Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 01/03/2007
Vraag om uitleg van de heer Rudi Daems tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de bestemmingswijzigingen van gedesaffecteerde militaire domeinen in de Kempen
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de minister, als de federale regering een militair domein wil afstoten, dan wordt dit overgeheveld naar het Comité tot aankoop van onroerende goederen van het ministerie van Financiën. Dan komt er een vervreemdingsprocedure, die evenwel wordt opgeschort in afwachting van de toekenning van een stedenbouwkundige bestemming van de domeinen in kwestie.
We hebben hierover al eerder gedebatteerd. U hebt laten verstaan dat u wenst dat elke vraag tot herbestemming van een voormalig militair domein wordt voorgelegd aan de centrale administratie Ruimtelijke Ordening. U hebt ook gezegd dit formeel aan minister Flahaut te laten weten. U hebt ook gezegd dat zoveel als mogelijk gedesaffecteerde militaire domeinen worden meegenomen in lopende planprocedures zoals bij de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur.
Ik kom nu op twee concrete domeinen in de Kempen, Kamp A op de grens tussen Olen, Herentals en Westerlo en de Kievermont in Geel. Het zijn vrij grote terreinen en de toekomstige bestemming zal een ruimtebepalend effect hebben op de omgeving. Kamp A is al in de jaren 90 gedesaffecteerd door Defensie en het dossier gaat niet vooruit. Het provinciebestuur wijst naar het Vlaamse Gewest dat knopen moet doorhakken over de herbestemming. En de gemeenten kijken naar het provinciebestuur omdat ze zelf wat weinig slagkrachtig zijn om het zelf in handen te nemen. U hebt eerder al geantwoord dat Kamp A opgenomen is in het Golfmemorandum van de Vlaamse Regering als een terrein van gewestelijk belang. U hebt eraan toegevoegd dat eveneens delen van dat gebied kunnen worden ingekleurd als natuurgebied en recreatiegebied. De suggestie werd ook gedaan om het te bekijken als een concreet voorstel in de afbakening van de natuurlijke en agrarische structuur van het Netebekken waarbij ook zachte recreatievormen zoals een jeugd- en sportcentrum mogelijk moeten zijn. Ik denk dat er in de regio over dit dossier weinig contestatie is. Hier kan heel makkelijk een win-winsituatie gecreëerd worden door de bestaande golf open te stellen voor iedereen, samen met de uitbouw van een natuur- en recreatiegebied. Er zijn heel wat synergiemogelijkheden met het ernaast gelegen Kamp C, een Centrum Duurzaam Bouwen, dat intussen faam heeft verworven in de hele provincie.
Een ander terrein van gewestelijk belang is de Kievermont in Geel, een terrein aan de baan tussen Geel en Retie. Het is ongeveer 60 hectare groot. De stad Geel zelf wenst dit ontwikkeld te zien als een kmo-zone, gekoppeld aan het Campinaproject. Het Campinaproject wil een fysieke link leggen tussen de Katholieke Hogeschool Geel en de activiteiten in het VITO in Mol. Het Campinaproject kan een heel verdienstelijk project genoemd worden, maar het is mij niet duidelijk hoe de Kievermont een fysieke link kan zijn.
Dat is conceptueel een heel mooi verhaal en er zijn heel wat mogelijkheden voor toekomstige tewerkstelling, maar we hebben ernstige vragen bij de fysieke link die gelegd wordt tussen de activiteiten omtrent milieutechnologie in Mol, de Kievermont halverwege en de hogeschool aan de andere kant van Geel. Het is een vrij slecht gelegen gebied als het gaat om mobiliteitsafwikkeling en ontsluiting en nogal wat woonkernen zouden daar last van kunnen hebben.
Mijnheer de minister, wat antwoordde minister Flahaut op uw principiële vraag om elk dossier over desaffectatie en herbestemming via uw diensten te laten verlopen? Zijn daarover concrete afspraken gemaakt? Welke concrete stappen zijn gezet in de richting van minister Flahaut en eventueel andere overheden, bijvoorbeeld provincies, stadsbesturen en gemeentebesturen, in algemene zin omtrent alle gedesaffecteerde militaire domeinen, en in het bijzonder omtrent de twee terreinen waarvan ik daarnet een schets heb gegeven. Zijn dergelijke gedesaffecteerde militaire terreinen, in dit geval Kamp A en Kievermont, van gewestelijk belang? Mogen we naar u kijken om wat dat betreft een herbestemmingsinitiatief te nemen? Zo ja, wat is de voorziene timing? Worden dergelijke terreinen meegenomen in een toekomstige afbakening van natuurlijke en agrarische structuren?
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik wil mij loyaal aansluiten bij de vraagsteller, zeker wat betreft de drie geformuleerde vragen. Ik heb wel enkele bedenkingen en beschouwingen in verband met de inleiding die hij heeft gegeven. Ik heb het niet over het eerste deel, want dat is het antwoord dat de minister reeds heeft gegeven bij eerder gestelde vragen in deze commissie. Ik heb het wel over de twee concrete dossiers die de heer Daems aanhaalt.
Kamp A in Herentals-Olen is op dit ogenblik op een natuurlijke en sluipende manier in gebruik genomen door enerzijds de golfclub en anderzijds de Landelijke Ruiterijvereniging en een natuurvereniging. Er zijn heel wat vragen bij deze actoren, ook in hoofde van het stadsbestuur van Herentals. Er moet snel duidelijkheid komen over welk initiatief door wie zal worden genomen. Het initiatief moet volgens mij, zoals de minister eerder reeds heeft gezegd, genomen worden door het Vlaamse Gewest omwille van het Vlaamse golfmemorandum.
Bij het domein Kievermont liggen de zaken enigszins anders. De heer Daems heeft daarnet al enkele rechtzettingen gedaan met betrekking tot zijn schriftelijk geformuleerde vraag omtrent de grootte van het domein: het gaat over 62 hectare in plaats van 40 hectare. Het is niet zo dat, zoals in de vraag naar voren komt, de stad Geel dat wenst te ontwikkelen als bedrijvenzone. Dat is slechts waar voor een kwart van de oppervlakte. De andere ruimte zal als de minister, de provincie en dergelijke ermee akkoord gaan, vooral door recreatie, stadbos, natuur en landbouw worden ingevuld.
Het Campinaproject is inderdaad een verbinding tussen de Vlaamse kennisinstelling VITO en de Katholieke Hogeschool Kempen, afgekort KHK. Wel is het zo dat deze businesslink een antwoord is op de resolutie met betrekking tot de reconversie in de Kempen in hoofde van de bedreiging van tewerkstellingsplaatsen in de nucleaire sector. Het gaat er hier niet alleen om de kennispolen zelf te versterken, maar ook op een geconcentreerde wijze in voldoende nieuwe en gediversifieerde ruimtes te voorzien voor hoogwaardige en andere bedrijvigheid, dus niet alleen omwille van de milieu- en de energietechnologieactiviteiten. Specialisatie van bedrijvigheid is trouwens van groot belang, maar op het niveau van deze subregio is het nog van groter belang een differentiatie aan bedrijvigheid na te streven omwille van de algemene economische groei en om de tewerkstellingscreatie te kunnen blijven stimuleren. Het creëren van een aantrekkelijke vestigingsregio voor innovatie en tewerkstellingsgroei is dan ook de ambitie van het Campinaproject.
Als het gaat over de ontsluitingsproblematiek zoals de heer Daems aanhaalt, wil ik erop wijzen dat er op dit ogenblik een mobiliteitsstudie loopt, gefinancierd door minister Moerman, over de rol van de N118, de gewestweg waaraan het militair domein Kievermont is gelegen. De studie loopt in het kader van de huidige maar ook de toekomstige ontwikkelingen in de regio Geel-Mol-Dessel-Retie. Er wordt onder andere onderzocht of er een nieuwe verbinding tussen de N118 en de N19 tot stand kan komen vooral om de verkeersdruk in de diverse dorpskernen van de reeds eerder genoemde gemeenten te verbeteren. Daaraan wordt de verkeersleefbaarheid gekoppeld.
Ik wil onderstrepen dat het domein Kievermont een belangrijke rol speelt in deze subregio. Ik verwijs naar het antwoord dat de minister in april 2005 heeft gegeven (Hand. Vl. Parl. 2004-05, nr. C171), waarin hij heeft gesteld dat niets de steden en gemeenten belet om reeds na te denken om deze militaire domeinen in te vullen en aan visievorming te doen. Dat is ook gebeurd, we hebben getracht een goede leerling te zijn. In die twee jaar is er een ruimtelijk structuurplan tot stand gekomen en ondertussen is men bezig met de afbakening van het regionaal kleinstedelijk gebied, samen met de provincie Antwerpen, waar ook de ARP (afdeling Ruimtelijke Planning) bij betrokken is. Nu komen we op het knooppunt waar er kleur moet worden bekend. Het is van groot belang dat de trekker aangeduid wordt die het planologische proces tot een goed einde brengt, anders gaat de dynamiek verloren van een goede ruimtelijke ordening en van de planningsprocessen.
Ik wil er toe komen dat er snel duidelijkheid komt over wie de trekkersrol gaat vervullen. Dan is timing belangrijk, om de planningsprocessen die op dit ogenblik bezig zijn, niet te laten stilvallen.
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, collega´s, het is niet de eerste keer dat we over deze aangelegenheid praten en het zal, vrees ik, ook niet de laatste keer zijn.
Als aanknopingspunt voor mijn repliek wens ik eerst terug te keren naar mijn antwoord op de vraag om uitleg van de heer Frans Peeters van 14 april 2005 over de bestemmingswijziging van gedesaffecteerde militaire domeinen. Hierin heb ik destijds toegezegd dat ik formeel aan de minister van Landsverdediging zou laten weten dat we erop staan dat iedere vraag tot herbestemming van een voormalig militair domein wordt voorgelegd aan de centrale administratie Ruimtelijke Ordening. Op 25 mei 2005 werd een brief in die zin aan minister Flahaut verzonden. Deze werkwijze laat mij toe om de vragen over het herbestemmen van domeinen, die een gewestelijke bevoegdheid betreffen, tijdig en allesomvattend te detecteren. Bovendien kan ik er zo via mijn administratie, het departement RWO en het agentschap RO Vlaanderen, op toezien dat alle vragen van Defensie voor een passend gevolg effectief aan het in casu bevoegde beleidsniveau worden overgemaakt. Deze procedure passen we vandaag ook toe voor bedrijven die een planologisch attest aanvragen. Zij moeten dat nu centraal aanvragen, en wij beslissen wie uiteindelijk het planningsinitiatief moet nemen.
In het antwoord van het ministerie van Defensie, wonderwel op 11 juli 2005, werd namens de minister van Defensie - de brief was ondertekend door de generaal-majoor van het Vliegwezen, de heer Cornelis - principieel toegezegd voortaan de voorgestelde werkwijze te volgen. In dit schrijven worden ook zeven terreinen opgesomd waarvoor de vraag voor herbestemming niet aan mij of mijn administratie, maar rechtstreeks aan de betrokken gemeentebesturen werd gesteld. Het ging over Sint-Niklaas, Brugge, Ranst, Ravels, Peer, Riemst en Lichtervelde.
Voor elk van deze terreinen werd een verantwoording gegeven waarom werd afgeweken van de afgesproken werkwijze. Daaruit blijkt dat het gaat om kleine gebieden van minder dan een hectare of gebieden die zijn gekoppeld aan een lopende onteigeningsprocedure. U begrijpt dat deze afspraak met het ministerie van Defensie van vrij recente datum is en dat er heel wat lopende dossiers bestaan waar - alvast in aanvang - niet het Vlaamse Gewest als co?rdinator is opgetreden voor de afweging voor herbestemming van deze terreinen, maar wel een gemeente- of provinciebestuur. Voor enkele dossiers zijn er nadien nog contacten geweest tussen Defensie en gemeentebesturen. Het gaat hier met name om de gedeeltelijke desaffectatie van het militaire vliegveld in Koksijde en van een kleiner militair domein aan de Bollaarstraat binnen het kleinstedelijke gebied Lier.
Ik zal mijn brief aan de minister van Defensie en het antwoord daarop ter kennisgeving bezorgen aan het secretariaat van de commissie zodat iedereen de exacte inhoud ervan kent.
Er zijn dus opnieuw structurele afspraken met het ministerie van Defensie. Ik herinner mij uit vervlogen tijden dat die afspraak ook in de tijd van de heer Kelchtermans bestond, en dat Defensie daar in de loop der jaren om een voor mij totaal onbekende reden mee is opgehouden.
Alvorens in te gaan op de concrete vragen twee en drie, wil ik ingaan op de door u geciteerde militaire domeinen, domein Kievermont in Geel en Kamp A op de grens van Herentals, Olen en Westerlo.
Voor het domein Kievermont dateert de start van het proces van desaffectatie van voor de afspraken die ik met minister Flahaut heb gemaakt. Het 62 hectare grote terrein werd eind 2002 als militair domein verlaten door het leger. De stad Geel sloot daarop een concessie af met het Ministerie van Defensie waardoor de stad voor het beheer van de gebouwen en terreinen instaat.
Voor het gebied bestaan twee voorstellen voor herbestemming. Enerzijds wordt voorgesteld het gebied te herbestemmen als bedrijventerrein en voor stedelijke recreatieve functies; anderzijds zou het gebied omwille van de aanwezige natuurwaarden kunnen worden ingeschakeld als verlengstuk van de omliggende openruimtefuncties op Vlaams niveau. Zoals uit uw vraag bleek, weet u dat het militaire domein Kievermont door de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen, de IOK, werd gekoppeld aan het zogenaamde Campinaproject. Dit project heeft wel degelijk als doelstelling een businesslink uit te bouwen tussen de twee Kempense kennispolen, het VITO en de Katholieke Hogeschool Kempen. Volgens dit concept kunnen op deze link enkele geconcentreerde economische polen worden ontwikkeld en het is in die visie dat de IOK opteert om het domein Kievermont gedeeltelijk als bedrijventerrein te herbestemmen.
Voor het bekostigen van het onderzoek naar de verdere realisatie van dit voorstel tot herbestemming werd een projectaanvraag ingediend en werd op 26 januari 2006 door de Vlaamse overheid vanuit het beleidsdomein Economie een subsidie toegekend. Een belangrijk element hierbij is inderdaad het onderzoek in functie van de verbetering van de ontsluiting van het terrein, wat eigenlijk een conditio sine qua non is. Concreet vergt dit in de voorstelling een verbinding tussen de N19 en de N118, waarvoor ik trouwens ook ter plaatse ben geweest. Om de afstemming met de provinciale mobiliteitsstudie over de N118 te waarborgen, werd de projectbegunstigde, de IOK, gevraagd om vooraleer dit voorbereidingstraject te starten, een overeenkomst te maken met de provincie Antwerpen met het oog op de afstemming van deze verschillende studies. Waarvoor ik in dit dossier immers schrik heb, is dat iedereen naast elkaar bezig is. Aan die vereiste is intussen voldaan, zodat een eerste schijf kon worden uitbetaald op 15 januari 2007 en het project ook concreet van start kan gaan. De opvolging van dit project is in handen van minister Moerman.
De optie om het domein Kievermont te herbestemmen tot bedrijventerrein werd ook opgenomen in de voorstellen aan de hogere overheid in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Geel. In het ministerieel besluit van 16 september 2005 houdende advies bij het ontwerp van dit dossier, heb ik het standpunt ingenomen ?dat de stad voorstelt het militair domein Kievermont te ontwikkelen met bedrijvigheid, een evenementencentrum en harde recreatie; dat deze locatie vermoedelijk buiten het stedelijk gebied ligt, in een gebied dat van belang is voor de open ruimtestructuren van het buitengebied; dat bovendien een ontsluitingsprobleem bestaat vermits de N118 in onvoldoende mate een ontsluiting verzekert naar het primaire of hoofdwegennet; dat de N118 ook niet geselecteerd is als secundaire weg, zodat de ontwikkeling van het domein het voornaamste argument zou worden voor een verbinding tussen N118 en de ring?.
Ook in het kader van het afbakeningsproces voor het kleinstedelijke gebied Geel, waarin de problematiek uiteraard is opgenomen, werd dit standpunt door mijn administratie in een advies van 4 juli 2006 ingenomen. Er werd meer bepaald aangegeven dat beide opties onderzocht moeten worden. We zitten met een harde economische realiteit in dit land, en niet het minst in de Kempen. Het hele debat rond de resolutie is mij welbekend.
Ook werd door mijn administratie aangegeven dat vanuit het afbakeningsproces voor het kleinstedelijke gebied weinig bijkomende argumenten worden geleverd om het terrein in te zetten als lokaal bedrijventerrein en dat het probleem van de ontsluiting blijft. Men zegt dus dat er een motivering en een betere onderbouwing van het dossier moet komen.
Het is nu aan het gepaste beleidsniveau, de provincie Antwerpen, om verder werk te maken van de afbakening van het kleinstedelijke gebied Geel. Uit informatie die ik heb ingewonnen, blijkt dat men dit plant in het najaar 2007. Mol en Geel zouden daarbij samen bekeken worden, wat eigenlijk de logica zelve is. Ik zal dienaangaande zo snel mogelijk in overleg treden met de bestendig afgevaardigde, bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, om te kijken wat het gemeenschappelijke standpunt zou kunnen zijn van het Vlaamse en het provinciale beleidsniveau. We zullen de standpunten in een vergadering op elkaar afstemmen. Ik heb immers gemerkt dat er ook vragen gesteld zijn in de provincieraad. We zullen dus een keuze maken en we zullen die ook verantwoorden.
Tot slot wil ik u melden dat in het kader van het afbakeningsproces voor de gebieden voor landbouw, natuur en bos het militair domein Kievermont weliswaar op zich als militair domein is aangeduid, maar dat het ook aansluit op gebieden die behoren tot de bosstructuur op Vlaams niveau. We zitten hier dus in een patstelling en we moeten de knoop doorhakken. Waar de provincie bezig is in het kader van de afbakening van het kleinstedelijke gebied Geel, moeten de heer Helsen, de bestendige deputatie en de provincieraad dat doen. Waar wij bezig zijn met het afbakeningsproces voor de gebieden voor landbouw, natuur en bos is op dit ogenblik een gewestelijk proces bezig. Daar moeten we dus eens finetunen wat de beslissing is. En dat kan alleen als we samen rond de tafel zitten. Mijnheer Peeters, ik stel voor dat u met de gemeentelijke administratie dat overleg bijwoont, zodat we weten waar we mee bezig zijn.
Voor wat het Kamp A op de grens van Herentals en Westerlo betreft, heb ik reeds in een nota van 24 januari 2006 mijn administratie de opdracht gegeven te onderzoeken welke overheid vanuit ruimtelijk oogpunt het proces voor een mogelijke herdefiniëring moet trekken. Zoals u weet keurde de Vlaamse Regering op 20 juli 2006 op voorstel van minister Anciaux en mezelf de nota ?Opvolging Vlaams Golfmemorandum: nieuwe multifunctionele zones voor niet lawaaierige buitensporten´ goed. Die nota staat bekend als het tweede Golfmemorandum. In dit kader werd er een uitspraak gedaan ten aanzien van de golfzone Witbos, evenals de zone Kamp A: ?Deze baan (Golf Club Witbos) werd in 1965 al aangelegd door Britse militairen, midden in een toen actieve militaire basis. De lay-out is voornamelijk vlak en is eigenlijk een 50/50 mix tussen een bosbaan (met nauwe, door dennen omzoomde ?fairway´) en een links (wijdopen fairways met strategisch geplaatste bunkers). Er wordt een uitbreiding van 5 holes gevraagd. Tevens is het aangewezen dat dit dossier in nauw overleg wordt besproken met de diensten van de federale Minister van Landsverdediging (art.13 van het decreet van 1791). Ook moeten delen van het militair domein als natuurgebied ingekleurd worden en toegankelijk zijn voor wandelaars, alsmede wordt het aangewezen geacht te onderzoeken om in de nodige ruimte voor andere sporten en voor een jeugdcentrum te voorzien. Ook de noden van de plaatselijke verenigingen dienen onderzocht te worden. Verder dient, wanneer er overgegaan wordt tot het opstellen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, tevens de volledige zone Witbos - Kamp A - Kamp C opgenomen te worden teneinde duidelijke ontwikkelingsperspectieven voor het gebied te kunnen schetsen.?
Op 22 februari 2006, dus voorafgaand aan de beslissing over het tweede Golfmemorandum, heeft mijn administratie overlegd met de Olense Golfclub en met een projectontwikkelaar die ge?nteresseerd is in de resterende gebouwen. In dit overleg werd de golfclub verzocht een dossier samen te stellen met de bestaande toestand van het golfterrein en de eventuele uitbreiding ervan, inclusief het bestaande natuurbeheersplan.
Ook werd gevraagd om een dossier op te maken, en over te maken aan mijn administratie, omtrent alles wat te maken heeft met een andere invulling van het militaire domein en zijn gebouwen, naast de golfactiviteit. Ik denk daarbij dus aan een invulling als recreatiepark. Uit dit overleg is alvast gebleken dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de bouwfysische toestand en de mogelijke asbestvervuiling van de gebouwen.
Zoals u weet, is in het tweede Golfmemorandum een procedure opgenomen die uitgaat van initiatieven van de golfclubs zelf. Een beslissing over het dossier kan pas worden getroffen nadat het door een technische werkgroep onderzocht werd, onder andere in functie van de goedgekeurde checklist met afwegingscriteria. De technische werkgroep zal daarna een advies overmaken aan de ministers van Sport en van Ruimtelijke Ordening. Dit advies zal dan op zijn beurt op interkabinettenniveau besproken worden en in functie ervan kan een dossier aan de Vlaamse Regering voor beslissing worden voorgelegd.
We hebben dus een Golfmemorandum en een status quaestionis gemaakt. We hebben beslist over welke terreinen gepraat kan worden en over welke niet meer gepraat kan worden. We hebben beslist dat we voor een actie op een concreet terrein, een concreet uitgewerkt dossier willen krijgen. Op basis van dat dossier wordt de zaak opnieuw behandeld door de technische werkgroep Ruimtelijke Ordening en Sport. Daar worden alle facetten bekeken. Het is de bedoeling om te komen tot multifunctionele terreinen waar men kan wandelen en eventueel andere sporten kan beoefenen. Daarna komt het dossiers bij de ministers terecht, wordt het op het niveau van de IKW besproken en wordt het voorgelegd aan de Vlaamse Regering.
Niettegenstaande er nu een duidelijk kader is, werd er tot op heden nog geen dossier aan de technische werkgroep voorgelegd. Men roept wel veel, maar natuurlijk moeten de afspraken nagekomen worden. Ik ben niet van plan om het werk in hun plaats te doen. Het is evident dat wanneer dit dossier op de tafel van de technische werkgroep komt, we rekening zullen houden met al de hierboven geschetste ontwikkelingsperspectieven.
Delen van het terrein worden volgens de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos van het Neteland gerekend tot de Heuvelrug Olen-Geel. In dit kader zal ik aan de Vlaamse Regering inzake het operationeel uitvoeringsplan voor de buitenregio Neteland, voorstellen om een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken om de aanwezige bosstructuur te versterken. In het kader van het proces-Neteland zullen we vanuit het Vlaams niveau, in het licht van het versterken van de bosstructuur, een stuk opnemen in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Hieruit moet duidelijk zijn dat beide initiatieven, de herbestemming tot golfterrein en de versterking van de natuurlijke structuur, niet los van elkaar kunnen worden gezien. We moeten heel duidelijke afspraken maken tussen de drie beleidsniveaus: de gemeente of stad, de provincie en het Vlaamse Gewest.
Uit de teneur van mijn antwoord over de twee aangehaalde voorbeelden, blijkt reeds dat de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de bestemmingswijziging van militaire domeinen niet per definitie een taak van gewestelijk belang is.
Voor het Kamp A moet een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan worden opgemaakt omdat zowel voor een golfterrein met meer dan 9 holes, als voor de gebieden van de natuurlijke en bosstructuur op de Olense Heuvelrug, waartoe het terrein behoort, een gewestelijk initiatief nodig is. Het dossier zit dus twee keer bij mij.
Voor het domein Kievermont is de situatie minder eenduidig. Enerzijds betreft het de optie van herbestemming tot bedrijventerrein en wordt het gelinkt aan de afbakening van het kleinstedelijke gebied Geel. Dat is een bevoegdheid van de provincie. Anderzijds betreft het ook de bosstructuur en dat is een bevoegdheid van het Vlaamse Gewest.
Ik stel dus voor dat ik en mijn administratie even rond de tafel gaan zitten met de gedeputeerde met zijn administratie en de burgemeester met zijn diensten. We zullen het resultaat graag aan u meedelen.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord en voor het gedeeltelijk positieve nieuws. Ik wil even de resolutie in verband met de nucleaire sector aanhalen (Parl. St. Vl. Parl. 2005-06, nr. 675/3). Ik heb de resolutie mee onderschreven, maar het blijft voor mij een raadsel wat de plek Kievermont effectief te betekenen heeft. Er zijn heel wat mogelijkheden op het vlak van reconversie en ook voor technologische bedrijven zonder dat daarbij moet worden gekeken naar het concrete terrein Kievermont in Geel.
Ik heb u al gewezen op het mobiliteitsprobleem van de verbinding tussen de N118 en de N19. Die zou door een vrij nieuwe woonwijk lopen, wat sowieso problemen zal veroorzaken.
Minister Dirk Van Mechelen: Het ontwerp situeert zich hoger op de kaart.
De heer Frans Peeters: Mijnheer Daems, op dit ogenblik is er een opdracht om een tracé te onderzoeken.
De heer Rudi Daems: Een nieuw tracé?
De heer Frans Peeters: Inderdaad, een nieuw tracé. Er is al een eerste voorontwerp. Die opdracht is gegeven vanuit de Vlaamse overheid. Het studiebureau Vectris is daar mee bezig, in samenspraak met de provincie, IOK en de stad Geel. Het tracé gaat niet door de woonkern.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Dat is nieuwe informatie, die mijn standpunt nu niet verandert. Mijnheer de minister, u brengt een tweede mogelijk probleem aan het licht. De kans bestaat dat er een verbinding moet worden gelegd tussen de N118 en de ring richting Mol.
U blijft voorlopig op de vlakte als het gaat om wie het initiatief moet nemen. U zegt: ofwel gaan we het inpassen in de bosstructuur - waarin Kievermont terecht een plek kan hebben - en dan ben ik aan zet. Ofwel gaan we naar het economische scenario van de stad en wordt het meegenomen in de afbakening van het kleinstedelijk gebied. Of beide. Ik kan alleen maar zeggen dat ik toch voor problemen vrees, rekening houdende met de mobiliteitsknelpunten daar.
Wat Kamp A betreft, dank ik u voor uw antwoord. Het dossier is al vrij oud. Het gaat terug tot de jaren negentig en ondertussen ligt het terrein daar maar. Het gevolg is een sluipende besluitvorming, zoals dat heet: de golfclub heeft gaandeweg nagenoeg 80 percent van het terrein ingenomen. Ik ben er geen voorstander van om de huidige toestand te regulariseren, wel om de oorspronkelijke acht of negen holes mee op te nemen. Daarnaast moet er voldoende ruimte gecreëerd worden om andere activiteiten toe te laten met hergebruik van de gebouwen. De gebouwen in Kamp A lenen zich daar wel toe, ze zijn niet bouwvallig zoals in Kievermont. En minstens een gedeelte neemt u op in de RUP voor het Netebekken.
Wat is uw standpunt over de golf zelf?
Minister Van Mechelen: Daarover kan geen enkele discussie bestaan. Het tweede golfmemorandum is door de Vlaamse Regering goedgekeurd. Het standpunt staat in dit publieke document.
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Ik wil u ook bedanken voor uw antwoord, mijnheer de minister. Het is vrij duidelijk. Ik ben verheugd dat wij niet hebben stilgezeten. We kunnen nu op de drie niveaus samen zitten en knopen doorhakken. In Herentals dient men dringend een initiatief te nemen, misschien samen met de provincie, om een dossier op tafel te krijgen bij de technische werkgroep. Ik heb de indruk dat er niets zal gebeuren zolang iedereen naar iedereen kijkt.
Minister Van Mechelen: Dat is juist. We kunnen een extract bezorgen van hoe dat moet verlopen.
De heer Rudi Daems: In uw tweede golfmemorandum staat dat er een uitbreiding van vijf holes wordt gevraagd. Ik zie daar geen standpunt van de Vlaamse Regering. Wordt de uitbreiding geregulariseerd?
Minister Van Mechelen: Dat zal van het dossier afhangen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.