Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 22/06/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Margriet Hermans tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de stand van zaken van het dossier van de lawaaierige buitensporten
De voorzitter: Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, een van mijn eerste vragen als Vlaams volksvertegenwoordiger ging over dit onderwerp. Dat was in 1999. Nu zijn we 7 jaar later. Mijnheer de minister, ik weet ook wel dat het een verschrikkelijk moeilijk dossier is. Ik wil er u zeker niet mee stalken. Voor ons is dat ondertussen wel al het geval. Het is dan ook gepast om vragen aan u te stellen over de terreinen voor lawaaierige buitensporten.
Er is al heel wat commotie geweest over de geluidsproducerende sporten, vooral over de motorcrossterreinen. Op 19 juli 2002 heeft de Vlaamse Regering een besluit uitgevaardigd waarin stond dat de provincies een stimulerende en co?rdinerende rol op zich dienden te nemen bij de zoektocht naar de multifunctionele locaties voor permanente omlopen voor gemotoriseerde sporten. Op die manier trachtte de Vlaamse Regering te komen tot een erkenning van ´permanente terreinen met trainingsfaciliteiten voor gemotoriseerde sporten, met zo mogelijk een multifunctionele invulling naar andere lawaaierige sporten´. De Vlaamse Regering heeft toen een spreidingstabel goedgekeurd met een minimaal en een maximaal aantal te selecteren locaties per provincie, net als een afwegingskader om te komen tot die selectie.
Op 4 februari 2005 volgde een beslissing van de Vlaamse Regering om de procedure te verfijnen. Een en ander moest leiden tot de erkenning van permanente terreinen voor gemotoriseerde sporten. Daarin werd aan alle Vlaamse provincies gevraagd om uiterlijk 2 maanden na datum van de beslissing hetzij voorstellen van locaties in te dienen, hetzij de al eerder ingediende voorstellen te bevestigen. Elke provincie moest 2 terreinen meer voorstellen dan maximaal vooropgesteld in de spreidingstabel. Uiteindelijk werden 21 locaties ingediend die onderzocht zouden worden door de Vlaamse Regering. Limburg speelde daarbij een voortrekkersrol. Het heeft 4 terreinen voorgesteld, de provincie Antwerpen 2. De andere provincies lieten niet meer van zich horen.
Mijnheer de minister, u hebt bij een eerdere parlementaire vraag verklaard dat u op een relatief korte termijn wilde voorzien in deze permanente terreinen. Zijn deze terreinen permanent toegewezen aan lawaaierige sporten en kunt u een voorlopige stand van zaken geven? Indien in bepaalde provincies de opgegeven locaties niet worden aanvaard, moet het provinciebestuur dan op zoek gaan naar nieuwe locaties of neemt de Vlaamse Regering dan een initiatief? Kunt u dit toelichten?
De Vlaamse Regering heeft te kennen gegeven dat ze wil streven naar een multifunctionele invulling van deze terreinen. Kan op een dergelijk terrein aan kleiduifschieten worden gedaan? U weet dat hierdoor hoge geluidspieken worden gegenereerd.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, ik kom niet zo veel naar deze commissie. Af en toe vind ik echter dat de Limburgse belangen moeten worden verdedigd. Mijnheer de minister, ik verwijs naar de uitspraak van de Limburgse gedeputeerde voor Sport, de heer d´Oultremont. Van de vijf provincies zijn er twee die hun huiswerk goed hebben gedaan. De drie andere stellen dat het ontbreekt aan een lokaal maatschappelijk draagvlak.
Mijnheer de minister, als minister van Cultuur bent u zeker geïnteresseerd in de definitie van een ´lokaal maatschappelijk draagvlak´. Die term wordt veel gebruikt en misbruikt. Volgens de nota van de Vlaamse Regering betekent een gunstig advies van het plaatselijke college van burgemeester en schepenen dat er een lokaal maatschappelijk draagvlak bestaat. Hoe het college de beslissing heeft genomen, is een ander paar mouwen.
Mijnheer de minister, u of uw voorganger heeft een opdracht gegeven aan de provinciale besturen. In Limburg en Antwerpen werd de zaak zeer ernstig opgenomen. De drie andere provincies zijn er blijkbaar in geslaagd om allerlei - ongetwijfeld goede - redenen te vinden waardoor ze geen mogelijkheid zien om te zorgen voor permanente terreinen voor deze sporten. Ik vrees dat de druk volledig op de twee provincies zal vallen. Ze dreigen de geluidsvuilbak te worden voor de rest van Vlaanderen. Als in de andere provincies niet permanent of gedurende een bepaalde periode mag worden gecrosst, dan gaan de sporters de andere richting uit.
Mijnheer de voorzitter, is er al een evaluatie? Er wordt ook gesproken over het draagvlak. Er is heel wat te doen over het terrein in Neeroeteren. Er werd zelfs een kort geding ingespannen. Er is een uitspraak waarbij voor elke wedstrijd of training een zware dwangsom wordt opgelegd.
De gemeente As is steeds tegenstander geweest van het terrein Horensbergdam in Genk. Door de windrichting is al het lawaai immers bestemd voor de aangrenzende gemeente. Ik vraag me dan ook af hoe het dan zit met dat lokaal maatschappelijk draagvlak. Dat draagvlak is een begrip dat voor een deel wordt misbruikt.
Wat me het meest interesseert, is wat er in de drie andere provincies zal gebeuren. Zullen die nog een initiatief nemen?
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, mevrouw Hermans heeft in haar uiteenzetting niet verwezen naar de meest recente beslissing, namelijk die van 23 december 2005. Op die datum heeft de Vlaamse Regering een beslissing genomen, onder andere op basis van de in de inleiding geschetste procedure.
Kort geschetst, komt het erop neer dat in de provincies Limburg en Antwerpen al een aantal locaties door de Vlaamse Regering zijn erkend als zogeheten ´permanente omlopen met trainingsfaciliteiten voor gemotoriseerde sporten.´ Dat houdt in dat er in principe op provinciaal niveau ruimtelijke uitvoeringsplannen kunnen worden opgemaakt om, waar nodig, deze terreinen om te zetten naar het bestemmingsgebied ´recreatiezone´.
Mijnheer Peumans, het is niet omdat we die beslissing hebben genomen, dat alles in orde is. We zitten aan het begin van de procedure. In Limburg gaat het om het terrein Heeserbergen in Lommel, het terrein Waterloos in Neeroeteren-Maaseik en het terrein Op het Broek in Kaulille-Bocholt. In de provincie Antwerpen is het terrein Rooiveld in Westerlo erkend.
Voor deze terreinen geldt wel dat er rekening moet worden gehouden met de nodige flankerende maatregelen, zoals ze ook in de nota van de Vlaamse Regering zijn omschreven. Zo moet er bij de opmaak van die ruimtelijke uitvoeringsplannen onder meer rekening worden gehouden met mobiliteit, mogelijke geluidshinder, veiligheid, lucht-, water- en bodemverontreiniging. Ook moet er aandacht worden besteed aan aspecten van landbouw, landschappelijke en ecologische doelstellingen. Er moet voorts jaarlijks overleg worden gepleegd tussen de provincie, de uitbaters van de voorgestelde omlopen, de verschillende motorsportfederaties en de organisatoren van andere luidruchtige sporten over de opmaak van een activiteitenkalender.
Naast de vier erkende terreinen zijn er nog drie locaties die voorlopig in aanmerking komen als permanente omloop met trainingsfaciliteiten voor gemotoriseerde sporten. Het gaat hier over twee locaties in de provincie Antwerpen - het terrein Hondapark in Balen en het terrein Kraaienhorst in Brecht - en één locatie in de provincie Limburg - het terrein Hoorensbergdam in Genk.
Studies naar de effecten van een inplanting of een uitbreiding op de plaatselijke landbouw maken deel uit van de voorwaarden tot definitieve erkenning. Die studies worden, op vraag van de minister van Landbouw, in de vorm van een zogenaamde quick-LER uitgevoerd. Een quick-LER is een snel landbouweffectenrapport.
In de provincies Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen zijn voorlopig geen terreinen als permanente omlopen erkend. Voor alle door de provinciebesturen voorgestelde lokaties ontbreekt het lokaal maatschappelijk draagvlak. Ik heb in mijn communicatie over dit dossier steeds verklaard dat bij het zoeken naar en het erkennen van terreinen, een precair evenwicht moet worden nagestreefd tussen het recht van motorliefhebbers om hun sport te beoefenen, en het recht van omwonenden op een rustige leefomgeving.
Mijnheer Peumans, ik ben het eens met uw analyse. Onder het motto van het ontbreken van een lokaal maatschappelijk draagvlak nemen bepaalde instanties vaak hun verantwoordelijkheid niet op. Uit een ruwe analyse van de inspanningen die de vijf provinciebesturen hebben geleverd, kan ik afleiden dat de provinciebesturen van Limburg en Antwerpen degelijk werk hebben geleverd. Het provinciebestuur van Vlaams-Brabant heeft de eventuele gevolgen niet eens aan het lokaal maatschappelijk gevolg getoetst. Het provinciebestuur van Vlaams-Brabant heeft zelfs de gemeenbesturen niet gecontacteerd. De overige twee provinciebesturen hebben controversiële voorstellen ingediend. Ze konden in feite op voorhand weten dat die voorstellen niet weerhouden zouden worden. Er was in elk geval geen draagvlak voor die voorstellen. De provinciebesturen hebben puur theoretische voorstellen ingediend. Volgens mij konden ze op voorhand weten dat ze hiermee geen succes zouden hebben.
Ik wil even op het belang van het maatschappelijk draagvlak ingaan. Een stevig gemotiveerd advies van de betrokken gemeentebesturen is natuurlijk belangrijk. Dit is niet onlogisch. De gemeentebesturen blijven de democratische vertegenwoordiging van de bevolking. Een gemeentebestuur kan bepaalde zaken echter op een geïsoleerd deel van de eigen gemeente afschuiven. Die mogelijkheid bestaat. Indien een absolute meerderheid in de gemeente een bepaald project haalbaar acht, kan het gemeentebestuur dit in een lastige wijk uitvoeren. Indien de onmiddellijke omwonenden te zwaar zouden worden gehinderd, is een dergelijke inplanting evenwel niet verantwoord.
Indien een actiecomité een ernstig dossier opstelt, moeten we daar rekening mee houden. Ik heb alleszins te veel eerbied voor actiecomités om daar geen rekening mee te houden. Dit betekent niet dat elk actiecomité de waarheid in pacht heeft. Die uitspraak zou te ver gaan. Een eigen studie moet aantonen of het gebrek aan lokaal maatschappelijk draagvlak terecht wordt ingeroepen. Die studie moet tevens rekening houden met de situatie van de omwonenden in de omgeving van het voorgestelde terrein.
De twee provincies met erkende terreinen mogen niet als vuilnisbak worden gebruikt. We mogen alles niet op hen afschuiven. De drie andere provinciebesturen moeten minstens één terrein op zich nemen. Ik ben zelf naar geschikte terreinen op zoek. Ik zal hier uiteraard pas na de komende gemeenteraadsverkiezingen werk van kunnen maken. Het lijkt me niet verstandig nu die terreinen te zoeken. De Vlaamse Regering heeft zich echter geëngageerd om in de provincies zonder voorlopig erkende terreinen zo snel mogelijk minimum drie bijkomende permanente terreinen te vinden. Voor de gemeenteraadsverkiezingen zal dat niet meer lukken. Bovendien zal het vinden van die terreinen enige tijd kosten.
Aangezien ik het precaire evenwicht tussen het recht van motorsportbeoefenaars om hun favoriete sport te beoefenen en het recht van omwonenden op een rustige leefomgeving nastreef, heb ik de colleges van burgemeester en schepenen van de gemeenten waar de provinciebesturen een lokatie op het oog hadden, om advies gevraagd. In de drie reeds vermelde provincies is ten aanzien van alle voorstellen een negatief advies geleverd. Onder meer om die reden zijn de potentiële lokaties niet weerhouden.
De beslissing van de Vlaamse Regering van 23 december 2005 geeft mij de opdracht om in de provincies Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen door middel van verder onderzoek en overleg te streven naar minstens één lokatie die als permanente omloop kan worden erkend en waarvoor een lokaal maatschappelijk draagvlak bestaat of kan worden gevonden. Dit betekent dat de betrokken provinciebesturen op dit vlak geen formele opdracht meer hebben. In de praktijk zal ik, in mijn hoedanigheid van minister van Sport, uiteraard nog overleg plegen met de provinciale en lokale overheden. Op die manier zal ik nagaan waar de mogelijkheden zich situeren en hoe groot het draagvlak ter plekke is. Hierover zijn trouwens al een aantal verkennende gesprekken gevoerd. De lokale instanties kunnen uiteraard ook eventuele mogelijkheden suggereren. De haalbaarheid van die mogelijkheden wordt in functie van de te respecteren criteria onderzocht.
We streven naar een multifunctionele invulling van de terreinen. Door de bundeling van de lawaaioverlast op een terrein dat geen hinder voor de omgeving veroorzaakt, kunnen we meer lawaaisporten een plaats toewijzen. De beslissing van 2002 stelt dat de multifunctionele invulling voor bestaande terreinen moet worden nagestreefd en voor nieuwe terreinen sowieso het uitgangspunt moet zijn. Dit laatste punt betekent dat nieuwe terreinen sowieso voldoende oppervlakte moeten hebben om al die sporten te groeperen. Naast motorcross, gaat het hier om karting, enduro en kleischieten. We hebben de Vlaamse Schutterskonfederatie trouwens steeds bij de bespreking van de ingediende voorstellen in de technische werkgroep betrokken. Uiteindelijk beslist de plaatselijke exploitant welke sporttakken op een terrein worden aangeboden. Het moet duidelijk zijn dat de Vlaamse Regering enkel de terreinen aanwijst waar, rekening houdend met alle omgevingsfactoren, lawaaierige sporten kunnen worden beoefend. De Vlaamse Regering zal zich uiteraard niet als de exploitant van die terreinen opstellen. Een privé-uitbater of een federatie moet, als eigenaar of huurder van een terrein, die taak uitoefenen en die verantwoordelijkheid opnemen.
Kleiduifschieten genereert hoge geluidspieken. Omwille van het repetitief karakter kan het kleiduifschieten behoorlijk storend voor de omgeving zijn. Ook hier geldt de stelregel dat we een evenwicht tussen het beoefenen van een sport en het recht op een rustige omgeving moeten zoeken. Kleischieten is een Olympische sport. In 1988 heeft België in deze sporttak nog een Olympische medaille behaald. De jongste jaren is het kleiduifschieten evenwel sterk in de verdrukking gekomen. Omwille van geluidsoverlast zijn heel wat schietstanden gesloten.
Om misverstanden te voorkomen, wil ik er hier nog eens op wijzen dat een erkenning als permanente omloop met trainingsfaciliteiten voor gemotoriseerde sporten de deur voor een ongebreideld - laat staan ongecontroleerd - beoefenen van die sporten helemaal niet openzet. De erkenning bepaalt gewoon de mogelijkheid om van een dergelijk terrein een recreatiezone te maken. Voor de beoefening van de sporten heeft de exploitant een milieuvergunning nodig. Die milieuvergunning regelt de intensiteit en de geluidsnormen.
Op dit ogenblik zijn er nog vijf schietstanden, meer bepaald drie in de provincie Antwerpen, één in de provincie Oost-Vlaanderen en één in Limburg, die over een milieuvergunning beschikken. Die milieuvergunning regelt een beperkt gebruik van de schietstanden voor deze sport. Het beoefenen van deze sporten hoeft, met andere woorden, niet noodzakelijk op permanente omlopen te gebeuren. Indien de bevoegde overheid een milieuvergunning aflevert, kan dit ook op andere terreinen gebeuren. Voor de volledigheid kan ik de commissieleden een overzicht overzenden van de bestemmingszone, de oppervlakte en de exploitatieregeling van de vijf nog erkende schietstanden en van de schietstanden die de voorbije jaren zijn gesloten aangezien hun milieuvergunning niet meer is verlengd.
De voorzitter: Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans: Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik ben blij dat hij de intentie heeft door te zetten. Dit is belangrijk voor de vele mensen in Vlaanderen die hiermee bezig zijn.
Wat het maatschappelijk draagvlak betreft, zouden we misschien het best afspraken maken over het permanente karakter van een permanente omloop. Betekent dit dat het terrein elke dag kan worden gebruikt of wordt het gebruik in de tijd gelimiteerd? Indien een terrein enkel gedurende een bepaalde periode of enkel op week- of weekenddagen zou worden gebruikt, zou het voor de omwonenden misschien wat aantrekkelijker worden. De meeste mensen zijn natuurlijk bang elke dag van ´s morgens tot ´s avonds door elkaar te worden gerammeld. Dat is de realiteit. Ik heb zelf nog naast een crossterrein gewoond. Ik was toen tien jaar. Ik vond dat fantastisch. Ik kan me echter inbeelden dat mijn ouders dat minder fantastisch vonden. In feite gaat het hier om het eeuwige gevecht tussen de groep die ergens enthousiast achter staat en de groep die daardoor wordt gestoord. Het moet mogelijk zijn hierover goede afspraken te maken.
Het zit veel sporters alvast hoog dat ze ´s morgens vroeg met hun autootje uit bijvoorbeeld West-Vlaanderen moeten vertrekken om hun zoon in Limburg te laten crossen. Ze kopen dan een sleurhut en blijven ginds kamperen. Ouders kunnen iets voor hun kinderen overhebben, maar hier gaat het steeds om hele dagen. Mij lijkt dit een prangend probleem.
Minister Bert Anciaux: De milieuvergunning regelt alle details en afspraken in verband met de tijdstippen waarop een sport mag worden beoefend.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. De druk op de twee provincies wordt echter alsmaar groter. Hoe langer dit dossier aansleept, hoe groter de druk wordt om de milieuvergunningen en de openingsuren voor de permanente crossterreinen te verlengen.
Ik ben blij dat ik een iets bredere omschrijving heb gekregen van het begrip ´lokaal maatschappelijk draagvlak´.
De voorzitter: Het incident is gesloten.