Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 29/03/2007
Vraag om uitleg van mevrouw Sabine Poleyn tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de uitvoering van het Vlaams regeerakkoord wat de billijke vergoeding betreft
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mijnheer de minister, collega´s, het dossier van de billijke vergoeding is al vaker het voorwerp van debat geweest in het Vlaams Parlement. Om de zoveel weken of maanden kunnen we hier of in de plenaire vergadering de stand van zaken horen. Wij volgen het goed op en hopen dat wij daardoor, zoals hier zojuist werd gezegd, mee kunnen werken aan de voortgang van het dossier. Het is namelijk afgesproken in het regeerakkoord, het is een belofte die wij allemaal vanuit de meerderheid hebben gedaan aan de sectoren.
Vandaar dan ook dat de cultuur-, jeugd- en sportsector zeer ge?nteresseerd kijkt naar het verloop van de zaak. Ik zal het nog eens herhalen: ?De Vlaamse overheid zal de billijke vergoeding financieel en administratief ten laste nemen en onderhandelt de financiering van een vrijstellingsregeling inzake auteursrechten voor sociaal-culturele verenigingen.? Daarnaast staat er ook: ?De Vlaamse overheid vraagt inzake auteursrechten controle op de beheersvennootschappen, zowel bij de omzetting van EU-richtlijnen als bij andere wijzigingen aan de regels. We willen een transparante en correcte prijszetting voor wie rechten moet betalen en een even heldere betaling aan auteurs en kunstenaars/artiesten.?
Mijnheer de minister, het laatste nieuws dat we hierover in het parlement hebben gekregen, was naar aanleiding van twee actuele vragen van eind januari. U kondigde toen aan dat u in volle onderhandeling was met de beheersvennootschappen over een soort van derdebetalersregeling voor de billijke vergoeding in de sociaal-culturele sector. U leek ook vrij optimistisch te zijn. Het antwoord bleef wel wat vaag. U kondigde aan dat u nog dit jaar een oplossing verwachtte.
Ondertussen hebben we van de Vlaamse Jeugdraad het advies gekregen over een voorstel tot uitvoering van het Vlaamse regeerakkoord inzake de billijke vergoeding. De raad is vrij kritisch. Hij vindt de uitvoering van het regeerakkoord te minimalistisch en wil een breder toepassingsgebied en een structurele verankering van de financiële middelen.
Mijnheer de minister, over welk voorstel gaat het? Wat is de stand van zaken in dit dossier? Ik veronderstel dat er al een ontwerp van overeenkomst is met de beheersvennootschappen van de uitvoerende kunstenaars en van de producenten. Wat houdt die overeenkomst concreet in? Hoe reageert u op de kritiek van de Vlaamse Jeugdraad en van andere actoren? Zult u daar op de een of andere manier rekening mee houden of kunt u die kritiek weerleggen?
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, collega´s, ik dank mevrouw Poleyn voor het verder opvolgen van dit dossier. Zoals u zelf aangeeft, werd dit dossier al meermaals in deze commissie besproken. Telkens kon ik u vooruitgang melden, ook nu.
Laat me toe, als onderdeel van mijn antwoord op uw eerste vraag, om een reconstructie van dit dossier te geven. Het Vlaamse regeerakkoord stelt inderdaad dat de Vlaamse overheid de billijke vergoeding financieel en administratief ten laste neemt. Deze passus is terug te vinden onder de hoofding ?Verengingen en vrijwilligers´. In een eerste fase werd een voorstel ontwikkeld waarin de lokale besturen zouden worden uitgenodigd om voor hun plaatselijk verenigingsleven een omvattende vrijstellingsregeling billijke vergoeding te bedingen. Op die voorwaarde zou de Vlaamse overheid hen financiële steun hebben gegeven.
Deze oplossing werd door de VVSG niet gunstig onthaald. De reden is duidelijk. Volgens de VVSG betalen steeds meer gemeentebesturen een ?jaartarief´ voor hun eigen infrastructuur. Dat blijkt ook zo in de praktijk. Daarmee worden alle gebruikers van gemeentelijke infrastructuur niet alleen vrijgesteld van betaling, maar meteen ook ontlast van administratieve lasten.
Een jaartarief is ongeveer het equivalent van vier avondtarieven. Dit betekent dat de meerkost van een jaartarief eigenlijk geen noemenswaardige impact heeft - of kan hebben - op de tarieven van deze zalen. Er zijn mij in dit verband ook niet echt veel verhalen van drastische verhogingen bekend.
Nadat dit eerste spoor niet berijdbaar werd geacht, heb ik intensief maar toch constructief onderhandeld met de beheersvennootschappen Uradex en Simim. Oorspronkelijk bleken er vele knelpunten te zijn, niet het minst omdat de beheersvennootschappen wettelijk geen ?bulkafspraken´ mogen maken en zelfs geen kortingen mogen toestaan. Ze worden geacht om bij elk gelegenheid waarop de billijke vergoeding betrekking heeft - en dat is nagenoeg alles buiten de huiselijke kring - op te treden en de door de federale overheid bepaalde tarieven toe te passen, zonder enige ruimte tot marchanderen of onderhandelen. Toch bleven de contacten erg open en constructief. Ze gaven ons een steeds nauwkeuriger zicht op het concrete probleem in Vlaanderen.
De passus van het regeerakkoord zou ook als een onderdeel van de communautaire eisen gezien kunnen worden. In de huidige stand van zaken is dat onderdeel van het regeerakkoord een betrachting die past in het kader van de mogelijke overheveling van een aantal bevoegdheden. Het gaat om een federale materie. In deze zaak is dus zeer veel diplomatiek werk vereist om binnen de beperkte mogelijkheden binnen de federale wetgeving een goede, reële oplossing te vinden.
Mevrouw Poleyn, graag wil ik u over deze probleemanalyse informeren. Er zijn in Vlaanderen vier circuits waarin verenigingen en vrijwilligers hun publieke activiteiten ontwikkelen. Ten eerste zijn er de zalen en accommodaties van de overheden, vooral de gemeentebesturen. In deze zalen wordt in grote meerderheid - dixit de VVSG - het jaartarief toegepast. Voor de gebruikers daarvan zijn er, met andere woorden, geen administratieve lasten. De relatief beperkte kost leidde niet of nauwelijks tot een prijsverhoging.
Het tweede circuit bestaat uit de zalen van parochies en andere niet-commerciële actoren. Volgens Simim en Uradex schakelen deze zalen steeds meer over op een jaartarief. Hier is dus een gelijkaardig effect op de gebruikers merkbaar. Daarbij dient te worden vermeld dat deze zalen ook vaak voor niet-sociaal-culturele activiteiten worden gebruikt: koffietafels, communie- of trouwfeesten en zo meer. Het betalen van een jaartarief dekt ook de billijke vergoeding voor die activiteiten.
Het derde circuit bestaat uit de zalen van commerciële aanbieders. Het is duidelijk dat de Vlaamse overheid niet zal optreden in verband met deze zalen.
Het vierde circuit bestaat uit alle activiteiten en bezigheden die plaatsvinden op plaatsen of in gebouwen die uitzonderlijk voor dergelijke activiteiten worden gebruikt, zoals een straat, een buurtplein, een schoolplein, een verenigingslokaal, een schuur en zo meer. Het gaat, kortom, om plaatsen waar gewoonlijk geen activiteiten plaatsvinden waarvoor de billijke vergoeding moet worden betaald.
Mevrouw Poleyn, de jeugdhuizen worden in deze context best apart vermeld. Ze sloten zelf een zeer voordelig convenant af met de beheersvennootschappen. Ik houd ze dus buiten dit dossier.
Deze informatie bracht ons tot de volgende analyse. Eigenlijk is het belangrijkste probleem in Vlaanderen opgelost. Het regeerakkoord werd op dit punt, niettegenstaande de onmogelijkheid, nagenoeg uitgevoerd. Als er vriendelijke mensen zijn die het probleem voor ons oplossen, zouden we maar dom zijn om die oplossing niet te aanvaarden. De billijke vergoeding voor activiteiten in zalen die daarvoor bijna doorlopend worden gebruikt, wordt voor een steeds grotere meerderheid door een jaartarief gedekt. Dit lost het probleem van de administratieve last zonder enige twijfel op. Als de zaaluitbaters deze kost gebruiken - of laat ons zeggen misbruiken - om hun tarief drastisch te verhogen, dan spelen ze vals. Een jaartarief heeft immers een equivalent van slechts vier avondactiviteiten, gespreid over een heel jaar.
Voor de gemeentebesturen betekenen deze kosten relatief weinig en het jaartarief dekt alle activiteiten, ook de activiteiten die niet door verenigingen worden georganiseerd. Daarnaast is de subsidiëring door de Vlaamse overheid van de gemeentebesturen voor het jeugdwerkbeleid, het cultuurbeleid en sportbeleid exponentieel gestegen. De beperkte bijdrage voor de jaartarieven zijn in dit licht echt verwaarloosbaar.
Op de vragen over de parochiezalen en soortgelijke zalen, kan ik antwoorden dat het betalen van een jaartarief voor de billijke vergoeding alle semicommerciële activiteiten dekt. Ook mag zonder schroom verwacht worden dat een jaartarief onmogelijk als een belangrijke meerkost voor gebruikende verenigingen mag en kan worden verrekend.
Toch blijft er nog een belangrijk aspect niet geregeld, namelijk alle activiteiten die plaats vinden in niet gebruikelijke accommodatie, of dus op occasionele plaatsen. We hebben onze onderhandelingen daarom juist op dit aspect toegespitst.
Mijn onderhandelingen met de beheersvennootschappen zijn snel erg concreet geworden. We kozen er in onderling overleg bewust voor om een regeling te maken voor de restcategorie. Ik herhaal de vaststellingen: de lokale besturen, mede sterk door Vlaanderen gesubsidieerd, zorgden al voor oplossingen, en ook voor de privézalen werd in toenemende mate overgeschakeld op een jaartarief.
Er bleef ook nog een probleem van verplichte registratie bestaan. Zoals ik al eerder stelde, zijn de beheersvennootschappen verplicht om altijd een individuele afrekening te maken. Dat is de wet. Bulkafspraken kunnen dus niet.
Men heeft mij met een belangrijk argument overtuigd: het betalen van de billijke vergoeding mag niet worden losgekoppeld van zijn intrinsieke waarde, namelijk het vergoeden van uitvoerende musici en de daarbij betrokken producenten. Door het wegmoffelen van deze betaling ontstaat het gevaar dat reproductie van muziek ook als ?waarden-loos´ wordt gepercipieerd en dat organisatoren denken dat die niets kost. Ik ben daarom helemaal overtuigd, ook in het belang van de kunstenaars, dat deze heffing op elk moment zijn oorzakelijk verband noodzaakt. En laat het duidelijk zijn, ik ben er niet altijd voorstander van dat de mensen moeten weten dat er een kost aan iets verbonden is, maar wel als er een waarde achter steekt. In dit geval is die waarde het respect voor de kunstenaar. Kortom, elkeen die de billijke vergoeding moet betalen, zou dit moeten weten, ook al wordt de betaling door een derde overgenomen. Ik durf hier - in een zijsprong - ook verwijzen naar onze sociale zekerheid, waar de gemeenschap als derde betaler optreedt. Ook hier zijn burgers vaak vergeten hoe ?waarden-vol´ deze tussenkomsten of vergoedingen zijn.
Vandaar dat ik mijn oorspronkelijk doel heb verlaten om elke administratieve verplichting, dus ook een registratie, te vermijden - maar vanzelfsprekend komt dat ook doordat het anders wettelijk niet te doen is. Ik beperk me tot de vaststelling dat wat al geregeld is, een goede zaak is. De rest kan alleen maar worden geregeld indien het bevoegde niveau in dit land er anders over beslist. Onze vrijwilligers en verenigingen zouden daar niet direct mee gediend zijn, maar een correcte uitvoering van het regeerakkoord zou wel mogelijk worden.
Binnen deze inzichten en analyses zijn we dan gezamenlijk tot het volgende afsprakenkader gekomen. Het hoofddoel is een haalbaar en betaalbaar systeem waarbij de Vlaamse overheid, onder specifieke omstandigheden en voor specifieke doelgroepen, de betaling van de billijke vergoeding overneemt, zonder dat dit systeem verwordt tot een anonieme derde betaler.
We hanteren hierbij de volgende krijtlijnen. Ten eerste, de doelgroepen zijn alle plaatselijke socialprofitvrijwilligersorganisaties, verenigingen allerlei, actiegroepen, straat- , buurt- en schoolcomités. We sluiten wel welzijns- en gezondheidsinstellingen, sociale-economiebedrijven en scholen uit omdat deze nagenoeg volledig geprofessionaliseerd zijn. Maar als daarin vrijwilligers actief zijn, worden ze opgenomen in de doelgroep.
Ten tweede gaat het om occasionele activiteiten, bezigheden die door deze verenigingen eerder uitzonderlijk worden aangeboden: fuiven, quizzen, bonte avonden, feesten, vieringen, beurzen, opendeurdagen enzovoort. In de ontwerpovereenkomst hanteren we de volgende definitie voor occasionele activiteiten: ?een uitzonderlijke activiteit die gedurende een of meer aansluitende dagen plaats vindt naar aanleiding van een gebeurtenis van voorbijgaande aard.?
Ten derde, occasionele plaatsen. In de ontwerpovereenkomst spreken we van ?elke buitenruimte waarvoor een jaartarief betaald wordt of elke binnenruimte waarvoor een jaartarief betaald wordt of waarin tijdens het voorgaande kalenderjaar meer dan vijf activiteiten plaats vonden waarvoor een billijke vergoeding werd betaald of moest betaald worden.? Occasionele plaatsen zijn dus niet de zalen die gewoonlijk voor dergelijke activiteiten worden gebruikt, kortom de gemeentelijke en andere feest- en evenementenzalen.
Ten vierde, de activiteiten moeten relatief kleinschalig zijn. Megamanifestaties worden uitgesloten. We doen dit door twee duidelijke parameters te stellen: een maximum entreegeld van 6 euro en een maximumfactuur van 100 euro.
Het is belangrijk om hiervoor over een eenvoudig maar hanteerbaar systeem te beschikken, dat alle partijen rechtszekerheid geeft. Voorlopig maakten we de volgende afspraken. Alle initiatiefnemers die zich in deze regeling herkennen kunnen via een interactieve webstek een simulatie maken. Hen wordt gevraagd om een aantal gegevens in te voeren: wie ze zijn, waar alles plaats vindt en wanneer, welke soort van activiteit, inkomgeld enzovoort. Indien uit een van deze antwoorden blijkt dat de aanvrager niet in aanmerking komt, dan wordt dit duidelijk gemaakt. Dit kan onder meer vanwege de plaats zijn. Als het bijvoorbeeld gaat om een zaal die gewoonlijk voor deze activiteiten wordt gebruikt, als de inkomprijs te hoog ligt, als de maximumfactuur de 100 euro overschrijdt, of als de activiteit te grootschalig is, dan zegt het systeem ?neen´.
Indien blijkt dat de aanvrager in aanmerking komt, dan kan deze aanvraag gemaild worden. De aanvrager krijgt dan per kerende mail een bewijs dat de activiteit is aanvaard en dat de Vlaamse overheid de factuur voor haar rekening neemt. Dit bewijs bevat ook de modaliteiten die de aanvrager invulde. Bij controle door de beheersvennootschappen zullen deze modaliteiten worden gecheckt. De aanvraag kan gebeuren tot 1 dag voorafgaand aan de activiteit. De kerende mail geeft dus rechtszekerheid dat de billijke vergoeding werd betaald, weliswaar door de Vlaamse overheid. Twee keer per jaar verzamelen de beheersvennootschappen de facturen en rekenen die aan. Dan betaalt de Vlaamse Gemeenschap.
Activiteiten die plaatsvinden in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad worden enkel voor vrijstelling aanvaard indien ze georganiseerd worden door plaatselijke organisaties die bij een door Vlaanderen erkende ?landelijke´ vereniging zijn aangesloten. Het komt erop aan om bijvoorbeeld een straatfeest officieel te laten organiseren door de Vlaamse vereniging die betrokken is bij de organisatie van dat straatfeest. Indien er geen enkele Vlaamse organisatie bij betrokken is, dan is het ook billijk dat Vlaanderen daarvoor niet moet betalen.
Al deze afspraken worden via een overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en beheersvennootschappen geregeld, met een optie tot en met 2009. Hierbinnen worden afspraken gemaakt over onder andere modaliteiten, controle, financies, privacy van gegevens enzovoort. Zo wordt deze afspraak met de betrokken beheersvennootschappen structureel verankerd tot en met 2009, waarmee ik ook een antwoord geef op een deel van de kritiek van de Vlaamse Jeugdraad. Uiteraard behouden beide partijen de mogelijkheid om deze overeenkomst jaarlijks te herbekijken. Er is ook in een opzegprocedure voorzien.
Hoe ziet het financiële plaatje eruit? We maakten samen met de beheersvennootschappen een simulatie, gebaseerd op diverse parameters. Die geeft op kruissnelheid een vermoedelijke kostprijs van ongeveer 550.000 euro. Wellicht gaat de maatregel eerst nog wat inburgering vragen. Ik heb in elk geval, zoals ik hier al aankondigde, contact gelegd met mijn collega-ministers en hen gevraagd om ook voor de vrijstelling van hun specifieke lokale verenigingsleven een bijdrage voor de financiering van deze oplossing te leveren.
Het is wel opvallend hoe ruim dit lokale verenigingsleven verdeeld is over de bevoegdheid van vele Vlaamse ministers: vrijwilligerswerk in de gezondheids-, welzijns- en zeker ook de seniorensector, in de milieusector en mogelijk ook de sector van het sociaal toerisme, in en voor het onroerend erfgoed, in de Noord-Zuidsector, de lokale radio´s en andere media, in de integratiesector en de zelforganisaties van etnisch-cultureel diverse groepen, in schoolcomités en leerlingenraden, in actiegroepen rond sociale gelijkheid, gender, holebi, enzovoort en ten slotte in de vele straat- en buurtcomités. Samen met de naar schatting 45.000 plaatselijke cultuur-, jeugd- en sportverenigingen vormen deze initiatieven een letterlijk en figuurlijk onschatbaar aantal toffe en levendige projecten.
Het financiële probleem is niet acuut, maar rijst toch voor de begroting van 2008. Uiteraard zorg ik zelf voor de belangrijkste bijdrage. Ik heb daarvoor in 2007 al in 250.000 euro voorzien.
Vind ik dit nu zelf een goed voorstel? Ja, en ik wil daarom meteen ook ingaan op een aantal begrijpelijke twijfels hieromtrent. Sta me toe om die op te sommen en er meteen ook mijn reactie aan toe te voegen.
Kritiek één: deze maatregel is onvoldoende breed en levert maar een beperkte invulling van het regeerakkoord. Deze kritiek lijkt in een eerste interpretatie terecht. Maar ik heb al laten verstaan dat dit een zeer optimistische lezing van het regeerakkoord is. Bovendien, verwijzend naar eerdere analyses in dit antwoord, wil ik er ten eerste aan herinneren dat de gemeentebesturen zelf al heel wat regelden en ten tweede dat zij ons oorspronkelijke voorstel afwezen. Dat de gemeentebesturen de voorbije jaren door de Vlaamse overheid ruim zwaarder worden gesubsidieerd in vergelijking met de meerkost van enkele jaartarieven voor hun eigen zalen, durf ik hierbij zonder schroom weg te cijferen. Ook voor de parochie- en soortgelijke zalen groeide het aantal jaartarieven, en deze jaartarieven gelden ook voor de vele niet-sociaal-culturele activiteiten in deze zalen.
Kritiek twee: de Vlaamse overheid gaat aan de beheersvennootschappen iets betalen wat ze nu nog niet innen. Ook dat klinkt plausibel want vele activiteiten uit de restcategorie komen nu niet in beeld voor heffing. Maar de beheersvennootschappen verzekeren ons dat ze ook steeds meer zicht krijgen op dit landschap, dat de controles en inningen sterk toenemen. En wat ik zelf echt cruciaal vind: momenteel bevinden al deze activiteiten, en vooral de organisatoren, zich in een rechtsonzekerheid. Misschien betalen ze inderdaad niet, maar indien er controle komt - en die wordt steeds intensiever - dan moeten ze niet alleen het tarief maar ook een boete betalen. Met deze regeling krijgen de duizenden organisatoren van allerlei, vaak kleinschalige, feesten en activiteiten 100 percent rechtszekerheid. Tegelijkertijd betalen we ook de vergoeding waarop uitvoerende kunstenaars en hun omgeving recht hebben. Dat is voor mij als minister van Cultuur vanzelfsprekend essentieel.
Kritiek drie: we installeren een nieuwe bureaucratie. Ja, deze maatregel vraagt een aangifte door de organisator. Maar die zal eenvoudig en snel verlopen. Daaraan kunnen en willen we ook niet ontsnappen. De wet verplicht het, het is niet onze keuze, maar hier geldt het argument dat deze bijdrage waardevol is. Ik ben dus helemaal gewonnen voor een duidelijke, zichtbare Vlaamse overheid, die hier als derde betaler optreedt. We engageren ons om de webstek zeer gebruiksvriendelijk en toegankelijk te maken.
Kritiek vier: we helpen met de oplossing niet het meest voorkomende verenigingsleven. Dit is een foute kritiek. De meeste van de bijzondere activiteiten van het verenigingsleven kunnen immers terecht in de ?jaartariefzalen´. Voor alle andere occasionele en kleinschalige activiteiten kunnen zij ook van deze nieuwe vrijstellingsmogelijkheid gebruik maken.
Kritiek vijf: hoe kan dit allemaal gecontroleerd worden? Het is inderdaad zo dat deze maatregel vertrekt vanuit een groot vertrouwen. Toch zijn er tal van veiligheidsmechanismen ingebouwd. De beheersvennootschappen zelf zullen ?ad random´ controleren of de aanvragers juiste informatie verstrekken. Dat is in hun belang, maar ook in dat van de derde betaler. De Vlaamse overheid zal in de overeenkomst inbouwen dat de gegevens van de registraties ter beschikking staan en zij kan ook daarop de nodige steekproeven uitvoeren. In een systematische controle ter plaatse is echter niet voorzien.
In de marge: ook met betrekking tot de privacy van de aanvragers zullen stevige afspraken worden gemaakt.
Het spreekt voor zich dat ik over deze oplossing regelmatig heb gecommuniceerd met het middenveld, dat zich onder andere voor dit thema organiseerde in het ISOC, het Intersectoraal Overleg Cultuur. Hierin ontmoeten vertegenwoordigers van alle sectoren en ook de VVSG en VVP elkaar. Bij de analyse en het voorstel over deze vrijstelling werd er systematisch teruggekoppeld. Enigszins aarzelend maar toch overwegend positief heeft het ISOC mij geadviseerd om dit pragmatische spoor verder te volgen. Het lijkt hen het meest haalbare in de gegeven omstandigheden. Ik hoop van harte dat, eens deze oplossing operationeel wordt, ze hun plaatselijke achterban met al hun kracht mee zullen informeren.
Mevrouw Poleyn, u had ook een vraag over de timing. Ik hoop van harte dat de overeenkomst met de beheersvennootschappen voor de zomer getekend is. Ik heb dat ook al publiek verklaard en me er toe geëngageerd. Ondertussen wordt er al gewerkt aan de concrete invulling. De webstek zal ontwikkeld worden door de beheersvennootschappen. Dit alles wordt onderbouwd met een gezamenlijke informatiecampagne.
Collega´s, ik stel me ernstige vragen bij de kritiek van de Vlaamse Jeugdraad. De jeugdraad kiest veeleer voor geen oplossing dan voor de oplossing die nu wordt ontwikkeld. Ik hoop dat ik met mijn eerder geformuleerde argumenten alle belangrijke negatieve opmerkingen heb kunnen counteren. Toch doet deze kritiek geen goed. Een haalbare oplossing voor een complex probleem wordt op een onheus koppige wijze afgewezen.
Eind vorig jaar gaf de Commissie Jeugdwerkbeleid van de jeugdraad in een onderhoud met mijn kabinet groen licht voor dit concept, met de voorwaarde om de maximum inkomprijs en de maximumfactuur te verhogen. Ik ben meteen op die vraag ingegaan. Toch blijkt het uiteindelijke advies negatief.
De argumenten die ik in dit antwoord heb ontwikkeld, werden ook eerder al aan de jeugdraad toegelicht. De pragmatische context, de stijging van rechtszekerheid voor tienduizenden verenigingen en vrijwilligers hebben blijkbaar weinig indruk gemaakt. De jeugdraad blijft benadrukken dat het engagement in het regeerakkoord verder ging.
Wat verwacht de jeugdraad nu van mij? Dat ik in mijn decreten Lokaal jeugd-, cultuur- en sportbeleid nog een bijkomende verplichting opleg, met name het afsluiten van jaartarieven voor de gemeentelijke zalen? Een dergelijke beslissing zou dan ongetwijfeld kritiek oogsten van vrijwel iedereen. Ze zou zich richten op het teveel aan regels, de te grote betutteling, en vooral op de overbodigheid, omdat deze afspraken al door een overgrote meerderheid van de gemeentebesturen worden gemaakt. Of verwacht men echt dat er, bovenop de al behoorlijk aangedikte middelen voor de lokale beleidsvoering, nog afzonderlijke, extra middelen voor de betaling van de jaartarieven billijke vergoeding kunnen worden vrijgemaakt?
In deze vergist de jeugdraad zich. Ze hebben het volste recht op hun mening. Ik volg hun kritiek hierop echter niet. Tijdens een van de laatste ontmoetingen zei de jeugdraad dat er niet altijd naar een consensus moet worden gestreefd. Soms mag er ook een verschil van visie zijn.
Mevrouw Poleyn, samen met mijn medewerkers heb ik met inzet van veel creativiteit en dankzij een constructieve opstelling van de beheersvennootschappen, met goede feedback vanwege het veld, een regeling voor de vrijstelling van de billijke vergoeding kunnen ontwikkelen. Ik heb dat gedaan binnen de wettelijke regels die op een ander niveau worden vastgelegd. Ik dank daarbij ook de medewerker van minister-president Leterme, die de onderhandelingen van zeer nabij heeft opgevolgd en verrijkt. Ik hoop van harte op veel steun, niet alleen financieel, van mijn collega-ministers.
Deze regeling is niet volmaakt. Daarvoor werd ze te veel bepaald door internationale verplichtingen, die werden vertaald in een federale wetgeving, die onvoldoende inspeelt op de Vlaamse context. Maar deze regeling beoogt een pragmatische oplossing: een haal- en betaalbaar concept dat inspeelt op tienduizenden activiteiten van even zoveel lokale verenigingen, actiegroepen en vrijwilligers. Het biedt op een soepele en informatieve wijze rechtszekerheid, het zorgt tegelijkertijd voor de billijke betaling van een billijke vergoeding voor de uitvoerende muzikanten en producenten, én zorgt ervoor dat de Vlaamse overheid als ?derde betaler´ toch verantwoord in het blikveld blijft. Daarvoor wil ik gaan. Ik reken op uw steun en medewerking.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer grondig overzicht en voor de toelichting. Het is goed dat alles nog eens op een rijtje wordt gezet. Het is ook goed dat u uit de patstelling raakt. Het is inderdaad een zeer moeilijk probleem omdat het federaal en internationaal kader niet zo flexibel is als we zouden willen. Ik begrijp dat u een ?federale´ oplossing hebt opgegeven en dat u wacht tot na de verkiezingen om bij de besprekingen de zaak in beweging te brengen. Het is goed dat u nu al een - misschien tijdelijke - oplossing voorstelt, hoewel die beperkter is.
Mijn eerste reactie is positief. Natuurlijk heb ik een aantal bedenkingen en vragen. Ik heb de indruk dat die dekking niet optimaal is. Ze is niet zo goed als we theoretisch kunnen verwachten. In mijn gemeente staan het feesten en het ondersteunen van het verenigingsleven, zeker van het jeugdwerk, hoog in het vaandel. Van de negen zalen, waaronder ook een aantal zalen die niet langer parochiale zalen zijn maar wel nog die naam dragen, zijn er zes waarvan de huurder nog zelf voor de betaling moet instaan. We zijn die kwestie aan het bekijken in de gemeente, want het is financieel geen evidente zaak. Ik vraag me trouwens af of het wel zal lukken om de dekking vanuit de gemeenten en de vrije initiatieven op 100 percent te krijgen, want dat is toch uw impliciete verwachting.
U geeft in uw inleiding een beetje toe dat u hebt gewacht met het zoeken naar een oplossing. Uiteindelijk zijn de gemeenten actief geworden en hebben ze een deel van de oplossing aangebracht door te onderzoeken of voor hun zalen jaartarieven mogelijk waren. Dat is natuurlijk de taak van de gemeenten, want zij staan het dichtst bij de verenigingen. Toch is dat niet zo evident gezien het financiële kader waarin de gemeenten zich momenteel bevinden: de inkomsten dalen en er wordt steeds meer van de gemeenten verwacht.
Minister Bert Anciaux: Mevrouw Poleyn, ik kan u alleen maar zeggen dat ik de minister-president heel vaak hoor zeggen dat de Vlaamse gemeenten er financieel heel goed voorstaan.
Mevrouw Sabine Poleyn: Het kan zijn dat hij dat zegt, maar de algemene trend is een daling van de inkomsten en een stijging van de verwachtingen. Natuurlijk hebben we het Gemeentefonds en het Stedenfonds, maar die bieden vooral aan een aantal steden een wat grotere marge. U zei dat de VVSG gereageerd heeft, maar kreeg u ook op het laatste concept een reactie van de vereniging?
Minister Bert Anciaux: Ja.
Mevrouw Sabine Poleyn: Het is natuurlijk goed dat de gemeenten hun verantwoordelijkheid nemen. We mogen daar blij mee zijn. Ze vullen het regeerakkoord voor een deel in. Onze waardering daarvoor zou getoond moeten worden in de communicatie. De website zal voor een vereniging het praktische instrument worden om te zien of ze al dan niet onder de vrijstelling valt. De website wordt beheerd door de beheersvennootschappen en u hoopt dat ze heel toegankelijk wordt. Ik hoop dat natuurlijk ook, maar ik hoop ook dat u er vanuit de overheid voor zult pleiten dat de website zoveel mogelijk strookt met bestaande sites. Ik denk bijvoorbeeld aan de site www.fuifpunt.be of aan lokale websites. Zo heeft mijn gemeente een uniek feestloket. Het is de bedoeling dat de integratie optimaal is, zodat men niet opnieuw lang moet zoeken naar de juiste site op het internet.
Inzake de uitzonderingen vertelde u dat u zou proberen om uistel te geven aan de welzijnsinstellingen, de instellingen van de sociale economie, de scholen en de professionele socialprofitactoren. Ik vraag me af hoe u die selectie zult maken. Hoe kunt u zien of het om een vrijwilligersgroep van een school gaat, een oudercomité of om een school zelf? Hoe kunt u het onderscheid maken tussen een professionele welzijnsgroep of een welzijnsgroep van vrijwilligers?
Ik kom tot de problematiek van de zwartrijders en de kritiek van de jeugdraad. Het is natuurlijk waar dat een aantal kleine initiatieven anders nooit tot bij de beheersvennootschappen zouden geraken omdat ze te klein zijn en de moeite niet zou worden gedaan om ze op te sporen. Nu zal er een beter overzicht worden gegeven aan de beheersvennootschappen en ik begrijp dat u als minister van Cultuur stelt dat dit correct is en dat de billijke vergoeding precies daarom bestaat. Het is natuurlijk de bedoeling om alle plaatsen waar muziek wordt gedraaid te kennen zodat de waardering voor de artiesten of uitvoerders kan worden getoond. Ik hoop dat het niet zal leiden tot een te sterke beheersvennootschap tegenover heel kleine verenigingen. Ik hoop dat er geen klopjacht zal ontstaan, bijvoorbeeld als iemand vergeet om zich op de website in te schrijven. We zijn natuurlijk voor het principe van de billijke vergoeding, maar ik ben een beetje bang voor de ene grote actor tegenover de vele kleintjes en ik hoop dat alles in verhouding zal blijven.
Ik begrijp dat u niet meer overlegt met de federale overheid, dat u niet meer probeert om tot een vereenvoudiging te komen, bijvoorbeeld door de gezamenlijke inning van Sabam en de billijke vergoeding. Ik heb vernomen dat staatssecretaris Van Quickenborne plannen had voor de invoering van een gezamenlijk attest. Is daar nog sprake van? Hoe past dat in de website?
Minister Bert Anciaux: Ik heb op zijn eigen index gezien dat er nog 20 percent van zijn werk moet gebeuren, maar hij heeft natuurlijk nog enkele dagen tijd. (Gelach)
Mevrouw Sabine Poleyn: We zullen de zaak natuurlijk in de gaten houden.
U zou graag tegen de zomer afronden. Betekent dat concreet dat de verenigingen vanaf september een operationele website hebben? Hoe ziet u dat praktisch?
Ik wil vragen om toch voorzichtig te zijn met de communicatie en te wachten tot u alles zwart op wit op papier hebt om te vermijden dat er onduidelijkheid ontstaat bij de verenigingen. Want met de wet op de vzw´s was er al zoveel onduidelijkheid voor de vrijwilligers.
Ik heb niet goed begrepen of u nu al een budgettoezegging hebt gekregen van uw collega-ministers. Of hebt u enkel gezegd hoeveel u nodig hebt en veronderstelt u dat men daarop ingaat, aangezien het in het regeerakkoord staat?
De heer Dany Vandenbossche: Ik vind het een goed akkoord binnen de huidige regels, maar ik heb bedenkingen bij het feit dat men akkoorden afsluit met beheersvennootschappen waarvan de goede werking wordt betwist. Een beheersvennootschap is zelfs geschorst. Het probleem van dit dossier is dat men moet werken met beheersvennootschappen waarvan men weet dat ze de producenten wel hun centen geven, maar dat ze de artiesten en de uitvoerders niet of bijna niet betalen. Er staan zeer veel middelen uit binnen de betrokken beheersvennootschappen. Het is jammer dat de wet ter controle van die beheersvennootschappen er niet meer zal komen omdat er te weinig tijd is. Ik weet dat u daar niet verantwoordelijk voor bent. Maar er is al een hele tijd een discussie bezig over de werking van een van de twee. De uitvoerders krijgen van die vennootschap hun centen niet.
Mevrouw Sabine Poleyn: Ik ga volledig akkoord.
Minister Bert Anciaux: Als ik enige vooruitgang in het dossier van de beheersvennootschappen wil krijgen, dan moet ik het doen met diegenen die daar nog altijd verantwoordelijk voor zijn. Ik wil me nu niet uitspreken over hoe dubieus ze zijn.
De heer Dany Vandenbossche: Het gaat niet over dubieus zijn. Het gaat over het feit dat ze zeggen dat ze de controle zullen verscherpen en dat ook doen. Vroeger was er geen controle op de billijke vergoeding omdat ze niet, zoals SABAM, over een netwerk van ?privédetectives´ beschikten. Nu bouwen ze zelf zo´n netwerk uit en verscherpen ze de controle, maar de situatie blijft ongewijzigd: ze storten namelijk niet door.
Minister Bert Anciaux: Ik kan me daarover niet uitspreken. Ik kan alleen zeggen dat er in de overeenkomst die we sluiten met die beheersvennootschappen, duidelijke criteria zijn waar ze zich moeten aan houden, ook voor de uitbetaling. We oefenen er wel controle op uit dat de middelen die we geven als derdebetaler, ook ten goede komen van de wettelijke bestemmelingen.
Ik heb voor 2007 in voldoende middelen voorzien. Ik heb al van enkele collega´s een spontane toezegging gekregen. Ik ga ervan uit dat de anderen die toezegging iets minder spontaan zullen geven. Ik neem uw bezorgdheid mee om in de relatie die we met de beheersvennootschappen hebben, de nodige zorg te besteden aan de redelijkheid in het optreden van die beheersvennootschappen tegenover het vrijwilligerswerk.
Het onderscheid tussen een professionele organisatie en vrijwilligerswerk wordt gemaakt in functie van de organisator. Ik geef een voorbeeld. Indien het katholieke onderwijs Brussel-Noord als inrichtende macht van een aantal scholen een eetfeest zou organiseren, dan is dat een professionele organisatie. Indien het oudercomité van de school Leo XIII een eetfeest organiseert, dan is dat een vrijwilligersorganisatie. Zo kan men perfect de opsplitsing maken.
U zei dat ik zo lang heb gewacht dat de gemeentebesturen initiatieven hebben genomen. Ik ben het daar niet mee eens. Vanaf het eerste moment proberen wij een moeilijke passus van het regeerakkoord uit te voeren. Nogmaals, het is een interpretatie en we gaan verder dan wat op dit ogenblik eigenlijk onze bevoegdheid is. Het is niet juist dat we gewacht hebben. Een groot deel van de gemeentebesturen was inderdaad al initiatieven aan het nemen. Aangezien de gemeentebesturen een belangrijk deel van hun financiële middelen van de Vlaamse Gemeenschap krijgen, is het een beetje idioot om een dubbele operatie te doen. Dat wordt gedragen door alle collega´s.
Ik hoop niet alleen dat de website gebruiksvriendelijk is, ik ga dat afdwingen. Het wordt een wezenlijk deel van het akkoord. Het opnemen van de gegevens op verschillende andere websites kan volgens mij eenvoudig via links georganiseerd worden. Door de website van de gemeente aan te klikken, kom je daar dan automatisch terecht.
Ik ben het met u eens dat ik best alleen officieel communiceer nadat alles beslist is, maar u mag me niet kwalijk nemen dat ik antwoord op uw vragen. Wat hier gezegd wordt is echter ook publiek, en wordt geraadpleegd. Actieve parlementsleden communiceren ook met de sector, dat is heel normaal, maar daardoor denkt de sector soms dat het er al is. Ik ben daarin sinds enkele jaren veel voorzichtiger geworden.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Over de uitbetaling van de beheersvennootschappen aan de artiesten, lijkt u te zeggen dat er een goede controle is, terwijl de voorzitter zegt dat het in praktijk niet verbeterd is. Als u dan toch samen zit en akkoorden afsluit, veronderstel ik dat u daarin formaliseert dat het geld moet gaan naar waar het hoort en u in sancties voorziet als dat niet gebeurt.
Minister Bert Anciaux: Dat is interpretatie. Ik heb op dit ogenblik geen enkele macht om controle uit te voeren op de beheersvennootschappen. Ik wend het feit dat wij middelen ter beschikking gaan stellen van de beheersvennootschappen aan om de besteding van de middelen te kunnen controleren. Zonder overeenkomst heb ik geen wettelijke bevoegdheid. Op het moment dat ik een contract heb met de beheersvennootschap, kan ik in het contract dingen stipuleren, zodat we kunnen controleren dat onze middelen naar de wettelijke bestemmelingen vloeien.
De voorzitter: Het incident is gesloten.