Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 15/02/2007
Vraag om uitleg van de heer Kurt De Loor tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de mogelijke afbraak van het Toyo Ito-paviljoen in Brugge
De voorzitter: De heer De Loor heeft het woord.
De heer Kurt De Loor: Mijnheer de minister, de voorbije weken was er een discussie over het Toyo Ito-paviljoen in Brugge. Er waren initiatieven van voor- en tegenstanders van de sloop. De vzw Archipel, destijds de inspirator en initiatiefnemer voor het paviljoen, organiseerde een petitie voor het behoud; de West-Vlaamse Gidsenkring organiseerde een enquête; uzelf haalde op uw weblog fel uit naar de controversiële beslissing van het Brugse stadsbestuur om het paviljoen af te breken; ook onze dierbare collega Bart Caron mengde zich in het strijdgewoel; en als kers op de taart droeg ook nog Toyo Ito zelf zijn steentje bij.
De burgemeester van Brugge, Patrick Moenaert, houdt echter voet bij stuk. Ondanks zijn verontwaardiging in 2005 over een mogelijk project van Toyo Ito in Gent, omdat Brugge al beschikte over een pareltje van deze man. Vanwege die verontwaardiging verwondert zijn standpunt mij heel erg. Het paviljoen is volgens de Brugse burgemeester niet bestemd voor de eeuwigheid. Het vertoont verouderingsverschijnselen en is beschadigd. Dus moet het verdwijnen.
Ik verwijs hier naar andere belangrijke paviljoenen, gebouwen en bouwwerken die ook niet voor de eeuwigheid waren bestemd, zoals het Atomium en de Eiffeltoren.
Minister Bert Anciaux: En het Koninklijk Paleis.
De heer Kurt De Loor: Dat laat ik voor uw rekening, mijnheer de minister. Achteraf blijkt dan de grote waarde van deze tijdelijke gebouwen. Het stadsbestuur van Brugge had nochtans in 2002 beslist om het paviljoen definitief te behouden. Blijkbaar is men daar nu van mening veranderd. Over de voors en tegens en over de vraag of het kunstwerk daar past en over de zin en onzin van moderne architectuur kunnen we een eeuwigheid discussiëren. Maar het is wel een feit dat het paviljoen van Toyo Ito algemeen wordt beschouwd als een meesterwerk en als een mijlpaal in de hedendaagse architectuur. Ik zou er toch de nadruk op willen leggen dat de bouwtechnieken die voor dat paviljoen werden gebruikt, al inspiratie hebben gegeven aan andere gebouwen, waar ze diezelfde bouwtechnieken al met succes hebben toegepast.
Gegeven het feit dat een stadsbestuur zelfstandig en autonoom kan beslissen om een kunstwerk op het eigen grondgebied al dan niet te behouden, stel ik u, mijnheer de minister, de volgende vragen. Is het stadsbestuur, als het heeft beslist het kunstwerk te behouden, verplicht het te onderhouden? Indien niet, hebt u de mogelijkheid onderzocht om een dergelijke onderhoudsplicht decretaal te verankeren? Heeft het Brugse stadsbestuur contact met u opgenomen in verband met de plannen die het heeft met dit paviljoen?
Inmiddels is beslist om de beschadigde onderdelen van het paviljoen te archiveren in de depots van de Archeologische Dienst van Brugge. Aangezien u als minister ook al te kennen gaf dat u voorstander bent om het paviljoen te behouden, vraag ik u of u garanties hebt gekregen over de manier waarop die onderdelen zullen worden bewaard. Indien niet, welke oplossing voorziet u voor een goede bewaring? Hebt u de mogelijkheid onderzocht om het paviljoen op een andere locatie onder te brengen of tentoon te stellen? Hebt u de mogelijkheid onderzocht om het paviljoen zelf aan te kopen, niet in eigen naam maar in naam van de Vlaamse Gemeenschap, en het op die manier opnieuw tentoon te stellen?
De voorzitter: De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones: Het heeft mij ook verwonderd en verrast en eigenlijk ontsteld dat dit paviljoen zou verdwijnen. Afgezien van dit Brugse probleem rijst hier toch de vraag naar de vergankelijkheid van hedendaagse kunstwerken. Ik denk aan de prachtige manifestatie Beaufort, waarvan men nu zegt dat men haar zou moeten omvormen tot een soort aankoopbeleid van de gemeenten, waarbij elk jaar een gemeente een werk zou kopen. Wij, in de gemeente Koksijde, hebben een prachtig werk gekocht van Patrick Poirier: een enorm rood kruis op Ster der Zee, dat verwijst naar het grondplan van de Abdij Ten Duinen. Het staat voor de prachtige open ruimte van de zee en op het verlengde van de as van Sint-Idesbald naar Koksijde. Het staat daar op de juiste plaats, maar het staat daar meteen ook zeer teer en kwetsbaar. Het resultaat is dat het werk na vier jaar al roestplekken vertoont en dat we het volledig zullen moeten laten restaureren of een andere maatregel nemen, waarschijnlijk tot vreugde van enkele mensen die vanuit hun appartement opnieuw zicht op zee zullen hebben. Alles draait om centen. Het probleem van de verplichting tot onderhoud en de bijhorende financiële verbintenissen is veel breder dan de vraag over het Toyo Ito-paviljoen.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Zoals u wellicht hebt vernomen, was ik geschokt door de berichtgeving dat het paviljoen van Ito zou verdwijnen uit zijn 'natuurlijke biotoop' waarvoor de architect dit prachtige staaltje van hedendaagse creatie had ontworpen. Het zal u dan ook niet verwonderen dat de plannen met het paviljoen ter sprake zijn gekomen op het bilaterale overleg dat ik had met de stad Brugge en met de burgemeester op 5 februari 2007. Dit overleg zal op 20 februari worden voortgezet. Dat is vijf jaar na 20/02/2002 om 20.02 uur, de opening van het culturele jaar Brugge 2002.
Laat ik duidelijk stellen dat het paviljoen in de strikte betekenis van het woord eigendom is van de stad, ook al vind ik dat dit merkwaardige bouwwerk intussen is gaan behoren tot het collectieve geheugen - en dit niet alleen van de Bruggelingen. En ook al was het bouwwerk initieel niet geconcipieerd voor de eeuwigheid - al wil ik hierbij opmerken dat wel meer tijdelijke gebouwen een permanente vergunning krijgen - dan kan toch de vraag gesteld worden of deze creatie het niet verdient om op een correcte manier een reallocatie te krijgen. Het staat er nu prachtig, maar het is erg kwetsbaar door de inwerking van het zilte water.
Ondertussen werd ook Vlaams Bouwmeester Marcel Smets in het overleg betrokken. De kernvraag is en blijft in hoeverre de betekenis van de tijdelijkheid van het paviljoen en zijn efemere karakter moet resulteren in een verdwijnen. Het klopt dat juist door zijn eigentijdse vormgeving het paviljoen verwijst naar de tijdelijkheid van het hedendaagse, in vergelijking met het beladen verleden van de plek. Het kwetsbare en vluchtige van Ito's bijdrage is precies daarom zo effectief, omdat het ons door zijn contrastwerking attent maakt op het blijvende van de omgevende stad. Niet voor niets noemt met het de carwash van de gouverneur, omdat het vlakbij de gouverneurswoning ligt.
Een mogelijke denkpiste zou dan ook kunnen zijn om het paviljoen van Ito niet te vervangen door een permanente nieuwe pleininrichting van de Burg, maar door een nieuw tijdelijk paviljoen of installatie van een goed geselecteerde, vooraanstaande, eigentijdse architect of kunstenaar. Dit initiatief zou dan de tweede van een reeks 'tijdelijke' ingrepen kunnen zijn waarbij men telkens opnieuw een cultureel aantrekkingspunt creëert dat de waarde van de plek onderstreept. Ook deze denkpiste wordt de komende weken in overleg met de stad Brugge en de Vlaamse Bouwmeester verder onderzocht. Zoals eerder gezegd, heb ik een overleg gepland met burgemeester Moenaert op 20 februari aanstaande, waarop we hierover verder zullen overleggen.
De burgemeester, bij monde van zijn cultuurbeleidscoördinator, heeft mij intussen verzekerd dat de afgebroken onderdelen van het paviljoen ondergebracht zullen worden in de depots van de archeologische dienst. Deze oude pakhuizen op de site van de oude gistfabriek werden in 2006 door de stedelijke musea in gebruik genomen als opslagruimte voor niet-kwetsbare materialen zoals de collecties archeologie en rijtuigen. De pakhuizen zijn in goede staat en uiteraard tocht- en vochtvrij. Ze zijn beveiligd tegen inbraak en brand. Er is alvast geen enkel probleem om het paviljoen daar in een goede staat te bewaren.
Er is dus nog geen definitief verdict gevallen over het paviljoen. Het bouwwerk van Ito wordt niet vernietigd en de gesprekken de komende weken zullen uitwijzen in welke richting naar een adequate oplossing wordt gezocht. Ik zal, op verzoek van de burgemeester, deze gesprekken vanop de eerste rij volgen.
De voorzitter: De heer De Loor heeft het woord.
De heer Kurt De Loor: Ik stel mijn hoop op uw afspraak met het stadsbestuur en op de verschillende denkpistes die tot nu toe gelanceerd zijn. Ik wijs ook op het belang van de hedendaagse en experimentele architectuur en de manier waarop die inspirerend heeft gewerkt voor andere architecten. De bouwtechnieken die daarbij werden toegepast, zijn ondertussen al in meerdere grote gebouwen toegepast. De standpunten van de bouwmeesters daarover, zowel de huidige, de heer Smets, als de vroegere, de heer Van Reeth, zijn bekend. Als het niet op die plaats kan blijven, dan is een relocatie een must.
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Het is goed dat hierover wordt gediscussieerd. Ik wil in herinnering brengen dat de discussie over dit paviljoen, maar ook over hedendaagse architectuur in Brugge niet zo eenvoudig is. Het is daarom goed dat dit parlement daar aandacht aan besteedt. Zonder al deze tussenkomsten zou de discussie over het behoud van het paviljoen of de vervanging door andere tijdelijke constructies van hoge architecturale kwaliteit, nooit op die manier gevoerd zijn. Ik dank u, mijnheer de minister, dat u daar mee een duwtje aan geeft. Zo krijgen we geen terugval in een mercantiele en simpele oplossing en is de kans groot dat we een betere oplossing krijgen dan het realiseren van een verdwijnende en blijvende tijdelijkheid. Die idee is mee geformuleerd door journalist Van Synghel van De Standaard.
De voorzitter: Het incident is gesloten.