Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 02/05/2006
Interpellatie van de heer Steven Vanackere tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de toepassing van het toezicht op gemeenten die Vlaamse decreten niet uitvoeren en in het bijzonder de toepassing van het decreet lokaal cultuurbeleid door de gemeente Zwalm
De voorzitter: De heer Vanackere heeft het woord.
De heer Steven Vanackere: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik weet dat vragen over het toezicht dikwijls zondigen, door geen aandacht te hebben voor het nodige evenwicht tussen de gemeentelijke autonomie en het feit dat de Vlaamse overheid een aantal zaken van algemeen belang graag opgelegd wil zien.
Er is een uitvoerig domein waar de Vlaamse overheid probeert te interveniëren door interessante subsidies aan te bieden aan gemeenten, als ze meestappen in een politiek en bereid zijn een bepaald sport-, jeugd- of cultuurbeleid te ontwikkelen. Dan gaat het bijna om een volwassen relatie tussen contractanten die samen afspreken wat ze gaan doen.
Hier gaat het niet over dat domein. Ik wil niet dat we de twee situaties verwarren, want het dossier waar ik het over heb, gaat over een andere materie. Het gaat hier over de vraag welke wapens de Vlaamse overheid heeft om paal en perk te stellen aan bepaalde situaties, als bepaalde zaken van wettelijk belang niet worden toegepast door de gemeenten.
Ik wil vermijden dat mijn vraag om uitleg de indruk doet ontstaan dat de planlast zal vergroten. We zijn met z´n allen tegen planlast. Ik wil vermijden dat mensen die het verslag lezen, oordelen dat de Vlaamse Gemeenschap nog maar eens wil interveniëren. De eerste manier om ervoor te zorgen dat de Vlaamse overheid niet bedilzuchtig hoeft te zijn, is ervoor te zorgen dat slechts een beperkt aantal regels wordt opgelegd, maar dat de overheid niet met zich laat lachen als gemeenten ze niet toepassen. Een goed handhavingsbeleid is de eerste voorwaarde om op een fitte manier met de voogdij om te gaan: niet te veel regels opleggen, maar wel in alle ernst de afdwinging verzekeren.
Voor de concrete toepassing zijn er twee mogelijke wegen: ofwel kan de functioneel bevoegde minister ingrijpen - maar in dit concrete geval is het moeilijk om een gemeente subsidies te onthouden, want ze werden niet eens aangevraagd -, ofwel speelt de voogdij van de minister van Binnenlands Bestuur.
De Vlaamse gemeenten hebben al jaren de verplichting - het is dus een verplichting en geen vrijblijvende overeenkomst - om één of meer gemeentelijke adviesraden voor cultuur op te richten. De meest recente bepalingen daarover staan in het decreet van 13 juni 2001 houdende het stimuleren van een integraal en kwalitatief lokaal cultuurbeleid. Die wettelijke bepaling vloeit voort uit de federale cultuurpactwetgeving, die via de inspraak van gebruikers in het cultuurbeleid de garantie geeft voor de niet-discriminatie van ideologische of politieke stromingen. Er zijn in Vlaanderen nog altijd gemeentebesturen die niet voldoen aan die wettelijke verplichting en na al die jaren nog altijd geen correct samengestelde gemeentelijke cultuurraad hebben opgericht.
Naar aanleiding van meerdere klachten over de niet-wettelijke samenstelling van de gemeentelijke cultuurraad in de Oost-Vlaamse gemeente Zwalm, formuleerde de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie in april 2004 en in oktober 2004 de volgende aanbeveling aan de minister van Binnenlandse Aangelegenheden:?1. dat de Vlaamse Ministers van Cultuur en van Binnenlandse Aangelegenheden deze aangelegenheid intensief opvolgen, en eveneens alle gepaste en noodzakelijke maatregelen treffen, die het decreet van 28 april 1993 hen ter beschikking stelt. 2. dat de Vlaamse Ministers van Cultuur en van Binnenlandse Aangelegenheden, in het kader van hun bevoegdheid als functionele voogdijminister, alle noodzakelijke maatregelen treffen, om in deze gemeente de onmiddellijke en correcte toepassing van de verplichtingen uit het decreet van 13 juli 2001, te waarborgen.´
Mijnheer de minister, naar aanleiding van deze uitspraken en in antwoord op een schriftelijke vraag van de heer Stassen van 28 januari 2005 zei u:?Ik zal, ingaande op de vraag van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie, een schriftelijke waarschuwing sturen naar de gemeente Zwalm waarin zij wordt aangemaand ervoor te zorgen dat de cultuurraad van Zwalm overeenkomstig de geldende regelgeving wordt samengesteld. Indien de gemeente nalaat de nodige handelingen te verrichten, zal ik in samenspraak met de Vlaamse minister van Cultuur en overeenkomstig artikel 34 van het decreet van 28 april 1993 een bijzondere commissaris gelasten zich naar de gemeente te begeven met de opdracht de noodzakelijke handelingen ten uitvoer te brengen. De kosten worden dan verhaald op de gemeentelijke overheidspersonen die verzuimd hebben aan de waarschuwing gevolg te geven.´ Dat is gespierde taal, mijnheer de minister.
Het verhaal gaat verder. Ik heb al eerder gezegd dat ik vandaag de woordvoerder ben van het ongenoegen. Ik neem daarmee de estafettestok over van mevrouw Van Hecke. Er is al zoveel tekst geproduceerd over Zwalm, dat er twee bureaus nodig zijn om alles te stockeren. In april 2005 heeft de gemeenteraad van Zwalm de nieuwe statuten van de gemeentelijke cultuurraad goedgekeurd en begin juni 2005 heeft ze via een?bericht aan de inwoners´ de mogelijkheid tot kandidaatstelling voor de gemeentelijke cultuurraad bekendgemaakt. In de loop van de maanden juni en juli 2005 werd de installatieprocedure opgestart. Verscheidene verenigingen en kandidaten werden echter om diverse en betwistbare redenen geweigerd als lid van de culturele raad.
Mijnheer de minister, ik zou u daarover heel wat anekdotes kunnen vertellen. U zult het me niet kwalijk nemen dat ik dat niet doe. U kent het dossier ondertussen ook wel. U hebt de briefwisseling, de mooie en - soms - folkloristische verhalen gelezen. Tegen deze installatieprocedure werden er in de loop van 2005 opnieuw 13 klachten ingediend bij de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie. Die commissie heeft op 3 april jongstleden unaniem beslist dat deze klachten ontvankelijk en gegrond zijn. Ze maakt daarbij - eens te meer - een aanbeveling over aan de minister van Binnenlandse Zaken. Daarin staat:?1. dat de Vlaamse minister van Binnenlandse Zaken, in samenspraak met de minister van Cultuur, verder alle dringende en noodzakelijke maatregelen treft, om te Zwalm de onmiddellijke en correcte toepassing van de verplichtingen uit het decreet van 13 juli 2001 te waarborgen. 2. dat het gemeentebestuur van Zwalm en de nieuwe voorzitter van de gemeentelijke cultuurraad - binnen een termijn van 45 dagen na de ontvangst van dit besluit - de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie, de gouverneur van de Provincie Oost-Vlaanderen, de Vlaamse minister van Binnenlands bestuur en de Vlaamse minister van Cultuur in kennis stellen van het gevolg, dat aan dit besluit gegeven werd.´
Mijnheer de minister, in een schrijven aan de klagers heeft minister Anciaux begin maart bovendien laten weten dat indien de klachten bewezen zijn - wat nu het geval is -, hij contact met u zou opnemen om een bijzondere commissaris naar Zwalm te sturen om orde op zaken te stellen.
Men zou kunnen zeggen dat het Vlaams Parlement zich niet zou moeten inlaten met dat soort aangelegenheden. Voor een aantal mensen ter plaatse is dit al jaren een bron van bijzonder grote frustratie. We zouden inderdaad kunnen zeggen dat het een vraag is over een lokaal belang. Ik breng het punt echter zonder gêne naar voor omdat het dossier een grote precedentwaarde heeft. Ik ben Brusselaar. Ik ben ook ge?nteresseerd in wat er gebeurt in de Vlaamse Rand. Als wordt vastgesteld dat een gemeente weigert zich aan een wettelijke regeling te onderwerpen, moet de Vlaamse overheid tonen dat ze tanden heeft. Dat is de reden dat ik zeg dat ook ik van Zwalm ben. Mij interesseert het te weten hoe we die carrousel eindelijk kunnen doen stoppen.
Mijnheer de minister, welke initiatieven hebt u genomen na de opeenvolgende adviezen van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie? Het decreet over het lokaal cultuurbeleid voorziet immers niet in een sanctionering voor gemeenten die geen cultuurraad oprichten. Ik kan dus niet terecht bij minister Anciaux. Zult u, in overleg met uw collega van Cultuur, een bijzondere commissaris gelasten zich naar deze gemeente te begeven met de opdracht de noodzakelijke handelingen ten uitvoer te brengen, nu duidelijk en meermaals gebleken is dat de gemeente nalaat de nodige stappen te zetten?
De voorzitter: De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem: Mevrouw de voorzitter, de heer Vanackere zegt dat we allemaal van Zwalm zijn. Hij heeft het al gehad over de precedentwaarde. Het is ook niet de eerste keer dat we in het Vlaams Parlement ons beklag hebben gedaan over het feit dat faciliteitengemeenten een aantal decreten - het bibliotheekdecreet, het decreet over subsidies voor het jeugdwerk - gewoon naast zich neerleggen omdat ze het er niet mee eens zijn. Ze verzaken liever aan de subsidies dan dat ze bijvoorbeeld een jeugdwerkbeleidsplan zouden indienen. De subsidies zouden immers toch vrijwel uitsluitend naar Nederlandstalige verenigingen gaan.
Als daar niet tegen wordt opgetreden, dan worden gemeenten beloond die zich aan de decreten onttrekken en die het ook zonder die subsidies kunnen stellen. Andere gemeenten zouden echter maar al te graag een dergelijk beleidsplan indienen, al was het maar om die subsidies te kunnen innen en er iets zinnigs mee te doen.
Ik kan ook nog verwijzen naar de problemen die voormalig minister van Werk, de heer Peeters, had met het installeren van de WIS-computer van de VDAB. De faciliteitengemeenten moesten er niet van weten omdat de inhoud niet tweetalig was. Ze werden dan maar in de gemeenschapscentra geplaatst.
Mijnheer de minister, ik wil me hier niet uitspreken over wat er in Zwalm aan de hand is. Laten we het ruimer bekijken en nagaan wat er in andere gemeenten gebeurt, die om ideologische, partijpolitieke en communautaire redenen een aantal decretale bepalingen aan hun laars lappen.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mevrouw de voorzitter, collega´s, voor ik minister werd, volgde ik als parlementslid de sector Cultuur. Ik heb dat 9 jaar gedaan, samen met onder andere mevrouw Van Hecke, de heer Vandenbossche, de heer Stassen en de heer Vermeulen. Mijnheer Van Hauthem, als een lokaal bestuur in gebreke blijft, kunnen de verenigingen zelf initiatieven nemen. Ze worden dan rechtstreeks betoelaagd. Er zijn dus wettelijke instrumenten voorhanden. Het probleem is vaak dat die mogelijkheden ontbreken. Als het over de interne werking van de cultuurraad gaat, komt men op ons terrein. We kunnen dan optreden. Dat is echter niet altijd even evident.
Toen ik heb gedreigd een regeringscommissaris te sturen, was er nog geen cultuurraad ge?nstalleerd, waren er nog geen statuten conform de wetgeving. Ondertussen is dat wel gebeurd. Vandaag gaat het over de werking van de cultuurraad zelf. Dat is een heel moeilijk probleem.
Mijnheer Vanackere, ik heb het antwoord opgemaakt in samenspraak met minister Anciaux. We hebben er immers beiden mee te maken. Zoals u zelf aangeeft, heeft het dossier van de oprichting van de gemeentelijke cultuurraad van de gemeente Zwalm al een lange voorgeschiedenis. Op 30 maart 2004 nam de gemeenteraad van Zwalm een besluit aan tot oprichting van een gemeentelijke cultuurraad en tot het vaststellen van de statuten ervan. Dat laatste gedeelte van het gemeenteraadsbesluit werd door de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen geschorst op 14 mei 2004. De gouverneur schorste derhalve niet de oprichting van de cultuurraad zelf, maar wel de vaststelling van de statuten.
Naast de schorsing heeft de gouverneur ook een brief geschreven, waarin hij aandrong op een grondige hervaststelling van de statuten. In een schrijven heb ik zelf, onder dreiging van de uitoefening van dwangtoezicht, de gemeente aangemaand om de nodige handelingen te stellen met het oog op een samenstelling van de cultuurraad in overeenstemming met de geldende decretale bepalingen. Daarop trok de gemeenteraad zijn aanvankelijke beslissing in. Zoals de gouverneur had gevraagd, stelde hij de statuten van de gemeentelijke cultuurraad opnieuw vast bij besluit van 26 april 2005. Dit gebeurde in overleg en in samenwerking met de Vaste Cultuurpactcommissie en met de gouverneur. Die beslissing kreeg zijn volle uitwerking. Het college van burgemeester en schepenen deed in juni 2005 ook een oproep tot de kandidaten voor de cultuurraad. Overeenkomstig artikel 10 van de statuten heeft het zijn rol als beroepsinstantie in verband met geweigerde kandidaturen, normaal uitgeoefend.
De startvergadering van de cultuurraad vond plaats op 9 september 2005. Op 20 december 2005 stelde de gemeenteraad ook het organieke reglement van de cultuurraad vast, waarbij de relatie tussen de gemeente en het adviesorgaan wordt geregeld.
In de maanden die volgden op de startvergadering werd een reeks klachten ingediend tegen het verloop van deze startvergadering en tegen de wijze van opneming in de cultuurraad van bepaalde kandidaten. Deze klachten werden ingediend bij diverse instanties: bij mezelf als toezichthoudende minister, bij de gouverneur en ook bij de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie. De cultuurpactcommissie deelde de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen mee dat zij de zaak zou onderzoeken. De gouverneur heeft dan beslist om, in afwachting van het advies van deze commissie, verder geen acties te ondernemen. Hij deelde dit bij brief van 13 december 2005 aan mij en aan de diverse klagers mee.
De Vaste Nationale Cultuurpactcommissie deelde op 3 april 2006 haar advies mee. Daarin werden, samengevat, de volgende aanbevelingen geformuleerd: alle verenigingen en kandidaat-leden die op de installatievergadering van 9 september 2005 werden afgewezen, moeten onmiddellijk en onvoorwaardelijk worden opgenomen in de cultuurraad; het gemeentebestuur moet de huidige voorzitter wraken en de cultuurraad moet onverwijld een nieuwe voorzitter en een evenwichtig bestuur aanstellen; de gouverneur moet deze aanbevelingen strikt opvolgen en desgevallend alle gepaste en noodzakelijke maatregelen treffen in het kader van de mogelijkheden die het decreet van 28 april 1993 over het toezicht op de gemeentebesturen hem ter beschikking stelt inzake dwangtoezicht; de Vlaamse minister van Cultuur in het bijzonder moet intensief toezien op de werking van de cultuurraad van Zwalm; de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur moet, in samenspraak met de minister van Cultuur, alle dringende en noodzakelijke maatregelen treffen om het cultuurdecreet van 13 juli 2001 correct te laten toepassen.
Ik zie niet in hoe ik binnen mijn bevoegdheid tot de uitoefening van het bestuurlijk toezicht momenteel zou kunnen optreden tegen de gemeente Zwalm. De gemeente heeft, conform de wet, een gemeentelijke cultuurraad opgericht. Ze heeft ook een oproep tot kandidaten gericht en heeft het organieke reglement van de cultuurraad aangenomen. Al deze handelingen zijn definitief geworden, al dan niet door het verstrijken van de toezichttermijn.
Wat de samenstelling van de cultuurraad betreft, voorziet artikel 10 van de statuten in een beroepsprocedure bij het college ingeval van afwijzing van een kandidatuur. Drie klagers hebben er overigens gebruik van gemaakt. Niet alleen staat deze beroepsprocedure er garant voor dat een wettelijke controle mogelijk is. Ze creëert ook de mogelijkheid voor de gouverneur of mezelf om met een schorsing of een vernietiging van het betreffende collegebesluit deze wettelijkheid te beschermen.
De klachten die na de oprichting van de cultuurraad zijn geformuleerd, hebben vooral betrekking op de werking en de samenstelling van deze raad. Ook het advies van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie handelt over dezelfde onderwerpen. Zo beveelt de Commissie het college van burgemeester en schepenen aan de huidige voorzitter-co?rdinator van de raad te wraken.
Overeenkomstig de statuten van de cultuurraad wordt de voorzitter echter verkozen door de algemene vergadering van dit adviesorgaan zelf en niet door gemeentelijke organen. De voorzitter is dus niet benoemd of verkozen door de gemeenteraad of het college. Het college van burgemeester en schepenen heeft in die omstandigheden niet de bevoegdheid om de voorzitter te?wraken´ en ook zelf kan ik hierin als toezichthoudende overheid ten aanzien van de gemeentelijke organen natuurlijk onmogelijk optreden.
Ik sprak intussen met de minister van Cultuur af dat de functioneel bevoegde administratie de actuele toepassing van het decreet op het lokale cultuurbeleid, wat dit aspect betreft, op korte termijn in kaart zou brengen. Zijn administratie zal nog in de loop van de maand mei ter plaatse gaan. Het advies van 3 april 2006 van de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie aan de gemeente en de cultuurraad biedt voorts de ruimte om binnen een termijn van 45 dagen na ontvangst van het advies te reageren op de aanbevelingen. Dat betekent dat er nog tijd is tot en met 18 mei. De combinatie van de nota van de functioneel bevoegde administratie en het eventuele antwoord van de gemeente en de cultuurraad moeten mij voldoende voeding geven om eventuele bijkomende stappen te overwegen.
Minister Anciaux zou me hierover inlichten. Ik hoop samen met u dat we dit dan kunnen afsluiten en dat het de laatste episode was van de saga van de cultuurraad van Zwalm. Ik heb heel goed het kader geschetst, alsook een aantal wettelijke instrumenten. Op zeker ogenblik worden we echter met onze eigen grenzen geconfronteerd. De mensen van de buitendienst van ABA in Gent hebben dit antwoord voorbereid en hebben het besproken met de diensten van Cultuur. Ze zagen geen mogelijkheden meer om er nog beweging in te krijgen, althans binnen de wetgeving waarmee ook ik rekening moet houden.
De voorzitter: De heer Vanackere heeft het woord.
De heer Steven Vanackere: Mijnheer de minister, ik zou toch nog eens uw aandacht willen vestigen op het feit dat zorgen omtrent de werking van een andere orde zijn dan zorgen omtrent de samenstelling. Ik kan me levendig inbeelden dat het niet aan de voogdijminister is om veel vijven en zessen te verkopen over de werking van de cultuurraden. Maar als er problemen zijn bij de installatievergadering en als blijkt, niet volgens de mensen in Zwalm maar volgens het unanieme advies van de vaste commissie, dat de samenstelling niet correct is verlopen, dan kan dat niet op dezelfde manier worden behandeld als de typische problemen die zich in de werking van elke cultuurraad voordoen.
Ik roep u op om tussen nu en 18 mei samen met de minister van Cultuur bijzonder aandachtig te zijn voor de replieken van de gemeente op de klachten. Het kan niet dat een gemeente unaniem wordt tegengesproken door een hoger orgaan en er vervolgens bij een parlementaire bespreking wordt vastgesteld dat er niets meer aan kan worden gedaan. De mensen vechten reeds al te lang om behandeld te mogen worden zoals in elke andere gemeente. We kunnen nu niet zeggen dat we er niets aan kunnen doen. Ik ben het ermee eens dat de echte controle op het einde van de rit de democratische controle is, die er trouwens binnenkort komt, maar het is toch frustrerend dat bepaalde regels niet toegepast geraken.
Mijnheer de minister, ik dank u voor het onderzoek en voor uw antwoord.
Minister Marino Keulen: Mijnheer Vanackere, de diensten van de minister van Cultuur zijn ermee bezig, en ik moet ook wachten op de repliek van de gemeente. Daarna moeten we uitmaken wat we verder gaan doen. Ik wijs er nog op dat er bij de nieuwe verkiezing van een voorzitter maar één kandidaat was, namelijk de gewraakte persoon. Hij kreeg 11 stemmen voor tegen 6 stemmen tegen, bij 2 onthoudingen. Zo komen we natuurlijk in een patstelling terecht.
De heer Steven Vanackere: Er was maar één kandidaat van degenen die aanvaard waren om toe te treden tot de algemene vergadering.
Minister Marino Keulen: Ik geef u het relaas van wat me is meegedeeld. Door te dreigen met dwangtoezicht hebben we ervoor kunnen zorgen dat er ten slotte toch statuten zijn gekomen en dat de cultuurraad werd ge?nstalleerd. Ik neem dus wel mijn verantwoordelijkheid, maar bij zo´n probleem komt men algauw zichzelf tegen. Ik heb een hart voor de sector en ben zelf jaren schepen geweest. Dit verhaal klinkt bekend in de oren, maar meestal gaat het dan over dingen in de marge. Ook bij de diensten van Cultuur zien ze niet in hoe we dit nog in beweging zouden kunnen krijgen. Ik deel echter uw zorg, en we blijven dit dan ook volgen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.