Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 17/10/2006
Vraag om uitleg van de heer Koen Van den Heuvel tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over de gevolgen van navigatiesystemen voor het sluipverkeer en de mobiliteit
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mevrouw de minister, een tiental maanden geleden heb ik ook al twee vragen gesteld over de navigatiesystemen.
We weten allemaal dat de Vlaamse gemeenten de voorbije jaren enorme inspanningen hebben geleverd om hun dorpscentra te vernieuwen en opnieuw aan te leggen, waarbij men twee doelstellingen voor ogen heeft: de verkeersveiligheid opschroeven en de gezelligheid verhogen. Dit is heel goed, maar jammer genoeg gooit de ontwikkeling van de navigatiesystemen een beetje roet in het eten.
De snelste route die een navigatiesysteem aangeeft, zorgt ervoor dat wagens sluipwegen gebruiken en door de dorpskernen razen. We kennen de voorbeelden en ook in de pers stond al enkele keren dat zelfs zware vrachtwagens in doodlopende straten terechtkomen of voorbij scholen razen. Het probleem is dat de GPS-systemen geen onderscheid maken tussen wagens en vrachtwagens, waardoor ook vrachtwagens in nauwe straatjes of in straten die, op initiatief van het lokale bestuur, verboden zijn voor voertuigen van meer dan 3,5 ton, terechtkomen.
Mevrouw de minister, eind januari 2006 hebt u op mijn vraag geantwoord dat u de problematiek kent. U zei ook dat het niet enkel een probleem van de navigatiesystemen is, maar dat we ook moeten werken aan het opstarten van de digitale databank van snelheidsregimes. Als we dat hebben, in combinatie met de navigatiesystemen, zouden we een grote stap vooruit kunnen zetten. U hebt toen ook gezegd dat tegen de zomer een onderzoek zou worden afgerond, dat nagaat in welke mate een dergelijke digitale databank van snelheidsregimes mogelijk is.
Mevrouw de minister, is het toen aangekondigde onderzoek ondertussen afgerond? Wat zijn de aanbevelingen en conclusies van dit onderzoek? U hebt toen ook gezegd dat u dit met de verschillende sectoren zou bespreken. Is dat ondertussen gebeurd? Werden de sectoren al uitgenodigd voor een gesprek? In welke mate hebben ze kunnen bijdragen tot de studie en het organiseren van de snelheidsdatabank?
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik wil een kleine opmerking maken bij de vraag van de heer Van den Heuvel.
Het is natuurlijk nooit wenselijk dat vrachtwagens hun weg zoeken door woonkernen. Maar we kunnen toch bezwaarlijk verhinderen dat via GPS aan bestuurders wordt gemeld waar, wanneer en hoe ze zich best verplaatsen van punt a naar punt b.
De GPS-systemen zorgen steeds voor tijdelijke problemen naar aanleiding van werken. De fundamentele vraag gaat over de organisatie van flankerende maatregelen bij openbare werken. De oorzaak van de problemen ligt bij een eventueel slechte organisatie van de werken en het soms te beperkt nemen van flankerende maatregelen. Daardoor zitten we met niet-bevredigende oplossingen, waardoor zwaar verkeer zich een weg zoekt.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: De problematiek van het sluipverkeer baart ook mij zorgen. Net als u wordt ik daar vaak over aangesproken.
De heer Marc van den Abeelen treedt als voorzitter opHet is een probleem dat zich in heel Vlaanderen erg sterk begint te manifesteren. Dat is uiteraard een gevolg van de toenemende automobiliteit. Auto's en vrachtwagens zoeken, zoals water, allerlei alternatieve routes om de files te vermijden. Het klopt dat GPS als een hefboom wordt gebruikt om alternatieve routes te vinden.
Met betrekking tot sluipverkeer werken we aan een pilootstudie in het zuiden van Antwerpen, want de problematiek behelst natuurlijk veel meer dan GPS. Heel belangrijk is de kennis die we vanuit Vlaanderen zouden moeten hebben en die vandaag ontbreekt, over de aanwezige en zeer verschillende snelheidsregimes van de lokale besturen. Er bestaat vandaag geen snelheidsdatabank. Zolang die er niet is, kan de GPS niet worden aangestuurd.
Mijnheer Van den Heuvel, daarom werd het onderzoek, waarover u mij ook in januari hebt ondervraagd, opgestart. Ik heb toen gezegd dat in augustus de resultaten voorhanden zouden zijn. Ondertussen hebben we bijkomende onderzoeksvragen gesteld, net omdat de resultaten anders zouden stranden op het theoretische niveau.
De knoop situeert zich bij de lokale besturen en de gegevens die zij hebben over hun snelheidsregimes, gekoppeld aan een aantal flankerende maatregelen zoals tonnagebeperkingen. Daarom hebben we beslist om aan het onderzoek een onderdeel toe te voegen. Dat betekent dat de gemeenten uitgebreid worden bevraagd. Daar is men volop mee bezig, wat betekent dat de resultaten van de studie pas eind november klaar zullen zijn.
Ik stel voor dat we dan dit dossier opnieuw oppikken. Ik verontschuldig me voor de vertraging, maar er is wel een goede reden voor, want we willen er zicht op krijgen hoe de besturen vandaag hun snelheidsregimes organiseren.
We zijn volop bezig met de voorbereiding van het dossier over de aanvullende reglementering. Dat wordt nu een Vlaamse materie maar had dat eigenlijk al lang moeten zijn. Vlaanderen zal veel meer zicht krijgen op die aanvullende reglementering en dat is noodzakelijk. We kunnen enkel een databank aanleggen wanneer we de gemeenten verplichten om hun snelheidsregimes kenbaar te maken.
Bij de studie werd een aantal sectoren betrokken, namelijk de beleidsafdelingen Mobiliteit en Verkeersveiligheid, het Verkeerscentrum en de afdeling Verkeerskunde van het Agentschap Infrastructuur. Binnen de projectgroep die de studie begeleidt, is ook de VVSG vertegenwoordigd.
Naast de beleidsvraag over de snelheidsdatabank is er ook de vraag of de commerciële partners zullen willen volgen. In de rand van de studie zijn er verkennende gesprekken gevoerd met de commerciële aanbieders van navigatiesystemen. Een snelheidsdatabank is maar zinvol wanneer die kan worden gelinkt aan het instrument van de GPS. Zodra de studie wordt opgeleverd, kunnen daar de nodige beleidsconclusies uit worden getrokken.
De heer Marc van den Abeelen: De coördinatie van de openbare werken - ik heb het dan vooral over mijn eigen gemeente en gedeeltelijk over Puurs - is zodanig slecht georganiseerd dat veel vrachtwagens met of zonder navigatiesysteem de woonkern aandoen omdat die werken hen verhinderen om point to point te rijden. Indien de grote assen vrij zouden blijven, dan zouden wij daar geen hinder van ondervinden. Het sluipverkeer in die regio ontstaat door een gebrek aan coördinatie van de openbare werken. Het verkeer is geneigd door de woonkernen te rijden omdat er geen andere mogelijkheid is. Mijnheer Daems, u schijnt dat niet te geloven.
De heer Rudi Daems: Het is een combinatie.
Minister Kathleen Van Brempt: Ik ben nu bezig met de eerste stappen van een nieuw beleid dat een link zou moeten leggen tussen een snelheidsdatabank die we creëren op Vlaams niveau en andere instrumenten zoals GPS. Wanneer personenwagen- of vrachtwagenchauffeurs dan een sluipweg nemen, krijgen ze informatie over bijvoorbeeld tonnage- of snelheidsbeperkingen. Wat echter de openbare werken betreft, wil ik verwijzen naar de bevoegdheid van de minister van Openbare Werken, Kris Peeters. Ikzelf ben vooral bezig met het algemene beleid inzake snelheidsregimes en snelheidsdatabanken. Het is mijn ambitie ter zake voor meer uniformiteit te zorgen in Vlaanderen.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de voorzitter, u hebt gelijk wanneer u zegt dat bij openbare werken voldoende flankerende maatregelen moeten worden genomen. Dat zou al heel wat sluipverkeer voorkomen. Er is echter ook heel wat structureel sluipverkeer dat niets te maken heeft met openbare werken of ongevallen.
Mevrouw de minister, ik hoop dat we eind november effectief de resultaten van de studie kunnen krijgen. U hebt het onder meer gehad over de commerciële partners. We kennen allemaal bedrijven zoals Tele Atlas. Zij beschikken over een heel netwerk en vragen aan lokale overheden geüpdatete informatie. In welke mate worden zij als volwaardige partners beschouwd?
Het is logisch dat wanneer de privésector dat op een goede manier kan doen, de overheid misschien wel een kwaliteitsbewaking moet doen maar voor de rest geen initiatieven moet nemen. Het is een product dat heel sterk en goed kan worden gecommercialiseerd. Als een privépartner dat kan, laat die dat dan doen. De overheid kan een kwaliteitsbewaking uitvoeren om na te gaan of er voldoende up-to-date informatie in die databanken terechtkomt. Als de privésector een dergelijke databank kan organiseren, onderhouden en up-to-date houden, met daarnaast een kwaliteitsbewaking door de overheid, ligt het voor de hand dat we die richting uitgaan.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb hierover een jaar geleden al een vraag gesteld. Toen heb ik gepeild naar uw principiële bereidheid om bijvoorbeeld een systeem als GPS of ISA of wat dan ook te hanteren. U hebt toen geantwoord dat u dat zou bestuderen en zou overleggen met de sector. Als die informatie waar u daarnet aan refereerde namelijk de kaart van Vlaanderen van het snelheidsregime, als u beschikt over aanvullende reglementering en dergelijke, bent u dan principieel nog steeds bereid om dat instrument in te zetten? Dat is volgens mij de essentiële politieke vraag.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Ik zeg nog steeds alles in de voorwaardelijke wijze, want het moet technisch haalbaar en realiseerbaar zijn. Mijnheer Van den Heuvel, als we de snelheidsdatabank enkel en alleen zouden wensen om een link te leggen met GPS en eventueel ISA, dat is een andere maar aanverwante vraag, volg ik u. Dan kunnen we net zo goed vragen dat de privésector het organiseert en de overheid voor de kwaliteit zorgt, al denk ik dat we er op zijn minst voor moeten zorgen dat de aanvoer van de gegevens gegarandeerd is. Dan zitten we terug bij de lokale besturen.
Er is een tweede reden waarom ik geïnteresseerd ben om een Vlaamse snelheidsdatabank op te richten, namelijk om ervoor te zorgen dat we daar een beleid aan kunnen koppelen, naar uniformiteit kunnen gaan en afspraken kunnen maken. Dan blijft de opportuniteitsvraag of het helemaal in privéhanden kan worden gelegd. Een goede samenwerking kan zeker. Ik heb geen ambitie om het allemaal zelf te doen als de privésector bereid zou zijn een deel van het werk en de kosten op zich te nemen.
Mijnheer Daems, als zo'n databank realiseerbaar en haalbaar is, moeten we absoluut de link leggen met ISA en GPS. Het is te belangrijk om het niet te doen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.