Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 11/05/2006
Vraag om uitleg van de heer Stefaan Sintobin tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over het minimale engagement van de Vlaamse overheid met betrekking tot de sensibilisatie inzake oorlogserfgoed in de Westhoek en het op de lange baan schuiven van beschermende maatregelen
De voorzitter: De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de voorzitter, deze vraag om uitleg is eigenlijk een vervolg op een vraag om uitleg die ik op 14 april 2005 heb gesteld over het inventarisatieproject dat in november 2002 van start is gegaan en dat onlangs is beëindigd. Het doel van het project is de minister ongetwijfeld bekend. Het project is een samenwerkingsverband tussen de provincie West-Vlaanderen en de Vlaamse Gemeenschap.
Momenteel heerst in de provincie West-Vlaanderen, en meer bepaald bij de bestendige deputatie, wat ongenoegen over de blijkbaar gewijzigde houding van het Vlaamse Gewest. Het inventarisatieproject is op 15 maart 2005 afgerond. Een rapport schetst een duidelijk beeld van de mogelijkheden om dit erfgoed te beschermen en te beheren.
De mogelijke beleidsmaatregelen situeren zich volgens de minister op gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau. De minister heeft in 2005 verklaard dat zijn administratie zou nagaan welke beschermende maatregelen zich opdrongen en wie in dit verband het initiatief moest nemen.
In april 2005 was u al wat voorzichtiger. Enerzijds was u zich ervan bewust dat de Westhoek een bijzonder gebied is, dat iets van bijna wereldniveau uitstraalt, maar anderzijds zou een rechtlijnige bescherming, zonder enige aandacht voor andere ontwikkelingen en toekomstperspectieven, getuigen van een enggeestige en ongenuanceerde maatschappelijke visie. Deze voorzichtigheid heeft nu blijkbaar gezorgd voor een ernstig meningsverschil met de bestendige deputatie van West-Vlaanderen.
Mijnheer de minister, op 13 april 2006 drukte de bestendige deputatie van West-Vlaanderen haar bezorgdheid uit over het sensibilisatieproject aangaande het oorlogserfgoed in de Westhoek. In West-Vlaanderen vreest men dat de afspraken die op uw kabinet werden gemaakt tussen het provinciebestuur en de Vlaamse overheid, slechts gedeeltelijk zullen worden nagekomen en dat de sensibilisatie met betrekking tot het oorlogserfgoed tot een minimum wordt gereduceerd. De bestendige deputatie dringt er tevens op aan dat, gezien de bijzondere waarde van het oorlogserfgoed in de Westhoek, beschermende maatregelen niet op de lange baan worden geschoven.
Mijnheer de minister, vorig jaar werd tijdens diverse werk- en overlegvergaderingen op uw kabinet afgesproken dat het project zou worden gecontinueerd en dat de Vlaamse Gemeenschap zou instaan voor het loon van één persoon gedurende 1 jaar. De inhoudelijke taakopdracht betrof het ontsluiten van het inventarisatiewerk via een publicatie, het ontsluiten van de database via een themawebstek bij de koepelwebstek van Monumenten en Landschappen, de opmaak van beschermingsdossiers, de sensibilisatie met betrekking tot het oorlogserfgoed naar particulieren en overheden en de redactie van een vademecum over omgaan met het oorlogserfgoed. Op basis van deze afspraken werd het contract van de medewerkster op 1 oktober 2005 met een jaar verlengd.
Op 15 februari 2006 organiseerde het provinciebestuur een persconferentie, waarop bleek dat het kabinet blijkbaar al enige afstand had genomen van het project. Op 9 maart 2006 kregen de medewerkers van de provincie tijdens een overlegvergadering in Brussel te horen dat de inventarisatie van het oorlogserfgoed in de Westhoek hoe dan ook in het globale Vlaamse beleidsinstrumentarium moet passen en dat het thema Wereldoorlog I niet enkel de Westhoek aanbelangt, maar voor heel Vlaanderen geldt en zelfs in een internationale context moet worden bekeken. Bovendien wil men het oorlogserfgoed op Vlaams niveau samen bekijken met zaken als wederopbouwarchitectuur, militaire architectuur en grensarchitectuur.
Eind maart 2006 kregen de provinciale medewerkers te horen dat van het geplande budget van 40.000 euro bij het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed uiteindelijk maar 25.000 euro kan worden vrijgegeven voor het in de taakomschrijving dominerende deel inzake sensibilisatie. Hierbij wordt het idee van een infopakket voor erfgoedconsulenten, overheden, particulieren en vrijwilligers verlaten.
Mijnheer de minister, is er sprake van een misvatting door de provincie West-Vlaanderen? Zijn er meningsverschillen over dit project? Waarom komt u terug op eerder aangegane engagementen met betrekking tot de financiering van de tweede, sensibiliserende fase van het project met betrekking tot het oorlogserfgoed in de Westhoek?
Hoe reageert u op de aantijging dat beschermende maatregelen voor het oorlogserfgoed in de Westhoek op de lange baan worden geschoven? Bent u van oordeel dat het oorlogserfgoed in de Westhoek tot hetzelfde thema behoort als wederopbouwarchitectuur en militaire architectuur en dat Wereldoorlog I geen uniek karakter heeft, in vergelijking met het oorlogserfgoed elders in Vlaanderen?
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, collega´s, het thema oorlogserfgoed - en meer in het bijzonder de relicten van de Eerste Wereldoorlog - is, zelfs als alleen de Westhoek wordt bestudeerd, erg ruim te interpreteren. Het kan gaan om zowel archeologisch, monumentaal, landschappelijk als roerend erfgoed en betrekking hebben op militaire infrastructuur, slagvelden, kerkhoven, gedenktekens, wederopbouwarchitectuur enzovoort. De jarenlange concentratie van oorlogsactiviteiten in de Westhoek maakt dat het gebied inderdaad rijker is aan relicten dan andere plaatsen in Vlaanderen, maar dat mag de vraag naar een globale, doordachte aanpak niet ontzenuwen.
Een degelijke globale aanpak vergt een duidelijk zicht op het werkterrein en meer bepaald op de verschillende erfgoedvormen in het gebied en op de specifieke behoudseisen die deze erfgoedsoorten elk op zich stellen. Het vereist dat gedegen, samenhangende beleidskeuzes worden gemaakt op basis van de verzamelde gegevens.
De Eerste Wereldoorlog was een?Groote Oorlog´, met verschillende facetten, verschillende hoofdstukken en een internationale dimensie. Voor een gedegen beleid is dat grote verhaal een essentieel kader. Het verhaal van de Westhoek kan niet worden verteld zonder de oorlog in Vlaanderen, Wallonië en onze buurlanden mee in ogenschouw te nemen. Alleen al binnen de grenzen van Vlaanderen is de Eerste Wereldoorlog niet alleen In Flanders Fields, maar evenzeer de slag der Zilveren Helmen in Halen, de traumatische brandschatting van Leuven, de kustverdediging, de duikbotenoorlog, de discussie over de wederopbouw van Ieper enzovoort. Het project?Oorlog en Vrede in de Westhoek´ is met andere woorden een puzzelstuk van een veel groter verhaal. Het is een belangrijk puzzelstuk, maar een deel van het geheel. Vooraleer we beleidsconclusies trekken, moeten we een visie hebben op het geheel.
Mijnheer Sintobin, het Vlaamse Gewest heeft zich in november 2002 geëngageerd om, samen met de provincie West-Vlaanderen, een inventarisproject te subsidiëren met betrekking tot oorlogsrelicten in de Westhoek. Het totale aandeel van het Vlaamse Gewest in dit project bedroeg 180.000 euro, het aandeel van de provincie 38.000 euro. De inventaris werd in juni 2005 inhoudelijk afgerond en momenteel worden ook de laatste betalingen verricht, waardoor kan worden gesteld dat alle aangegane engagementen volledig en tijdig werden nagekomen.
Er is, aansluitend op de afronding van de inventaris, inderdaad afgesproken om een sensibilisatieproject te enten op de beschikbare inventarisgegevens. Dat engagement tussen het Vlaamse Gewest en de provincie West-Vlaanderen is nog niet vertaald in een formeel, door beide partijen ondertekend, contract. De mondelinge afspraken die in 2005 werden gemaakt, zetten slechts de krijtlijnen uit waarbinnen een sensibilisatieopdracht zou kunnen worden uitgewerkt. Er moet met andere woorden nog concreet en in detail worden besproken welke eindproducten beide partijen verwachten, op welke manier deze kunnen worden gerealiseerd en welke mensen, middelen en timing hiervoor beschikbaar en noodzakelijk zijn.
Als we spreken over een financieel engagement, is het noodzakelijk dat we vooraf duidelijk weten waaraan we de middelen zullen besteden en of de partijen ook daadwerkelijk nood hebben aan de geleverde eindproducten. Daartoe was het ook noodzakelijk om de inventaris, waarvan het eindresultaat pas eind februari 2006 werd overgemaakt, grondig te bestuderen.
Ik denk dat sensibilisatie drie aspecten heeft: gegevens ontsluiten, informatie verstrekken en beleidsmatige initiatieven nemen. Deze drie aspecten zitten ook vervat in de taakopdracht.
De opdracht omvat het ontsluiten van het inventarisatiewerk via een publicatie, het ontsluiten van de database via een themawebsite bij de koepelsite van de afdeling Monumenten en Landschappen, de opmaak van beschermingsdossiers zodra de lijst principieel is goedgekeurd, de sensibilisatie in verband met het oorlogserfgoed naar particulieren en overheden en de redactie van een vademecum over de omgang met het oorlogserfgoed.
Deze taakopdracht is uitgebreid besproken in het licht van een contract. Voor de publicatie, de themawebsite en de redactie van een vademecum is er geen discussie. Er blijft wel discussie over de sensibilisatie, waarvoor, ondanks herhaaldelijk aandringen op verduidelijking, de doelstelling bijzonder vaag blijft en overlapt met andere punten.
Voor de beschermingsdossiers en de sensibilisatie blijven we een beetje zoeken en tasten. Het is mijn bedoeling de knoop door te hakken, maar vanzelfsprekend is hiervoor ook een input vanuit West-Vlaanderen nodig. Mijn jongste schrijven aan de provinciegouverneur dateert van 28 april 2006. Het is een uitgestoken hand naar de bestendige deputatie, want ik geloof in de waarde van sensibilisatie met betrekking tot ons oorlogserfgoed. Maar eerst moeten we wel de facts and figures op papier zetten en bepalen hoe we ons zullen richten naar particulieren. Gaan we PPS-formules organiseren? Zijn er drukkerijen ge?nteresseerd? Het product is heel omvattend. Een boek en een websiteapplicatie zijn duidelijk, maar wat doen we nog? Wij hebben aan de bestendige deputatie gevraagd om een duidelijke visie te geven, zodat wij daar een reactie op kunnen geven. Vanzelfsprekend hangt daar een prijskaartje aan vast, waar uiteraard ook politieke besluiten over genomen moeten worden.
Het inventarisatieproject?Oorlog en Vrede in de Westhoek´ was een detailopdracht. Het ging om het systematisch in kaart brengen van relicten uit de Eerste Wereldoorlog in de Vlaamse frontstreek. De gerealiseerde databank omvat een overzicht van de nog zichtbare boven- en ondergrondse restanten van slagveldinfrastructuur, de zichtbare sporen van krijgsverrichtingen, de bestaande begraafplaatsen en gedenktekens. Deze relicten worden gelokaliseerd, beschreven en bouwhistorisch en -fysisch gekarakteriseerd. Aan de kwaliteit van het overzicht, binnen de welomlijnde thematiek van de opgesomde erfgoedtypes, valt absoluut niet te twijfelen.
Met de databank wordt echter geen volledig beeld gegeven van de sporen die de Eerste Wereldoorlog heeft nagelaten in de frontstreek, maar het is in ieder geval een enorme stap vooruit. Het rijke archeologische aspect, dat nog geregeld het nieuws haalt en voor de nodige emoties zorgt, wordt bijvoorbeeld niet in aanmerking genomen. Ook het aspect wederopbouw wordt amper aangeraakt. Nochtans is de wederopbouw een direct gevolg van de verwoestingen tijdens de oorlog en zijn de heropgebouwde steden en stadswijken levende getuigen van de afweging die is gemaakt tussen het uitwissen van de sporen van de wereldbrand en de drang om er blijvend getuigenis over af te leggen.
De inventaris?Oorlog en Vrede in de Westhoek´ schetst met andere woorden geen volledig beeld van het thema. Dat wil niet zeggen dat de verstrekte informatie niet kan worden ontsloten. Het boek, waarvan ook sprake is in het contract tussen het Vlaamse Gewest en de provincie West-Vlaanderen en dat zal worden gerealiseerd in samenwerking met het Ieperse museum In Flanders Fields en uitgeverij Lannoo, blijft ideaal om op korte termijn een breed ge?nteresseerd publiek te bereiken. Het is echter ook van belang dat de verzamelde gegevens kunnen worden gebruikt voor breder wetenschappelijk onderzoek en voor het voeren van een beleid. Daarom is het cruciaal dat de inventaris wordt verbonden met een grote en bij voorkeur digitale databank.
Het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, kortweg VIOE, dat voor het Vlaamse Gewest de wetenschappelijke aspecten van de zorg voor onroerend erfgoed co?rdineert, ontwikkelt en ontsluit nu al verschillende inventarisdatabanken met betrekking tot bouwkundig, landschappelijk en archeologisch erfgoed. Ik had het hier ook al over in verband met de vraag over de VIOE-databank maritiem archeologisch erfgoed.
Alle VIOE-databanken hebben als ambitie alle onroerend erfgoed in kaart te brengen, informatie te vergaren en te ontsluiten, zowel voor een breed publiek als voor specialisten. Het VIOE vergaart deze informatie door eigen onderzoek en vooral ook door samenwerking met de meest uiteenlopende partners. Dit past in de beleidslijn om zo veel mogelijk gebruik te maken van de aanwezige capaciteiten op het terrein en om de krachten te bundelen.
In dit licht is de eis gesteld om de inventaris?Oorlog en Vrede in de Westhoek´ af te stemmen op de integratie in de grote VIOE-databank, die wordt ontsloten via het internet, eerder dan opnieuw een particulier initiatief te ontwikkelen. Door de link met de VIOE-databank wordt het ook gemakkelijker om alle oorlogsverwante informatie te co?rdineren. In de inventaris van bouwkundig erfgoed is bijvoorbeeld ook wederopbouwarchitectuur opgenomen. Ook daarmee proberen we linken te leggen en interactie tot stand te brengen.
Een van de impliciete doelstellingen van het inventarisproject?Oorlog en Vrede in de Westhoek´ was het leveren van een degelijke basis voor een verantwoord beschermingsbeleid. Het voor het project aangezochte inventaristeam heeft in dit licht alvast een lijst gemaakt van het reeds beschermde fronterfgoed - in sommige gemeenten al meer dan 10 percent van het patrimonium - en van een selectie van de volgens hen nog bijkomende beschermingswaardige items. Deze lijst zal ter goedkeuring worden voorgelegd en zal naderhand worden vertaald in een reeks nieuwe beschermingsdossiers.
Het is op termijn uiteraard de bedoeling om onder bepaalde voorwaarden effectief tot bescherming over te gaan. Voor een erkenning van de frontstreek als werelderfgoed, wat effectief wordt geambieerd, is maximale nationale bescherming trouwens een voorwaarde.
Voor het beschermen is een globaal referentiekader noodzakelijk. De Eerste Wereldoorlog moet immers in al zijn facetten worden benaderd. Alle soorten relicten moeten in aanmerking worden genomen en de samenhang tussen deze relicten moet worden bekeken, ook in het licht van een globale beheers- en ontsluitingsvisie.
Alleen op basis van een globaal overzicht kan worden bepaald waar beschermen effectief de moeite loont. Opnieuw stel ik vast dat de inventaris?Oorlog en Vrede in de Westhoek´ wel een interessante component aanreikt, maar zeker geen volledig referentiekader biedt. Na 92 jaar is er dus een enorme stap voorwaarts gezet. Het komt er nu op aan om de selectie in dat globaler referentiekader te projecteren.
Los daarvan blijft nog de vraag welk beschermingsstatuut aangewezen is. Naast monumenten kunnen er in Vlaanderen immers ook stads- en dorpsgezichten, landschappen, archeologische monumenten en archeologische sites worden beschermd.
Alleen al in de Westhoek is er sprake van een concentratie van uiteenlopende relicten die in onderlinge samenhang elkaars verhaal vertellen, versterken en aanvullen. Geen enkele van de eerder opgesomde beschermingsstatuten kan deze totaliteit helemaal dekken, laat staan daarbij rekening houden met de specificiteit van elk onroerend erfgoed, en in een dynamische verhouding staan tot andere ruimtebehoeften. We zitten dus in een moeilijke positie.
Het enige beschermingsstatuut dat op dit ogenblik het onroerend erfgoed in zijn globaliteit benadert en maximaal is afgestemd op het instrumentarium van de ruimtelijke planning is het statuut van erfgoedlandschap. Dat is er gekomen op het einde van de vorige legislatuur.
Erfgoedlandschappen worden erkend in de context van de opmaak van bijzondere plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen. Ze zijn gebaseerd op de Landschapsatlas, de inventaris waarin al het landschappelijke erfgoed wordt opgesomd en waarin ankerplaatsen zijn afgebakend als zones met een bijzonder hoge erfgoedconcentratie. Erfgoed wordt daarbij ruim ge?nterpreteerd, namelijk van landschap in de enge zin van het woord tot dorpskernen en archeologische sites.
De procedure voor de erkenning van erfgoedlandschappen voorziet in de officiële aanduiding van een ankerplaats door de Vlaamse Regering. Daarbij worden de landschapswaarden en landschapskenmerken opgesomd die tot deze erkenning aanleiding hebben gegeven en die kunnen worden vertaald in specifieke voorschriften. De aangeduide ankerplaatsen, de landschapswaarden en -kenmerken en de voorschriften moeten mee in aanmerking worden genomen bij de opmaak van een bijzonder plan van aanleg of van een ruimtelijk uitvoeringsplan waarbinnen de aangeduide ankerplaats als erfgoedlandschap wordt afgebakend. We hebben tijdens de vorige legislatuur bijna 2 jaar gediscussieerd over een afzonderlijk decreet voor erfgoedlandschappen. We hebben uiteindelijk gezegd dat we ze vanuit de Vlaamse Regering zouden aanduiden. Op het ogenblik dat er een planningsinitiatief wordt genomen, moeten die daarin worden opgenomen en verankerd. Dat moet de aantasting ervan voorkomen.
De vraag is echter of het statuut van erfgoedlandschap grootschalig op de Westhoek kan worden toegepast. De mogelijkheden moeten dus degelijk worden onderzocht, zodat voor het oorlogserfgoed de meest geschikte oplossing kan worden gevonden, namelijk een soort erfgoedlandschap of een reeks individuele beschermingen van monumentale, landschappelijke of archeologische aard of een combinatie van beide. De potentiële erkenning van de Westhoek als werelderfgoed moet daarbij zeker van in het begin mee in aanmerking worden genomen.
Het dossier?Le Westhoek, lieu de mémoire et monuments de la Grande Guerre´ is ondertussen al opgenomen in de tentatieve werelderfgoedlijst waarin alle potentiële werelderfgoedkandidaten worden opgesomd in afwachting van een degelijk gestoffeerd dossier en de behandeling door het werelderfgoedcomité, dat over de erkenning beslist. De dossieromschrijving, waarbij de Westhoek als geheel wordt vernoemd, onderstreept hoezeer het aangewezen is om het erfgoed globaal te benaderen.
Met betrekking tot het werelderfgoeddossier is het ook belangrijk om opnieuw het internationale karakter van de Eerste Wereldoorlog te benadrukken. De westelijke frontlijn is een van de meest representatieve getuigen van het collectieve verleden van een heel aantal Europese landen. Zo liep de?ijzeren draad´, die de grens tussen België en het neutrale Nederland markeerde, langs de Vlaamse kust met posten als Walraversijde, door de Westhoek en door Noord-Frankrijk tot Zwitserland.
De frontlijn moet dan ook terecht worden beschouwd als een internationaal monument. Het is dan ook niet meer dan logisch dat er een beleid wordt ontplooid voor de frontlinie als geheel.
Dat impliceert dat de nadruk niet zozeer wordt gelegd op individuele relicten, maar vooral op hun onderlinge samenhang, en dat de verschillende landen die de frontlijn met elkaar delen, ook effectief hun beleid met betrekking tot dat monument op elkaar afstemmen. De Vlaamse Regering heeft beslist om de gouverneur van West-Vlaanderen als bijzondere opdrachthouder aan te stellen in de context van de bilaterale contacten met Frankrijk. De afdeling Ruimtelijke Planning heeft al verschillende keren een beroep op hem gedaan.
Deze internationale dimensie is het topargument bij uitstek om een reële kans te hebben om de frontlijn als werelderfgoed te laten erkennen. Unesco, dat de werelderfgoedlijst mondialer wil maken en minder Europees, dringt er in Europa trouwens steeds meer op aan om transnationale dossiers in te dienen. Met betrekking tot de frontlijn is internationale afstemming daarbij des te belangrijker, omdat voor de erkenning sinds kort ook een globaal beheersplan moet kunnen worden voorgelegd voor de site.
Internationale samenwerking biedt daarbij het voordeel dat er kan worden geput uit de ervaringen in andere landen en dat er eventueel zelfs kan worden aangeknoopt bij bestaande initiatieven. Met betrekking tot het erfgoed van de Eerste Wereldoorlog is er geen beter voorbeeld te geven dan de Franse ontsluiting van de Somme-vallei met informatiepunten, musea en bewegwijzerde erfgoedroutes die memorialen aandoen, maar ook kerkhoven, slagveldrestanten of wederopbouwsteden. Daar kunnen we ook nog wat wijsheid gaan halen.
Ik vat alles nog eens samen. De beschermende maatregelen voor het oorlogserfgoed in de Westhoek worden zeker niet op de lange baan geschoven. De administratie en VIOE volgen de evoluties op de voet. Het is zeker de bedoeling om tot bijkomende Vlaamse beschermingen over te gaan. Het enige wat ons op dit ogenblik nog wat tegenhoudt, is dat de selectie moet worden geplaatst in een globale visie op ons erfgoed. Eens die visie er is, kunnen we keuzes maken.
Het heeft dus weinig zin om nu een ge?soleerd initiatief te nemen. Ik pleit voor een globale aanpak waarin bepaalde elementen naar voren worden geschoven, namelijk het opstellen van een overzichtsinventaris van alle Vlaamse relicten uit de Eerste Wereldoorlog, het in kaart brengen van de Waalse, Franse en Nederlandse initiatieven, het plegen van internationaal overleg en het ontwikkelen van een aangepaste beschermingsstrategie waarbij echt wordt afgewogen voor welk instrument we zullen kiezen. Ik voel zelf veel voor de derde piste waarbij een combinatie wordt gemaakt van erfgoedlandschap en beschermingen ad hoc.
De naderende honderdste verjaardag van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is de ideale aanleiding om werk te maken van deze globale aanpak. Ik heb de afdeling Monumenten en Landschappen en het VIOE dan ook de opdracht gegeven om een project op te starten en uit te werken dat in 2014 moet kunnen landen met een doordachte bescherming en ontsluiting van de Vlaamse restanten van de Eerste Wereldoorlog. We hebben dus nog 7 jaar de tijd. Er is nog veel werk aan de winkel, maar 2014 zou de einddatum moeten zijn.
Dit betekent niet dat we de zaken op hun beloop laten. Ik heb mijn administratie de opdracht gegeven een lijst te maken van eventueel bedreigde sites en gepaste maatregelen te nemen zoals beschermingsbesluiten of andere voorlopige maatregelen. Ruimtelijke Ordening beschikt over heel wat macht en invloed.
We gaan door. Het sensibiliseringsproject zal in het licht van deze krijtlijnen worden ge?nterpreteerd. We willen een samenwerkingscontract sluiten dat in de publicatie van een boek, in de integratie van de databank in de databank van het VIOE en in een samenwerking met betrekking tot het vademecum voorziet. We willen dit zo spoedig mogelijk afronden. De liefde moet echter langs twee kanten komen. Ik kijk dan ook uit naar een reactie op mijn schrijven van 28 april 2006.
De voorzitter: De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Ik dank de minister voor zijn zoals steeds omstandig antwoord. Uit dat antwoord blijkt in elk geval duidelijk dat de visie van de provincie West-Vlaanderen niet echt met de visie van de Vlaamse overheid overeenkomt. Dat is het minste wat we kunnen zeggen. Het dreigt natuurlijk een spelletje pingpong te worden. Het provinciebestuur vindt dat de minister zijn eerder engagement terugschroeft. De minister vindt dat het provinciebestuur zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van het sensibiliseringsproject niet opneemt.
Minister Dirk Van Mechelen: Ik heb enkel gezegd dat we om verduidelijking hebben gevraagd. Het contract omvat vijf punten. Over twee punten wordt nog gedebatteerd. Het is een spel tussen twee partners. Bovendien zijn er heel wat centen mee gemoeid. In het verleden hebben we cash op tafel gelegd. Dit is geen contradictie. De onderhandelingen lopen. Beide partijen onderhandelen tot een goed akkoord kan worden afgesloten. Een goed akkoord is een akkoord waarin beide partners zich kunnen vinden. Zover zijn we momenteel nog niet.
De heer Stefaan Sintobin: Dat is precies wat ik bedoel. Het provinciebestuur is van mening dat de minister zijn engagement niet nakomt. De minister verklaart dat het provinciebestuur niet op zijn brieven reageert. Het wringt allemaal wat. Ik heb volgende week een uitgelezen kans om langs een geëigend kanaal wat druk uit te oefenen. Volgende week wordt het inventarisatieproject immers officieel aan het brede publiek voorgesteld.
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Ik wil niet aan een politiek spel deelnemen. Ik wil hier voor alle duidelijkheid aan toevoegen dat het inventarisatieproject een prachtige realisatie is. Het zou jammer zijn indien we geen verdere stappen zouden kunnen zetten. We moeten dit als een deel van een groter geheel zien. We moeten dit in zijn internationale context zien. Ons ultiem streven is nog steeds om dit erfgoed tegen 2014 door Unesco als werelderfgoed te laten erkennen. Indien we hierin zouden slagen, zou dit een mijlpaal zijn.
De huidige discussie gaat over de materiële aspecten. Dit maakt deel uit van de onderhandelingen. Ik heb hierover letterlijk het volgende geschreven:?Tot nader order en ondanks herhaaldelijk aandringen werden ons geen andere initiatieven of producten voorgesteld die inhoudelijk, organisatorisch en financieel voldoende concreet zijn uitgewerkt en waartoe in functie van het specifieke thema nog fundamenteel onderzoek of bijzondere onderzoeksexpertise vereist is.´
Er wordt momenteel onderhandeld. Ik ervaar dit niet als een schande. Ik vind niet dat we de bal naar elkaar toespelen. We moeten hieruit raken. Ik ben ervan overtuigd dat dit zal lukken. We moeten een oplossing vinden waarin we ons kunnen vinden. De Vlaamse administratie, in het bijzonder het VIOE, moet de bredere scope en de wetenschappelijke invalshoek blijven bewaken.
In de provincie West-Vlaanderen heeft deze aangelegenheid een meer toeristisch karakter. De Vlaamse overheid bekijkt dit erfgoed meer vanuit een wetenschappelijke, academische invalshoek. We proberen alles in elk geval in een ruimere context te plaatsen. Dit betekent niet dat ik afbreuk wil doen aan de intenties van de provincie West-Vlaanderen. Het een doet geen afbreuk aan het andere. Iedere stap die we kunnen zetten, is een stap vooruit. We moeten de krachten op het terrein bundelen. Dit gaat niet altijd even gemakkelijk.
De voorzitter: Het incident is gesloten.