Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid Vergadering van 16/01/2007
Vraag om uitleg van de heer Stefaan Sintobin tot de heer Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de terugroeping van de landbouwattachés uit het buitenland
De voorzitter: De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de minister-president, deze vraag dateert van begin december vorig jaar, naar aanleiding van uw beslissing om de landbouwattachés terug te roepen uit het buitenland. Maar blijkbaar kan men in het Vlaams Parlement niet aan twee verschillende ministers een vraag stellen over hetzelfde onderwerp. En aangezien de heer Van Nieuwenhuysen een gelijkaardige vraag had ingediend voor minister Moerman, heb ik op advies van de voorzitter mijn vraag ingetrokken, op voorwaarde dat ik de vraag opnieuw kon indienen, als het antwoord van minister Moerman niet voldeed.
In de commissie voor Buitenlandse Beleid van 12 december 2006 (Hand. Vl. Parl. 2006-07, nr. C47) verwees minister Moerman, in haar antwoord op de vraag van de heer Van Nieuwenhuysen, voor bepaalde aspecten van de vraag naar de minister-president, onder andere wat betreft het onderdeel landbouw en de mogelijke besparingen. Zij stelde: "Wat landbouw betreft, is er maar één adres, namelijk op het Martelaarsplein, aan de overkant van mijn kantoor. De bevoegde Vlaamse minister voor Landbouw is minister-president Leterme." En zo verwijst ze nog enkele keren naar u, mijnheer de minister-president.
Daarom heb ik mijn vraag opnieuw ingediend. Ik zou vandaag graag een duidelijker antwoord krijgen op een paar vragen.
U hebt recent beslist om de landbouwattachés terug te roepen uit het buitenland, met name Frankrijk, Duitsland en Nederland. Volgens u kost hun aanwezigheid in het buitenland te veel geld en is de opbrengst van hun werkzaamheden gering. U meent dat ze in Brussel beter kunnen renderen en u wilt met dit voorbeeld aantonen dat u de discussie over een efficiënte werking van de diensten voor buitenlandse handel wilt aangaan.
Mijnheer de minister-president, kunt u uw beslissing nader toelichten? Is hier een evaluatie aan voorafgegaan? Wordt er in een overgangsperiode voorzien? Wat was de exacte kost van deze buitenlandse landbouwattachés en hoeveel wordt er bespaard door hen terug te roepen? Wat was hun exacte taakomschrijving? Is de beslissing niet in tegenspraak met ons adagium om Vlaanderen zoveel mogelijk bekend te maken in het buitenland? Heeft ze geen negatieve impact op de verdediging van de belangen van de sector in het buitenland?
De voorzitter: Minister-president Leterme heeft het woord.
Minister-president Yves Leterme: Mijnheer Sintobin, wij hebben op dit moment drie landbouwattachés in het buitenland, met name in Parijs, Den Haag en Berlijn. Het is dus een zeer beperkt instrument en is er geen ambitie om dat te laten uitgroeien tot een instrument met voldoende kritische massa om beleid mee te voeren. De betrokken ambtenaren moeten tegen het einde van 2007 terug naar Brussel verhuisd zijn.
Wat de budgettaire impact betreft: op jaarbasis is de kost van hun tewerkstelling en alles wat ermee samenhangt 420.000 euro.
De taakomschrijving van de landbouwattachés is gewijzigd in het verlengde van de regionalisering van het landbouwbeleid. Vroeger waren zij federale attachés en traden zij bemiddelend op bij crisissen, bijvoorbeeld naar aanleiding van dier- en voedselziektes. De laatste jaren evolueerde hun taak naar beleidsvorming en -onderbouwing. Af en toe hebben zij ook adviezen geformuleerd in bepaalde dossiers, meer bepaald bij de contacten met de betrokken landen.
Op hun nieuwe taakomschrijving ga ik niet vooruitlopen. In overleg met de secretaris-generaal, de betrokkenen zelf en mijn kabinet wordt in de volgende maanden voor hen een nieuwe functieomschrijving uitgewerkt.
Dit past in de algemene oefening waarmee mijn kabinet op dit moment bezig is, om uit te tekenen hoe we het meest efficiënt de belangen van onze sector op nationale, Europese en internationale fora kunnen behartigen. Ik ben ervan overtuigd dat dat niet gebeurt via de bestaande werkwijze met drie attachés die in Den Haag, Parijs en Berlijn een standplaats hebben.
U vroeg naar de eventuele negatieve impact op de verdediging van de belangen van de sector. De aanwezigheid van Vlaanderen in het buitenland is blijvend gewaarborgd door de aanwezigheid van de vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering, van het Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking, van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen (FIT), van Toerisme Vlaanderen en van VLAM.
Of, hoe en op welke manier deze en andere Vlaamse vertegenwoordigers ook de landbouwbelangen in het buitenland zullen verdedigen, maakt deel uit van de oefening waarnaar ik reeds eerder verwees. Het is de bedoeling om de belangen van de Vlaamse land- en tuinbouwsector zo optimaal en efficiënt mogelijk te verdedigen. Op welke manier dat kan, zal duidelijk worden op het einde van voormelde oefening.
Men moet ook letten op het feit dat het maar om drie attachés gaat, die bovendien in buurlanden zitten. Wij hebben sowieso al vlotte en directe contacten met die buurlanden op het beleidsvoorbereidende en politieke vlak. Als ik iets wens te vernemen over het landbouwbeleid in Nederland of een samenwerking op het getouw wil zetten, bel ik naar de Nederlandse minister van Landbouw, de heer Cees Veerman.
Hetzelfde gebeurt op het niveau van de administraties. Er is trouwens een akkoord afgesloten tussen de Nederlandse en Vlaamse administratie. Als ik iets wil weten van de Duitse minister van Landbouw, de heer Horst Seehofer of onze Franse collega, de heer Dominique Bussereau, dan neem ik mijn telefoon en bel ik die persoon. Het werk van de landbouwattachés is dan ook voor een groot deel dubbel werk. Er zijn rechtstreekse contacten, ook vanuit het kabinet, met de beslissende instanties in Parijs, Berlijn en Den Haag.
Ik heb niet de indruk dat de bedrijven echt rusten op die attachés om hun belangen in het buitenland te verdedigen. In Duitsland hebben we opnieuw een marktaandeel van iets meer dan 27 percent voor varkensvlees. Ik zeg uiteraard niet dat de aanwezigheid van de landbouwattachés daarvoor nadelig is geweest, integendeel. Ik denk echter niet dat dit aandeel samenhangt met de activiteiten van de landbouwattaché in Berlijn.
U vroeg hoe de taken die voorheen uitgevoerd werden door de attachés, concreet zullen worden uitgevoerd. Ook dit maakt deel uit van voormelde oefening. Ik ga hier dan ook niet op vooruitlopen. Het geven van advies bij beleidsvoorbereidend werk dat een impact heeft op het land waar ze zich bevinden, kan op een veel meer rechtstreekse manier gebeuren.
De kost van de buitenlandse attachés bedroeg 420.000 euro. Over een nettobesparing kan ik nog geen oordeel vellen. Het budgettaire aspect was niet mijn eerste objectief bij het nemen van deze beslissing. Het was mijn bezorgdheid om de middelen zo doelmatig mogelijk in te zetten.
Het landbouwbeleid is Europees beleid 'par excellence'. We hebben goede medewerkers die dit zeer nadrukkelijk opvolgen. Vanuit dat perspectief is het niet echt noodzakelijk om in drie Europese hoofdsteden aanwezig te zijn.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de minister-president, ik dank u voor uw antwoord en ook voor het gesigneerde boek dat we deze week in onze bus kregen. Mijn vragen waren ingegeven door de taakomschrijving van de buitenlandse landbouwattachés. U hebt duidelijk gesteld dat het vooral ging om advies bij beleidsvoorbereidend werk, terwijl ik uit persberichten opmaakte dat ze ook bijstand leverden aan exporterende agrobedrijven. Dat behoort blijkbaar tot het takenpakket van FIT en VLAM. Uw antwoord heeft veel verduidelijkt.
De voorzitter: Het incident is gesloten.