Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 01/02/2007
Vraag om uitleg van mevrouw Cathy Berx tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over het verstrekken van statistische informatie over de school- en leerlingenkenmerken aan scholen
De voorzitter: Mevrouw Berx heeft het woord.
Mevrouw Cathy Berx: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in juni 2005 vernamen de scholen secundair onderwijs de beslissing over het aantal GOK-uren waarop ze in de tweede GOK-cyclus aanspraak kunnen maken. Anders dan voor de GOK-uren basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs wordt het basismateriaal voor de berekening van de GOK-uren niet door de scholen aangeleverd. Het departement beschikt zelf over de nodige informatie om de berekening te maken en deelt het eindresultaat van deze berekening mee aan de scholen.
Die informatie betreft het aantal ex-OKAN-leerlingen, het aantal leerlingen met schoolachterstand, het aantal leerlingen met B- of C-attest die van een andere school komen enzovoort. Voor scholen is het bijzonder relevant om jaarlijks een correcte 'foto' van hun school te bekomen. Een correct en statistisch overzicht van de typische school- en leerlingenkenmerken draagt bij tot een beter inzicht in de school, en dus tot beter gefundeerde en dus betere beslissingen inzake school- en leerlingenbeleid.
Sommige scholen trachten met de middelen waarover ze beschikken deze grafieken en statistieken zelf op te stellen. Als het departement deze nuttige info snel aan de scholen zou bezorgen, dan wordt dubbelwerk vermeden. De overheid zou zo haar ondersteunende rol of servicecenter voor de scholen versterken en verbeteren. Dat strookt met het uitgangspunt van deze meerderheid om het beleidsvoerend vermogen van de scholen te versterken. Onlangs hebt u dat nogmaals in de plenaire vergadering gezegd.
Een jaarlijkse foto van de scholen heeft nog een ander voordeel. Het laat geïnteresseerden toe om een goede vergelijking te maken tussen de - eventueel bijkomende - GOK-ondersteuning van de verschillende scholen, rekening houdend met de concrete leerlingenkenmerken die voor de berekening van de GOK-ondersteuning in aanmerking worden genomen. Scholen zouden zo kunnen nagaan of scholen met een vergelijkbaar profiel inderdaad een vergelijkbare ondersteuning krijgen. Eveneens zouden scholen makkelijker kunnen nagaan wat de impact is van de zogenaamde wegingsfactoren die een belangrijke rol spelen bij de uiteindelijke toekenning van GOK-uren. Zoals bekend, weegt niet elke GOK-indicator even zwaar: de regering bepaalt welke wegingscoëfficiënt elke indicator krijgt.
Deze informatie is dan weer relevant voor het te realiseren nieuwe financieringssysteem voor het leerplichtonderwijs. Als de scholen niet alleen de statistieken maar ook de achterliggende informatie zouden krijgen, dan kunnen ze bijvoorbeeld trachten te becijferen wat de impact van andere wegingsfactoren of andere indicatoren voor de school op de financiering kunnen zijn. Ten slotte zou deze informatie over de schoolpopulatie ook dienstig kunnen zijn voor duiding bij doorlichtingsverslagen en dergelijke.
Bent u bereid om aan het departement de opdracht te geven om bijvoorbeeld jaarlijks aan de scholen de statistische informatie te verstrekken waardoor de scholen een beter en goed gedocumenteerd overzicht krijgen van de typische school- en leerlingenmaterie? Bent u bereid om deze informatie ook te gebruiken om een benchmarking te maken van de GOK-ondersteuning van vergelijkbare scholen of de scholen toe te laten om deze vergelijking te maken? Bent u bereid om zo'n toetsingsinstrument ook te hanteren ter voorbereiding en bij de latere controle van de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, geachte collega's, ik vind het een goed idee om een schrijven te richten aan secundaire scholen met een tweede en derde graad secundair onderwijs met daarin een overzicht van hun score voor de GOK-indicatoren van de tweede en derde graad. Een jaarlijks overzicht van deze gegevens geeft scholen inderdaad de mogelijkheid om het beleidsvoerende vermogen van de scholen te versterken, een informatierijke omgeving uit te bouwen en de evolutie in leerling- en schoolkenmerken nauwgezet op te volgen. In een dienstbrief louter vermelden op hoeveel extra lerarenuren een school recht heeft, zoals dit vroeger in het kader van GOK gebeurde, is niet voldoende.
Ik zal aan mijn administratie de opdracht geven om deze informatie aan alle secundaire scholen tweede en derde graad te verstrekken in een vorm die de identificatie van de betrokken personen onmogelijk maakt.
Ik vind het tevens een goed idee om aan de geleverde gegevens ook de Vlaamse en eventuele regiogemiddelden toe te voegen. Dat moet de scholen toestaan hun positie in het geheel te overzien. Ik maak me echter wel de bedenking dat we moeten vermijden dat deze gegevens worden misbruikt om een klassement op te maken van scholen met veel of weinig kansarme leerlingen en bepaalde scholen aldus een stigma krijgen.
Wat uw derde vraag betreft, ben ik er niet voor te vinden om informatie over het aantal lesuren waarop scholen recht hebben, actief te verspreiden en scholen aldus de mogelijkheid te geven na te gaan of scholen in de buurt meer of minder uren genereren. Het vergelijken van het aantal lesuren waarop een school recht heeft, is mijn inziens niet belangrijk voor het voeren van een adequaat schoolbeleid. Het kennen van de leerlingenkenmerken in de school en daarbuiten is dat des te meer.
Het spreekt voor zich dat we in het kader van het nieuwe financieringssysteem rekening houden en gebruikmaken van de ervaring met GOK. De leerlingenkenmerken en de berekeningswijze van de extra lerarenuren GOK worden opgenomen in de denkoefeningen over het nieuwe financieringsysteem voor het leerplichtonderwijs.
De voorzitter: Mevrouw Berx heeft het woord.
Mevrouw Cathy Berx: Ik dank u voor het antwoord, en vooral ook voor het feit dat u ingaat op mijn suggestie. Ik vind het wel een beetje jammer dat u zegt dat het voor scholen niet relevant is te weten hoeveel GOK-uren andere scholen krijgen. Dat lijkt me wél relevant - niet om afgunst tussen scholen te creëren, maar wel om scholen in een vergelijkbare situatie te laten nagaan of ze een vergelijkbare ondersteuning krijgen. U hebt wellicht een punt als u zegt dat het aantal GOK-uren niet bepalend is voor het verdere beleid en voor de GOK-ondersteuning. Ik kan me evenwel voorstellen dat het voor scholen relevant is te weten of vergelijkbare school- en leerlingenpopulatiekenmerken vergelijkbare aantallen GOK-uren opleveren. Het systeem van de wegingscoëfficiënten maakt alles immers minder transparant, en ik denk dat scholen recht op transparantie hebben.
De voorzitter: Het incident is gesloten.