholen voor wie het aangewezen is dat ze naar de topsportschool gaan, kunnen daar terecht vanaf de tweede graad van het secundair onderwijs, mits zij uiteraard voldoen aan de sportieve instapcriteria.
In die zin vormen de wielerscholen, samen met de clubs, de onderbouw van de topsportschool en kunnen ze aan elkaar gelinkt zijn. Niet elke deelnemer aan de provinciale wieleropleidingscentra kan doorstromen naar de topsportschool. Ook werd er, dankzij mijn bemiddeling, een correcte taakverdeling afgesproken tussen deze actoren. Maar laat me toch nog eens duidelijk stellen dat in de wielerscholen de klemtoon niet alleen ligt op het presteren in de koersen, het begeleiden en ontwikkelen van toptalent of het doorgroeien naar een carrière als profrenner, daar waar voor de topsportschool die intrinsieke kwaliteiten, dat potentieel talent, toch de noodzakelijke instapdrempel vormt voor selectie. Maar hoewel opdracht en doelstelling verschillen, is een geco?rdineerde aanpak, waar mogelijk en nuttig, toch verzekerd.
In eerste instantie zijn de provinciale wieleropleidingscentra de voorlopers van de topsportschool, ook wat leeftijdscategorieën betreft. In de weekends kunnen, in samenwerking met de clubs, de jongeren die in de week op de topsportschool zitten, een beroep doen op de provinciale opleidingscentra, om zich te vervolmaken of extra ondersteuning te krijgen. Maar het is een ondersteuning van en samenwerking met alle clubs. Het is niet de bedoeling om een ge?soleerd centrum te creëren; het is een centrum waar alle wielerclubs bij betrokken moeten worden, maar per provincie.
Alles is klaar. Ik heb een uitgewerkt voorstel gedaan aan de provincies. Eigenlijk moeten de gedeputeerden alleen maar ?ja´ zeggen en ze krijgen er onmiddellijk een financiering bij. Ook Zolder past daarin, want dat is inderdaad het Limburgs provinciaal opleidingscentrum. Het financiële aanbod van mijn kant is klaar. Ik wacht op de bevestiging, maar op 14 mei heeft, hoop ik, de laatste bijeenkomst plaats om een totaalakkoord te sluiten.
Begin januari hebben we de gedeputeerden gezien. Toen hebben ze me gevraagd om te zorgen voor een overeenkomst tussen de bond en de wielerschool. Die overeenkomst is er. Ze vroegen om te zorgen voor een kaderovereenkomst met de wielerschool, zodanig dat ze weten welk aanbod er zal zijn. Die kaderovereenkomst is er. Ze vroegen ook om te zorgen voor een financieel kader, waardoor ze zelf niet te veel moeten bijleggen. Dat financieel kader is er ook. Ik zie dus niet in waarom de provincies niet collectief in het voorstel zouden stappen.
De voorzitter: Mevrouw Libert heeft het woord.
Mevrouw Laurence Libert: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.
Voor 2007 doet u een eenmalige injectie van 150.000 euro. Dat is een totaalpakket voor de vijf provincies. Hoe zal dat bedrag verdeeld worden? Hebt u daar al zicht op?
Minister Bert Anciaux: Dat gebeurt op basis van de bevolkingsaantallen per provincie. Het is de helft van de 300.000 euro die we nodig hebben voor 2008. Die 300.000 euro is ongeveer de helft van het bedrag dat ze krijgen. In concreto gaat het over de helft van 0,8 euro per inwoner, dus 0,4 euro.
Mevrouw Laurence Libert: Nadien zullen de provincies zelf 300.000 euro moeten besteden.
Minister Bert Anciaux: Ze krijgen dat geld vanaf 2008, in het kader van het nieuwe decreet.
Mevrouw Laurence Libert: Het geld dat ze krijgen binnen het Sport voor Allen-decreet, moeten ze dus verplicht daaraan besteden?
Minister Bert Anciaux: Dat is mijn aanbod. De helft zouden ze in de wieleropleidingscentra moeten kunnen investeren.
?
Mevrouw Laurence Libert: Krijgen ze daarbovenop nog andere middelen? Als de provincies instappen in het Sport voor Allen-decreet, zijn ze verplicht om in het beleidsplan aan te geven dat ze de helft van de bovenlokale middelen zullen gebruiken voor de wielerschool.
Minister Bert Anciaux: Ik kan ze niet verplichten, het is ons aanbod. Vandaar dat ik in 2007 ook 150.000 euro aanbied. De provincies die instappen, kunnen in 2007 al een financiering krijgen. Eigenlijk hebben ze daar dus wel belang bij.
De provincies moeten sowieso ook zelf een aantal inspanningen doen op basis van het nieuwe decreet. Wij doen een voorstel om collectief verantwoordelijkheid op te nemen voor de provinciale wieleropleidingscentra en daarvoor een deel van hun middelen te gebruiken of, anders gezegd, een deel van de middelen die ze krijgen van de Vlaamse overheid aan te wenden voor de wieleropleidingscentra. Dat vergemakkelijkt tegelijkertijd ook de opdracht van de provincies, want ze moeten geen extra verantwoording afleggen voor de aanwending van die middelen, aangezien het al in een overeenkomst met de Vlaamse overheid zit.
De voorzitter: Het incident is gesloten.