Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 04/07/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Sabine Poleyn tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over regionale technologische centra (RTC)
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, in de beleidsbrief 2005-2006 werd over de Regionale Technologische Centra volgende passus opgenomen: ´In elke Vlaamse provincie is nu een RTC actief of opgericht en binnenkort actief. In de RTC´s werken verschillende spelers in het opleidingsveld - scholen, bedrijven, VDAB, SYNTRA, VOKA, UNIZO - samen om bijvoorbeeld hoogtechnologische en dus dure machines in bedrijven te laten gebruiken door scholen. De RTC´s werken via projecten die school en bedrijf beter op elkaar afstemmen. Elke Vlaamse TSO- en BSO-school kan bij het RTC aankloppen met vragen naar ondersteuning. Naast hun basisfinanciering kunnen de RTC´s vanaf september 2005 ook projectfinanciering aanvragen voor kortlopende initiatieven. De subsidie bedraagt maximaal 50.000 euro. Ze wordt pas toegekend als de samenwerkende partners eenzelfde bedrag inbrengen.´
De basisopdracht van de RTC´s is het realiseren van de brug tussen school en bedrijf via het samenwerken rond hoogtechnologische apparatuur. Op het lunchdebat van VOKA met de commissie voor Onderwijs, ondernemers en schooldirecties op 16 juni 2006 bleken zich in de praktijk diverse moeilijkheden voor te doen. Ik leg ze u voor om te horen of ze kloppen en wat er eventueel aan kan worden gedaan.
De afgesloten beheersovereenkomsten tussen overheid en RTC´s blijken weinig concreet over de voorwaarden van investering. Wie wordt eigenaar wanneer hoogtechnologische apparatuur wordt aangekocht? Het voordeel van de vrijheid die aan het RTC wordt gegeven, is dat het zelf tot afspraken kan komen. Het nadeel is dat de gesprekken er niet eenvoudiger op worden.
Bovendien blijkt er een achterstand in de behandeling van projectaanvragen door de administratie Onderwijs. Zo had men er bijvoorbeeld in Zuid-West-Vlaanderen midden juni nog geen zicht op of de aangevraagde projecten in september van start kunnen gaan. Dit maakt de organisatie ervan voor de verschillende betrokken actoren uiteraard zeer moeilijk.
Mijnheer de minister, hoe worden de beheersovereenkomsten met de RTC´s geëvalueerd? Bent u op de hoogte van de problemen? Hebt u plannen om daar een antwoord op te bieden? Ik veronderstel dat het RTC Vlaanderen dat wordt aangekondigd in Onderwijsdecreet XVI een ondersteunende actor kan zijn. Klopt het dat er achterstand is in de behandeling van de projectaanvragen? Erkent u dat dit tot organisatorische problemen kan leiden? Hoe kunt u dit oplossen?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, dames en heren, de basisopdracht van de Regionale Technologische Centra is het samenwerken tussen scholen, andere opleidingsverstrekkers en bedrijven rond hoogtechnologische apparatuur, en dit met de bedoeling om de beschikbare apparatuur zo goed mogelijk te benutten. In scholen, VDAB, SYNTRA en bedrijven is er immers vaak prima, hoogtechnologische uitrusting voorhanden waarvan de capaciteit nog niet ten volle wordt benut.
Enkel wanneer zou blijken dat bepaalde, hoogtechnologische apparatuur op geen enkele andere manier dan via aankoop ter beschikking kan komen, kan het RTC een aankoop overwegen. U zult het trouwens met me eens zijn dat de budgetten die aan de RTC´s jaarlijks worden toegekend niet van die aard zijn dat veel machines kunnen worden gekocht en onderhouden. Het is dus geenszins de bedoeling dat de RTC´s een kanaal worden om nieuwe machines te kopen. Dit is ook duidelijk verwoord in de brochure ´De Regionale Technologische Centra: even voorstellen´ die we recent hebben verspreid.
Vanuit deze visie volgt dat de beheersovereenkomsten inderdaad weinig bepalingen omvatten inzake investering, met uitzondering van artikel 5 dat stelt dat het slechts aanvaardbaar is dat het RTC zelf hoogtechnologisch materiaal aankoopt, ontwikkelt of laat ontwikkelen wanneer in het werkingsgebied dit materiaal op geen enkele andere wijze beschikbaar kan komen voor het onderwijs, en van die aard is dat het een belangrijke, gezamenlijke nood invult van de scholen in het werkingsgebied en de gekozen studiegebieden. In elk geval is het akkoord van de minister van Onderwijs vereist. In de omstandigheden waarin het RTC toch materiaal verwerft, moet het er bij de plaatsing zorg voor dragen dat het netoverschrijdende gebruik is gewaarborgd. In het jaarverslag moet het RTC zijn inspanningen aantonen om meerdere scholen van verschillende netten dit materiaal effectief te laten gebruiken. Het eigendomsrecht en desgevallend de intellectuele rechten moeten in elk geval bij het RTC blijven. Wanneer het RTC ophoudt te bestaan, zullen de met overheidsmiddelen verworven eigendommen pro rata worden overgedragen aan de Vlaamse Gemeenschap. Deze bepalingen zijn mijns inziens voldoende duidelijk, enerzijds om investeringen zo beperkt mogelijk te houden gezien dit niet de kerntaak is van de RTC´s, en anderzijds in geval aankoop toch zou worden overwogen.
Het was me hoegenaamd niet bekend dat deze passages voor de contractpartners onduidelijk zouden zijn. Op de tweemaandelijkse vergaderingen tussen de co?rdinatoren van de RTC´s, de administratie en het kabinet werd deze vraag nog nooit voorgelegd.
Ik weet niet in hoeverre uw vraag ook betrekking heeft op de decretale bepaling dat het geheel van de RTC-werking wordt geëvalueerd voor 31 december 2007. In dit verband kan ik meedelen dat de eerste voorbereidingen worden getroffen. Zo zal eind augustus een vergadering doorgaan met de voorzitters van de verschillende RTC´s en vertegenwoordigers van het kabinet en de administratie. Uiteraard zal hierbij ook de visie van andere organisaties van belang zijn. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de pedagogische begeleidingsdiensten en de vormingsfondsen van sectoren.
De procedure voor de behandeling van projectaanvragen werd vastgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 2005. Kort gesteld komt het erop neer dat RTC´s projecten kunnen indienen na een projectoproep. De projectoproep bevat het totale te verdelen bedrag, desgevallend de gekozen prioritaire studiegebieden en de termijn voor het indienen van de aanvragen. Vervolgens gebeurt een ontvankelijkheidsonderzoek door de administratie die hiervoor dertig kalenderdagen heeft. Op vraag van de administratie kunnen de RTC´s hun dossier nog vervolledigen tot veertien dagen na afsluiting van de oproep. Na dit onderzoek worden de dossiers ter beoordeling voorgelegd aan een commissie die een rangschikking hoort op te maken van de dossiers, binnen de twintig kalenderdagen na afsluiting van het ontvankelijkheidsonderzoek. Deze rangschikking wordt tot slot bekrachtigd door de minister, maximaal dertig dagen na afsluiting van dit onderzoek. U zult het met me eens zijn dat de opname van deze termijnen in het besluit zelf reeds een krachtige garantie is voor een tijdige behandeling van dossiers.
Wanneer we nu de concrete situatie bekijken, is het zo dat de projectoproep voor projecten 2006 als einddatum aanvankelijk 31 maart bevatte. Op vraag van de RTC´s zelf werd deze datum verschoven naar 30 april 2006. Dit heeft uiteraard ook zijn invloed op de datum van de eindbeoordeling, vermits de totale procedure zestig kalenderdagen in beslag mag nemen: dertig dagen ontvankelijkheidsonderzoek en dertig dagen rangschikking en bekrachtiging. Dit betekent dat sedert eind vorige week alle RTC´s werden ingelicht. Zo weten de betrokken scholen twee maanden voor de eigenlijke start of ze daar al dan niet van start mogen gaan, wat voldoende moet zijn.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb mijn vraag al een tijdje geleden ingediend. Ik ben blij dat de scholen ondertussen op de hoogte zijn.
Het klopt dat problemen pas bij de evaluatie naar boven zullen komen. Tijdens die gesprekken kan er worden gewezen op eventuele onduidelijkheden die dan kunnen worden uitgeklaard.
De voorzitter: Het incident is gesloten.