Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 27/02/2007
Vraag om uitleg van de heer Jan Peumans tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over de evaluatie, opvolging en implementatie van het voorstel van resolutie betreffende de evaluatie van de mobiliteitsconvenants
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, door het parlement werd een voorstel van resolutie goedgekeurd, ingediend door de heren Peumans, Peeters, De Meyer, Vandenbroucke en Martens, betreffende de evaluatie van de mobiliteitsconvenants.
Mijnheer de voorzitter, we hebben, onder meer op basis van nota's van de (voormalige)administratie Wegen en Verkeer die ons door de ministers Peeters en Van Brempt ter beschikking werden gesteld, een resolutie opgesteld. Binnen de administratie zijn er ook mensen die vinden dat we de mobiliteitsconvenants beter afschaffen, want dat maakt het allemaal veel te ingewikkeld, want dan moet men met de gemeenten overleggen enzovoort. Ik ben het daar niet mee eens, want het mobiliteitsconvenant is een goed instrument.
Mevrouw de minister, u weet dat volgende week een mobiliteitscongres plaatsvindt. Dat is schitterend. Daar zal een zeer eminente spreker, de secretaris-generaal van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, het vernieuwde convenantsbeleid toelichten. Dat is interessant, want nu gaan we eindelijk weten wat u en minister Peeters gedaan hebben met de door het parlement goedgekeurde resolutie.
Mevrouw de minister, heeft de secretaris-generaal van het Departement van Mobiliteit en Openbare Werken binnen zijn taken en functies ook een signalerende en voorbereidende functie inzake resoluties die door het Vlaams Parlement worden goedgekeurd? Als de secretaris-generaal volgende week op het congres spreekt, moet hij toch weten dat we hier een resolutie hebben goedgekeurd over mobiliteitsconvenants, waar we met alle regeringspartijen vrij lang aan gewerkt hebben. Mevrouw de minister, ik veronderstel dat hij, voor hij de toespraak houdt, u heeft ingelicht dat hij over een resolutie van het Vlaams Parlement beschikt, waarin een aantal uitspraken staan over de evaluatie van de mobiliteitsconvenants.
Welke voorbereidende werkzaamheden heeft de administratie tot op heden verricht inzake de evaluatie? We hebben indertijd een nota gekregen waarin alle elementen werden overlopen, maar wat is er achteraf gebeurd en wat houdt deze evaluatie eigenlijk in?
Mevrouw de minister, ik zou de negen onderdelen van de resolutie kunnen voorlezen. Dat ga ik niet doen, maar ik ga er toch enkele toelichten. In de resolutie hebben we gevraagd om het gemeentelijk mobiliteitsplan beter af te stemmen op het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.
Er zijn nogal wat gemeenten die op dit moment met het ruimtelijk structuurplan bezig zijn. Ook mijn gemeente is daarmee bezig, maar ik heb tot nu toe geen enkele richtlijn of vraag gezien om het bestaande gemeentelijke mobiliteitsplan te integreren in het ruimtelijk structuurplan. Dat was wel één van de vragen van de resolutie.
We hebben ook gevraagd om drie modules grondig te evalueren. Over module 5, over geluidswerende maatregelen langs hoofdwegen en primaire wegen, was deze commissie van mening dat geluidswerende maatregelen langs gewestwegen enkel een taak zijn van het Vlaamse Gewest en dat de gemeenten daar niet voor moeten opdraaien. De E313 loopt door onze gemeente en daar is ook lawaaioverlast. Ik vind niet dat wij daarvoor moeten opdraaien. Daarom hadden we een grondige evaluatie gevraagd.
Module 6 gaat over het bevorderen van netheid op gewestwegen. Als een districtsingenieur een gemeente goed gezind is, wordt daar zeven keer per jaar gepoetst, terwijl dat in een ander district, voor even veel geld, niet gebeurt. Er is dus geen eenduidigheid. In de resolutie staat dat het, volgens het gelijkheidsbeginsel, overal op dezelfde manier moet kunnen gebeuren, wat betekent dat het Vlaamse Gewest het zelf moet doen.
Ook over wegverlichting langs gewestwegen hebben we de vraag gesteld of dat een taak is van de gemeenten.
We hebben gevraagd om die drie modules al dan niet af te schaffen, maar we hebben ook gevraagd om een aantal modules te behouden en te verfijnen.
Voor module 4 en 8 hebben we gevraagd om vrijliggende bus- en trambanen door te trekken op gemeentewegen, want anders gaat alle winst die men haalt op gewestwegen verloren. Het zou dus goed zijn om een module te ontwikkelen waarbij doorstromingsmaatregelen ook op lokale wegen kunnen gebeuren.
Ook het standstillprincipe kwam aan bod, maar dat wordt nergens toegepast. Zelfs in de stad met gratis openbaar vervoer worden in de binnenstad bijkomende parkeerplaatsen gecreëerd. Daar gaan we het dus niet over hebben.
Mevrouw de minister, we hebben gevraagd om al die modules te onderzoeken, maar we hebben ook gevraagd om een nieuwe module te ontwikkelen voor gemeenten die een actieprogramma voor trage wegen opzetten.
Mevrouw de minister, we hebben dus op een zeer constructieve wijze met u nagedacht over de evaluatie van de mobiliteitsconvenants. Nu zouden we graag weten wat met onze resolutie is gebeurd en hoe u daar gevolg aan zult geven.
De heer Frans Peeters: Mijnheer Peumans, ik kan u volledig bijtreden. Ik ga ervan uit dat, als een resolutie door het parlement wordt goedgekeurd, daar rekening mee wordt gehouden door de kabinetten, de ministers en de administratie.
Als een resolutie wordt goedgekeurd door het parlement is het misschien het best dat ook een terugkoppeling gebeurt naar de commissie. Ik heb de indruk dat dat niet spontaan gebeurt, maar dat is niet onbelangrijk. Naar aanleiding van een eerdere vraag om uitleg over de sneltoets is de evaluatie opnieuw aan bod gekomen. Misschien is het nuttig om de resultaten van de evaluatie volledig terug te koppelen naar deze commissie.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, dat laatste punt gaat eigenlijk over de manier waarop de commissie de werkzaamheden organiseert, maar het lijkt me evident dat, na het stemmen van een resolutie, wordt gekeken hoe ze werd opgepikt.
Mijnheer Peumans, het is niet de secretaris-generaal die een signalerende en voorbereidende taak heeft inzake de resoluties van het Vlaams Parlement. Het zijn de bevoegde ministers die de opdracht geven aan de administratie om gevolg te geven aan de resoluties. De formele weg loopt dus anders, maar ik ben er zeker van dat de secretaris-generaal op de hoogte is van de resolutie van het Vlaams Parlement. Uiteraard hebben we daar bij het proces dat we tot nu toe hebben afgelegd, sterk rekening mee gehouden.
U vroeg mij wat de voorbereidende werkzaamheden geweest zijn die de administratie tot op heden verricht heeft. In juni 2006 heeft de Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie de evaluatie en de voorgestelde wijzigingen inzake het mobiliteitsconvenant uitgebreid besproken. De commissie heeft toen de wens uitgesproken om de modules meer te integreren, te verduidelijken, te vereenvoudigingen of zelfs af te schaffen. Verschillende werkgroepen, zowel intern als extern, hebben de moduleteksten onderzocht en voorstellen geformuleerd. Voor zover een consensus bestond tussen de verschillende partijen van het mobiliteitsconvenant en de wijzigingen financieel haalbaar waren, werden deze in de teksten verwerkt. Er is ontzettend veel overleg geweest tussen alle betrokken partijen, en dat maakte dat de resolutie wel voor een deel is opgevolgd, maar niet helemaal.
Zoals beloofd aan deze commissie werden de teksten eind vorig jaar gefinaliseerd. Die werden begin dit jaar herhaalde keren besproken tussen beide kabinetten. Het voorstel van wijziging van het ministerieel besluit betreffende de mobiliteitsconvenants werd ondertussen door beide ministers ondertekend. U verwijst terecht naar het congres van 7 maart e.k., waarbij de doelstelling is om het vernieuwd mobiliteitsconvenantenbeleid toe te lichten aan het brede werkveld.
Wat betreft de opvolging van de resolutie zelf, wil ik de grote lijnen overlopen. De eerste opmerking was om de vaak omslachtige en tijdrovende administratieve formaliteiten te vereenvoudigen. We hebben dat in de mate van het mogelijke gedaan. Alle administratieve formaliteiten en processen zijn gescreend, zowel intern als extern, op hun mogelijkheid tot vereenvoudiging. Een aantal zaken zijn ook uitgevoerd, zoals de afschaffing van de jaarlijkse evaluatie. Dat was een echte administratieve rompslomp, en op de administratie werd dat nauwelijks opgevolgd. We hebben dat nu gewoon afgeschaft. Ook de automatische vijfjaarlijkse volledige vernieuwing van het mobiliteitsconvenant is een belangrijke vernieuwing. Ik verwijs daarbij naar de sneltoetsprocedure.
Ten tweede: het structurele onderhoud aan wegen, de inrichting van schoolomgevingen, de verlichting, de groenvoorziening en het straatmeubilair integraal deel laten uitmaken van een globaal herinrichtingsontwerp. De integrale aanpak met een geïntegreerde start- en projectnota, was al mogelijk met behulp van de koepelmodule waaronder verschillende modules kunnen ressorteren. Wel dienen nog modaliteiten uitgewerkt te worden voor het structurele onderhoud. Die zullen met een omzendbrief geformaliseerd worden door minister Peeters van Openbare Werken.
Ten derde: de bepalingen en richtlijnen bij gecombineerde werken verfijnen en verankeren. De afstemming bij gecombineerde werken ligt volledig in handen van minister Peeters. Hij werkt momenteel aan een structurele oplossing.
Ten vierde: het gemeentelijk mobiliteitsplan beter afstemmen op de ruimtelijke structuurplannen. De sneltoets en de methode van verbreden en verdiepen van het gemeentelijke mobiliteitsplan, laten toe om het gemeentelijke mobiliteitsplan en het gemeentelijke ruimtelijke structuurplan beter op elkaar af te stemmen. Via de sneltoets hebben we een belangrijke stap gezet voor de integratie en een betere afstemming.
Ten vijfde: de verdeling van opdrachten en verantwoordelijkheden tussen het gewest en de gemeenten goed afbakenen. De nieuwe moduleteksten concretiseren duidelijk de opdrachten en verantwoordelijkheden van de bestuursniveaus, waardoor een duidelijk procesverloop verkregen wordt.
Ten zesde: de subsidiariteit duidelijk toepassen door de investeringsverantwoordelijkheid bij de wegbeheerder te leggen. Het convenantenbeleid vertrekt vanuit een subsidiariteitsprincipe. Hierdoor krijgen lokale besturen de mogelijkheid om projecten, zoals fietspaden en schoolomgevingen, te initiëren. Het is belangrijk om dat onderscheid te maken. De nieuwe moduleteksten leggen de verantwoordelijkheid voor de onteigeningen bijvoorbeeld volledig bij de wegbeheerder. Voor prioritaire projecten worden de investeringskosten volledig gedragen door de wegbeheerder via een subsidiesysteem. Er is dus meer onderscheid gemaakt tussen wat prioritair is en wat niet-prioritair is. Als de gemeente daar wil initiëren, wordt er wel nog een gemeenschappelijke inspanning gevraagd.
In de resolutie werd ook gevraagd om de modules 5, 6 en 17 te evalueren en al dan niet af te schaffen. U zult merken dat geen van die modules afgeschaft is. De betrokken actoren achtten het niet zinvol om ze af te schaffen. Je moét ze ook niet gebruiken. Je kunt wachten tot de prioriteiten vanuit het agentschap Infrastructuur worden opgevolgd, maar je kunt als gemeentebestuur ook zelf actief optreden en het dossier initiëren. Voor alle duidelijkheid: de gemeenten waren geen vragende partij om ze af te schaffen.
Er werd ook gevraagd om bepaalde modules verder te gaan verfijnen. Module 4 bijvoorbeeld - aan de bebouwde omgeving aangepaste verlichting van een gewestweg - werd verfijnd en uitgebreid naar fietspaden en alle bebouwde omgeving. Module 8, de doorstromingsmaatregelen, werd uitgebreid naar alle mogelijke doorstromingsmaatregelen van het geregeld vervoer op alle wegen. Module 9, het standstillprincipe, werd uit de module gelicht en het principe van duurzaam parkeerbeleid werd opgenomen in module 1.
- De heer Marc van den Abeelen treedt als voorzitter op.
Module 11: de onderhandelingen over de realisatie van de prioritaire schakels van het bovenlokaal functionele fietsroutenetwerk op gewestwegen zijn nog niet afgerond. Module 15: de gemeenten die op dit moment gebruik maken van deze module, reageren positief op de mogelijke subsidie voor flankerende maatregelen. De mobiliteitsbrief van december 2006 was bijvoorbeeld volledig gewijd aan de promotie van module 15. De herziening van module 19 is nog niet afgerond. We zijn daar nog volop mee bezig. De ontwikkeling van een nieuwe module rond 'trage wegen' is nog niet afgerond. Er werden nog geen instructies aan de administratie overgemaakt, maar dat zal nu snel volgen.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Ik weet niet wat ik hierop moet antwoorden, want ik ben helemaal aangeslagen.
Mevrouw de minister, het is heel merkwaardig dat u stelt dat de gemeenten geen vragende partij zijn. Ik stel voor dat u er toch nog eens de VVSG-nota en de AWV-nota op naleest. De gecombineerde dossiers, bijvoorbeeld, zorgen voor kommer en kwel. In mijn gemeente ligt een slecht fietspad langs een gewestweg. Het antwoord van de heer Moors daarop luidt: "Dien een module in, dan kunt u het fietspad zelf aanleggen." Ik vind dat de gewestwegbeheerder de fietspaden langs de gewestwegen moet aanleggen. Dat was ook duidelijk de teneur van de administratie en van de gemeenten.
Met betrekking tot de bevordering van de netheid op de gewestwegen - module 6 - zegt u dat de gemeenten gezegd hebben dat alles mag blijven zoals het is. Met alle respect, maar dat is geen grondige evaluatie. Dat is een pure aanfluiting. De gemeente moet opdraaien voor de poetsbeurt van de fietspaden die onder de verantwoordelijkheid van het Vlaamse Gewest vallen.
Mevrouw de minister, dat is een gang van zaken die niet kan. Het parlement neemt een resolutie aan, maar u maakt er zich vanaf met een lachertje. U zegt bijvoorbeeld dat module 9, het standstillprincipe, is afgeschaft, en dat u nu gaat voor een algemeen duurzaam parkeerbeleid. Hoe ziet dat parkeerbeleid eruit?
Wij hebben duidelijke vragen gesteld. Het parlement heeft zijn bezorgdheid geuit, op basis van duidelijke kritiek van de AWV en van de VVSG. Nu hoor ik van u dat de gemeenten zeggen dat die modules mogen blijven. Ik zou bijvoorbeeld graag de teksten willen zien van die grondige evaluatie. Ik wil eens zien hoe men modules 5, 6 en 17 heeft geëvalueerd, maar ook module 8. Ik zal u daar dan opnieuw over ondervragen. Ik laat me niet met een kluitje in het riet sturen.
U zegt dat de gemeenten dat het allemaal goede zaken zijn en dat het mag blijven zoals het is. Welnu, de gemeenten waren er heel duidelijk over, net als AWV-Infrastructuur. We hebben vanuit de meerderheid inspanningen geleverd om op een ernstige wijze met de mobiliteitsconvenants om te springen.
U maakt zich er met een jantje-van-leiden van af door me te zeggen dat het leuk is dat ik deze vraag stel, maar dat u gewoon overgaat tot de orde van de dag. Ik hoef volgende week niet naar het mobiliteitscongres te gaan, want de heer Desmyter zal er vertellen dat de omslachtigheid is afgenomen omdat er niet langer jaarlijks geëvalueerd moet worden. Het is natuurlijk de vraag in hoeverre die jaarlijkse evaluatie al gebeurde. Ook de sancties zullen wegvallen, maar ze werden nog nooit toegepast. Voor het overige wordt er gewoon overgegaan tot de orde van de dag.
Ik nodig u uit om de integrale aanpak van een dossier te bekijken. Alleen al de afstemming van de VMM, waarvoor minister Peeters bevoegd is, op de mensen die de verlichtingspalen moeten zetten, verloopt heel moeilijk. Er werd een soort koepelmodule voorgesteld als oplossing. Ik kan u voorbeelden geven van doortochten die werden aangelegd en waarvan de verlichtingspalen pas 3 jaar later werden geplaatst. Ik heb mijn bezorgdheid daarover geuit, maar ik stel vast dat u me niet ernstig neemt.
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ook ik blijf een beetje op mijn honger voor wat de gecombineerde dossiers betreft. We hebben ook gevraagd om enkele modules af te schaffen. Ik wil niet in herhaling vallen, maar ik geef u het voorbeeld van de netheid van gewestwegen. Dat is een optie, een keuze voor de gemeenten. Ik vrees ervoor dat er niets zal gebeuren en dat de netheid van de wegen zal verslechten.
Toch zijn er ook goede punten, zoals het afschaffen van de jaarlijkse evaluatie. Een heel goede zaak is de invoering van de sneltoets. In Geel hebben we er al een korte evaluatie van gemaakt, en ik moet zeggen dat er een goede link is met het ruimtelijk structuurplan en het mobiliteitsplan. Dat is een hele stap vooruit.
Ondanks de goede punten, blijf ik deels op mijn honger voor wat de uitvoering van de resolutie betreft.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Peumans, ik ben een beetje verbouwereerd. Het overgrote deel van de resolutie werd uitgevoerd. De resolutie werd heel erg au sérieux genomen, zowel door de twee kabinetten als door de bevoegde administraties, en zowel in Brussel als in de verschillende entiteiten. Heel veel mensen hebben heel lang over de resolutie gepraat en hebben die heel grondig geëvalueerd. Helemaal niemand werd met een kluitje in het riet gestuurd. Op basis van de verschillende vergaderingen en van de balans die gemaakt werd van de vele inbrengen, werden de conclusies getrokken.
Ik begrijp trouwens niet waarom er per se iets moet worden afgeschaft, maar ik stel voor dat u minister Peeters daarover ondervraagt. In begrijp niet waarom bijvoorbeeld module 6 moet worden afgeschaft. Die wordt vandaag door 31 gemeenten gebruikt. (Opmerkingen van de heer Jan Peumans)
Heel veel modules worden maar door een aantal gemeenten gebruikt. Als 31 gemeenten de module zinvol vinden, waarom moeten wij die dan afschaffen? Het gaat om een volledig vrijblijvende module. Geen enkele gemeente wordt verplicht om de module te gebruiken.
Er is heel wat opvolging van de resolutie gebeurd.
De heer Jan Peumans: Ik ben het daar niet mee eens. Ik zal minister Peeters hierover ondervragen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.