Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot de heer Dirk Van
Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening,
over de vertraging in wegenisdossiers bij socialewoningbouwprojecten
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe:
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, ik heb een korte vraag
over een aangelegenheid die voor de betrokken bouwmaatschappijen, in de eerste
plaats sociale bouwmaatschappijen, ernstige gevolgen heeft.
Mijnheer
de minister, een niet onbelangrijk aantal
dossiers inzake sociale woningbouw lopen ernstige vertraging op door het feit
dat de gesubsidieerde dossiers niet tijdig of niet worden goedgekeurd door de
diensten van Stedenbouw. Ik zal u straks een korte opsomming geven van de
steekproeven die ik in West-Vlaanderen heb gedaan. Veel projecten met sociale
woningen worden gebouwd zonder wegenis – men heeft immers een eigen
investeringsprogramma, een aanbestedingsprocedure en zo meer – en zonder de
nodige basisinfrastructuur zoals rioleringen, elektriciteit, gas en water.
Iedereen weet dat een woning die op een dergelijke manier wordt gebouwd, niet
bewoonbaar verklaard kan worden. Het resultaat is dat woningen leegstaan, dat
de socialehuisvestingsmaatschappijen inkomensverlies lijden en dat er lange
wachtlijsten ontstaan.
Ik verneem dat een gelijkaardige
trend zichtbaar wordt bij de realisatie van sociale verkavelingen. Ik heb een
steekproef gedaan. Ik zal niet de volledige procedure toelichten, want u bent
daarvan veel beter op de hoogte. Kort komt het erop neer dat een dossier binnen
90 dagen na een plenaire vergadering klaar moet zijn bij Stedenbouw. Ik heb
vastgesteld dat voor een belangrijke uitbreiding van de sociale woningbouw in
Kortrijk, namelijk de Disgracht in Heule, de wegenisvergunning al afgeleverd
had moeten zijn op 6 mei 2006. Een gelijkaardig project van de Zuid-West-Vlaamse
Sociale Huisvestingsmaatschappij in Spiere had al uitgeklaard moeten zijn op 16
augustus
Ik weet niet precies waar de
fouten of moeilijkheden zich situeren. Als ik contact opneem met de betrokken
bouwmaatschappijen en de bevoegde diensten wijzen zij naar elkaar. Het
resultaat is dat een niet onbelangrijk aantal woningen niet bewoond kunnen
worden doordat de wegenisdossiers bij projecten van sociale woningen
onvoldoende snel worden gehonoreerd door Stedenbouw.
Mijnheer de minister, wat is de
reden van de achterstand in West-Vlaanderen inzake het afleveren van
vergunningen voor de wegenis van socialewoningbouwprojecten? Welke maatregelen kunt
u nemen om alles toch nog op een vlottere manier af te handelen? Is die
achterstand er ook in de andere provincies? In welke mate kunnen er afspraken
gemaakt worden over samenwerking tussen de administraties van Wonen en
Ruimtelijke Ordening? U hebt al inspanningen geleverd in het kader van het BBB
om het zogenaamde artikel 80 van de vroegere Huisvestingscode en de woningbouw
in één administratie onder te brengen, maar toch is er nog steeds een
bouwvergunning nodig om de werken te kunnen starten en vooral in West-Vlaanderen
blijkt daarbij sprake te zijn van vertraging.
De voorzitter:
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Decaluwe, u stelt dat
een niet onbelangrijk aantal dossiers inzake sociale woningbouw vertraging oploopt
doordat de wegenisdossiers niet worden goedgekeurd door mijn diensten. Wat nog
veel erger is, is dat sociale woningen niet bewoond kunnen worden omdat de
nodige basisinfrastructuur zoals riolering, elektriciteit en waterleiding niet
zijn aangelegd.
Ik ben mijn carrière begonnen in
1981, op het kabinet van de toenmalige minister van Huisvesting. Ik herinner me
het probleem heel goed. Toentertijd stond Vlaanderen vol met sociale woonwijken
zonder voetpaden, licht of riolen. Ik weet welke inspanningen we toen hebben
gedaan om paal en perk te stellen aan dit probleem. Toen ik uw vraag las, dacht
ik dat wat u schreef niet kon kloppen. We hebben de wetgeving toentertijd
substantieel gewijzigd waardoor het een wordt gekoppeld aan het ander. Uw vraag
interesseerde me dus bijzonder en heeft me aangezet tot het verrichten van enig
opzoekwerk.
Het door u geschetste probleem kan
in feite geen oorzaak hebben in het ontbreken van een stedenbouwkundige
vergunning voor de wegen- en andere infrastructuurwerken. Ter verduidelijking
citeer ik het artikel 100 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie
van de ruimtelijke ordening. De eerste paragraaf stelt duidelijk: “op een stuk
grond, gelegen aan een weg die, gelet op de plaatselijke toestand, onvoldoende
is uitgerust, kan geen stedenbouwkundige vergunning worden verleend voor het
bouwen van een commercieel, ambachtelijke of industrieel gebouw of voor het
bouwen van een woning, met uitzondering van een land- of tuinbouwbedrijf en van
een exploitatiewoning van een land- of tuinbouwbedrijf. Ongeacht de
plaatselijke toestand, wordt als minimale uitrusting beschouwd een met duurzame
materialen verharde weg, voorzien van een elektriciteitsnet.” Deze paragraaf
stelt dus heel duidelijk dat geen stedenbouwkundige vergunning kan worden
afgeleverd als er geen voldoende uitgeruste weg ligt. Paragraaf 2 bepaalt een
uitzonderingsclausule: “De stedenbouwkundige vergunning voor woningen van een
sociaal woningproject, in de betekenis van artikel 2, § 1, 32° van het decreet
van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, kan in afwijking van paragraaf 1
verleend worden zodra de stedenbouwkundige vergunning voor de wegen en
infrastructuur voor de realisatie van het sociaal woonproject verleend is.”
Met
andere woorden: decretaal is in artikel 100 van het decreet bepaald dat de
vergunning van de wegenis steeds vooraf aan de vergunning van het
woonbouwproject moet komen, of er uiterlijk gelijktijdig mee verleend moet
worden. Mijn administratie mag dus geen stedenbouwkundige vergunningen verlenen
voor de bouw van sociale woningen, als niet vooraf of ten minste op hetzelfde
moment de stedenbouwkundige vergunning voor het wegenisdossier verleend is. Als
u zegt dat er sociale woningen leegstaan en dat er geen weg ligt omdat er geen
stedenbouwkundige vergunning is, klopt er iets niet. Want ons decreet is wat
dat betreft zeer duidelijk.
Mochten
er dergelijke voorbeelden bestaan, moet u ze mij maar eens doorgeven. Dan laten
we ze stuk voor stuk juridisch nakijken. Volgens het decreet op de ruimtelijke
ordening kan het in elk geval niet dat men sociale woningen bouwt zonder te
beschikken over de stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van de wegenis.
Ik weet dat nog omdat we dat indertijd ook aangepakt hebben en, onder meer
samen met de heer Akkermans, in goede banen geleid hebben.
Waarom
is die uitzondering in paragraaf 2 voorzien? Het decreetsartikel dat op die
manier is opgesteld, is ingegeven door de mogelijkheid om eerst de woningen op
te richten en dan de wegenis aan te leggen, gewoon om te vermijden dat de pas aangelegde
wegenis beschadigd wordt door latere werken aan de gebouwen. Dat is een van de
klassieke klachten van verkavelaars: zij leggen een wegennet aan en wanneer de
woningen af zijn, stellen ze vast dat de wegen beschadigd zijn.
Zeker
als het private verkavelingen betreft, moet je zeker zijn dat de wegenis
volledig aangelegd wordt. De overheid heeft zichzelf dus een uitzondering
toegekend, ervan uitgaande dat zij als een goede huisvader erover zou waken dat
de wegenis uiteindelijk op het gepaste moment aangelegd wordt. Dit is
natuurlijk de verantwoordelijkheid van de socialehuisvestingsmaatschappijen.
Inzake de doorlooptijden van artikel
127 van het decreet van 18 mei 1999 kan ik u het volgende melden. Artikel 127
van het decreet stelt dat de aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning van een
socialehuisvestingsmaatschappij en voor de bijhorende infrastructuurwerken
integraal behandeld worden binnen de Vlaamse administratie. Dit in
tegenstelling tot aanvragen van particulieren, die door het gemeentebestuur worden
afgehandeld en al dan niet naargelang de hoegrootheid van de infrastructuur ter
advies of ter kwaliteitsbewaking voorgelegd worden aan de administratie
Ruimtelijke Ordening.
De doorlooptijd van de zogenaamde ‘dossiers
artikel
Ik ben eens gaan kijken naar het
specifieke geval van deze dossiers. Het zijn gemiddelden, dus daar moet je
altijd mee opletten. Zo bedroeg in 2006 de kortste doorlooptijd 48 dagen en de langste
doorlooptijd 333 dagen. Die doorlooptijd van 48 dagen zal vermoedelijk slaan op
een klein dossier zonder openbaar onderzoek en zonder bijkomende adviezen.
Artikel 127 blijft binnen de
administratie en de IVA een heikel punt, waar aan gewerkt wordt. Je ziet wel
dat zich dit buiten West-Vlaanderen stabiliseert, of zelfs daalt. In deze
commissie is genoegzaam bekend dat we in een soort kip-of-eiverhaal zitten. We
zijn met dezelfde ploeg twee zaken aan het doen: we zijn de gemeenten aan het
helpen met de ontvoogding, en ondertussen moeten we voor al die gemeenten
klassieke adviezen blijven uitreiken. We komen nu stilaan op een
scharniermoment, waarop een aantal vooral grotere gemeenten ontvoogd zullen
worden, waardoor zij niet langer aan de expliciete voogdij van de IVA
onderworpen zijn. Op die manier kunnen we met betrekking tot artikel 127 toch
een inhaalbeweging maken.
De doorlooptijd van de aanvragen
artikel 127, is logischerwijze langer, omdat heel de procedure gevoerd moet
worden vanuit de Vlaamse overheid. Voor een normale bouwaanvraag, die behandeld
wordt door een college van burgemeester en schepenen, doen zij eerst het
openbaar onderzoek en vragen ze de adviezen op, voor het naar de administratie
Ruimtelijke Ordening komt, die dan binnen de 50 dagen moet beslissen. Hier is
het net andersom.
Er wordt mij ook gesignaleerd dat
een aantal dossiers het gemiddelde sterk omhoog trekken, omdat ze om
maatschappelijke redenen blijven liggen. U weet dat het bouwen van gsm-installaties
en UMTS-masten de procedure van artikel 127 volgt. Vaak aarzelen
schepencolleges met hun advies omwille van buurtprotest en houden ze eerst een
maatschappelijk overleg. Als dat advies terugkomt naar het agentschap, zijn de
termijnen intussen vreselijk opgelopen waardoor de gemiddelden serieus stijgen.
Ik erken dat uw bezorgdheid ook de mijne is. We vragen aan onze administratie
om zeker voor sociale bouwprojecten ervoor te zorgen dat het agentschap een
soort prioriteit geeft aan de wegendossiers voor sociale woonprojecten met
betrekking tot het behandelen van artikel 127. Ik denk dat het in de praktijk
vrij vlot verloopt behalve in West-Vlaanderen waar de top van het departement
onthoofd en ontwricht is en de dossierverantwoordelijke voor artikel 127 niet
meer aanwezig is. Dat is de reden van die problemen.
Als
er dus woningen staan zonder wegen, ligt het probleem niet altijd bij
Ruimtelijke Ordening maar eerder binnen de sector zelf. Ik ben even te rade
gegaan bij de minister van Begroting om wat meer duidelijkheid te krijgen. Uit
de cijfers blijkt dat in 2004-2005 voor de aanleg van infrastructuurwerken
gemiddeld 25 miljoen euro vastleggingskredieten beschikbaar waren. Ik herinner
me uit de begrotingsdebatten dat minister Keulen expliciet heeft laten weten
dat er een probleem was. We hebben dan de vastleggingskredieten voor 2006
opgetrokken tot 33,3 miljoen euro en die voor
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft
het woord.
De heer Carl Decaluwe: Ik dank u voor het
uitvoerige antwoord, mijnheer de minister. We kunnen enkel hopen dat het beter
wordt. Het wordt stilaan tijd dat men in West-Vlaanderen de inhaalbeweging
maakt en zo snel als mogelijk die dossiers laat goedkeuren.
Minister Dirk Van Mechelen: Ik heb bij de
budgetcontrole aan de regering een klein extra krediet gevraagd om een aantal
topmedewerkers voor West-Vlaanderen aan te trekken.
De voorzitter: Het incident is
gesloten.