Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 30/05/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over het niet naleven van de afspraken die gemaakt zijn bij het mobiliteitsoverleg in de zuiderrand van Antwerpen
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mevrouw de minister, momenteel loopt in Mortsel het openbaar onderzoek naar fase twee van de doortrekking van de tramlijn richting Boechout, op initiatief van de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM). Deze week wordt het openbaar onderzoek opgestart in Boechout.
Het is maanden stil geweest rond dit dossier, maar nu blijkt dat de BAM in het voorjaar van 2007 de werkzaamheden wil laten opstarten. Groot was de verbazing bij veel betrokkenen in de regio, want tijdens een commissievergadering had minister Peeters een overleg beloofd met de burgemeesters van de zuiderrand van Antwerpen. Ook u bent daarop ingegaan, mevrouw de minister. U hebt een commissievergadering gehouden met de burgemeesters van de zuiderrand om de verkeersproblematiek nader te bekijken. Ook het kabinet van minister Peeters was daarbij aanwezig.
Het overleg volgde op 27 april. Via de pers kon ik vernemen dat u in de regio wat meer creativiteit wenst om door intergemeentelijke aanpak te zoeken naar oplossingen voor het sluipverkeer. Een oriëntatiestudie die tegen het einde van het jaar af moet zijn, moet de problemen en de gevolgen van dat sluipverkeer in kaart brengen. De aanleg van nieuwe verbindingswegen is niet uitgesloten, en ook de geplande werken in Mortsel zouden opnieuw ter discussie worden gebracht.
Nog geen maand later blijkt echter geen sprake meer te zijn van een herziening van de geplande werken, want zoals eerder gezegd, is het openbaar onderzoek voor de doortrekking van de tramlijn richting Boechout inmiddels opgestart. De burgemeesters van de zuiderrand waren blijkbaar al niet erg opgezet met nog maar eens een studie omdat dit veelal uitstel betekent van de concrete aanpak. Ook de burgemeesters van Ranst en Zandhoven voelen zich betrokken partij in de mobiliteitsproblematiek van de zuiderrand, want door de flessenhalzen van Mortsel verplaatst het verkeer zich naar de gewestwegen in Zandhoven en Ranst.
Intussen, mevrouw de minister, doet u een oproep om meer autovrije straten in steden en gemeenten in te voeren. Een autoluwe stad of gemeente kan echter niet zonder goede ontsluitingswegen en een vlotte doorstroming van het verkeer op de gewestwegen. Op dat vlak pleit het Vlaamse Gewest mijns inziens schuldig. Een vlotte doorstroming van het verkeer kan enkel door de gewestwegen ten volle te benutten, en ze niet langer te herleiden tot eenvaksbanen.
Mevrouw de minister, waarom is de opstart van het openbaar onderzoek voor de doortrekking van de tramlijn richting Boechout opeens in een stroomversnelling gekomen, terwijl de formele belofte werd gedaan op het overleg om alle geplande werken in Mortsel te herbekijken? Op welke manier zal een oriëntatiestudie worden opgemaakt voor de mobiliteitsproblematiek in de zuiderrand? Is de aanleg van nieuwe verbindingswegen een mogelijke oplossing om een vlotte verkeersdoorstroming te kunnen genereren? Binnen welke termijn is een realisatie mogelijk? Zijn uzelf en minister Peeters nog langer van plan om alle gewestwegen met tweevaksbanen te herleiden tot eenvaksbanen? Lijkt een herziening van de indeling van de gewestwegen in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen niet wenselijk gelet op de hoeveelheid wagens die gebruik moeten maken van deze gewestwegen, om de dorpskernen in stedelijke gebieden te ontlasten?
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Ik stel vast dat een aantal dossiers door elkaar worden gehaald. Het is belangrijk die opnieuw uit elkaar te trekken, onder meer voor het begrip van de timing van elk dossier.
Tramlijn Mortsel-Boechout fase 2 maakt deel uit van het Masterplan Antwerpen. Bij besluit van 22 juli 2005 legde de Vlaamse Regering de planning van het Masterplan vast. Hierbij werd de uitvoering van dit openbaarvervoersproject vastgelegd voor de periode 2006-2008. Als gevolg van deze beslissing heeft de BAM, na overleg met alle betrokken partijen, begin mei 2006 de aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning bij AROHM ingediend. Dat gebeurde niet alleen voor de tweede fase van tramlijn Mortsel-Boechout, maar ook voor de eerste fase van tramlijn Deurne-Wijnegem en de tramstelplaats Deurne. De normale procedure bestaat erin dat AROHM deze aanvraag voor advies doorstuurt naar de verschillende betrokken instanties, dus ook aan de betrokken gemeente Mortsel. De gemeente moet dan binnen de tien dagen een openbaar onderzoek opstarten. Er is dus zeker geen sprake van een stroomversnelling van de opstart van het openbaar onderzoek. Het dossier wordt behandeld zoals de Vlaamse Regering dat heeft beslist, en mijn communicatie erover is duidelijk.
Voor alle duidelijkheid: er is nooit gesteld dat de tweede fase van de tramverlenging naar Boechout in vraag zou worden gesteld. Zo´n beslissing zou haaks staan op de geest van het Masterplan en het mobiliteitsbeleid voor de regio. Op het overleg met de burgemeesters uit de zuidoostrand van Antwerpen van 27 april is afgesproken een oriëntatienota over het sluipverkeer in de regio op te stellen. Het is de bedoeling om in deze nota te focussen op het sluipverkeer, en niet op de algemene mobiliteitsproblematiek. De studie moet in de eerste plaats een inzicht opleveren in de problemen met het sluikverkeer in de regio. Dat moet niet gebeuren via een nieuwe studie, maar via een overzicht van bestaande studies en visies van de betrokken actoren. Dat moet leiden tot een voorstel met prioriteiten van getoetste oplossingen voor het sluikverkeer. Dat voorstel moet in overleg met de betrokken burgemeesters en de lokale besturen tot stand komen. De studie moet alle mogelijke oplossingen analyseren. De aanleg van nieuwe verbindingswegen is één van de mogelijke oplossingen die worden bekeken en getoetst, maar ook oplossingen via het openbaar vervoer komen aan bod.
Er werd gevraagd of de ministers nog altijd van plan waren om alle gewestwegen met tweevaksbanen te herleiden tot éénvaksbanen. Volgens mij gebeurt dat niet voor alle gewestwegen. De N1 en de N10 in Mortsel zijn geselecteerd als secundaire weg van type III in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen. Dat houdt in dat de hoofdfunctie van deze wegen het garanderen van een vlotte doorstroming van het openbaar vervoer en het fietsverkeer omvat. Dat is de doelstelling. De verbindingsfunctie voor het autoverkeer is ondergeschikt aan de organisatie van het openbaar vervoer en het fietsvervoer. De aanpassing van gewestwegen, hetzij van twee rijstroken naar één rijstrook, hetzij de aanleg van bijkomende rijstroken, gebeurt steeds nadat daarover een studie is opgemaakt. Op dit moment is men met een streefbeeldstudie bezig voor de R11 waarin deze problematiek wordt bekeken.
De herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt voorbereid. Het statuut van verschillende gewestwegen in het gebied is evenwel bindend vastgelegd in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen. Ruimtelijke ordening is echter een bevoegdheid van minister Van Mechelen.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mevrouw de minister, het antwoord ontgoochelt me. In het Masterplan is inderdaad in de verlening van de tramlijn naar Boechout voorzien. In een persmededeling staat echter ook dat de burgemeester van Mortsel heeft toegegeven dat alle geplande werken opnieuw moeten worden bekeken. Mijns inziens geldt dat ook voor de verlenging van de tramlijn. De N1 en de N10 moeten in het plan voor een vlotte doorstroming zorgen van het verkeer dat niet met de auto, maar met het openbaar vervoer en de fiets gebeurt. Iedereen wordt bediend, maar niet de autobestuurders. De minister moet toch beseffen dat er in de streek geen enkele andere gewestweg is die het autoverkeer van de N1 en N10 kan opvangen. Alle andere wegen, ook de wegen door de dorpskernen, zijn al overbelast. De zaken worden dus op hun kop gezet.
Ik deel de mening van de burgemeesters van de zuiderrand over de studie. Ze zijn niet gelukkig dat u opnieuw gaat studeren. Ondertussen heeft de gouverneur me meegedeeld dat er een multimodaal verkeersmodel voor de regio bestaat. Ik stel voor dat u met hem contact opneemt om na te gaan wat de stand van zaken is. Op basis daarvan kunt u dan het huiswerk overdoen, zodat een oplossing voor de zuiderrand uit de bus komt. De toestand is echt niet langer houdbaar.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Ik ben niet verantwoordelijk voor de uitspraken van anderen, maar wel voor de mijne. Ik heb nooit gezegd dat de verlenging naar Boechout opnieuw moet worden bekeken. Het zou bijzonder dom zijn om die verlenging te schrappen, want die moet ervoor zorgen dat meer mensen een alternatief voor de auto kiezen. Die verlenging is een van middelen om de mobiliteitsproblemen in de streek weg te werken.
U woont duidelijk niet in het centrum van Mortsel. Als u er zou wonen, zou u beseffen dat het niet langer kan dat gewestwegen die dorps- en stadskernen doormidden snijden, worden gebruikt als tweevaksverbindingswegen waarop men met hoge snelheid rijdt. Wij durven te kiezen voor een voorrang voor fietsers en gebruikers van het openbaar vervoer. Dat is een duurzame oplossing die de mensen van Mortsel ademruimte geeft. (Opmerkingen van mevrouw Van den Eynde en de heer Huybrechts)
Ik kom meer in Mortsel dan u. De verlening van de tramlijn moet soelaas bieden. Het zou erg kortzichtig en dom zijn om de verlenging af te voeren.
Ik heb met de burgemeesters rond de tafel gezeten. (Opmerking van mevrouw Van den Eynde)
U was er niet. Ik heb met hen goede afspraken gemaakt. Ondanks het feit dat een aantal zaken een lokale bevoegdheid zijn, denk ik dat ze heel tevreden waren dat het gewest met een flankerend en ondersteunend beleid wil helpen zoeken naar oplossingen voor prangende problemen. Het wegwerken van het sluikverkeer is een taak van ons allemaal. Als minister van Mobiliteit wil ik mijn verantwoordelijkheid opnemen, maar dat zal niet kunnen met een eenzijdig beleid dat ertoe leidt dat de mensen steeds meer de auto nemen om zich te verplaatsen. Dat is voor Mortsel, de gehele zuiderrand van Antwerpen en geheel Vlaanderen onleefbaar. De multimodale aanpak van de Vlaamse Regering moet er onder meer voor zorgen dat er leefbare dorps- en stadskernen komen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.