Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 09/01/2007
Vraag om uitleg van de heer Koen Van den Heuvel tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Eco?nomie en Gelijke Kansen, over de gevolgen van het navigatiesysteem
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de gps-systemen. We hebben de voorbije maanden al de gelegenheid gehad om daar een vraag over te stellen. Ik heb het onderwerp opnieuw opgerakeld omdat de minister had aangekondigd dat er in de loop van november witte rook uit de schouw zou komen wat betreft haar studie en omdat eind november in de pers is verschenen dat onze noorderburen initiatieven in dat kader aan het nemen zijn. Bovendien hebben we allemaal in de krant gelezen dat het meest populaire cadeau onder de kerstboom de gps was. Het is tevens in verschillende kranten verkozen tot het meest innovatieve product van het voorbije jaar. Het is dus meer dan ooit een geliefd product geworden in vele Vlaamse gezinnen.
Daarom moeten we ervoor zorgen dat we van dit product, dat heel wat positieve elementen heeft, de negatieve externaliteiten of de minder positieve implicaties tot een absoluut minimum beperken. Ik heb het vorige maal reeds gezegd: wanneer de gps de kortste route aangeeft, kan dat ertoe leiden dat wagens, en in het slechtste geval ook vrachtwagens, door onze mooi aangelegde Vlaamse dorpskernen denderen en langs de schoolomgevingen rijden waar er snelheidsbeperkingen van 30 of 50 kilometer per uur gelden. Dat schoolomgevingen en dorpskernen worden geconfronteerd met vrachtwagenverkeer, kan absoluut niet de bedoeling zijn van gps-systemen.
Het is niet alleen een Vlaams probleem. We hebben kunnen lezen in publicaties van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, afgekort VNG, dat in Nederland dezelfde problematiek heerst. In de Nederlandse dorpsstraten neemt het aantal vrachtwagens veeleer toe dan af. Daarom wil ik de minister een stand van zaken vragen over hoever het staat wat Vlaamse initiatieven betreft. Ongeveer een jaar geleden hebt u op mijn vraag geantwoord dat er een snelheidsdatabank zou worden uitgebouwd. U verwachtte dat die klaar zou zijn tegen de zomer. Begin oktober hebt u gezegd dat er bijkomende onderzoeksvragen, onder meer over de tonnagebeperkingen, waren gesteld en dat daarom de studie nog niet was afgerond. U ging er toen van uit dat in de loop van november de studie achter de rug zou zijn.
Deze drie elementen indachtig, namelijk de hype onder de kerstboom, de Nederlandse situatie die begin december in de pers is aan bod gekomen, en uw antwoord van enkele maanden geleden dat uw studie zou klaar zijn in de loop van november, vond ik het nuttig deze vraag opnieuw te stellen.
Ik wil nog een element toevoegen. In uw beleidsbrief Mobiliteit 2006-2007 haalt u ook het samenwerkingsproject Rosatte aan, waar men er ook van uitgaat dat het volledige proces van inventarisatie en gebruik van snelheidsgegevens performanter moet worden gemaakt.
Mevrouw de minister, hoever staat het met de studie over de snelheidsdatabank in Vlaanderen? Is deze afgerond in de loop van november, zoals door u werd aangekondigd? Indien ja, wat zijn de conclusies en beleidsaanbevelingen van die studie? Zult u initiatieven nemen om een databank over de Vlaamse wegen uit te bouwen? Is daar al een timing voor afgesproken? Wat is de rol van het Rosatteproject in het geheel? Is dat al opgestart? Hebben we daar Europese subsidies voor gekregen? Hebt u zelf al contact opgenomen met de producenten van navigatiesystemen om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid om over te gaan tot het aanmaken van veiliger navigatiesystemen, zoals in Nederland door de VNG is gebeurd?
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer Van den Heuvel, de studie is opgeleverd. Ik heb gevraagd om de studie online te zetten, zodat iedereen die kan bekijken. Ze moet voor iedereen toegankelijk en raadpleegbaar zijn.
Het onderzoek bestond uit twee grote delen. Het eerste deel omvat het onderzoek - vooral vanuit de literatuur - naar wat er bestaat, wat de markt in Europa is, hoe andere lidstaten het doen, om van daaruit een aantal zaken leren voor Vlaanderen. Het tweede deel omvat een bevraging van de gemeenten in Vlaanderen.
Ik wil nu iets dieper ingaan op een aantal conclusies, maar zonder te veel in details te treden. Voor alle duidelijkheid, het gaat over een complex gegeven, maar het kan ook een heel ambitieus gegeven worden als we het gaan uitvoeren.
De basisinformatie om te komen tot een snelheidsmap moet duidelijk, eenvormig en vooral raadpleegbaar zijn voor alle betrokkenen. Duidelijkheid is van belang vanaf de implementatie van een bepaalde snelheidslimiet. Vanuit het Europese project SpeedAlert werd de opmerking gemaakt dat snelheidslimieten duidelijk en eenvormig moeten worden toegepast. Dat klinkt ongelooflijk logisch en ik denk dat iedereen het ermee eens is, maar vandaag is dat op onze Vlaamse wegen - zowel gewest- als gemeentewegen - niet altijd even duidelijk. Een doelstelling van een toekomstige snelheidsdatabank moet sowieso zijn dat ervoor wordt gezorgd dat we een veel coherenter snelheidsbeleid op onze wegen voeren. Doordat de informatie heel toegankelijk zal zijn voor gemeenten en gewest, moet het mogelijk zijn om een coherenter zonaal snelheidsbeleid te voeren.
De gegevens moeten worden verzameld in een bruikbare uniforme databank. Vanuit het gesprek, dat vanuit het onderzoek met het Vlaamse Gewest werd gevoerd, bleek duidelijk dat men vandaag al over bepaalde snelheidsdata beschikt, maar die data zijn niet op uniforme wijze aanwezig. Dat wordt dus zeker een te overwinnen obstakel.
De data die worden verkregen, moeten uiteraard bruikbaar zijn voor diverse toepassingen. Mijnheer Van den Heuvel, u verwijst naar gps, wat ik een zeer interessante toepassing vind, want er zijn ook beleidsmatig zaken mee te doen, onder meer in verband met sluipverkeer. Maar ook het bredere verkeersmanagement zal veel beter gevoerd kunnen worden als we een goede snelheidsmap hebben en een veel bredere databank van alle mogelijke relevante aspecten die met onze weginrichting te maken hebben.
Er was een grote respons van de gemeenten op de enquête, wat duidt op een grote belangstelling voor de snelheidsinformatie. De gesprekken die we tot nu toe hebben gevoerd met de VVSG zijn heel bemoedigend, want het overgrote deel van de gemeenten is vragende partij om een snelheidsdatabank te ontwikkelen.
De gemeentelijke mobiliteitsambtenaar vervult in de meeste gemeenten de rol van spilfiguur voor het gemeentelijke verkeersveiligheidsbeleid. Sinds het ontstaan van het gemeentelijke mobiliteitsbeleid, dat nu toch al enige jaren op volle toeren draait, merken we dat er voor verschillende aspecten van het mobiliteitsbeleid resultaten zijn.
De gemeenten leveren vandaag ernstige inspanningen om de verkeersveiligheid te verhogen, maar op organisatorisch vlak zijn er nog heel wat verbeteringen mogelijk. Een beperkt aantal gemeenten houdt systematisch snelheidsinformatie bij. Een belangrijke vaststelling uit de enquête voor de gemeenten is dat het mobiliteitsplan door een overgroot deel van de gemeenten als referentiepunt wordt gebruikt voor het gevoerde snelheidsbeleid.
Een belangrijk deel van de gemeenten stuurt de verkeersreglementen niet door naar de griffie of de voogdij. Dat kan problemen scheppen met betrekking tot de wettelijke en juridische toetsing, maar ook voor de kwaliteitsbewaking.
We nemen dit ter harte voor een ander dossier dat erg nauw gelinkt is aan dit dossier, met name de aanvullende reglementering. Vanaf 1 juli 2007 is Vlaanderen bevoegd voor de aanvullende reglementering. We zijn volop aan het werk om dat decretaal te verankeren. Het zal via de aanvullende reglementering zijn dat we ervoor gaan zorgen dat op zijn minst de toekomstige aanvullende reglementering voor een aantal aspecten - en snelheid zal daar zeker bij horen - verplicht wordt gemeld aan het gewest. Dat moet het mogelijk maken om een snelheidsdatabank op een veel duurzamere manier te stofferen.
Het mag duidelijk zijn dat we de komende weken en maanden een aantal knopen moeten doorhakken voor dit beleidsterrein, maar er zijn nog een aantal open vragen. Een basisuitgangspunt van een snelheidsdatabank is de eenvormige implementatie van snelheidslimieten. Het toepassen van bepaalde snelheidslimieten moet duidelijk worden afgewogen, bijvoorbeeld naargelang het type weg en het gebruik en de inrichting van de weg. Dat klinkt logisch, maar dat is vandaag op onze Vlaamse wegen niet steeds het geval.
Eigenlijk is dat een permanent proces, dat enerzijds de opbouw van een snelheidskaart ten goede komt, maar anderzijds gerealiseerd kan worden door middel van het aanmaken van een snelheidsdatabank. Heel nauw daarmee samenhangend, is een duidelijke categorisering van de snelheidslimieten naar definitie, gebaseerd op een uniforme Europese indeling. Het opmaken van contractuele verbintenissen tussen verschillende betrokken actoren zullen we sterk moeten ontwikkelen voor de snelheidsdatabank.
Uiteraard zijn er ook heel wat juridische vraagstukken die we onder de loep zullen moeten nemen als we een snelheidsdatabank oprichten. Dan gaat het over een goede regeling en een wettelijke bepaling aangaande de voorwaarden en het gebruik van de snelheidsdata, een juridische regeling en een wettelijke bepaling aangaande de verantwoordelijkheid en betrouwbaarheid van data en dataleveranciers. Over het juridische statuut van de snelheidsdatabank, zeker als we het linken aan gps-systemen, moeten we zeker duidelijkheid hebben.
De input van de eerste basisgegevens dient te gebeuren op basis van de reglementen en de bestaande borden. Dat wordt nog de grootste uitdaging.
We beginnen nu met de opmaak van een snelheidsdatabank, maar we hebben geen tijd om te starten met een nieuwe, aanvullende reglementering in een Vlaams decreet, want dan zouden we pas over 10 à 15 jaar over een goede snelheidsdatabank beschikken. We hebben daar noch de tijd noch het geduld voor. We willen op korte termijn, hopelijk nog tijdens deze legislatuur, een snelheidsdatabank ontwikkelen. Dat betekent dat we de bestaande borden moeten registreren, en dat vormt een immens grote uitdaging.
De bevraging van de gemeenten heeft geleid tot beleidsaanbevelingen. We stellen vast dat in 38 percent van de gemeenten, of ongeveer 72 gemeenten, de basisinformatie aanwezig is om een snelheidskaart op te maken. Het zal heel erg belangrijk zijn om de organisatorische versterking van de gemeentelijke mobiliteitsdienst te ondersteunen opdat het 100 percent wordt. Dat is een grote uitdaging. De deskundigheid van de mobiliteitsambtenaar of van de dienst mobiliteit van de stad of gemeente, zal een heel belangrijke voorwaarde zijn.
Uit de bevraging blijkt dat het mobiliteitsplan door de gemeenten wordt beschouwd als een aanvaard beleidsmiddel voor het voeren van een verkeersveiligheidsbeleid. De snelheidsdatabank zal er een onderdeel van vormen.
De procedure voor het overmaken van de aanvullende verkeersreglementering aan de griffie moet worden geëvalueerd naar vorm, inhoud en nut. We zijn daar volop mee bezig.
Ik heb de studie snel overlopen, maar ze bevat uiteraard ook heel wat aanvullende technische aanbevelingen die heel relevant zullen zijn als we beslissen om een snelheidsdatabank op poten te zetten.
U vraagt of het klopt dat ik wil starten met de uitbouw van een databank over de wegen en van een snelheidsdatabank ik het bijzonder. Dat is absoluut mijn beleidsintentie. Een snelheidsdatabank vormt onze doelstelling, maar we onderzoeken nu of het niet nodig is om een bredere databank te ontwikkelen waarin ook andere interessante gegevens worden opgenomen die te maken hebben met de aanvullende reglementering. Zo denk ik aan de geldende tonnagebeperking, want die is heel belangrijk bij het leiden van vrachtverkeer, maar ook aan de zonale reglementering inzake snelheidslimieten en dergelijke.
We zijn dus volop bezig met de conceptuele ontwikkeling. We doen dat samen met de administratie en de betrokken actoren. De VVSG zal een belangrijke partner zijn.
Uit de studie blijkt ook dat de enige en goed functionerende databank in Europa werd ontwikkeld door de Finse administratie. Ik stel voor om die als voorbeeld te nemen, want we kunnen ervan leren. De bouw van de Finse databank heeft vijf jaar in beslag genomen. Eerst werd twee jaar aan studie besteed en gedurende de volgende drie jaar werd de databank gebouwd en werden de gegevens verzameld. Het is onze ambitie om het wat sneller te doen, maar ik geef u als indicatie mee dat er in Finland vijf jaar aan werd gewerkt. We kunnen die termijn in het achterhoofd houden. Eenmaal we beginnen met het conceptueel ontwikkelen van de databank, moeten we uiteraard een budgettering en een fasering opstellen.
De opbouw van de databank kadert gedeeltelijk in het Rosatteproject. Zowel bij de structuur van de op te bouwen databank als bij het inventarisatieproces zal rekening worden gehouden met de vereisten die binnen het Rosatteproject worden bepaald. Het vormt voor ons een belangrijk kader waarbinnen we zullen werken. Het is uiteraard ook belangrijk om rekening te houden met de voorhanden zijnde afspraken voor standaardisatie voor de opbouw van een dergelijke databank. De eerste aanvraag voor subsidies voor het Rosatteproject werd niet behouden door Europa. De co?rdinator van het project, Ertico, plant in 2007 een nieuwe subsidieaanvraag. De inzet van privépartners hangt ten dele af van dat resultaat.
U vroeg of ik al contact heb opgenomen met de producenten van navigatiesystemen, zoals TomTom. Vanuit het kabinet werd nog geen rechtstreeks contact opgenomen omdat we eerst willen starten met het concept en eerst willen bepalen waar we beleidsmatig heen willen. Op mijn verzoek heeft de administratie wel al contact opgenomen. Daaruit blijkt dat zowel kaartenmakers als producenten van navigatiesystemen vragende partij zijn voor goede, betrouwbare snelheidsgegevens.
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het is heel goed dat de studie werd afgerond en dat er enkele beleidsconclusies werden geformuleerd. Het is niet verwonderlijk dat weer eens een Scandinavisch land een icoon is op het vlak van innovatiebeleid. Dit keer gaat het om Finland. Het land heeft een mooie traditie op het vlak van behoorlijk en performant bestuur.
Vijf jaar is natuurlijk een hele tijd. Ik kan u enkel aanmoedigen om het Finse voorbeeld te volgen en om, als dat kan, sneller klaar te zijn dan na vijf jaar. Ik wil u ook vragen om de databank open te trekken en niet enkel te beperken tot de snelheid. Tonnagebeperking is inderdaad heel belangrijk voor het vermijden van vrachtverkeer in de dorpskern en kan worden opgenomen in de ruimere databank. Het gaat trouwens niet alleen over de databank, maar ook over een concrete vertaling in navigatiesystemen. Ik ben ervan overtuigd dat de producenten van die systemen alleen maar te winnen hebben bij het op de markt brengen van een performant product. Ze zullen niet aarzelen als ze de kans krijgen om dat samen met de overheid te doen. De bal ligt nu in het kamp van de Vlaamse overheid. We moeten voldoende organisatiekracht en daadkracht aan de dag leggen om een grote stap voorwaarts te zetten.
De voorzitter: Het incident is gesloten.