Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 25/01/2007
Vraag om uitleg van mevrouw Hilde Crevits tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimte?lijke Ordening, over de mogelijke inplanting van een voetbalstadion en een commercieel centrum in een landelijk gebied in Brugge
De voorzitter: Mevrouw Crevits heeft het woord.
Mevrouw Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, iedereen heeft het ondertussen al gelezen en praat erover: voetbalclub Club Brugge heeft plannen om een nieuw voetbalstadion te bouwen voor 40.000 mensen. Rond die nieuwe voetbaltempel zou een groot commercieel centrum, een shoppingcentrum, worden uitgebouwd. De plannen van de Brugse voetbalclub werden op 11 januari 2007 toegelicht op een persconferentie. Ondertussen werden ook de omliggende gemeentebesturen ge?nformeerd.
Mijnheer de minister, ik denk dat we hier niet de discussie moeten voeren over de noodzaak om de toekomst van het Belgische voetbal te verzekeren door nieuwe en eigentijdse infrastructuur. Dat is voor een deel al deze morgen gebeurd in de commissie voor Sport.
Pleiten voor grote en nieuwe eigentijdse sportcomplexen, annex shoppingcentra, doet uiteraard onmiddellijk de vraag rijzen waar we die ruimtelijk kunnen inplanten en waar ze nog thuis kunnen horen in Vlaanderen.
Als locatie voor het Brugse project wordt een stuk agrarisch gebied voorgesteld, dat ligt in de groene gordel rond Brugge, maar niet op het grondgebied van Brugge. Het ligt op het grondgebied van de mooie Brugse buurgemeente Zedelgem, en dan nog in het stukje Loppem.
De site - en dat zal niemand betwisten - ligt in een laaggelegen, watergevoelig open en landelijk gebied, waarin het landbouwgebruik nog groot is. Het gebied is bovendien omringd door verschillende natuur- en natuurlijke gebieden, zoals het park van Loppem en de vallei van de Dalebeek. De streek heeft overigens ook heel wat cultuurhistorisch erfgoed.
Het is vandaag gedichtendag, dus we kunnen misschien zeggen dat de voorgestelde site in een pittoresk stukje groene gordel rond het Venetië van het Noorden ligt.
Uit het voorbereidende document voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge blijkt dat de voorgestelde inplanting niet ligt binnen de provisoire afbakeningslijn. Het document onderstreept ook dat het voor de toekomst zeer belangrijk is om de groene gordel rond Brugge te behouden en beklemtoont de noodzaak om de perifere kernen van de buurgemeenten Oostkamp en Loppem niet te laten vergroeien met de kernstad Brugge. De locatie die Club Brugge heeft gekozen, valt pal in die groene gordel, en meer bepaald op een plaats waar die gordel al redelijk dun is geworden. Ook in de ruimtelijke visie op het buitengebied Brugge-Meetjesland waarin de natuurlijke en agrarische structuur wordt bevestigd, wordt het belang onderstreept van het behoud van de groene gordel rond Brugge.
Mijnheer de minister, de effectieve inplanting van de voetbaltempel met shoppingcentrum op de voorgestelde site is vanuit mobiliteitsoverwegingen interessant maar staat haaks op de in bestaande documenten uitgewerkte visie om de open ruimte rond Brugge te vrijwaren.
Mijnheer de minster, over dit dossier wordt dagelijks druk gecommuniceerd. Een spoedige beleidsvisie lijkt me dan ook belangrijk.
Wat is de precieze stand van zaken van het dossier dat op 11 januari aan de pers is voorgesteld? Bent u formeel op de hoogte van de plannen? Heeft de Vlaamse Regering al een standpunt ingenomen?
Wat is uw ruimtelijke en planologische visie op de inplanting van dergelijke grote voetbaltempels met shoppingcentra? Is het de bedoeling om een algemene zoektocht te organiseren naar dergelijke sites? Is de inplanting in agrarisch gebied verantwoord? Of bent u van oordeel dat eerst alle bestaande voetbalcomplexen onder de loep moeten worden genomen om na te gaan welke aanpassingswerken nodig zijn om aan de toekomstige voetbalnoden te voldoen?
Een van de argumenten van Club Brugge is blijkbaar de bereikbaarheid van de site met het openbaar vervoer. Er loopt inderdaad een spoorlijn naast de site maar er is geen station. Betekent dit dat er onderhandelingen zullen worden aangeknoopt met de NMBS? In de brochure waarin de club de plannen uit de doeken doet, staat ook dat de site bereikt zou kunnen worden via een afzonderlijk op- en afrittencomplex. Betekent dit dat de Vlaamse overheid daarin zal investeren?
Welke instrumenten en middelen heeft de Vlaamse overheid om dergelijke vragen planologisch mogelijk te maken, zeker in gebieden waar reeds ruimtelijke-visieteksten zijn uitgewerkt? Wordt daarbij de opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan of GRUP overwogen? In een krant meldde een burgemeester dat ?de top van Club Brugge bij de bevoegde minister alvast de procedure zal opstarten om de landbouwzone te laten herbestemmen zodat het voetbalproject mogelijk wordt?.
Is het de bedoeling om, indien met de opmaak van een GRUP wordt gestart, vooraf het regionaalstedelijk gebied definitief af te bakenen waarbij die site wordt opgenomen binnen de lijnen van het stedelijk gebied? Of zou u veeleer werken via een tweede voorafname, na het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Chartreuse, dat enige tijd geleden is goedgekeurd?
Mijnheer de minister, hoe zult u in dit dossier rekening houden met de reeds ontwikkelde lokale en provinciale visies? Ik weet dat de stad Brugge binnenkort start met de bouw van een nieuwe commerciële zone langs de Blauwe Toren. Heel wat commerciële noden zullen daar dus opgevangen kunnen worden. Intussen is ook duidelijk dat de burgemeesters van Brugge, Oostkamp en Zedelgem heel wat vragen hebben bij het project. Zij wensen dat alle kansen worden benut om de bestaande voetbalstadions te onderzoeken. In het voetbalstadion van Brugge is de laatste 6 jaar voor een half miljard Belgische frank ge?nvesteerd.
De voorzitter: Mevrouw Bruyninckx heeft het woord.
Mevrouw Agnes Bruyninckx: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, als inwoner van Brugge voel ik me natuurlijk ook geroepen om me aan te sluiten bij de vraag van mevrouw Crevits.
Op 11 januari gaf Club Brugge een persconferentie in het stadhuis, om haar plannen voor een nieuw stadion toe te lichten. De door de club geselecteerde locatie betreft 16 hectare, in het grensgebied van Loppem en Brugge, op het grondgebied van Zedelgem.
Sinds september 2004 is er nochtans de eindnota met een voorstel van afbakeningslijn voor het regionaalstedelijk gebied Brugge. Het is op die eindnota dat de Vlaamse Regering zich baseert om een ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan te maken. De geselecteerde locatie ligt niet binnen de afbakeningslijn van het stedelijk gebied. Het afbakeningsvoorstel benadrukt ook het belang van de groene gordel rond Brugge en de noodzaak om de perifere kernen van Oostkamp en Loppem niet te laten vergroeien met de kernstad Brugge.
Dezelfde visie komt naar voren in de door de Vlaamse Regering goedgekeurde ruimtelijke visie op het buitengebied Brugge-Meetjesland, dat de natuurlijke en agrarische structuur bevestigt. Met andere woorden, op planologisch vlak zou er, na het gewestelijk uitvoeringsplan Chartreuse, waar Brugge een tiental jaren op moest wachten, een nieuwe voorafname komen op de definitieve afbakening. Voor de Raad van State zijn voorafnames bij de afbakening van stedelijke gebieden echter problematisch.
Mijnheer de minister, sinds 11 januari - en misschien al enkele maanden eerder, toen de geruchtenmolen in Brugge op gang kwam - worden de geesten in onze streek en misschien ook ver daarbuiten, beroerd door de intentie van de club om een nieuw stadion te bouwen. Voor- en tegenstanders beginnen zich te verenigen en voor of over beide meningen valt natuurlijk heel veel te zeggen.
Mijnheer de minister, ik zou willen weten of er al een dossier is. Indien er een is, wat is dan de stand van zaken? Klopt het dat de inplantingsplaats in de waterrijke Wulgenbroeken ligt, die eigenlijk als buffergebied voor overstromingen moeten dienen?
De voorzitter: De heer Tavernier heeft het woord.
De heer Jef Tavernier: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, men spreekt op de sportbladzijden van de kranten altijd over een voetbalstadion. Ik lees in een zakenkrant, De Tijd, het juiste perspectief. Er staat als titel: ?Sport: voetbaltempel als smaakmaker voor groot commercieel project?. Bijkomend staat er: ?Club Brugge investeert zelf geen euro in winkelstadion.? Ik denk dat dat de essentie van de zaak is.
Een investeerder wil een groot project opzetten, weet dat het normaal nooit goedgekeurd kan worden, maar denkt dat als glijmiddel misschien een voetbalstadion gebruikt kan worden, want vanuit Club Brugge is er de vraag om het stadion uit te breiden. De club wil daarvoor geen geld uitgeven, dus wordt er een groot immobiliënproject van gemaakt. Dat is de essentie, maar misschien wordt het ook gebruikt om een zekere druk uit te oefenen op het stadsbestuur, om uitbreiding op de bestaande plaats of bijkomende investeringen mogelijk te maken.
Dan rijst de vraag hoe we daar ruimtelijk tegenover staan. Ik denk dat de voornaamste vraag dan is hoe het staat met de afbakening van het regionaalstedelijk gebied. Als het plan definitief zou worden, mag men gewoon een kruis maken over die vestigingsplaats in Loppem voor het voetbalstadion.
Mijnheer de minister, als u zegt dat de afbakening nog wordt bekeken en dat u het project eventueel mogelijk zou willen maken, via een eventuele voorafname van iets dat tot nu toe zelfs niet werd voorzien in de afbakening, zitten we natuurlijk in een totaal andere discussie.
Over Chartreuse kan men nog zeggen dat er nogal wat instanties waren die voorstander waren van een voorafname, maar dit winkelcomplex annex stadion is toch wel een nieuw gegeven.
Mijnheer de minister, de belangrijkste vraag is dan ook hoever het staat met die afbakening. Ik weet dat het over watergevoelig gebied gaat en dat er op dit moment geen ontsluiting is via het openbaar vervoer. Wie oog heeft voor de groene gordel rond Brugge, weet dat dit geen goede locatie is.
Mijnheer de minister, hoe staat u daartegenover? De overheid, niet alleen u via de afbakening maar ook de lokale overheid, heeft een belangrijke vinger in de pap. Van de 33 hectare is 6 hectare eigendom van het Brugse OCMW. Wanneer de overheid niet wil meestappen in het project omdat het de groene gordel wil behouden, dan kan ze de procedure in elk geval vertragen aangezien er in dat geval een onteigeningsprocedure moet worden opgestart.
De voorzitter: De heer Van Nieuwkerke heeft het woord
De heer André Van Nieuwkerke: Mijnheer de minister, ik begin met een bekentenis, ik ben een stamboomsupporter van Club Brugge.
Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Crevits maar ik heb er een paar randbemerkingen bij. In deze zaak is geen voorafgaand advies gevraagd van de lokale parlementairen, de partijen of de administratie. Voor zover ik weet, zijn er geen contacten geweest.
Twee jaar geleden was er de afspraak met Club Brugge dat er in Brugge zelf drie topsportsites zouden worden ontwikkeld, met name Bloso, het KTA en de Olympia-site met provinciaal zwembad.
De Vlaamse bouwmeester is van mening dat Vlaanderen meer aandacht moet besteden aan zijn erfgoed, niet alleen in de steden maar ook in de landelijke gebieden. Ook dit project situeert zich in de groene gordel rond Brugge. Ik wil ter zake ook nog eens verwijzen naar het dossier van het Lappersfortbos.
Dit dossier is een sportdossier. Het is een visie vanuit de Vlaamse overheid over hoe ze topsportvoetbalclubs kan ondersteunen. De regio´s zijn immers bevoegd voor sport. Ik wil het dossier opentrekken en het niet enkel hebben over dit stadion. Eigenlijk gaat het over de optimalisering van alle stadions in Vlaanderen. Sporteconomen zeggen dat we ons moeten bezinnen over de optimalisering van het Vlaamse en Belgische voetbal. In Vlaanderen en Wallonië zouden maar een aantal clubs overblijven, in Brussel slechts één. De Lage Landen zouden zich dus best verenigen om een kwalitatief hoogstaande competitie te lanceren.
De Vlaamse overheid is bereid om te helpen in een PPS-constructie, maar daar moeten voorwaarden aan verbonden worden. Wanneer we dit dossier te lang laten aanslepen, dan zal het escaleren. Dat is niet goed. Ik pleit er dan ook voor dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt.
Het project waarvan sprake in de vraag van mevrouw Crevits betreft de bouw in een agrarisch gebied van een megawinkelcentrum waar Club Brugge gratis zou kunnen voetballen, met als logisch gevolg een verstedelijking van het gebied.
Mijnheer de minister, ik ben benieuwd naar uw antwoord.
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Collega´s, ik wil eerst even stellen dat we hier vragen stellen op basis van een persconferentie. We moeten daarbij toch een zekere voorzichtigheid in acht nemen, want anders zal ik hier heel dikwijls moeten antwoorden op vragen over grote projecten die worden gelanceerd.
Op 11 januari is door de verantwoordelijken van Club Brugge in een persconferentie toelichting gegeven bij de plannen om een nieuw voetbalstadion en een zogenaamde mixed-use mall - een winkel- en ontspanningscentrum - te bouwen.
Op 10 januari heb ik in de plenaire vergadering van het parlement al aangekondigd dat Club Brugge zijn plannen verder zou toelichten aan de Vlaamse Regering (Hand. Vl. Parl. 2006-07, nr. Plenaire 20, p. 28). Die toelichting heeft plaatsgehad op vrijdag 19 januari. Op dit ogenblik heeft de Vlaamse Regering enkel de vraagstelling beluisterd en zal zij later, op basis van alle dossierelementen, een standpunt innemen.
Collega´s, het is duidelijk dat er zich een nieuw soort sport- en vrijetijdsprojecten aandient in Vlaanderen. Het gaat om gemengde of multifunctionele projecten, waarbij sportactiviteit en commerciële activiteiten in één project samen ontwikkeld worden. Dat is een trend die we ook zien in andere Europese landen, denk aan Engeland, Duitsland, Frankrijk en Nederland, en het begint zich nu ook duidelijk te manifesteren in Vlaanderen.
Mijn administratie heeft dan ook, nog voor er sprake was van het project in Brugge en naar aanleiding van diverse andere vragen, een onderzoeksopdracht uitgeschreven op 28 augustus 2006 - ik denk in een onverdachte periode -, om een onderbouwd inzicht te verkrijgen in de ruimtelijk-economische ontwikkelingen en trends die zich vandaag in Vlaanderen manifesteren rond grootschalige multifunctionele vrijetijdsprojecten.
De opdrachtomschrijving luidt als volgt: ?Recente projecten en planningsinitiatieven wijzen op een evolutie in de markt waarbij vrijetijdsactiviteiten fungeren als trekker in multifunctionele projecten. Typevoorbeelden zijn de projecten van nieuwe voetbalstadions en ijspistes, waaraan andere activiteiten zoals onder meer kleinhandel, kantoren of voorzieningen gekoppeld worden. Het lijkt om een trend te gaan met aanzienlijke ruimtelijke dynamiek en impact tot gevolg. Gezien de schaal en het soort activiteit, lijken deze projecten op zoek naar specifieke locaties en lijken steeds dezelfde ruimtelijk-economische aspecten op de voorgrond te treden. Er is de vraag naar perifere en vooral grootschalige locaties met aandacht voor representatieve gebouwen, goed ontsloten naar het internationale wegennet. Soms is er een sterke commerciële onderbouw van deze projecten, waardoor kleinhandelsactiviteiten of kantoren of soms voorzieningen noodzakelijk lijken voor de rentabiliteit en haalbaarheid van deze projecten. Anderzijds lijkt op basis van de huidige analyses voorlopig geen grens te staan op de marktcapaciteit.
Om op korte termijn voor deze problematiek een ruimtelijk beleidskader uit te kunnen werken, is het noodzakelijk om eerst kennis en inzicht te verwerven in het ruimtelijk-economisch functioneren ervan, de knelpunten en potenties ervan bloot te leggen en een aanzet tot ruimtelijke visievorming aan te reiken, met oog voor de toekomstige ontwikkeling van dergelijke gemengde of multifunctionele projecten in Vlaanderen. Deze studieopdracht heeft als doel de recente ontwikkelingen in binnen- en buitenland bloot te leggen, deze ontwikkelingen te toetsen aan de ruimtelijke potenties of knelpunten en een inschatting te maken van de marktcapaciteit. Deze opdracht moet ook elementen aanreiken - ruimtelijke criteria en andere randvoorwaarden - bruikbaar voor het uitwerken van een ruimtelijk beleidskader. Het uitwerken van specifieke beleidsopties behoort echter niet tot de opdracht.?
Die onderzoeksopdracht is uitgeschreven op 28 augustus 2006. Ze is opgestart op 1 december 2006 en duurt zeven maanden. De opdracht is gegund aan het consortium Idea-WES-Grontmij. Deze studie zal ons dus toelaten een gericht planologisch kader voor dit soort projecten uit te werken en onze visie ter zake aan te scherpen. Vandaag zijn echter al heel wat aanknopingspunten te vinden in het huidige planologisch kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het stedelijk beleid dat vertrekt vanuit het principe van de gedeconcentreerde bundeling is gericht op het opvangen van nieuwe ontwikkelingen zoals recreatie en kleinhandel in de stedelijke gebieden.
Ik wens de aandacht te vestigen op wat er vermeld is in mijn beleidsbrief inzake de afbakening van stedelijke gebieden (Parl. St. Vl. Parl. 2006-07, nr. 967/1). Voor de provincie West-Vlaanderen zou ik dit jaar ver gevorderd willen zijn voor de afbakening van Roeselare, Oostende en Brugge. Voor de stedelijke afbakening van Brugge is er al veel voorbereidend werk geleverd door mijn administratie en is ook veel overleg geweest. Ik verwijs voor dit laatste naar het zogenaamde burgemeestersoverleg. We kunnen stilaan afronden met een plenaire vergadering waarbij er een standpuntinname moet zijn inzake de afbakeningslijn voor het stedelijk gebied Brugge. Er zijn nog een aantal discussiepunten die vandaag niet de grote pers halen zoals de verhouding tussen de ontwikkeling van de Blankenbergsesteenweg als bedrijventerrein en de ontwikkeling van bijkomende bedrijventerreinen in Jabbeke-Elfhoek en in Oostkamp- Vliegweg.
Naast deze discussiepunten is er de vraag voor de ontwikkeling van een project voor Club Brugge op het grondgebied van Zedelgem-Loppem. Zoals gezegd, is over het project nog geen standpunt ingenomen door de Vlaamse Regering. Er is dus ook geen beslissing genomen voor het opmaken van een RUP. Op 19 januari 2007 is er pas een presentatie gedaan aan de Vlaamse Regering en er zal een ruimtelijke afweging van het voorstel moeten gebeuren. In uw vraag geeft u een aantal elementen aan die ongetwijfeld in deze afweging aan bod zullen moeten komen. Zonder op deze afweging en het dossier zelf vooruit te willen lopen, lijkt het mij vanzelfsprekend dat, indien er positief wordt geoordeeld over het initiatief, we de noodzakelijke bestemmingswijziging voor het stadionproject integreren in het RUP voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge of minstens de afbakeningslijn hierop afstemmen.
Praktisch gesproken zijn er in die veronderstelling twee mogelijkheden om tewerk te gaan.
Indien geopteerd wordt voor het volgen van het zogenaamde integratiespoor, dan zal het uit te voeren ruimtelijk onderzoek de basis moeten vormen om te voldoen aan de plan-MER- verplichting. Na deze noodzakelijke afwegingen kunnen de bestemmingsvoorwaarden en alle ruimtelijke randvoorwaarden in het RUP voor het stedelijk gebied Brugge worden vastgelegd.
Deze mogelijkheid veronderstelt meer tijd alvorens kan worden overgegaan tot het bijeenroepen van een plenaire vergadering met het oog op het uiteindelijk vaststellen van het GRUP. Een tweede mogelijkheid is dat er zou worden gekozen voor een benadering waarbij in eerste instantie de afbakeningslijn op het stadionproject wordt afgestemd en daarna, na de opmaak van een afzonderlijk plan-MER, de noodzakelijke bestemmingsvoorwaarden en alle ruimtelijke randvoorwaarden in een afzonderlijk RUP worden vastgelegd. Het is dus zeker niet de bedoeling om te werken via een tweede voorafname.
Hoe dan ook, voor een dergelijk initiatief - een multifunctioneel project waaronder een voetbalstadion - is in elk geval een stedenbouwkundige vergunning en een project-MER vereist. Daarbij kan de mogelijkheid onderzocht worden om elementen van het plan-MER te benutten of een beroep te doen op de mogelijkheden van de ?ontheffingsprocedure´.
Voor het geheel van de milieueffecten is minister van Leefmilieu Peeters bevoegd.
Mevrouw Crevits, we moeten samen vaststellen dat het hier gaat over een nieuwe optie. Het is dan ook logisch dat geen specifieke uitspraken worden gedaan over dit nieuwe project in het recent goedgekeurde gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Brugge of in de al langer goedgekeurde structuurplannen van de gemeente Oostkamp en de provincie West-Vlaanderen. Dit geldt ook voor het ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van de gemeente Zedelgem.
In alle tot nu toe ontwikkelde visies en plannen is duidelijk dat het gebied tussen Chartreuse en Oostkamp - gekend als de Wulgenbroeken - waardevol is als open ruimte. In de visie op het regionaalstedelijk gebied Brugge is gewezen op de kwaliteiten van het gebied, met natte graslanden, de Wulgenbroeken, en op de verbindingsfunctie voor natuur.
Bij het maken van de definitieve keuzes voor het stedelijk gebied Brugge, zal vanzelfsprekend een gepaste afweging moeten worden gemaakt van de diverse ambities en visies. De discussie is zeker niet gesloten, ze is pas gestart. De Vlaamse Regering zal de komende weken haar keuzes maken met het oog op het voorbereiden van de plenaire vergadering met betrekking tot de stedelijke afbakeningslijn van het stedelijk gebied Brugge. Het is gepland dat hierover een aantal interkabinettenwerkgroepen zullen samenkomen en dat voorafgaandelijk een aantal afwegingen gebeuren en voorbereidingen worden getroffen.
Ik geef ter informatie nog mee dat ik op 16 januari een schrijven mocht ontvangen van de burgemeester van Brugge, Patrick Moenaert, die stelt: ?Het Brugse stadsbestuur heeft begrip voor de sportieve argumenten van Club Brugge, maar juicht het project niet toe. Wij verkiezen een verdere uitbouw en renovatie van het Jan Breydelstadion in Sint-Andries, waar met het oog op het Europees kampioenschap voetbal in 2000 bijna 12 miljoen euro overheidsgeld werd ge?nvesteerd, onder meer 6,25 miljoen euro van de Vlaamse overheid. Bij een verhuis van Club Brugge wordt dit stadion overbodig en dringt zich een nieuw stadion voor Cercle Brugge op.?
Hieruit blijkt een vrij negatieve houding van het stadsbestuur van Brugge. Ik denk dat het aangewezen zou zijn dat het stadsbestuur ook op korte termijn kenbaar maakt - in overleg met haar eigen OCMW, dat eigenaar is van belangrijke delen grond op de bewuste site - of zij al dan niet van plan is om de gronden in de loop van de volgende zes jaar te verkopen. Het zou de Vlaamse Regering en uw dienaar heel wat werk besparen.
De voorzitter: Mevrouw Crevits heeft het woord.
Mevrouw Hilde Crevits: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat zoals steeds goed afgewogen is.
U verwijst naar een studie die gestart is op 1 december 2006 en een zevental maanden zal duren. U laat dus nog een beetje in het vage of u die studie zult gebruiken om het project te toetsen. Maar u zegt ook, en ik denk dat dat de enige juiste optie is, dat eerst het stedelijk gebied Brugge afgebakend moet worden en niet gewerkt wordt met een GRUP, dat een tweede voorafname zou zijn.
Betekent dat concreet dat u eerst de studie zult afwachten en daarna het regionaalstedelijk gebied Brugge zult afbakenen, wat betekent dat we een paar jaar verder zullen zijn voor er een standpunt komt? Of lopen die twee door elkaar? Ik probeer een tijdspad op te maken.
U zei dat geen vragen om uitleg gesteld moeten worden over persconferenties, maar als een club die plannen bekendmaakt en ze als een voldongen feit voorstelt, is het de taak, onder andere van parlementsleden, om vragen te stellen aan de minister en de regering die daaromtrent belangrijke beslissingen moeten nemen. Zult u het ene van het andere laten afhangen en ze dus op elkaar laten volgen, of wilt u de twee procedures naast elkaar laten lopen?
Minister Dirk Van Mechelen: De discussie over nieuwe voetbalstadions en superijspistes in dit land, is niet nieuw. Ik ben daar redelijk goed van op de hoogte. Vandaar dat ik bij het hernemen van de activiteiten na het zomerreces heb beslist om prioritair de studie uit te schrijven. De studie werd op 28 augustus uitgeschreven, werd gegund op 1 december en zal zeven maanden duren. Het is een allesomvattende studie over hoe we dit dossier aanpakken in Vlaanderen dat al geterroriseerd wordt door grote projecten.
Ik heb contact gehad met Michel D´Hooghe, voorzitter van Club Brugge. Hij heeft me meegedeeld dat ze bezig zijn met de ontwikkeling van dit project. Ik heb hem gewezen op alle wettelijke verplichtingen. Blijkbaar is niet iedereen op de hoogte van de wettelijke verplichtingen die daarbij komen kijken. Ik heb ooit hetzelfde meegemaakt bij de verbouwing van het stadion van Beerschot en van Lierse. Nu gebeurt dat opnieuw met het project van Club Brugge. Wanneer ik het heb over plan-MER´s en project-MER´s, dan horen ze het donderen in Keulen. Ik heb de club dan ook een informatieve bundel bezorgd met alle wettelijke verplichtingen die bij dergelijke projecten gangbaar zijn. Zo is elk project dat een aantal verkeersbewegingen genereert, onderworpen aan een milieu-effectenrapportage.
Op basis van dat informatieve bundel heeft Club Brugge de werkzaamheden voortgezet. Ik neem aan dat dat in alle discretie is gebeurd. Misschien is er zelfs iets te veel discretie in acht genomen in vergelijking met de grote persconferentie die op 11 januari werd gehouden.
Tijdens het gesprek dat ik met Michel D´Hooghe heb gehad, heeft hij gezegd dat hij de verplichting aanvoelt om te werken aan een vijfsterrenstadion om tegen 2010-2012 te kunnen deelnemen aan de Champions League. Dat is een zaak voor de minister van Sport. Hij heeft gisterenmorgen in het kernkabinet laten weten dat hij een haalbaarheidsstudie heeft besteld die klaar moet zijn tegen de zomer van 2007. Ook mijn studie moet klaar zijn in 2007.
De enige politieke vraag die we vandaag kunnen stellen omdat ze wel termijngebonden is, is wat we gaan doen met het afbakeningsproces van het stedelijk gebied Brugge. We kunnen beslissen om het mogelijk te maken zonder te beslissen dat het er ook komt of we kunnen beslissen dat het onmogelijk wordt door de afbakeningslijn anders te leggen. Dat zal de politieke keuze zijn na de ambtelijke voorbereidingen die de Vlaamse Regering moet treffen. Daarna wil ik sowieso doorgaan met het afbakeningsproces Brugge omdat daar heel wat andere belangrijke projecten aan gekoppeld zijn, onder meer op het vlak van bedrijventerreinen, wonen enzovoort.
Bij de vaststelling van het GRUP Chartreuse hebben we uitdrukkelijk bepaald dat de ontwikkeling van een hoogwaardige headquarterzone gecombineerd moet worden met de heractivering van de spoorlijn en het bouwen van een treinstation.
Het zou voor alle partijen in dit dossier bijzonder aangenaam zijn om formeel van de stad Brugge te horen of het Brugse OCMW zijn gronden al dan niet wil valoriseren. Dat zou heel wat werk en nutteloze discussies kunnen voorkomen.
Mevrouw Hilde Crevits: De beslissing voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Brugge zal dus niet worden opgeschort tot na de studies, maar zal op redelijk korte termijn worden genomen?
Minister Dirk Van Mechelen: Ik heb met minister-president Leterme en met de Vlaamse Regering afgesproken dat we binnen de maand een standpunt zouden innemen in dit dossier. Het zou heel makkelijk zijn om dan ook een duidelijk en formeel standpunt te krijgen van de stad Brugge en van het Brugse OCMW.
Daarnet was hier sprake van het Lappersfortbos. In dat dossier gaat het over een BPA van de stad Brugge, en niet van de minister van Ruimtelijke Ordening.
De voorzitter: De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
De heer André Van Nieuwkerke: Ik heb het dossier van het Lappersfortbos vernoemd omdat dat veel te lang heeft aangesleept. Wanneer een dossier blijft aanslepen, dan escaleert de situatie. Ik wil dat vermijden.
Mijnheer de minister, ik heb uw boodschap goed begrepen. Ik zal aan het Brugs stadsbestuur en aan het Brugs OCMW vragen dat ze zo snel mogelijk een duidelijk standpunt formuleren zodat het stedelijk afbakeningsgebied in een bepaalde richting kan worden gekanaliseerd. Mijn grootste zorg is immers dat het dossier te lang zou aanslepen. Dat is voor niemand goed, noch voor Club Brugge, noch voor het Brugs stadbestuur, noch voor de Vlaamse Regering.
Minister Dirk Van Mechelen: Ik ben het daar volledig mee eens. Wanneer een groot bedrijf zich in Vlaanderen wil vestigen, dan kan de minister van Ruimtelijke Ordening twee dingen doen. Hij kan alles doen om dat te faciliteren. In dit geval heeft de hele Vlaamse Regering daarop aangedrongen. Daarvoor zullen we het RSV maximaal moeten interpreteren. De tweede optie is dat de minister van Ruimtelijke Ordening, gesteund door de Vlaamse Regering, dit compleet onmogelijk maakt. Pas nadien zullen alle studies moeten worden uitgevoerd. Een plan-MER vereist ook het onderzoek van wat we de nuloptie noemen. Daarbij onderzoekt men op de bestaande site wat de uitbreidingsmogelijkheden zijn om tot hetzelfde resultaat te komen.
De voorzitter: De heer Tavernier heeft het woord.
De heer Jef Tavernier: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt een belangrijke toelichting gegeven over de stand van het dossier en over de verantwoordelijkheden. U hebt gelijk wanneer u zegt dat de zaak heel snel kan worden beslecht wanneer er een duidelijk standpunt is van het stadsbestuur en van het OCMW van Brugge. Zelfs wanneer het stadsbestuur en het OCMW geen duidelijk standpunt innemen, kan toch een duidelijk standpunt worden ingenomen door de Vlaamse Regering.
Bij afbakeningen hebben de lokale overheden hun verantwoordelijkheid. Ik heb het dan over de gemeentebesturen van Brugge, Zedelgem en Oostkamp.
Het gaat hier over grote vastgoedprojecten en iedereen weet dat daar zeer veel geld maar ook zeer veel open ruimte mee is gemoeid.
De voorzitter: Mevrouw Bruyninckx heeft het woord.
Mevrouw Agnes Bruyninckx: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik sluit me aan bij de repliek van de heer Tavernier.
U had zich er van af kunnen maken met één zin maar dat hebt u niet gedaan. Voor mezelf is het als Bruggeling en als gemeenteraadslid van Brugge belangrijk te weten dat de verantwoordelijkheid misschien in de eerste plaats bij de stad Brugge en bij het Brugs OCMW ligt.
De voorzitter: Het incident is gesloten.