Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 25/01/2007
Vraag om uitleg van de heer Johan Sauwens tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimte?lijke Ordening, over het verval van het kasteel van Heers
De voorzitter: De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, het is niet mijn gewoonte om vragen te stellen over individuele dossiers, maar hier gaat het om een van de belangrijkste Limburgse monumenten, dat volledig staat te vervallen. Haspengouw in Zuid-Limburg was een zeer rijke streek. 80 percent van de bevolking leefde in Haspengouw en in het Maasland waar de uiterwaarden waren. De streek telt 75 monumenten, zoals kastelen, grote herenhoeves en abdijen. Vijf of zes jaar geleden zijn er een aantal pogingen ondernomen om voor het kasteel van Heers tot een oplossing te komen. Er is onder andere gezocht naar privé-kandidaat-kopers, maar de zware restauratielast blijkt een probleem te zijn.
Mijnheer de minister, wat is er sinds 2001 nog gebeurd met dit dossier? Zijn er nog pogingen geweest om tot een oplossing te komen? De Stichting Vlaams Erfgoed is destijds opgericht om probleemmonumenten mee aan te pakken. Heeft de Vlaamse Gemeenschap pogingen gedaan om het zelf aan te kopen? Is er onderzoek gebeurd naar herbestemming van het kasteel en het domein? Het is nog vrij intact en zeer waardevol. Het dateert van de zestiende eeuw met een vrij originele structuur. Alles in acht genomen, is het vrij goed behouden. Op dit ogenblik is het echter volop in verval. De eigenaars, de gebroeders Desmaisières, kunnen het helemaal niet meer onderhouden. Het park errond is helemaal aan het vervallen en de hoeve staat te verkommeren. Mijn vraag is een noodkreet om na te gaan of Vlaanderen met zijn vele mogelijkheden geen oplossing kan bieden in samenwerking met andere overheden of privépartners? Voor mij is het essentieel dat dit debat op erg korte termijn wordt gevoerd.
De voorzitter: De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Ik heb alle sympathie voor de vraag van de heer Sauwens, maar ik stel vast dat vragen over lokale dossiers van sommige fracties wel ontvankelijk worden verklaard, terwijl dossiers die onze fractie indient en in onze ogen evenwaardig of belangrijker zijn, niet aan bod komen. Het is jammer dat de voorzitter niet aanwezig is, maar ik zal daar nog eens op terugkomen tijdens de regeling van de werkzaamheden.
De voorzitter: Ik zal aan de voorzitter voorstellen om dit te bespreken tijdens een volgende regeling van de werkzaamheden.
Minister Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, collega´s, ik wil even reageren op de opmerking van de heer Sintobin. Ik pleit ook voor vraagstelling op gepaste wijze, maar hier heeft de heer Sauwens een punt. We praten hier echt over een topmonument in crisis in Vlaanderen. Dit is een symptomatisch dossier voor de moeilijkheden die we ondervinden op het departement Onroerend Erfgoed. Ik heb hier bij de bespreking van de beleidsbrief gesteld dat ik me soms een generaal voel zonder troepen als het over dit soort van probleemdossiers gaat. Nu ik stilaan ervaringsdeskundige word, komen de oplossingen misschien ook in zicht.
Het kasteel is ontegensprekelijk een topmonument dat het verdient om voor de toekomst te worden gevrijwaard. Kasteel, kasteelhoeve en kasteelpark verkeren op dit ogenblik in een erbarmelijke staat. Het is cruciaal om op korte termijn in te grijpen, teneinde het complex voor verder verval te behoeden. De staat waarin het gebouw zich bevindt, is zeer onrustwekkend. Deze dringende instandhoudingswerken staan in wezen los van de eigenlijke restauratie. De restauratie zal uiteraard afhankelijk zijn van de bestemming die er aan het kasteel zal worden gegeven, en van de middelen die hiervoor beschikbaar kunnen worden gesteld. Restaureren heeft immers niet veel zin als het gebouw naderhand niet wordt gebruikt of niet kan worden gebruikt.
Conform de bepalingen in het decreet van 3 maart 1976, tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten zijn eigenaars en vruchtgebruikers van beschermde monumenten ertoe gehouden ?door de nodige instandhoudings- en onderhoudswerken, het in goede staat te behouden en het niet te ontsieren, te beschadigen of vernielen?. In geval van verwaarlozing zijn het dus in eerste instantie de eigenaars die worden geresponsabiliseerd. Het kasteel van Heers is privé-eigendom. De eigenaars, de gebroeders Desmaisières, gebruiken het gebouw slechts voor een klein deel. Ze zijn klaarblijkelijk zelf niet in staat tot het uitvoeren van de meest elementaire instandhoudingswerken, laat staan tot het co?rdineren van een fundamentele restauratie en herbestemming.
Op 31 juli 2000 stortte een deel van de kasteelhoeve van Heers in. Dit was een gevolg van jarenlange verwaarlozing. Daarom stelde de toenmalige administratie bevoegd voor Monumenten en Landschappen, op 1 augustus 2000 een proces-verbaal op. Conform de bepalingen in het decreet van 3 maart 1976 werd op basis van dit proces-verbaal een gerechtelijke procedure opgestart, met als doel de eigenaar te verplichten tot herstel in de oorspronkelijke toestand. De laatste uitspraak in het kader van deze gerechtelijke procedure is een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 12 oktober 2006. Daarin werd de reeds in 2004 door de correctionele rechtbank van Tongeren uitgesproken herstelverplichting bevestigd.
De gebroeders Desmaisières tekenden beroep aan bij het Hof van Cassatie. De door het hof van beroep bevolen herstelmaatregel blijft daardoor voorlopig opgeschort. Conform het arrest houdt de herstelverplichting in: ?herstelling van de dakspanten, muurplaten en ankerbalken van kasteel- en hoevegebouw, en vernieuwen van alle dakbedekkingen van kasteel en hoevegebouwen en het dichten van raam- en deuropeningen?.
Het dossier zal nu voor het Hof van Cassatie worden gebracht. Ondertussen is er nog geen enkele concrete herstelmaatregel vrijwillig uitgevoerd. Afgezien van de gevolgen hiervan voor het monument is de vraag in hoeverre het gebouw nog werkelijk bewoonbaar blijft. Mijn medewerkers zijn ter plaatse geweest en het is onvoorstelbaar dat daar nog mensen kunnen wonen. Misschien moet de burgemeester zich eens bezinnen over de al dan niet bewoonbaarheid van de woning.
De problematiek van het kasteel van Heers is drieledig. Op korte termijn zijn aan het complex dringende instandhoudingswerken nodig. Op lange termijn is een fundamentele restauratie noodzakelijk die afhankelijk is van een concrete herbestemming. Los van alle mogelijke juridische tussenoplossingen, kan enkel de eigenaar van het goed overgaan tot de uitvoering van instandhoudings- en restauratiewerken.
Dit drieledige probleem vergt enerzijds directe actie voor het stabiliseren van het kasteel en aanhankelijkheden. Anderzijds is een structurele oplossing vereist voor het eigendoms-, herbestemmings- en restauratieprobleem. Momenteel wordt er druk gewerkt om alvast het eenvoudigste probleem op te lossen. Eenmaal de dringende instandhoudingswerken zijn uitgevoerd, is de acute bedreiging van het kasteel immers afgewend. Het tweede probleem, het zoeken naar een structurele oplossing, is echter een ander paar mouwen.
Wat de stappen betreft die al zijn genomen, was het in eerste instantie mijn bedoeling om zo snel mogelijk een globaal plan van aanpak te ontwikkelen. Daarbij heb ik de Limburgse Reconversiemaatschappij, LRM, als partner aangezocht. Zij heeft immers veel ervaring met grootschalige projectontwikkeling van Limburgse monumenten. Ik denk daarbij aan het beschermen van het mijnpatrimonium. Gelet op de omvang en de specificiteit van het probleem, bleek deze optie tot nu toe weinig succesvol. Eens te meer is duidelijk geworden dat ik op dit moment geen slagvaardige partner heb voor probleemmonumenten.
De initiële opdracht aan LRM dateert van 26 november 2004, naar aanleiding van de eerste gerechtelijke uitspraak over het kasteel van Heers. Ik heb LRM toen in een brief gevraagd om te onderzoeken in welke mate initiatieven kunnen worden genomen om op korte termijn een plan van aanpak aan te reiken. Daarbij suggereerde ik om, in samenwerking met de Limburgse Strategische Ontwikkelingsmaatschappij, Lisom, via een PPS-constructie, een duurzame oplossing uit te werken met een duidelijke meerwaarde voor heel de regio. In de loop van het onderzoek verklaarde LRM geen zicht te hebben op een rendementsgebonden oplossing in het dossier. Enerzijds was de verregaande en voortschrijdende staat van verval van het kasteel een bezwarende factor. Anderzijds was er grote onduidelijkheid over de transacties tussen de gebroeders Desmaisières en de cvba Kasteel van Heers.
Deze cvba had het plan opgevat om het kasteel en de kasteelhoeve te herbestemmen tot private woonfunctie met meerdere woongelegenheden, gecombineerd met verblijfsfunctie en congresruimtes. De plannen waren in die mate concreet, dat op 12 maart 2003 een verkoopscompromis kon worden ondertekend en op 16 juli 2003 een stedenbouwkundig attest kon worden afgeleverd. Op 1 december 2003 werd een nv ?Kasteel van Heers´ opgericht en begin 2004 zou de verkoopsakte worden verleden. Dat gebeurde echter nooit. In 2004 bleek de nv frauduleus en werd ze failliet verklaard.
Uit de informatie van LRM bleek dat het dossier ?kasteel van Heers´ bijzonder complex is. Daarom heb ik uiteindelijk besloten om in elk geval het kasteel voor verder verval te behoeden, zodat ondertussen naar een structurele oplossing kan worden gezocht. De opdracht van LRM werd dan ook ingeperkt tot een onderzoek naar de minimale restauratiemogelijkheden van het kasteel.
Vervolgens is afgesproken dat Monumentenwacht Vlaanderen een uitgebreid inspectieverslag zou opmaken. Op basis daarvan zou LRM bij de aannemerswereld informatie inwinnen, teneinde een inschatting te kunnen maken van de meest dringende restauratiekosten. Vervolgens zou worden bekeken wie zou kunnen instaan voor het financieren van deze dringende instandhoudingswerken.
Het inspectieverslag van Monumentenwacht werd overgemaakt in het voorjaar van 2006. De Limburgse Reconversiemaatschappij oordeelde echter dat dit document niet volstond voor het opmaken van een gedetailleerde prijsofferte. Vandaar het voorstel om de raming te laten uitvoeren door een ervaren studiebureau. Daarom heb ik zelf een architect aangesteld.
Mijnheer Sauwens, voor wat betreft uw vraag met betrekking tot de herbestemmingsmogelijkheden van het kasteel, kan ik stellen dat die in theorie behoorlijk ruim zijn. In opdracht van de toenmalige administratie, bevoegd voor monumenten en landschappen, werd in september-december 2002 een dossier ?herbestemmingsonderzoek´ opgesteld door mevrouw Caroline Vandegehuchte van het Studiebureau Archeologie & Monumentenzorg. Het dossier ?herbestemmingsonderzoek´ bevat een schetsmatige opmeting van de verschillende niveaus van het kasteel, een bouwhistorische nota, een fotografische survey, alsook een aantal herbestemmingsfiches, met opties, mogelijkheden en suggesties voor de herbestemming van kasteel en park. Ik citeer een aantal mogelijkheden: ?publiek toegankelijke, historische kasteelsite, al dan niet met museale invulling; opleidingscentrum; permanente of niet-permanente horecafunctie; private woonfunctie, eventueel in combinatie met publieks- of verblijfsfunctie; pure verblijfsfunctie: seniorie, privé of overheid; kantoren; kuur- en gezondheidsoord; golfclub.
De herbestemming die het kasteel uiteindelijk zal krijgen, is uiteraard afhankelijk van de financiële slagkracht en de intenties van de nieuwe eigenaar en de ruimtelijke mogelijkheden. Het stedenbouwkundig attest nummer 2, dat op 6 juli 2003 werd afgeleverd aan de cvba ?Kasteel van Heers´, geeft alvast een beeld van het huidige stedenbouwkundige kader.
Het kasteel en aanhorigheden zijn volgens het gewestplan van Sint-Truiden-Tongeren gelegen binnen parkgebied, gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut, landschappelijk waardevol agrarisch gebied en woongebied met historische, culturele en/of esthetische waarde. Het attest van 6 juli 2003, geldig voor een periode van 2 jaar, keurt voor het kasteel en de hoeve een bestemmingswijziging goed, conform de plannen van de cvba, naar private woonfunctie - meerdere woongelegenheden - met combinatie van verblijfsfunctie en congresruimtes. Ik denk dat zowel de gemeente als mijn diensten van ruimtelijke ordening binnen het wettelijk toegestane kader het maximum hebben aangegeven als richting voor ontwikkeling.
In het richtinggevende gedeelte van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) van Heers wordt de kasteelsite aangeduid als te respecteren en gedeeltelijk te herstructureren. In het bindende gedeelte van het GRS zijn kasteel, kasteelhoeve en bijgebouwen geselecteerd als markante gebouwen binnen woningbouwgebied, buiten de woonzone, die omwille van hun architecturale, historische, culturele en/of omgevingsfactoren in aanmerking komen voor een verbreding van bestemming.
Dus ook in het GRS is voorzien in de mogelijkheid om met die site meer te doen.
Wat de verdere planning in verband met het kasteel betreft, heb ik op 13 oktober 2006, conform het voorstel van LRM beslist om het complex bouwkundig te laten screenen, de dringende instandhoudingswerken op te lijsten en een gedetailleerde kostenraming te laten opmaken door een specialist. Ik heb deze opdracht toevertrouwd aan architect Karel Breda, die onder meer ook de dringende instandhoudingswerken aan de Zichemse Maagdentoren co?rdineert.
Op 16 januari 2007 maakte hij een eerste tussentijds verslag over. Daarbij werd rekening gehouden met een eventueel aansluitende restauratiecampagne op korte, middellange of lange termijn. Het tussentijdse verslag geeft aan wat de omvang van de werkzaamheden zal zijn. Over de kosten heb ik nog geen informatie. Ik citeer uit de eerste eindevaluatie van de architect: ?De toestand van het kasteel van Heers en van de grote schuur van de hoeve is zorgwekkend. De daken zijn in slechte toestand waardoor aan het interieur en aan de constructie reeds veel schade is ontstaan. Het is noodzakelijk om de constructies zo spoedig mogelijk te beschermen tegen bijkomend verval en om de huidige toestand te documenteren om toekomstige ingrepen op een wetenschappelijke manier mogelijk te maken. Hiertoe worden de daken van het kasteel best voorzien van een waterdichte schil en wordt de regenwaterafvoer best vernieuwd. In het interieur moeten de verschillende vloerniveaus bijkomend worden onderstut, worden de nog aanwezige interieurelementen best in een beschermde ruimte bewaard, en worden best moulures gemaakt van het rijkelijk gedecoreerde stucwerk. Afhankelijk van de termijn waarop meer definitieve oplossingen worden uitgevoerd, is het wenselijk de bescherming van de daken met plastiek zeil of met geprofileerde metaalplaten uit te voeren. Wat de schuur betreft, kan best de houten structuur vooraf degelijk ondersteund worden met steigers en kunnen openstaande timmerverbindingen best bijkomend verstevigd worden met snelbindingen. Hierna kan best overgegaan worden tot de volledige demontage van de dakbedekking.?
Zodra het eindverslag van de architect beschikbaar is, zal worden nagegaan hoe en met welke financiële partners deze dringende werkzaamheden effectief kunnen worden uitgevoerd. Wat de uitvoeringsmodaliteiten betreft, moet in eerste instantie rekening worden gehouden met het feit dat het kasteel vandaag nog altijd privé-eigendom is en bewoond wordt. Bovendien loopt er een gerechtelijke procedure om de bewoners aan te manen tot het uitvoeren van de nodige instandhoudingswerken.
Tenzij de eigenaars, tegen alle verwachtingen in, tot herstellingen overgaan, of er een koper opduikt die voor deze herstellingen wil instaan, moet in uiterste nood de overheid in hun plaats optreden. Theoretisch gezien bestaan daartoe een viertal mogelijkheden.
Conform artikel 15 van het decreet van 3 maart 1976 houdende de bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten, kan de Vlaamse overheid ambtshalve, op kosten van de overtreder, overgaan tot de uitvoering van een niet binnen de termijn uitgevoerde herstelmaatregel. In casu verleende het hof van beroep aan de eigenaars de maximumtermijn van 3 jaar om vrijwillig tot uitvoering over te gaan. Na die termijn zou de Vlaamse overheid conform het decreet moeten zorgen voor de ambtshalve uitvoering ervan, op kosten van de eigenaars. Het arrest van het hof van beroep is echter nog niet in kracht van gewijsde gegaan, aangezien er een cassatieberoep werd ingesteld. De mogelijkheid om tot ambtshalve uitvoering over te gaan, wordt dus uitgesteld. Binnen de huidige juridische constellatie lijkt het bovendien ondoenbaar om via enig rechtsmiddel de termijn voor vrijwillige uitvoering te verkorten.
Mijn administratie onderzoekt in elk geval de mogelijkheden om nu reeds, op basis van het arrest van het hof van beroep, bewarende maatregelen te nemen om tot de uitvoering van de herstelmaatregelen te komen.
Een andere optie, die in deze context veeleer ongebruikelijk is en dus nog verder juridisch moet worden uitgewerkt, is deze van de zogenaamde zaakwaarneming. Dat is het vrijwillig handelen ter behartiging van de belangen van een ander, waarbij deze handeling noodzakelijk is en zonder winstoogmerk gesteld wordt. Een voorbeeld is het herstellen van het dak van een buur die op dat ogenblik op reis is. Deze buur zal dan de nuttige uitgaven moeten terugbetalen.
De heersende rechtspraak en rechtsleer aanvaarden zelfs dat zaakwaarneming mogelijk is bij verzet door de begunstigde - in casu dus de eigenaar van het kasteel -, voor zover er sprake is van de uitvoering van een opeisbare wettelijke of conventionele verbintenis van de belanghebbende - in casu de herstelmaatregel - en voor zover de inmenging van de belangenbehartiger daadwerkelijk noodzakelijk was - in casu het tegengaan van een dreigende instorting.
Deze piste is in voorliggend geval zeker niet onverantwoord, maar hier is bijkomend juridisch onderzoek noodzakelijk. De zaakwaarneming is immers een figuur uit het privaatrecht, die slechts weinig wordt toegepast binnen het herstelbeleid van de overheid of het administratief goederenrecht tout court. Recent werd via de figuur van de zaakwaarneming wel de Vlaamse reddingsoperatie ten behoeve van de Plantentuin van Meise verantwoord. Er zou dus een precedent kunnen zijn, maar daar ging het over twee overheden, terwijl het hier gaat over een overheid versus een private persoon.
Een meer eenvoudige piste is deze van de onteigening. Men kan zeer zeker objectief motiveren dat het tegengaan van de instorting van een waardevol monument een doelstelling van algemeen nut dient. Het arrest van het hof van beroep heeft in casu zelfs geoordeeld dat ?het feit dat de overheid vooralsnog niet zou besluiten tot onteigening de thans aanhangige vordering tot herstel niet onredelijk maakt?.
Zowel de gemeente als de Vlaamse Regering zelf, op grond van het decreet van 13 april 1988, kunnen optreden als onteigenende instantie. De onteigeningspiste mag vanzelfsprekend niet lichtzinnig worden bewandeld. Het kan niet zijn dat hiermee een onwenselijk precedent zou worden geschapen, dat malafide eigenaars van beschermde onroerende goederen ertoe zou aanzetten om hun eigendom te laten verloederen, in de hoop een onteigeningsvergoeding te verkrijgen vanwege het Vlaamse Gewest.
Tot slot is het ook nog mogelijk om, op basis van het nieuwe arrest van het hof van beroep, met de eigenaars te onderhandelen over de overdracht van het domein en te proberen het bijna-akkoord van 2001 - maar op de administratie is daar geen dossier van beschikbaar, mijnheer Sauwens - af te werken.
Alle opties worden nu op hun haalbaarheid gescreend, uiteraard rekening houdend met de bevindingen van architect Breda en het geschatte kostenplaatje van de dringende instandhoudingswerken. Het is echter nu al duidelijk dat vooral de laatste twee opties - onteigening en onderhandeling - het meeste perspectief bieden voor een oplossing op relatief korte termijn.
Gelet op het voortschrijdende verval van het kasteel, is timing uiteraard een niet te onderschatten factor. Met het uitvoeren van dringende instandhoudingswerken is echter het structurele probleem niet opgelost. Op termijn moet het kasteel fundamenteel worden gerestaureerd en moet het vooral een nuttige bestemming krijgen, opdat het niet binnen de kortste keren opnieuw vervalt tot een ru?ne.
Het dossier Maagdentoren in Zichem, maar ook de voorgeschiedenis van dit dossier, heeft aangetoond - voor degenen die er nog aan twijfelen - dat er een grote behoefte is aan een instantie die, in geval van nood, effectief kan uitrukken en de nodige maatregelen kan treffen, een korte- en langetermijnplan kan uitstippelen en vooral de uitvoering ervan kan garanderen.
Op basis van de nu afgeronde doorlichting van de erfgoedverenigingen, die ik voor de voorbije zomer heb aangekondigd, zal snel duidelijk worden wat er nog nodig is om een dergelijke instantie in het leven te roepen. In de loop van de komende maanden zal ik hierover de nodige duidelijkheid scheppen, zoals ook aangekondigd in de beleidsbrief.
Het dossier Heers, mijnheer Sauwens, kan wat mij betreft een mooie testcase worden voor deze nieuwe partner. In afwachting daarvan zullen we al het mogelijke doen om het kasteel van Heers zo snel mogelijk een nieuwe adem te geven. Eenmaal het juridische kluwen is uitgeklaard, reken ik dan ook op de goodwill van de betrokken partners, met name het Vlaamse Gewest, de provincie en de gemeente, om bij te dragen aan de dringende instandhoudingwerken.
Ik ben nu meer dan twee jaar bezig met dit dossier. Het is echt een processie van Echternach om erdoor te geraken.
De voorzitter: De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw heel uitgebreid antwoord dat getuigt van dossierkennis en van een positieve ingesteldheid.
Ik ben zelf bezig geweest met het dossier in de periode 2000-2001, in een andere functie weliswaar. Ik denk dat de juridische weg, gezien de specifieke omstandigheden, niet echt haalbaar is. Tijdens onderhandelingen zou er een prijs zijn genoemd waaraan de broeders bereid waren te verkopen. Ik weet dat het Vlaamse Gewest niet staat te springen om nog veel eigendom te verwerven waarvoor het geen bestemming heeft. We stellen echter vast dat het verval steeds verder gaat en dat de restauratiekosten jaar na jaar toenemen. Een poging om te verwerven in der minne lijkt me een haalbare kaart. De gemeente Heers, die de hoogste belastingvoet heeft van Limburg, beschikt daartoe niet over de middelen. De burgemeester, Gerald Kindermans, zoekt heel intens mee naar een oplossing, maar ik denk dat Vlaanderen samen met Lisom op zoek moet gaan naar een oplossing.
Destijds is de Stichting Vlaams Erfgoed opgericht om onder meer Fort Napoleon, het kasteel van Horst en andere probleemmonumenten op kosten van de Vlaamse Gemeenschap te restaureren en vervolgens te commercialiseren. Het zoeken naar een herbestemming is in dit geval niet eenvoudig omdat het een perifeer gebied betreft. Wanneer de overheid echter de karkasrestauratie wil financieren, dan zijn er heel wat mogelijkheden voor herbestemming.
Bij de oprichting van de Stichting Vlaams Erfgoed werd er gedroomd van wat de National Trust in Engeland en Schotland heeft betekend. De National Trust heeft 120 jaar ervaring. Bovendien is de trustformule fiscaal heel interessant. Als men ziet hoe men er daar in geslaagd is om patrimonium, van dezelfde orde als dit dossier, te restaureren en te herbestemmen als jeugdherberg, museum of tentoonstellingsruimte, moeten we ook hier die poging ondernemen, want er zijn enkele tientallen van dit soort probleemmonumenten in Vlaanderen.
Mijnheer de minister, ik wil u toch vragen of het niet mogelijk is om de verwerving op korte termijn - dat betekent nog in 2007 - af te dwingen.
Minister Dirk Van Mechelen: Ik wil daar alleen maar positief op antwoorden. Volgens mij is dat de enige oplossing voor dit dossier. We zullen nog eens de onderhandelingen in der minne opstarten, daarvoor budgetten vrijmaken en zo snel mogelijk de noodzakelijke onderhouds- en instandhoudingswerken uitvoeren. Dan kunnen we samen met de provincie Limburg - en ook de gouverneur heeft zijn medewerking toegezegd - en vooral met Lisom nagaan hoe we dit prachtige monument kunnen valoriseren. Volgens mij moeten we, zeker als we een soort opstalrecht geven, er een nieuwe toekomst voor kunnen vinden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.