Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 14/12/2006
Interpellatie van de heer Johan Sauwens tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de werking van de diensten Ruimtelijke Ordening in de Vlaamse provincies
De voorzitter: De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, een van de voordelen van lokaal mandataris zijn, is dat we heel veel worden geconfronteerd met de praktijk. Hoe het theoretische decretale kader dat we hier uitwerken, op het terrein wordt ervaren, lijkt me een belangrijke invalshoek. Ik zit nu al meer dan twintig jaar in de gemeentepolitiek. De jongste twee jaar heb ik ontzaglijk veel vragen gekregen over het slecht functioneren van onze stedenbouwdiensten. Ik heb wat navraag gedaan bij een aantal collega´s. Op een bepaald ogenblik hebben we met zes Haspengouwse burgemeesters van alle partijen - er waren ook twee mensen bij van uw partij - een poging gedaan om de zaken wat te verbeteren, in onderling overleg. Ik heb mijn licht opgestoken bij collega´s in andere provincies en stel vast dat er sprake is van een algemeen, structureel probleem in heel Vlaanderen wat de werking van onze provinciale diensten Ruimtelijke Ordening betreft.
Ik krijg klachten van politici, mensen die in de gemeenten functioneren en architecten. Er zijn ook zeer veel klachten van aannemers en projectontwikkelaars. Ook heel veel gewone mensen worden geconfronteerd met de onneembare muur van bureaucratie die Vlaanderen heeft opgetrokken, met drama´s als gevolg. Ik heb de jongste twee weken honderden reacties gekregen naar aanleiding van mijn interpellatie van vandaag. Ik citeer er enkele.
Een Limburgs architect zei me het volgende: ?Los van de politieke, filosofische en maatschappelijke dimensie van deze kwaal, is het voor ons elke dag moeilijker om het vol te houden. Het kost niet alleen handen vol geld, het vreet op een ongelofelijke manier ons enthousiasme aan. En een uitgebluste architect is een catastrofe voor onze maatschappij. Onze realisaties staan er namelijk voor 100 jaar. Architect zijn is de mooiste job van de wereld, maar de ambtenarij is goed op weg om dat grote geluk op een systematische manier kapot te maken.? Ik heb tientallen mails gekregen van architecten.
Er blijkt ook dat mensen dit niet gemakkelijk publiek ter sprake brengen. Er is wat moed voor nodig, daar men bang is voor mogelijke wraakgevoelens bij bepaalde diensten. In een democratie zou dat natuurlijk niet mogen.
Vanuit Dendermonde bereikte me dit bericht: ?De ambtenaren van de dienst Stedenbouw hebben te veel macht. Er is één persoon die beslist over het al dan niet toekennen van een vergunning. En als burger staat ge machteloos. Ge kunt enkel wachten tot ze uw aanvraag goedkeuren of afwijzen. En wachten kost geld.?
Collega-burgemeester Broers uit Voeren schreef het volgende, en ik mocht hem citeren: ?Wat de krant een aanval noemt, is een realiteit waarmee zeer vele burgemeesters worden geconfronteerd. Ik ben niet bang om dit te beamen en steek mijn kop niet in het zand. De mentaliteit moet wijzigen als de burgers nog rechten mogen hebben. Uiteraard is het niet zo dat alle ambtenaren zo handelen. Gelukkig zijn er ook nog die met hart en ziel voor de burgers willen werken. Geef hun dan deze communicatieve job en laat dat niet over aan mensen die er geen kaas van gegeten hebben. Kijk, als je een negatief besluit moet meedelen, dan kan dat op drie manieren: door niets te zeggen en het te laten liggen, door botweg neen te zeggen en het de mensen zelf maar te laten uitzoeken, of door de mensen positief te begeleiden wanneer ze hun verwachtingen niet ingelost zien. De eerste twee zijn radicaal verkeerd en geven de indruk dat de ambtenaren er zijn om de mensen te pesten. Dat is wat de bevolking nu vooral aanvoelt.? Mijnheer de minister, dat is inderdaad jammer genoeg het beeld dat de mensen hebben van sommige delen van de Vlaamse administratie.
Ik citeer verder: ?De derde methode is de goede, waarbij de mensen zelfs kunnen aanvaarden dat er ook iets geweigerd wordt.? Dit is inderdaad een moeilijke materie. Niet alles kan zomaar worden aanvaard. Dit vergt heel veel overleg en heel veel degelijke en professionele communicatie.
De heer Broers zegt verder: ?Maar daar moet je dan wel geschikt voor zijn en niet enkel een techneut die als een mao?st met het boekje in de hand rondloopt en meent dat hij of zij de enige waarheid in pacht heeft. Als de toestand niet kan veranderen, dan is er ten eerste sprake van onwil of revanchegedachten en kan men de burgemeesters en schepenen best volledig uitschakelen in het beleid inzake Ruimtelijke Ordening.?
Samengevat komen de klachten op het volgende neer. De behandelingstermijn van aanvragen loopt onaanvaardbaar lang op. Soms duurt het jaren voor mensen weten waar ze aan toe zijn. In een reactie zou u hebben verklaard dat die termijn gemiddeld slechts 27 à 28 dagen bedraagt. Ik kan u echter tientallen voorbeelden geven van het tegendeel. Een concreet voorbeeld is dat van een verkaveling in een kleine Haspengouwse gemeente. Het gaat over tien bouwplaatsen. Dit is een oud bedrijventerrein dat midden in het centrum ligt en een meerwaarde zou kunnen opleveren voor de lokale gemeenschap, voor de winkel die er nog is, voor het café en de dorpsschool. Een eerste maal is dit besproken en ingediend, en werd erover overlegd met uw diensten, in oktober 2004. Het dossier werd een aantal maal niet aanvaard en van een ongunstig advies voorzien. Het dossier werd voor een derde maal in juni 2006 ingediend. In november kreeg het een ongunstig advies en werd de gemeente verplicht dit te weigeren. Zo kan ik tientallen dossiers aanhalen. Dat zijn dossiers waar er sprake is van een eerste, tweede en derde ontwerp. De algemene klacht is dat dit alles te lang duurt.
Nieuw is dat de diensten het dossier in extremis terugsturen, om tijd te winnen. Ze zeggen dan dat het niet ontvankelijk is omdat het niet volledig zou zijn. Er ontbreekt een foto of iets anders. Soms zal dat ook wel het geval zijn, maar dit is niet de klantvriendelijke administratie die we wensen.
Vrij recent is ook dat uw diensten vrijwel onbereikbaar zijn. Er zou een telefoonpermanentie moeten zijn, maar in werkelijkheid zijn die mensen vrijwel nooit daar. Die permanentie zou opgedreven zijn van een halve dag naar twee halve dagen per week. Dat zijn echter geen vaste dagen, dus mensen moeten heel veel geluk hebben en veelvuldig proberen. Soms wordt de telefoon niet opgenomen, of laten mensen zich afschermen door een secretariaat.
Ik heb hier een mail van 21 november van een van uw diensten aan een stadsarchitect: ?In verband met het volgende overleg - we zijn al blij dat er overleg is - zou ik willen vragen geen architecten meer uit te nodigen.? In de jaren zeventig en tachtig was die Vlaamse administratie nog bereikbaar. Als gewone burger kon je daar met je architect naartoe gaan en vragen wat kon. Op dit ogenblik zijn zelfs de architecten niet meer welkom, omdat de mensen geen tijd hebben. In welke wereld leven wij dan?
Die overlegmomenten, ?ls men die al kan krijgen, moeten maanden op voorhand worden vastgelegd, vaak ook omdat de gemachtigde ambtenaar - één per provincie - persoonlijk aanwezig wil zijn bij die vergaderingen. Dat is een breed probleem. In hoeverre is degene met wie men mag spreken, gemandateerd om al dan niet een toestemming te geven? Ik heb het gevoel dat het ?systeem paraplu´ gemakkelijker gehanteerd kan worden, dan dat er oplossingsgericht gezocht wordt naar een stap vooruit.
Dan is er ook de brede ergernis dat gemaakte afspraken gewoon worden genegeerd. Men geeft aan hoe het dossier moet worden ingediend, en drie maanden later zegt men dat het zo niet kan. Zo legt men een enorme hypotheek op bouwplannen.
Ik heb vandaag nog een voorbeeld binnengekregen. Intermotel is een hotel op een industrieterrein aan de verkeerswisselaar in Lummen. De eigenaar wil een investering doen. Er is een vooroverleg geweest. Het dossier loopt al een jaar, maar het feit dat het zo lang duurt, is niet enkel te wijten aan uw diensten. Het heeft onder meer ook tien maanden geduurd voordat men van de administratie Wegen en Verkeer (AWV) een akkoord heeft gekregen voor de locatie.
Uiteindelijk komt er een ongunstig advies, onder meer omdat men naast zakenmensen ook toeristen zou ontvangen op dat industrieterrein. Het gaat om een investering van 3,5 miljoen euro die dreigt vast te lopen, omdat bepaalde afspraken uit het verleden niet worden nagekomen door uw diensten en omdat er wordt teruggekomen op afspraken die destijds gemaakt zijn. Ik kan u zo tientallen voorbeelden geven.
De gemeentelijke en stedelijke diensten van ruimtelijke ordening zitten natuurlijk tussen hamer en aambeeld. Zij hebben de loketfunctie, zij moeten ten opzichte van de burger, de onderneming en de architect zeggen wat kan en wat niet kan. En heel vaak wordt de burger op het verkeerde been gezet, omdat de administratie ruimtelijke ordening niet volgt en een andere interpretatie heeft.
De Vlaamse diensten van ruimtelijke ordening geven geen ja of geen neen. Heel vaak zegt men ook neen, zonder te zeggen hoe het dan wel kan. En als men het eventueel wel zegt, is er nog geen enkele zekerheid.
Ik moet toegeven dat de decretale situatie ruimtelijke ordening niet eenvoudig is. In die zin is het zeker geen interpellatie die gericht is tegen u, als minister en als persoon. Het gaat om de bekommernis hoe we die zaken kunnen veranderen. De opeenvolgende wijzigingen van de decreten hebben de situatie niet vereenvoudigd. We zitten in de eerste fase van de nieuwe structuurplannen.
Er zijn natuurlijk ook heel wat gemeentelijke diensten die niet functioneren zoals het hoort. Ook daarover krijgen we heel wat brieven en mails binnen. Er zijn een aantal diensten - en ik denk dat de nieuwe besturen goed weten waarover het gaat - die niet altijd even snel, correct en efficiënt werken. Maar wat mij en velen hierin stoort, is het gebrek aan goede wil en bereidheid tot medewerking en samenwerking van uw diensten. Het partnership met de gemeenten staat hoog in het regeerakkoord ingeschreven: ?De gemeenten zijn onze partners om samen een goed beleid te voeren voor de Vlaamse burger.?
Van dat partnership is in deze zaak zeer weinig terug te vinden. En wat mij betreft, loopt het de spuigaten uit.
Vorige week hebt u via de pers geantwoord op mijn interpellatie. Dat vergemakkelijkt mijn vraagstelling. U bracht een werkbezoek aan de diensten in Hasselt om de ambtenaren een hart onder de riem te steken na mijn ?aanval onder de gordel?, zoals u het noemde, al weet ik niet of de kranten dat juist weergaven.
Ik heb het hier over de totaliteit, en niet over individuele ambtenaren die wel goed hun best doen om binnen de moeilijke structuren toch zo snel en zo goed mogelijk te werken. De heer Jean-Paul Peuskens, eerste schepen van Bocholt heeft trouwens heel treffend gezegd dat het verwijten van de gemeentebesturen als veralgemening een kaakslag is voor die besturen: ?Stedenbouw blokkeert in Limburg zo´n 220 belangrijke dossiers. De minister moet zich niet eenzijdig laten informeren.?
De grote problemen situeren zich volgens mij elders. Enerzijds is er een duidelijk gebrek aan mankracht. In de eerder vermelde mail staat: ?In het vervolg zou ik willen vragen om geen architecten meer uit te nodigen. Enkel als het een complex project betreft dat wat uitleg vraagt, is de aanwezigheid van een architect aangewezen. Op deze manier kan het overleg ook korter zijn. Het is omwille van het vertrek van een collega en andere interne herschikkingen, dat iedereen er een pak werk heeft bij gekregen en dat we hier aansturen op een korter en compacter overleg.?
Men wil dus een nog korter en nog compacter overleg, op het moment dat iedereen schreeuwt om meer duidelijkheid. De bouwindustrie en een aantal aanvragen zitten op topsnelheid, en intussen is er een gebrek aan mankracht door besparingen of reorganisaties. De mail spreekt voor zich: er is te veel werk voor te weinig mensen.
Anderzijds loopt het mank bij de structuur en de organisatie van de dienst. De afgevaardigden op de overlegvergaderingen zijn vaak niet gemandateerd om een standpunt in te nemen - het ?systeem paraplu´ - en zijn niet voldoende opgeleid. Welke opleiding hebben de rechtstreekse medewerkers van de stedenbouwkundige ambtenaren en de provincie? Men signaleert mij dat er een biologe is die mee de stedenbouwkundige en esthetische kwaliteiten van belangrijke projecten in stadscentra moet beoordelen. Ik had daar graag wat meer duidelijkheid over. Een aantal mensen hebben te weinig praktijkervaring.
Het heeft ook te maken met de sfeer die binnen uw departement heerst. Men is bang om een fout advies te geven of te snel toe te stemmen. Ik weet niet hoe het georganiseerd is. Daar hebben wij, als parlementsleden, geen zicht op. De attitude is alleszins niet oplossings- en klantgericht.
Ik citeer nog een andere architect: ?De houding van een aantal ambtenaren van ROHM komt erg hautain over. Het onbereikbaar zijn is daarvan slechts één factor. Men houdt vaak ook vast aan zijn eigen grote gelijk en motiveert dit met vage termen als ?ruimtelijke draagkracht´, die niet overschreden mag worden. Ik ga ervan uit dat ik, als professional in de bouwwereld, het jargon van ROHM begrijp. Men bedient zich echter vaak van een wollig taalgebruik of men antwoordt in raadsels om geen duidelijke uitspraak te moeten doen.?
Verder zegt hij ook: ?De echte ?decision makers´ blijven uit beeld. Toen er wel nog maandelijks overleg mogelijk was, heb ik vaak meegemaakt dat men tijdens een bespreking met een regioverantwoordelijke van ROHM tot een consensus kwam. Achteraf, bij de beoordeling van het dossier, kwam men terug op de gemaakte afspraken, nadat men het project had besproken met de directeur of in het interne overlegteam, instanties waar je als architect of bouwheer geen toegang toe hebt.?
?Overleg heeft enkel zin als je gesprekspartner zijn standpunt of beslissing hard kan maken binnen zijn eigen organisatie. Overleg heeft geen zin als men marionetten het veld in stuurt, en de beslissingen achter gesloten deuren neemt.? Dat is de kern van het verhaal.
De houding van Ruimtelijke Ordening is in heel Vlaanderen niet correct. In de provincie West-Vlaanderen kennen we de problemen, Antwerpen is ook gekend - u hebt daar in de bespreking van de beleidsbrief zelf naar verwezen - en Limburg kennen we ook zeer goed.
We krijgen signalen vanuit heel Vlaanderen dat de attitude niet correct is. Integendeel, de houding van Ruimtelijke Ordening en sommige aanverwante diensten blokkeert tientallen dossiers in iedere provincie. Dit kost de burgers, de verkavelaars, de bedrijven, de bouwsector en de overheid tientallen miljoenen euro´s per jaar. Honderden wooneenheden worden niet of veel later gerealiseerd ondanks de schaarste en de gestegen kosten.
Volgens velen zou de ontvoogding van de Vlaamse gemeenten een oplossing kunnen bieden voor deze problemen. Maar die ontvoogding laat nog op zich wachten. Twee derde van de gemeenten zal nog geruime tijd moeten werken in het huidige systeem.
Wat hebt u gedaan om uw administratie tot een meer klant- en oplossingsgerichte houding aan te zetten? Is het probleem misschien te wijten aan een slechte organisatie van de dienst, interne instructies of een tekort aan mankracht? Bereidt u decretale wijzigingen voor om het euvel te verhelpen? Iedereen vraagt naar een gestructureerd vooroverleg. Bent u bereid om het personeel mee te evalueren op basis van een oplossingsgerichte attitude?
Ik heb in het regeerakkoord het volgende gelezen: ?In overleg met de betrokken besturen waarborgen we een klantgerichte en snelle afhandeling van de bouwvergunningsaanvragen op alle bestuursniveaus. We responsabiliseren deze bestuursniveaus om de vergunningsaanvraag binnen de decretaal voorgeschreven termijnen af te handelen en we preciseren de vage begrippen. Zo kunnen mensen veel beter inschatten en voorspellen onder welke voorwaarden ze een bouwvergunning kunnen bekomen. We zorgen voor een infoloket per provincie.? U neemt dit zelfs over in uw beleidsbrief.
Ik heb echt het gevoel dat er een enorme kloof gaapt tussen wat u zegt en schrijft en wat er door de mensen in de lokale diensten aan klantvriendelijkheid wordt georganiseerd. Dit is onhoudbaar, we moeten samen naar oplossingen zoeken.
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Geachte collega´s, het is niet de eerste maal dat minister Van Mechelen over deze problematiek wordt ondervraagd. Over het functieprofiel heeft de minister al uitvoerig geantwoord.
Tijdens de bespreking van de beleidsbrief heb ik de heer Sauwens over dit onderwerp niets horen zeggen.
De heer Johan Sauwens: Meerdere collega´s van mijn fractie hebben vragen gesteld. Ik ben geen lid van deze commissie.
De heer Pieter Huybrechts: Bovendien weet ik dat minister Van Mechelen zich uitermate goed kan verdedigen, dus zijn verdediging moet ik niet opnemen.
Enige tijd geleden hebt u, mijnheer de minister, op een vraag van de heer Van Nieuwkerke over deze problematiek, geantwoord dat de toestand, zeker in de provincie Antwerpen, verbeterd is. De behandelingstermijn was gezakt van 143 tot 104 dagen en u streeft naar 60 dagen. Dat is nodig, want mensen en bedrijven hebben recht op een efficiënte dienstverlening van de administratie, in welke provincie ook. Een te lange behandelingstermijn, heeft zware financiële gevolgen voor kandidaat-bouwers en heeft negatieve gevolgen voor de economie. Ik denk dan onder meer aan de voortgang van de infrastructuurwerken.
Mijnheer de minister, ik had graag geweten of er momenteel voldoende kandidaten zijn die beschikken over het vereiste functieprofiel. Of moet er nog steeds een beroep worden gedaan op contractuelen? Destijds hebt u de administratie de opdracht gegeven om te onderzoeken welke ingrepen nodig zijn om de vertragingen ongedaan te maken. Welke concrete maatregelen worden er nu genomen om die achterstand weg te werken?
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb 24 jaar een uitvoerend mandaat uitgeoefend. Zoals de heer Sauwens heeft gezegd, hebben we een initiatief genomen in het kader van het RESOC (Regionaal Sociaaleconomisch Overlegcomité) om een onderhoud te hebben met de mensen van Hasselt. Ik geef een opsomming van de problemen die veertien burgemeesters, weliswaar alleen uit Zuid-Limburg, hebben: de logica van sommige beslissingen is niet altijd duidelijk; de antwoorden laten lang op zich wachten; de ingewikkelde regelgeving; de interpretaties verschillen.
Een voorbeeld van dit laatste probleem is dat in buitengemeenten op sommige plaatsen appartementsgebouwen worden toegelaten en op andere plaatsen niet. Daar bestaan talrijke voorbeelden van. Ik ben geen voorstander van appartementsgebouwen op het platteland, maar in beperkte mate moet dat mogelijk zijn, gezien de behoeften die er vooral bij jonge gezinnen bestaan. In het ene buitengebied kan het en in het andere kan het niet. Die beslissing is vaak gebaseerd op wat de gemachtigde ambtenaar zegt, in de volksmond ook wel eens oneerbiedig de machtige ambtenaar genoemd. Deze mensen hebben soms andere interpretaties in bepaalde dossiers. AROHM heeft uiteraard ook te maken met andere administraties die adviezen moeten geven.
Op 5 mei hebben we een nuttig overleg gehad met burgemeesters van alle politieke overtuigingen. We hebben een voorbeeld aangehaald van een probleem, typisch voor Zuid-Limburg, met name de herbestemming van vierkantshoeves. De manier waarop de administratie met dat dossier omgaat, is soms tegenstrijdig. In het ene geval kan het wel, in het andere kan het niet. Er wordt gezegd dat een vierkante boerderij met een binnenkoer niet kan worden omgevormd tot een geheel met een aantal woningen omwille van de privacy. In mijn gemeente zijn er twee socialewoningbouwprojecten waar het perfect kan. De stad Bilzen en de gemeente Heers hebben het ook aangevraagd, maar de ambtenaar zegt dat dat uitgesloten is omwille van de privacy. Dat is een voorbeeld uit het leven gegrepen. Ik kan u nog een aantal dergelijke voorbeelden geven.
In mijn gemeente is er een structureel overleg. Ik heb aan de ambtenaren gezegd dat alles wat er wordt afgesproken, op papier moet worden gezet. Vroeger werd in de overwegingen van de gemachtigde ambtenaar gezegd welke afwegingen er gemaakt werden. Steeds staat er het zinnetje: ?Overwegend dat de aanvraag niet past in het geschetste wettelijke en stedenbouwkundige kader daar de schaal, de bestemming en uitvoeringswijze niet bestaanbaar blijven met de vereisten van een goede perceelsordening en met de stedenbouwkundige kenmerken van de omgeving.? Daar sla je natuurlijk iedereen mee dood. Probeer daar maar eens een argumentatie tegen op te bouwen.
Mijnheer de minister, kan Vlaanderen geen initiatief nemen tot een formeel gestructureerd vooroverleg over die dossiers? Bij zo´n vooroverleg moet ook de architect worden betrokken. Voor die aanwezigheid hebben we lang moeten vechten. Het lijkt me logisch dat de architect er wel bij is.
Vlaanderen telt heel wat kleinere gemeenten. Die hebben pleinvrees als het gaat over lineaire besluitvorming. Een aantal gemeenten zijn daar niet op berekend. Ze doen net een beroep op de diensten van Stedenbouw, al dan niet via één loket, om een meerwaarde te krijgen. Zelf ga ik niet meer naar het overleg met die ambtenaar. Ik heb niet snel maagpijn, maar als ik daar een hele dag bij zit, dan heb ik ´s avonds maagpijn.
Dan is er de beroepsprocedure. Ik verwijs naar een antwoord dat u hebt gegeven op een parlementaire vraag van de heer Philtjens. In de periode 2002-2004 zijn in totaal 50.896 stedenbouwkundige vergunningen verleend. Daarvan kreeg 1 op 5 een negatief advies van de provinciale buitendiensten Stedenbouw. Van die 50.896 werd er in 4347 gevallen beroep aangetekend. In 28 percent van de gevallen ging de gemachtigd ambtenaar in beroep bij u. Mijnheer de minister, dat moet worden gewijzigd: de ambtenaar die een negatief advies heeft gegeven toen het dossier is binnengekomen bij de gemeente, is dezelfde die opnieuw in beroep kan gaan bij u. Daar moet heel dringend een oplossing voor worden gevonden. Ik weet niet hoe dat het beste te regelen valt, maar het zou een onafhankelijk persoon moeten zijn die in beroep kan gaan.
Ik hoop dat ik niet wordt verdacht van provincialisme, maar ik heb er de beleidsbrief 2006 van de heer Sleypen, de Limburgse gedeputeerde bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, op nageslagen. ?Uit de twee bovenstaande tabellen kunnen we afleiden dat enerzijds het aantal ingediende dossiers de laatste jaren aanzienlijk is toegenomen.? Dan gaat het over de ingediende dossiers waartegen men in beroep gaat. De beleidsbrief vervolgt: ?Maar dat anderzijds het aantal hogere beroepen dat tegen de beslissing van de bestendige deputatie wordt ingediend, daalt.? Dat wijst op een trend. Ten aanzien van een aantal dossiers is men veel strenger, terwijl naderhand de bestendige deputatie toch een vergunning geeft. Uw oordeel wordt dus niet altijd gevolgd, mijnheer de minister. Er wordt minder in beroep gegaan. Limburg behaalt ter zake zo ongeveer de laagste score van heel Vlaanderen. Al die gegevens zijn terug te vinden in die parlementaire vraag.
Ik sluit me ten slotte aan bij de heer Sauwens. Misschien moet u eens een enquête doen bij de gemeentebesturen, maar dan uitgevoerd door een externe instantie, over hun ervaringen met de diensten Stedenbouw in Vlaanderen en over hun verwachtingen en hun beeld van hoe de zaken zouden moeten gebeuren.
Mijnheer de minister, de gemeenten zouden ontvoogd moeten zijn inzake Stedenbouw. Ik vrees dat heel wat gemeenten wat dat betreft de fatale datum van 1 mei 2007 niet zullen halen. Ik zie dat in Zuid-Limburg. Ik was helaas niet bij de bespreking van uw beleidsbrief. Men kan nu eenmaal niet overal zijn.
Ik wil nog opmerken dat heel wat dossiers wel vrij vlot worden afgewerkt. Vooral de dossiers in beroep geven aanleiding tot veel ergernis. In de statistieken zult u ook niet de dossiers terugvinden die nooit Stedenbouw hebben bereikt, omdat mensen noodgedwongen hun dossier niet meer hebben ingediend. Ook daarmee moet rekening worden gehouden.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben ook nog enkele aanvullende beschouwingen. Een rechtvaardig vergunningenbeleid kan niet losstaan van een strikt handhavingsbeleid. Veel burgers krijgen immers af te rekenen met het afwijzen van stedenbouwkundige aanvragen van kleine wijzigingen, waarbij die afwijzing in hun ogen gebeurt op basis van pietluttigheden en subjectieve criteria. Ik laat in het midden of dat al dan niet het geval is. Als in diezelfde straat of wijk echter de meest wanstaltige bouwsels staan die zonder vergunning zijn opgericht, ook in kwetsbare beekvalleien, dan creëert dat een groot gevoel van onrechtvaardigheid bij die burger, die te goeder trouw volgens de regels een vergunning heeft aangevraagd en het deksel op de neus heeft gekregen bij de diensten van Stedenbouw. Als dit niet wordt gekoppeld aan een doortastend handhavingsbeleid, vrees ik dat vele burgers zich zullen afvragen waarom ze nog de moeite zouden doen om volgens de regels een vergunning aan te vragen. Als ze geen vergunning aanvragen, wordt er toch niet opgetreden. Iedereen kan op eigen houtje neerpoten wat hij wil.
Overleg in een vroege fase van de besluitvorming kan inderdaad zeker aangewezen zijn. Het idee van het gezaghebbend advies, dat in de beleidsbrief van de minister staat, kan daar zeker toe bijdragen. Ook de ontvoogding van de gemeenten, waardoor gemeenten veel meer zelf vergunningen kunnen verstrekken, kan een bijdrage leveren. Gemeentebesturen zijn vaak het best geplaatst om de plaatselijke ruimtelijke situatie goed te kunnen inschatten en het overleg met alle betrokken partijen te organiseren. Een aantal jaren geleden hebben we de gemeenten twee jaar extra de tijd gegeven om te voldoen aan de zogenaamde ontvoogdingsvoorwaarde, tot 1 mei 2007. Ik vrees echter dat weer eens heel wat gemeenten die datum niet zullen halen.
Ik vraag me af of we daarnaast ook niet moeten nadenken over het oprichten van regionale kwaliteitskamers, waarin alle actoren zetelen. Daar kan het begrip ?ruimtelijke draagkracht´ concreet worden gemaakt. Daar kunnen de actoren samen nadenken over de gewenste ruimtelijke beeldkwaliteit in bepaalde gebieden. Die kwaliteitskamers zouden zowel het vergunningenbeleid als het handhavingsbeleid kunnen schragen. Ze kunnen een inventaris maken van gedrochten die zonder vergunning - dus illegaal - zijn neergepoot en waar de situatie moet worden hersteld. Het lijkt me niet slecht daar eens over na te denken.
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ook ik ben geen vast lid van deze commissie, maar als burgemeester wil ik even mijn mening geven over deze zaak. De voorgaande sprekers hebben me in veel gevallen echter al het gras voor de voeten weggemaaid.
Ik wil bijkomend toch nog wijzen op het belang van het vergunningenbeleid voor het investeringsklimaat in Vlaanderen. Mijnheer de minister, ik weet dat u de wens koestert - en terecht - om Vlaanderen als investeringsregio te profileren. Als minister van Financiën en Begroting hebt u al diverse fiscale initiatieven genomen met dat doel. U hebt ook nog wat voorstellen in petto. Dat is belangrijk. We steunen dit. Voor een buitenlandse investeerder is een calvarietocht door de Vlaamse diensten voor Ruimtelijke Ordening iets dat hij nooit zal vergeten.
Ook in mijn gemeente hebben buitenlandse bedrijven zich gevestigd op ons nieuwe industrieterrein. Ik vraag me soms af wat nu het belangrijkste is voor een groot buitenlands bedrijf of een multinational. Onthouden die mensen dat ze een paar duizend euro belastingen moeten betalen aan het lokale bestuur, net zoals ze dat in Duitsland betalen aan de Kreis of in Frankrijk aan de commune of de ville, of onthouden ze dat het maanden heeft geduurd voor ze een bouwvergunning hebben gekregen? We mogen niet uit het oog verliezen dat de aantrekkelijkheid van Vlaanderen als investeringsregio heel belangrijk is.
Ik ben al zeventien jaar lokaal mandataris. Ik zie dat er een groot verloop is bij die diensten van de administratie Ruimtelijke Ordening. Niet iedereen moet natuurlijk jaren op dezelfde stoel blijven zitten, maar voor mijn regio heb ik de indruk dat het verloop heel groot is, waardoor ook het aantal verschillende interpretaties toeneemt. Men kan afspraken maken met een bepaalde gemachtigd ambtenaar, maar als het dossier wordt ingediend, is die ambtenaar al lang vertrokken. Er moeten enorme inspanningen gebeuren om tot een kwalitatief personeelsbeleid te komen. Mijnheer Huybrechts, u hebt al verwezen naar de profielen en de begeleiding. Er is natuurlijk een boom in de vraag naar stedenbouwkundig ambtenaren, want ook de lokale besturen zijn vragende partij. Het is een knelpuntberoep avant la lettre geworden. Mijnheer de minister, ik denk dat het heel belangrijk is om te bewaken dat er een beetje continu?teit is op het hoogste niveau binnen de lokale of provinciale AROHM-diensten.
Ik kan de vragen over het gestructureerd overleg volledig ondersteunen. Mijnheer de minister, u bent niet wereldvreemd en u kent het dossier door en door, dus ik denk dat u heel wat zorgen deelt. Het is de uitdaging hoe we dat op een efficiënte manier in de praktijk kunnen brengen.
Ik verschil een beetje van mening over de noodzakelijkheid dat architecten er van alfa tot omega bij betrokken moeten worden. Ik denk dat het nuttig is dat lokale besturen met AROHM de zaak kunnen toetsen, zonder dat de architecten en promotoren altijd aan dezelfde tafel zitten.
Mijnheer Sauwens, u hebt al verwezen naar de ontvoogde gemeenten. We moeten niet alleen naar AROHM en de Vlaamse administratie kijken. Mijnheer de minister, u hebt in het verleden al structurele maatregelen genomen om de werklast binnen de AROHM-afdelingen te verminderen en meer de verantwoordelijkheid te leggen bij de gemeenten. Ik denk dat ook de lokale mandatarissen en burgemeesters de vraag moeten durven stellen of gemeentebesturen voldoende inspanningen doen en het een prioriteit beschouwen om te investeren in een kwalitatief personeelsbeleid voor de ruimtelijkeordeningsdiensten. We moeten hier ook duidelijk kunnen zeggen dat dat niet in elke gemeente het geval is. Misschien kan het Vlaamse niveau extra stimulansen geven. Als verantwoordelijk burgemeester erger ik mij enorm, als mensen roepen om meer bevoegdheden, maar er niks mee doen als ze er komen en er de consequenties niet van dragen. Dat is een weinig geloofwaardige houding.
Mijnheer de minister, we voelen allemaal al lang aan dat het beter kan. Het leeft echt bij heel veel mensen, niet alleen bij lokale bestuurders, maar ook bij gewone Vlamingen. Ik ben ervan overtuigd dat u dat weet en er inspanningen voor zult leveren.
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer Sauwens, u stelt dat de termijnen voor de behandeling van de verkavelings- of bouwaanvragen onaanvaardbaar hoog oplopen en dat de termijnen worden verlengd door dossiers onontvankelijk en onvolledig te verklaren. Ik moet eerlijk vaststellen dat uit de recentste statistische gegevens, die me door de administrateur-generaal van de IVA Ruimtelijke Ordening Vlaanderen worden gegeven voor de periode november 2005 tot en met oktober 2006, het tegenovergestelde blijkt.
Ik kan natuurlijk niet ingaan op de casu?stiek met betrekking tot het fameuze Intermoteldossier, maar ik zal het dossier opvragen en zelf bekijken of de beoordeling correct gebeurd is.
Mijnheer Sauwens, ik wil toch een aantal cijfers aan u voorleggen, waarna we kunnen bespreken of het voldoende is of niet. Wat de zogenaamde bouwaanvragen volgens artikel 43 betreft, waarbij het advies van de gemachtigde ambtenaar is vereist, wordt 96 percent effectief volledig verklaard en bijgevolg onmiddellijk in behandeling gesteld. Slechts 4 percent van de dossiers moet worden vervolledigd alvorens ze administratief kunnen worden verwerkt.
Het percentage onvolledige dossiers is bovendien gelijklopend tussen de provincies onderling. In Antwerpen is het 2,37 percent, in Oost-Vlaanderen 2,89 percent, in Vlaams-Brabant 3,99 percent, in Limburg 4,40 percent en in West-Vlaanderen 6,50 percent. Bovendien blijkt uit deze gegevens dat voor 94,85 percent van de bouwaanvragen volgens artikel 43 door de gemachtigde ambtenaar advies wordt verleend binnen de 50 dagen. Slechts in 5,15 percent van de dossiers wordt dus tot termijnverlenging beslist.
Ook voor de dossiers artikel 43 waarvoor een termijnverlenging wordt aangevraagd, is het percentage tussen de provincies gelijklopend. Voor Antwerpen is het 4,32 percent, voor Limburg 4,35 percent, voor Oost-Vlaanderen 6,92 percent, voor Vlaams-Brabant 3,49 percent en voor West-Vlaanderen 5,23 percent. Het gaat ook hier om ongeveer hetzelfde percentage, waaruit ik concludeer dat het niet zo is dat Limburg op een of andere manier gestigmatiseerd wordt of anders werkt dan de andere provincies.
Ik wil ook nog enkele absolute cijfers meegeven. Inzake de 1120 aanvragen waarover de gemachtigde ambtenaar van de provincie Vlaams-Brabant tijdens de voorbije zes maanden advies diende uit te brengen, werd slechts voor 33 dossiers - 2,9 percent - een termijnverlenging aangevraagd. Voor de dossiers waarvoor een termijnverlenging werd aangevraagd, heb ik laten nakijken wat de gemiddelde behandelingstermijn was en men kwam op 63 dagen.
Van de in totaal 1852 aanvraagdossiers die tijdens het voorbije jaar aan de gemachtigde ambtenaar van de provincie Limburg werden overgemaakt, diende slechts voor 80 dossiers een termijnverlenging te worden aangevraagd. Ook voor deze dossiers heb ik de gemiddelde behandelingstermijn laten opzoeken en die bedroeg 69,6 dagen.
Kortom, op basis van deze gegevens kan ik enkel objectief vaststellen dat 96 percent van de bouwaanvragen die een advies van de gemachtigde ambtenaar vereisen, volledig worden verklaard, dat 95 percent van betreffende dossiers effectief binnen de vooropgestelde termijn van 50 dagen termijn wordt geadviseerd en dat de resterende 5 percent, waarvoor een termijnverlenging moet worden aangevraagd, binnen een redelijke termijn effectief wordt geadviseerd. Het spreekt voor zich dat ook hier de uitzonderingen de regel bevestigen.
Stellen dat dossiers systematisch en bewust worden geblokkeerd is onjuist. Mijnheer Sauwens, u weet dat er voor de doorlooptijd, voor mijn aantreden in 1999, minstens een structureel probleem was. Als het ware onmiddellijk na mijn aantreden in de zomer van 1999 - en ik neem aan dat u zich die periode ook nog herinnert - heb ik een aantal maatregelen genomen om die zogenaamde historische - en wat mij betreft onaanvaardbare - achterstand weg te werken. Mijnheer Sauwens, we hebben samen trouwens nog demarches moeten ondernemen naar de syndicale organisaties, omdat we voor het eerst in de geschiedenis van de Vlaamse administratie gingen werken met extra vergoedingen voor het maken van overuren en het behandelen van extra dossiers in het weekend. Dat was in Vlaanderen nog nooit gebeurd en u hebt me moeten steunen bij de syndicale organisaties om dat gedaan te krijgen.
Tevens werd er structureel ge?nvesteerd in het optimaliseren van de samenwerking met de gemeentebesturen, in het uniformiseren en het uitbouwen van de informaticaondersteuning en in het bijkomend aanwerven van personeel. Wat het uitbouwen van de informaticondersteuning betreft, zijn we nog aan het pionieren. Op 13 juli 1999 stelde men me tijdens mijn eerste gesprek: ?Press on the button and you ain´t seen nothing yet.? Ik heb intussen veel gezien, behalve een gestroomlijnde ICT-werking binnen Ruimtelijke Ordening. Dat is volgens mij dan ook een van de grote pijnpunten. Bij stedenbouw werd zo´n 80 percent van de tijd besteed aan het overtypen van de adviezen van de gemeentebesturen, en dat in een digitaal tijdperk. Dit is dan ook een van de topprioriteiten voor de volgende 12 maanden. We willen een sprong voorwaarts maken, onder meer wat de uniformisering van het gebruik van de softwaretoepassingen betreft binnen de administratie en het agentschap. In 1999 hadden de vijf buitendiensten van ruimtelijke ordening vijf verschillende informaticasystemen. Wij streven op dit ogenblik naar de implementatie van een eenvoudig pakket: Bredero (Beheer, Registratie en Evaluatie van dossiers inzake Ruimtelijke Ordening).
Via de regelgeving hebben we getracht een aantal ingrepen door te voeren. Het grote probleem inzake personeel was een dubbele keuze. We konden ambtenaren aanwerven maar zelfs een verdubbeling was niet voldoende. Bovendien waren op de arbeidsmarkt geen geschikte arbeidskrachten te vinden. Het decreet van 18 mei 1999 bepaalde dat alle gemeenten op 1 mei 2005 aan de vijf ontvoogdingsvoorwaarden moesten voldoen waardoor zij de verantwoordelijkheid van het vergunningenbeleid zouden overnemen en wij ons zouden beperken tot de rol van kwaliteitsbewaker. Ik moest dus personeel opbouwen voor een functie die verschoof naar de gemeentebesturen. In de tussenperiode hebben onze ambtenaren een dubbele job. Zij voeren de klassieke vergunningsopdracht uit en moeten de gemeenten permanent bijstaan bij de ontvoogdingsopdracht. Ik vraag dan ook enig begrip voor deze tijdelijke situatie.
Vorige week is een afspraak gemaakt met de stad Gent. Gent voldoet aan de vijf ontvoogdingsvoorwaarden. Als Gent morgen op basis van de ontvoogding, zelf het vergunningenbeleid gaat voeren, dan daalt de instroom bij de provincie Oost-Vlaanderen met 30 percent en komen er arbeidskrachten vrij om de niet-ontvoogde gemeenten te begeleiden bij de ontvoogding. Wat Oost-Vlaanderen betreft, kijken we dan ook reikhalzend uit naar het moment waarop de stad Gent het vergunningenbeleid overneemt en daardoor een grote werklast wegneemt.
We hebben ook getracht de regelgeving te vereenvoudigen. Met de besluiten van 14 april 2000, 26 april 2002 en 1 september 2006 werden tal van bijkomende kleine werken en constructies vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunning. Met de besluiten van 5 mei 2000 en 26 april 2002 werden alle gebouwen van minder dan 1.000 kubieke meter in woongebied en uitbreidingen tot 100 percent in landbouwgebied en industriegebied vrijgesteld van het advies van de gemachtigde ambtenaar. Ze zijn dus niet meer onderworpen aan de procedure van artikel 43 waarin het advies wordt gevraagd van de gemachtigde ambtenaar. Voor 80 percent van de bouwaanvragen kunnen de gemeentebesturen autonoom beslissen zonder het advies van de gemachtigde ambtenaar in te winnen. Wij staan wel nog in voor de kwaliteitscontrole.
Met de decreetswijziging van 21 november 2003 hebben we beslist dat de gemachtigde ambtenaren verplicht advies moeten verlenen binnen de 50 dagen. Die termijn mag enkel omwille van de uitzonderlijke complexiteit van een aanvraagdossier eenmaal en gemotiveerd worden verlengd. Bij afwezigheid van een advies binnen de vooropgestelde termijn mogen de gemeenten voorbijgaan aan de adviesvereiste en zelf de vergunning uitreiken.
Dit gamma aan beleidsmaatregelen heeft zijn effect niet gemist. De doorlooptijd op het niveau van de Vlaamse administratie werd hierdoor immers gereduceerd van gemiddeld 68 dagen in 2000 tot 31 dagen in 2005. Voor de provincie Antwerpen was het effect het meest spectaculair. De doorlooptijd werd er verminderd van 121 dagen in 2000 tot 41 dagen in 2005. In de provincie Limburg was de doorlooptijd in 2005 gemiddeld 27 dagen, terwijl die in 2000 41 dagen bedroeg. In Oost-Vlaanderen bedroeg dat 35 dagen in 2005 tegenover 89 dagen in 2000. In Vlaams-Brabant daalde ze tot 20 dagen en in West-Vlaanderen tot 34 dagen. Om welbekende redenen zijn er in deze laatste provincie opnieuw problemen.
Noteer evenwel dat de burger dit gegeven niet als dusdanig zal ervaren. Ik ben blij dat de heer Van den Heuvel daar op heeft gewezen. Deze cijfergegevens over bouwaanvragen volgens artikel 43 hebben immers uitsluitend betrekking op de doorlooptijden van dossiers op het niveau van de Vlaamse administratie. In Limburg hebben we een steekproef gedaan, waarbij we hebben nagegaan wat de impact van die doorlooptermijn is binnen de gemeentelijke administratie en de Vlaamse administratie. Ik geef de cijfers voor wat ze waard zijn. Ik kan ze ook duiden omdat de gemeenten bijvoorbeeld zelf het initiatief nemen om de adviezen te vragen aan de verschillende diensten.
U hebt zelf verwezen naar Intermotel, waarbij de AWV inderdaad tien maanden wacht. Door dat dossier alleen verhoogt de gemiddelde doorlooptermijn enorm. De dossiers artikel 43 zijn dikwijls zeer complex en uitgebreid. Men moet het openbaar onderzoek organiseren. Gemiddeld mag men 50 dagen uittrekken voor de voorbereiding en het versturen van aangetekende brieven. Daar komen dan nog de 30 dagen voor het openbaar onderzoek en de tijd nodig voor het afwerken van de klachten bij.
Ik zal u enkele voorbeelden geven van doorlooptijden inzake artikel 43. Voor de gemeente Genk gaat het om 101 dagen en voor het agentschap 24. In totaal zijn dat 125 dagen. Dan vertrekt het dossier naar de gemeente. Ik neem aan dat de meeste gemeentebesturen op 14 dagen klaar zijn. Dat maakt dat er voor een bouwvergunning 139 dagen nodig zijn.
Mijnheer Sauwens, u weet beter dan ik dat de gemeente Bilzen 100 dagen nodig heeft en het agentschap 25 dagen. Voor Lommel gaat het om 83 dagen en voor het agentschap om 33 dagen. Maaseik is een van de voorbeelden waarbij de stad in mindere mate rechtstreeks de adviezen aanvraagt. Genk en Bilzen doen dat altijd zelf. De periode op het gemeentelijke niveau duurt dan ook langer. Als de termijnen worden opgeteld, dan blijven de cijfers gelijk. Voor Maaseik was het 83 dagen, het agentschap 29 dagen. Voor Voeren was het 71 dagen, het agentschap 34 dagen. Als we effecten willen realiseren, moeten gemeentebesturen en Vlaamse administratie inderdaad samenwerken.
Bij de herziening van het decreet zullen we zeker moeten discussiëren over wat er precies nodig is. Zijn alle adviezen nodig? Moeten die allemaal bindend zijn? Wie hakt de knoop door? Ik kan u het voorbeeld geven van een gemeente aan de overzijde van de A12 - ik wil geen namen noemen - die lastvoorwaarden aan een bedrijf heeft opgelegd waarbij bijna de waterhuishouding van een volledig gehucht ten laste van dat bedrijf komt. Vandaar dat ik het voorstel van de heer Van den Heuvel om de lokale besturen te bevragen, genoteerd heb. Ik vind dat u allen suggesties moet doen om vereenvoudigingen door te voeren.
Een gevoelig punt is misschien of er voor al die aanvragen wel een openbaar onderzoek nodig is. Ik denk dat we dit toch eens moeten herbekijken. Die openbare onderzoeken zijn tijdrovend en kosten veel geld. De vraag is of ze voor een meerwaarde zorgen.
Ik ben er dus voorstander van om dat partnerschap uit te bouwen. Het moet wel een volwaardig partnerschap zijn, met rechten en plichten, waarbij er een vertrouwensband moet zijn. Want het is niet goed als er wantrouwen ontstaat tussen het gemeentebestuur en de administratie Ruimtelijke Ordening. Vaak is dit een persoonsgebonden materie. Misschien moeten we in samenspraak met de gemeenten een rotatieregeling voor de ambtenaar afspreken.
Toch wil ik zeggen dat de gemeenten meer dan puik werk leveren. Volgens artikel 44 mogen de gemeentebesturen een verkorte procedure volgen voor het uitreiken van bouwvergunningen voor eengezinswoningen. In de periode november 2005 tot en met oktober 2006 werden door mijn administratie 79.721 particuliere bouwaanvragen geregistreerd. Uit de beschikbare cijfers blijkt dat 65.578 aanvragen rechtstreeks door de gemeente werden afgehandeld. Dit betekent dus dat 82 percent van de particuliere bouwaanvragen autonoom door de gemeentelijke administraties en colleges wordt afgewerkt.
Er is hier ooit geopperd dat dit artikel zou leiden tot willekeur. We hebben op die dossiers de kwaliteitsbewaking toegepast. Slechts 0,76 percent van de door gemeenten afgehandelde vergunningsaanvragen diende te worden geschorst. 99,24 percent van de bouwvergunningen die een gemeente na onderzoek van de administratie en het college aflevert, zijn goed. We zitten dus op de goede weg.
Het schorsingspercentage is tussen de provincies onderling ook gelijklopend: in Antwerpen is dat het laagst met 0,1 percent, in Limburg is dat 1,1 percent, in Oost-Vlaanderen 1,1 percent, in Vlaams-Brabant 1,5 percent en in West-Vlaanderen 0,4 percent. Dit zijn uitstekende cijfers. De slechtste leerling is Vlaams-Brabant, maar dat is ook een strenge provincie. 98,5 percent wordt gunstig beoordeeld.
Dit toont aan dat de gemeenten hun nieuw verworven taken kwantitatief en kwalitatief aankunnen en naar behoren vervullen. Ik ben vragende partij dat de ontvoogding van de Vlaamse gemeentebesturen nog sneller zou gaan zodat ze effectief de bevoegdheid, die ze decretaal hebben gekregen op 18 mei 1999, zouden uitoefenen. Dat impliceert dat de gemeenten zo snel mogelijk aan de vijf zogenaamde ontvoogdingsvoorwaarden moeten voldoen.
Aangezien ik op basis van de beschikbare statistische gegevens inzake de doorlooptijden van de dossiers artikel 43 kan vaststellen dat de overgrote meerderheid van de dossiers effectief binnen een meer dan redelijke termijn worden geadviseerd, moeten we er vooral voor zorgen dat we dat kunnen consolideren. In de cijfers van 2006 zie ik een kleine verslechtering, in het bijzonder in West-Vlaanderen, omwille van de gerechtelijke procedures, maar ook in Antwerpen wegens de gigantische instroom van dossiers. Het aantal bouwaanvragen in 2006 is spectaculair. De werklast is daar ook zeer hoog. In Antwerpen bijvoorbeeld heeft men te maken met een aantal grote bouwaanvragen voor infrastructuurprojecten. Ik herinner me de bouwvergunning voor de eerste fase van de Leien. Om de bouwvergunning te schrijven is bijna vier weken arbeid met een team van drie tot vier mensen nodig. Die ziet eruit als een telefoonboek. Gegarandeerd stapt er iemand naar de Raad van State als je een klacht of element niet hebt weerlegd en dan kan je opnieuw beginnen.
Kan en moet het beter? Natuurlijk. De slogan van deze Vlaamse Regering is dat de burger centraal moet staan. We moeten met de administratie bekijken hoe we nog sneller vergunningsaanvragen op alle bestuursniveaus kunnen beantwoorden. Dat staat ook in het regeerakkoord. Ik mag in Antwerpen mijn uiterste best doen, maar als een dossier op de stedelijke diensten gemiddeld 150 dagen onderweg is, dan ben ik aan het dweilen met de kraan open wanneer ik mijn termijn van 44 naar 40 dagen terugbreng. We zoeken hoe we daarin een stap verder kunnen gaan.
In de beleidsbrief staan drie hefbomen die we nu willen doorvoeren. We willen naar analogie met de milieuvergunningen onderzoeken om voor bepaalde werken de formele vergunningsaanvraag te vervangen door een simpele meldingsplicht. Als iemand bijvoorbeeld een eengezinswoning in een goedgekeurde verkaveling wil bouwen en de architect baseert zich op de verkavelingsvoorwaarden, dan stel ik voor dat men de bouwaanvraag meldt aan het gemeentebestuur. Dat moet dan alleen de verkavelingsvoorwaarden naast het plan leggen en vaststellen of de architect behoorlijk zijn werk heeft gedaan. De melding leidt tot de opname in het vergunningenregister en de zaak is afgesloten op bijvoorbeeld een termijn van 20 of 30 dagen. Gedaan met allerhande briefwisseling. Men geeft de vergunningsaanvraag af, men attesteert de datum en telt er 30 dagen bij. Men onderzoekt gewoon of het dossier conform is en het wordt automatisch opgenomen in het vergunningenregister.
Inzake grotere bouwprojecten willen we de initiatiefnemers de mogelijkheid bieden tot het aanvragen van een plenaire vergadering. De bedoeling is dat, via een dergelijk overleg, de gemandateerde ambtenaren van alle betrokken instanties een sterk vereenvoudigd dossier kunnen bespreken en er advies over krijgen. Op basis van dit gezaghebbend advies kan op een later moment met grote rechtszekerheid een bouwvergunning worden bekomen.
Mijnheer Van den Heuvel, dit is inderdaad de enige manier om ons te wapenen tegen de rotatie van ambtenaren. Ik heb het onlangs in Antwerpen zelf meegemaakt voor vijf dossiers. Er werden afspraken gemaakt met de gemachtigde ambtenaar, maar die man is in loopbaanonderbreking gegaan. Toen het plan binnenkwam, werd het door de nieuwe gemachtigde ambtenaar afgewezen. We willen dit vermijden via een gezaghebbend advies dat het resultaat is van een soort plenaire vergadering met de betrokken administraties.
Mijnheer Peumans, in de beleidsbrief hebben we het over het invoeren van ?klare taal´. Het is de bedoeling om het afwegingskader, zoals de ?goede ruimtelijke ordening´ of de ?ruimtelijke draagkracht´, duidelijk te omschrijven. Zo lezen we bijvoorbeeld dat een bouwvergunning wordt geweigerd omdat de ruimtelijke draagkracht werd overschreden. Ik vraag dan wat de ruimtelijke draagkracht is. Mijn administratie kreeg reeds meer dan een jaar geleden de opdracht om een nota te maken waarin de principes worden gedefinieerd om het aspect ?ruimtelijke draagkracht´ te evalueren. Die principes zullen we kenbaar maken aan gemeentebesturen, promotoren en architecten. Het zullen de bepalende elementen zijn om de ruimtelijke draagkracht af te wegen. Laat ons duidelijk zijn: ruimtelijke ordening is geen exacte wetenschap. Een bouwdossier zal in de ene gemeente anders worden ge?nterpreteerd als een bouwdossier in een andere gemeente, maar verdichting is overal verdichting. Het ruimtelijk structuurplan moet de krijtlijnen trekken van de ruimtelijke draagkracht in een gemeente of moet bepalen hoe men de verdichting van de kern van een stad ziet. Dergelijke zaken moeten in een structuurplan worden besproken en kunnen de leidraad zijn bij het vergunningenbeleid.
We willen met andere woorden de interactie tot stand brengen. We zijn volop bezig met de implementatie van het Beter Bestuurlijk Beleid. De heer Kolacny heeft als administrateur-generaal de opdracht gekregen om de nieuwe organisatiestructuur uit te tekenen en te implementeren. U weet dat we heel veel aandacht blijven besteden aan de provinciale afdelingen. Zij vormen immers mee de hoeksteen.
We moeten het ?driepartijenoverleg´ inderdaad nog versterken en formaliseren. Gemeentebesturen hebben in het licht van zo´n driepartijenoverleg recht op een duidelijk standpunt: ja of nee of ?ik weet het niet, maar ik zal u binnen de veertien dagen een definitief antwoord geven?. Ik begrijp dat gemeentebesturen, maar ook promotoren, gek worden van een tussenliggend advies.
We zijn ook bezig met de klantgerichte aanpak. Het is de bedoeling dat er in elke buitendienst infoloketten komen. In Limburg wordt de infobalie bestaft door mevrouw Coopmans. Het loket moet nog op gang komen, maar het is de bedoeling dat zij de interface wordt. Het telefoonnummer is 011/72 21 05. Mevrouw Coopmans staat in voor de dispatching van de telefonische oproepen. Zij weet waar de dossiers terecht moeten komen. Dit is een eerste invulling. Het is mijn bedoeling om nog een stuk verder te gaan.
In de beleidsbrief is ook sprake van een oplossingsgerichte houding. Ik sta daar helemaal achter. We passen dit in Vlaanderen momenteel op onszelf toe. Ik teken geen enkel ministerieel besluit tot weigering van een bouwvergunning in beroep als in dat weigeringsbesluit niet wordt aangegeven wat er wel mogelijk is. In het weigeringsbesluit moet dus staan wat het pijnpunt is. Het kan natuurlijk ook dat iets helemaal onmogelijk is zoals een pure recreatieve manege in landbouwgebied, want die is zonevreemd en niet vergunbaar. In heel veel dossiers volstaat het echter om een element te wijzigen in de bouwaanvraag waardoor de bouw perfect vergunbaar wordt. Op die manier wordt het ministerieel besluit de basis voor de architecten om het plan aan te passen en zo te komen tot een nieuwe vergunning.
Op basis van die ervaring overleggen we nu binnen de IVA RO-Vlaanderen, samen met het departement RWO dat de bouwberoepen behandelt, om een soort van ?best practises´ op te stellen. Heel veel elementen zijn immers standaard. We willen het overmaken aan onze buitendiensten zodat ze op hun beurt bij een weigering van artikel 43, bij negatieve adviezen, kunnen zeggen waar de fout zit. Als de bouwaanvraag terugkeert, beschikt men over argumenten om aan de burger te vertellen wat hij moet wijzigen in ruil voor een gegarandeerde vergunning. Dat zou een enorme stap vooruit zijn.
Ik denk dat we een einde kunnen maken aan de golf van weigeringen in Vlaanderen. Toen ik begon in 1999 bestond er een enorm wantrouwen tegenover ruimtelijke ordening. We hebben een enorme bocht genomen, maar de gerechtelijke onderzoeken zijn natuurlijk van een aard dat ze de daver op het lijf veroorzaken bij elke ambtenaren. De zorgvuldigheid die hem sowieso moet kenmerken, werkt vandaag bijna impliciet door.
Rechten impliceren ook plichten. Ik roep elke gemeente op om werk te maken van de ontvoogdingsvoorwaarden. Voor wat de provincie Limburg betreft, ben ik bijzonder gelukkig dat we ondertussen de ontvoogding hebben kunnen ondertekenen van Lommel, Maaseik en Wellen. De eerste drie Limburgse gemeenten zijn nu ook effectief ontvoogd en nu komen we in een cascade terecht. Dat die drie eraf vallen, biedt een stuk soelaas aan de buitendiensten. Ik heb gezien dat er bij een aantal Vlaamse collega´s nog wat werk aan de winkel is. Het pijnpunt ligt bij de voorwaarden van de vergunningenregisters. Ook aan mijn burgemeesters zeg ik altijd dat we ervoor staan en er gewoon door moeten gaan. In mijn gemeente werden daartoe drie extra mensen aangeworven. Als er één man op zou worden gezet, dan is hij nog zes jaar bezig. Er moet personeel worden aangeworven. Ik weet dat dat geld kost, maar als reactie op de verzuchtingen van de gemeenten vraag ik dikwijls hoe het mogelijk is dat we anno 2006 niet weten welke vergunningen ooit werden uitgereikt. Ik draai de zaak dus om.
Wat de personeelstoestand betreft, verlopen de nieuwe aanwervingen de laatste jaren iets makkelijker. Op de arbeidsmarkt is een kentering bezig. We proberen waar mogelijk te vervangen. In de provincie Limburg is mevrouw Blancquaert naar de Europese Commissie gegaan en ondertussen werd ze al vervangen.
We besteden veel aandacht aan het rekruteren van gespecialiseerde en vooral gemotiveerde ambtenaren. Voor zover ze nog niet in het bezit waren van een diploma ruimtelijke ordening of planologie, deden heel wat medewerkers bovendien de inspanning om die kwalificatie alsnog te behalen. Op dit ogenblik hebben 7 van de 8 dossierbehandelaars in Limburg de kwalificatie.
Maar we komen van ver. In Antwerpen heb ik meegemaakt dat psychologen en sociologen een bouwaanvraag adviseerden. Een gemachtigd ambtenaar die burgerlijk ingenieur-architect was, had daar niet het gemakkelijkste leven. Dat veroorzaakte ook een hoog verloop, want er zijn in de administratie heel wat jobs voor hetzelfde loon met minder werk.
Naar aanleiding van uw oproep heb ik een bezoek gebracht aan de provinciale buitendienst in Limburg. Het was immers wenselijk daar met de mensen te gaan praten. Alle ambtenaren van niveau 1, zowel van Ruimtelijke Ordening als van Wonen en Monumenten en Landschappen, waaronder ook Onroerend Erfgoed, zaten rond de tafel. De equipe van Ruimtelijke Ordening bleek erg jong te zijn. Daar waren ook zeer ervaren mensen bij, zoals de heer Geraerts. Als jonge ploeg dragen ze echter veel verantwoordelijkheid.
Het was een open gesprek, iedereen mocht daar het woord nemen en voeren. Daar bestaat absoluut de wil tot een vlotte en correcte dienstverlening. Vanzelfsprekend is willen één en doen twee. Ik heb de indruk dat ze hun uiterste best doen. Ik ben ook de bureaus gaan bekijken. Ik heb gezien hoe men er samen zit, wie er met wie samenwerkt. Men doet er alles aan om tot een optimale dienstverlening te komen. Maar ik ben het ermee eens dat er ruimte voor verbetering is. Ik zal dus absoluut de suggestie opnemen om die enquête te doen bij de gemeentebesturen.
95 percent van 80.000 bouwaanvragen passeert normaal. Maar 5 percent op 80.000, dat is natuurlijk nog een serieuze stapel. Als je die begint op te tellen en te mailen, dan krijg je klachtenbrieven. Ik krijg elke dag klachtenbrieven. Die worden permanent overgemaakt aan de administratie voor verder onderzoek en afhandeling. We moeten die 95 percent systematisch proberen op te drijven. We moeten gaan naar de 100 percent, wat natuurlijk ideaal zou zijn. Zover zijn we nog niet.
Ik reken op dat partnership met de gemeentesturen. Wij hebben met betrekking tot een aantal zaken aangegeven hoe we zullen helpen. Er zijn, zoals de heer Huybrechts stelde, nu inderdaad voldoende kandidaten voor de vervangingen. We proberen die ook zo snel mogelijk te vervangen. Dat is niet altijd even gemakkelijk. Op dit ogenblik is er een zeer druk overleg om de dienstverlening te verbeteren, in het kader van de BBB-implementatie tussen Brussel, het agentschap en de provinciale buitendiensten. De buitendiensten werd gevraagd naar suggesties voor decretale ingrepen waarmee we rekening zouden kunnen houden bij de grondige decreetsherziening, die we hebben aangekondigd en die nu in een stroomversnelling komt.
Wat de beslissingen over herbestemming betreft, denk ik dat we dit soort incidenten kunnen minimaliseren door de begrippen nog beter te omschrijven. Ik vrees inderdaad dat er een aantal kleinere gemeentebesturen bedanken voor de ontvoogding en de kelk niet tot op de bodem willen leegdrinken. Decretaal zullen we de facto in de mogelijkheid voorzien dat een aantal gemeentebesturen in het systeem van advies van de gemachtigde ambtenaar zullen blijven omdat ze het echt niet aankunnen, omdat ze te klein zijn.
We gaan ook in het decreet in de mogelijkheid van intercommunale diensten voorzien. Zo is er een vraag van de gemeentebesturen rond Ieper, die zeggen dezelfde typologie en problemen te hebben. Het gaat om gemeenten van 7000 tot 8000 inwoners. Die werken vandaag al samen voor interpolitiezones en brandweerzones, en realiseren zich dat ze dat ook zouden kunnen doen voor ruimtelijke ordening. Eén stedenbouwkundig ambtenaar zou dan voor de vier gemeentebesturen met de ondersteunende administraties de ronde doen. Men overweegt zelfs om een intergemeentelijk structuurplan te maken. We moeten wat meer rekening houden met de schaal van de gemeenten, en aanpassingen verwezenlijken.
Een correct vergunningenbeleid in samenhang met handhaving: dat spreekt voor zich. Ik blijf me verontschuldigen voor het feit dat we vandaag veel te veel energie moeten stoppen in én het vergunningenbeleid én het ontvoogdingsbeleid. Daardoor komt handhaving ietwat op de achtergrond. Ik zet mijn troepen nu eenmaal in waar ik denk dat ze dringend moeten worden ingezet. Het komt erop aan zo snel mogelijk te adviseren om zo snel mogelijk duidelijkheid te scheppen. Het idee van regionale ruimtelijke kwaliteitskamers is een goed idee. We moeten de invulling ervan bespreken. Dat is vooral een opdracht van het departement, dat de kwaliteit van het beleid moet bewaken. Ik stel voor, mijnheer Kolacny, dat u daarover ook met Guy Braeckman, directeur-generaal AROHM, praat.
Wat het vergunningenbeleid en de buitenlandse investeringen betreft, denk ik dat er een einde komt aan de calvarietocht. Er is op dit ogenblik een permanente cel ge?nstalleerd bij Flanders Investment and Trade (FIT). De eerste test is het fameuze H&M-dossier, waarbij de frontoffice het FIT is en waarbij mijn administraties - zelfs de kabinetten, tot en met het kabinet van de minister-president - worden betrokken in de backoffice. We willen zo komen tot bruikbare documenten, die aan de investeerder duidelijk maken welke stappen hij moet zetten als hij daar investeert. U weet ongetwijfeld over welke voorstellen ik praat.
Het structurele overleg en de aanwezigheid van de betrokken architect en promotoren hangen af van het dossier. Dat moet in overleg met het gemeentebestuur en het agentschap worden bekeken. Voor mij kan zo´n vergadering perfect in twee delen gebeuren: een met en een zonder de architecten. De bedoeling van dit trilaterale overleg is vooral kennisoverdracht naar de gemeentebesturen, zodanig dat zij hier wat flexibeler worden en kwalitatiever kunnen vergunnen.
Ik wil afronden met te zeggen dat de toestand verbeterd is. Maar ik denk dat de toestand nog beter kan. We moeten er met een volwassen samenwerking tussen de ontvoogde gemeenten en een agentschap, dat voor meer kwaliteitsbewaking en coaching zal instaan, tussen nu en drie jaar doorgeraken. Ik maak me sterk, mijnheer de voorzitter, dat we tegen de zomer van 2009 de finish kunnen halen, op voorwaarde natuurlijk dat iedereen zijn steentje wil bijdragen.
De voorzitter: Dank u wel, mijnheer de minister, voor dit omstandige antwoord. De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens: Ik dank de minister voor zijn antwoord. Hij heeft heel terecht benadrukt dat er een partnership moet zijn tussen de lokale besturen en de Vlaamse administratie. Ik ben het ook met hem eens dat we moeten zoeken naar die passe-partout ?ruimtelijke draagkracht´. Dit moet nu maar eens duidelijk worden gemaakt. We creëren namelijk enerzijds met de ruimtelijke planning en de structuurplannen een schaarste, en anderzijds zetten we een rem op de verdichting. Over dit zeer tere punt moeten we provincie per provincie en gemeente per gemeente de discussie aangaan.
Ik ben ook blij dat u een infobalie installeert. Ik hoop dat mevrouw Coopmans een voldoende sterke backoffice krijgt om dat op te volgen. Wanneer dat zal worden bekendgemaakt, zal er een hele stroom vragen komen. Ik ben blij dat u zeer kort op de bal speelt. Ik had even de indruk dat u het probleem wilde minimaliseren door tal van cijfers te geven. Maar ik weet dat u het bezoek hebt gekregen van het NAV, de Vlaamse architectenorganisatie. Die had trouwens enkele weken geleden nog eens een overleg met uw diensten en formuleerde daar een aantal heel concrete voorstellen, bijvoorbeeld met betrekking tot de vereenvoudiging van de formulieren, om op die manier de administratieve rompslomp rond de bouwaanvraag te vereenvoudigen. Ik stel voor dat u de VVSG bij de bevraging van de gemeenten zou betrekken. Maar het is breder dan dat. Soms hebben de architecten het gevoel dat de architectuur in Vlaanderen ten dele wordt afgemeten aan punten en komma´s van decreten en aanstiplijsten van de BPA´s, terwijl het eigenlijke debat over ruimtelijke ordening zou moeten gaan over de vraag hoe wij ons patrimonium kunnen verrijken en voor de toekomst waardevol uitbouwen.
Wat die attitude betreft, denk ik dat het niet alleen de diensten van stedenbouw zijn. Ik heb dat al bij de regeringsvorming gezegd. Misschien dat wij elke ambtenaar, met zijn eigen decreet als rugdekking, te veel macht hebben gegeven. Ik durf dat hier te zeggen. Het is een algemeen probleem binnen de Vlaamse administratie. De manier waarop bijvoorbeeld de landbouwers te maken krijgen met het optreden van de Mestbank: dat is niet oplossingsgericht. De wijze waarop de afdeling Land plotseling vrij arbitrair zegt dat iets niet kan? Of neem een extreem voorbeeld: de AWV doet een bouwaanvraag voor de herinrichting van het centrum van mijn eigen gemeente, met een heel mooi plan en een door Peter Wirtz ontwikkelde beplanting. Die aanvraag blijft drie maanden liggen omdat AROHM aan de afdeling Bos en Groen om een advies had gevraagd, en dat voor het centrum van een stadje!
Ik denk dat we naar één stem voor de gedeconcentreerde Vlaamse administratie moeten kunnen evolueren. En dat er overleg moet zijn. Dat is een heel grote opdracht voor u en uw administratie. U moet de ruggengraat van het overleg vormen.
Het verheugt mij ook dat het nieuwe decreet er blijkbaar aankomt. Ik wil vanuit het parlement meewerken om de structurele verbetering van onze Vlaamse diensten te helpen opbouwen. Ik zou wel - en dat is niet als een aanval bedoeld - een motie willen aankondigen.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, ik dank u voor het zeer uitgebreide antwoord. Ik wil wel nog enkele bedenkingen maken. U spreekt over de formele dossiers. In mijn gemeente worden die dossiers vrij snel behandeld. Er zijn echter ook informele dossiers, en die komen op het vooroverleg. Er worden dan afspraken gemaakt, waarna het dossier opnieuw naar het vooroverleg gaat. Soms zijn mensen twee jaar bezig voordat het dossier formeel wordt ingediend. Het kan dan worden afgewezen, waarna een beroepsprocedure begint. Trouwens, ik moet zeggen dat mijn provincie ook vrij snel is met het afhandelen van beroepen.
Dan wil ik het nog even hebben over de afvalrace. Ik heb geen concrete gegevens, maar baseer me op een vraag van de heer Philtjens. Als 10.000 dossiers op 50.000 worden afgewezen, dan gaan er uiteindelijk 4347 daarvan in beroep. Uiteindelijk gaat de dienst Ruimtelijke Ordening in 1215 gevallen nog eens in beroep bij de minister. Dit betekent eigenlijk dat men tegelijk rechter en partij is, en dat is een ongezonde situatie.
Minister Dirk Van Mechelen: Er gebeurt een test in samenwerking met de heer Denys, gouverneur van Oost-Vlaanderen, omdat de grootste miserie in die provincie plaatsvond. De instroom van bouwberoepen bij mij kwam hoofdzakelijk uit Oost-Vlaanderen. Ik heb de gemachtigde ambtenaar verplicht om aanwezig te zijn op de deputatie bij de behandeling van de bouwaanvragen. Op die manier krijgt de deputatie voor en tegen te horen. We zien het indienen van het beroep van de gemachtigde ambtenaar tegen de deputatie spectaculair dalen omdat er een veel beter evenwicht in de besluitvorming zit. We zouden dat eigenlijk in alle provincies moeten doen. Als ik dat echter in Antwerpen moet doen, dan heb ik vijf gemachtigde ambtenaren nodig om dat fysiek aan te kunnen. Het systeem op zich werkt wel. Er is veel te zeggen voor het denkkader van non bis in idem, meer bepaald dat de persoon die in beroep gaat tegen de deputatie een andere persoon moet zijn dan de ambtenaar die ongelijk heeft gekregen. In de rechtspraak wordt dan naar een ander hof van beroep verwezen. We moeten daarover nadenken, maar het moet wel werkbaar blijven. U hebt een punt.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, ik heb begrepen dat u een afwegingskader zult maken. Gemeenten worden volgens mij veel te veel lineair benaderd wat betreft het voldoen aan de vijf voorwaarden. Mijn gemeente moet bijvoorbeeld bijzonder veel moeite doen om een architect te vinden. Een gemeente moet de geschikte personeelsleden kunnen vinden. Blijft de datum van 1 mei 2007 gehandhaafd of zullen de gemeenten nogmaals uitstel krijgen?
Minister Dirk Van Mechelen: Er is duidelijk afgesproken dat die datum gehandhaafd blijft. De zware sancties die eerst waren opgenomen, zijn wel geschrapt. Er was bijvoorbeeld opgenomen dat de gemeenten op 1 mei 2007 hun vergunningsbevoegdheid zouden verliezen. Dat zou echter complete chaos in Vlaanderen veroorzaken, en daarom hebben we dat geschrapt. Een aantal andere bepalingen blijft echter onverkort van kracht: afwijkende plannen van aanleg bijvoorbeeld zullen niet meer tot stand kunnen komen. Voor een stad als Antwerpen zou zoiets bijna de onbestuurbaarheid betekenen. Daarom heb ik ook gewezen op het belang van te voldoen aan de bepalingen. De stad is ondertussen klaar met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, en dat is ondertussen ook goedgekeurd. De datum blijft gehandhaafd. Het klassieke vergunningenbeleid kan gevoerd blijven worden, maar planologisch komt men op termijn muurvast te zitten als niet aan de vijf voorwaarden is voldaan.
We zijn nu een enquête gestart met een extern bureau om bij de gemeenten na te gaan wat de pijnpunten zijn. In mijn gemeente bijvoorbeeld is dat het vergunningenregister. We zitten met een pak dossiers waarvan we niet weten hoe we erdoor moeten geraken. Als we daar gedurende twee of drie dagen een degelijke ambtenaar van AROHM naartoe zouden kunnen sturen, was het probleem opgelost. Ik heb die mensen echter niet. We gaan na in welke mate we een soort van brigades kunnen oprichten die op het veld gaan helpen en knopen doorhakken.
Met redenen omklede motie
De voorzitter: Door de heer Sauwens werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.