Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme Vergadering van 16/05/2006
Vraag om uitleg van de heer Joris Vandenbroucke tot de heer Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de sluiting van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en Marokko, en de gevolgen hiervan voor de Westelijke Sahara
De voorzitter: De heer Vandenbroucke heeft het woord.
De heer Joris Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte collega´s, de ministerraad voor Landbouw en Visserij van de Europese Unie zal in zijn vergadering van 22 en 23 mei 2006 beslissen over het voorstel van verordening betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en Marokko. Dit visserijverdrag is omstreden omwille van zijn dubbelzinnige formulering, waardoor het de insluiting van de wateren van de Westelijke Sahara kan inhouden, terwijl Marokko dit gebied sinds november 1975 illegaal bezet houdt, en er dus geen soevereiniteit over heeft. De Verenigde Naties hebben de Westelijke Sahara namelijk uitdrukkelijk erkend als een zogenaamd niet-zelfbesturend gebied in de zin van artikel 73 van het Handvest van de Verenigde Naties. Een dergelijk gebied heeft een bijzondere status. De koloniale mogendheid van een dergelijk gebied, in casu Spanje, heeft van de Verenigde Naties de opdracht gekregen het gebied en zijn bevolking te ontwikkelen en te leiden naar onafhankelijkheid.
Toen Marokko de toenmalige Spaanse Sahara overmeesterde, heeft het geen mandaat gekregen van de Verenigde Naties. Het wordt dus beschouwd als een bezettingsmacht. Als bezettingsmacht heeft het uiteraard niet het recht te beschikken over de natuurlijke rijkdommen van een bezet gebied.
De Europese Unie kan stellen dat er in deze overeenkomst geen sprake is van een formele erkenning van rechten van Marokko over de Westelijke Sahara. Door deze overeenkomst wordt de visvangst van Marokko in deze wateren echter ook niet tegengegaan. Er moet duidelijkheid worden geschapen door de bij de Westelijke Sahara horende wateren expliciet uit te sluiten.
Mijnheer de minister-president, in antwoord op een schriftelijke vraag van de heer Sannen hebt u gezegd dat de Raad en de Commissie betwiste visgronden niet van een partnerschapsovereenkomst kan uitsluiten zonder zich te mengen in de interne zaken van staten die geen lid zijn van de Europese Unie. Die visie is volgens mij niet van toepassing op deze zaak. Marokko heeft in dit gebied de status van bezettingsmacht. Stellen dat het hier gaat om een interne Marokkaanse zaak komt neer op het ontkennen van de beslissing van de Verenigde Naties inzake de Westelijke Sahara.
Volgens een juridisch advies van de Verenigde Naties van 29 januari 2002 mogen de natuurlijke rijkdommen van de Westelijke Sahara niet worden geëxploiteerd, tenzij dat in overeenstemming gebeurt met de wensen en de belangen van zijn bevolking. Deze exploitatie moet namelijk plaatsvinden in het perspectief van de bevordering van de economische ontwikkeling, het proces van dekolonisatie, waarbij de bevolking wordt geholpen te groeien naar onafhankelijkheid.
Mijnheer de minister-president, ik vraag me af welke concrete garanties de Europese Unie van Marokko heeft gekregen voor de invulling van deze voorwaarden. In de Raad voor Visserij van de Europese Unie hebben Cyprus, Finland, Ierland en Zweden al hun bezorgdheid geuit over de impact van deze visserijovereenkomst op de rechten van de Westelijke Sahara.
In uw antwoord op de vragen van de heer Sannen hebt u gepleit voor een neutrale houding omdat België geen vangstallocaties heeft gevraagd voor onze Vlaamse vissers. Dat neemt echter niet weg dat wij in de EU-ministerraad mee beslissen over deze overeenkomst en dus ook over de mate waarin de rechten van de Westelijke Sahara al dan niet worden gevrijwaard. We mogen trouwens aannemen dat verscheidene EU-lidstaten die wel een allocatie voor hun vissersvloot hebben aangevraagd, hun quotum zullen verhandelen aan een andere lidstaat, zodat deze overeenkomst vooral de Spaanse visserijvloot ten goede zal komen.
Voor de volledigheid wil ik er ook aan toevoegen dat het Europees Parlement vandaag een wetgevingsresolutie over de partnerschapsovereenkomst heeft goedgekeurd, waarin drie belangrijke amendementen zijn opgenomen betreffende de rechten van de Westelijke Sahara. Het Europees Parlement stelt dat de financiële tegenprestatie van de Europese Unie ook moet worden gebruikt voor de ontwikkeling van de van de visserij levende kustbevolking van Marokko en de Westelijke Sahara. Daarnaast stelt het Europees Parlement dat deze overeenkomst mag worden goedgekeurd op voorwaarde dat ze wordt uitgevoerd in overeenstemming met het internationaal recht. En ten slotte stipuleert het dat indien blijkt dat de overeenkomst wordt toegepast op een manier die strijdig is met de internationale verplichtingen, de Europese Commissie stappen moet ondernemen om deze overeenkomst op te schorten.
Mijnheer de minister-president, we moeten op zijn minst deze drie amendementen ondersteunen. Ik hoop echter vooral dat u zich zult aansluiten bij het standpunt van de andere Europese landen, die fundamentelere problemen hebben met deze overeenkomst. Zult u ijveren voor de uitsluiting van de Saharaanse wateren van dit visserijverdrag?
De voorzitter: Minister-president Leterme heeft het woord.
Minister-president Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vandenbroucke, ik wil er eerst toch op wijzen dat het afsluiten van visserijakkoorden met derde landen deel uitmaakt van de zogenaamde communautaire bevoegdheden. Het is de Europese Commissie die de onderhandelingen opstart en beëindigt. Het Europees Parlement wordt daarbij betrokken via de raadplegingsprocedure, waarbij het zich kan uitspreken via een wetgevingsresolutie. Uiteraard volgt er ook een formele goedkeuring van de akkoorden door de Raad.
Normaal gezien zal er in de loop van deze en van de volgende week voorbereidend overleg worden gevoerd op de voorbereidende DGE-vergadering op Buitenlandse Zaken. We zullen beraadslagen met de collega´s en nagaan wat onze houding zou kunnen zijn. De door de vraagsteller geciteerde amendementen, die in het Europees Parlement zijn ingediend, lijken me voor de hand te liggen.
Op het eerste gezicht heb ik geen grote bezwaren tegen de door u aangehaalde amendering. Het moet wel duidelijk worden onderstreept dat het Voorzitterschap van de Raad, in afspraak met de Commissie, dit punt als A-punt heeft geagendeerd. Dit houdt in dat er geen bespreking meer aan wordt gewijd, tenzij stemverklaringen. De kwalificatie als A-punt is trouwens gebeurd zonder opmerkingen van welke lidstaat ook. Niemand heeft er zich met andere woorden tegen verzet.
De Commissie heeft verklaard dat het toekomstige visserijakkoord de bevolking van de Westelijke Sahara wel degelijk ten goede komt, onder meer omdat de Marokkaanse overheid investeringen heeft gedaan in visverwerkingsinstallaties in het zuiden van Marokko. Het akkoord voorziet uitdrukkelijk in een verplichte aanlanding van minstens 25 percent van de industriële pelagische visserij door de EU-vloot. Het ligt voor de hand dat zowel de lokale havens als visverwerkingsinstallaties daarvan zullen kunnen profiteren.
Vlaanderen heeft geen allocatie van de vangstmogelijkheden gevraagd. We zullen dus geen gebruik maken van de vangstmogelijkheden in het kader van de overeenkomst. Dat heeft onder meer te maken met het feit dat onze visserij traditioneel werkt met sleepnetten op platvissen, de zogenaamde boomkorvisserij. Dit soort visserij is daar niet geschikt.
In het nieuwe partnerschapsakkoord met Marokko wordt net zoals in het vorige akkoord, de Marokkaanse visserijzone gedefinieerd als ´de wateren waarover het Koninkrijk Marokko de soevereiniteit of de jurisdictie bezit´. Indien dit akkoord in de huidige vorm wordt bekrachtigd, nemen de Raad en de Commissie enkel nota van het feitelijke gezag van de Marokkaanse autoriteiten over de wateren voor de kust van de Westelijke Sahara, maar dit impliceert in geen geval een formele erkenning van de rechten die Marokko ten aanzien van de Westelijke Sahara zou kunnen doen gelden.
Europese rechtspraak uit 1995 stelt dat de Raad en de Commissie betwiste visgronden niet van een partnerschapsakkoord kunnen uitsluiten zonder zich te mengen in de interne aangelegenheden van staten die geen lid zijn van de Europese Unie. Ik verwijs ook naar een juridisch advies van de VN Veiligheidsraad met betrekking tot het zelfbeschikkingsrecht van de bevolking van de Westelijke Sahara dat stelt dat ´het aan de leden van de VN is toegestaan om met Marokko akkoorden af te sluiten over de exploitatie van natuurlijke rijkdommen van de Westelijke Sahara´. Marokko is in dat geval weliswaar verplicht om de internationale rechtsprincipes voor de exploitatie van natuurlijke rijkdommen in gebieden zonder zelfbestuur na te leven: de exploitatie moet gebeuren ten voordele van de bevolking van die gebieden of in overleg met de vertegenwoordigers van die bevolking.
We zullen alle elementen op een rijtje zetten om tijdens de voorbereidende vergaderingen een juiste houding aan te nemen.
De voorzitter: De heer Vandenbroucke heeft het woord.
De heer Joris Vandenbroucke: Mijnheer de minister-president, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Het is belangrijk dat u de amendementen op het eerste gezicht lijkt te kunnen ondersteunen. Ik hoop dat u dit ook effectief zult doen. Dat is het minste wat we kunnen doen om de rechten van de bevolking van de Westelijke Sahara op de eigen natuurlijke rijkdommen te vrijwaren.
U haalt rechtspraak aan, maar niet iedereen is het erover eens dat deze hier van toepassing is. Een aantal lidstaten hebben daar opmerkingen over gemaakt. Het klopt dat dit is geagendeerd als A-punt waardoor er niet veel meer te bespreken is. Ik hou u er dan ook aan dat u de drie amendementen zult steunen.
Minister-president Yves Leterme: Mijnheer Vandenbroucke, ik zal u op de hoogte houden van het verloop van het dossier. Het heeft me verbaasd dat er geen opmerkingen zijn gemaakt over de agendering als A-punt. We zullen zien wat er verder gebeurt.
De voorzitter: Het incident is gesloten.