Subcommissie voor Wapenhandel Vergadering van 30/03/2006
Interpellatie van de heer Jan Roegiers tot mevrouw Fientje Moerman, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de problemen bij de behandeling van exportlicenties
Interpellatie van mevrouw Marie-Rose Morel tot mevrouw Fientje Moerman, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de blokkering van exportdossiers inzake hoogtechnologische toestellen met mogelijk militaire toepassingen op het kabinet van de minister
De voorzitter: De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers: Mijnheer de voorzitter, eerst en vooral wil ik de minister uitdrukkelijk bedanken voor de persaandacht voor mijn interpellatie die ze heeft gecreëerd. Ik heb gelezen dat de minister een beetje boos is. Ik spreek waarschijnlijk namens heel wat Vlaamse volksvertegenwoordigers als ik zeg dat ik een beetje ontgoocheld ben. In feite stonden de antwoorden op mijn vragen deze ochtend al in de krant te lezen. Ik ben een beetje ontgoocheld dat een vice-minister-president daags voor een interpellatie in deze commissie wordt gehouden een informele persbriefing organiseert.
De minister vindt dat spirit jankt. Ik neem aan dat ze het over mij heeft. Ik heb daarstraks nog even opgezocht wat janken precies betekent. Het gaat vooral om het geschreeuw in gerekte hoge tonen van honden en vossen. Janken is iets minder dan huilen. Ik kan de minister geruststellen. Ik zal deze middag janken noch huilen. Ik zal proberen op gewone toon mijn vragen te stellen en mijn bezorgdheid te uiten.
Op 21 maart 2006 heeft De Morgen uitgepakt met het feit dat honderden dossiers inzake wapenexportlicenties op het kabinet van de minister geblokkeerd zaten. De minister heeft dit toen een beetje maar niet volledig ontkend. In elk geval is het gros van die honderden dossiers pas op 22 maart 2006 van het kabinet naar de administratie verhuisd. Het maakt me eigenlijk niet uit of het hier om enkele tientallen of om enkele honderden dossiers gaat. Het feit dat een aantal dossiers geblokkeerd zaten, toont dat er een probleem was. Hierover wil ik de minister vandaag interpelleren.
Ik wil geen moord en brand schreeuwen. Hoewel de minister dit in de pers heeft verklaard, heb ik geen probleem met de trage behandeling op zich. Ik heb echter wel redenen om bezorgd te zijn. Ik vind overigens dat een Vlaams volksvertegenwoordiger bezorgd mag zijn om de dossiers die hij opvolgt.
Ik ben bezorgd omdat elke vorm van parlementaire controle ontbreekt. We hadden in januari 2006 al het zesmaandelijkse en het jaarlijkse verslag inzake de wapenexportlicenties kunnen ontvangen en bespreken. We zijn ondertussen eind maart 2006 en deze verslagen hebben het Vlaams Parlement nog steeds niet bereikt. Ik veronderstel dat hier redenen voor zijn.
Ik ben bezorgd omdat dossiers binnen een redelijke termijn moeten worden behandeld. Ik houd mijn hart vast. Een of meerdere bedrijven zouden immers procedures kunnen aanspannen omdat ze van mening zijn dat de redelijke termijn is overschreden. Indien dit gebeurt, zou de minister, onder druk van de lopende procedure, kunnen besluiten om een aantal dossiers zo snel mogelijk te behandelen. Op dat ogenblik zou het kunnen gebeuren dat we niet goed weten naar welk land de wapens worden uitgevoerd of dat we niet zeker zijn of de nodige controles zijn uitgevoerd om uitvoer naar dubieuze landen te vermijden.
De minister heeft een adviescommissie opgericht. Deze commissie is bedoeld om de minister bij te staan en om adviezen met betrekking tot de behandeling van exportdossiers te leveren. Ik heb de tekst van het voorstel van de minister hier bij me. De adviescommissie moet tijdens haar eerste zitting een huishoudelijk reglement opstellen. De adviescommissie zal zich enkel over gevoelige aanvragen uitspreken. Om te beoordelen of een aanvraag al dan niet gevoelig is, zal de adviescommissie tijdens een van haar eerste zittingen een aantal selectiecriteria vastleggen.
Ik heb voorgesteld om het advies van het Vlaams Instituut voor Vrede en Geweldpreventie in te winnen. Ik heb er niet voor gepleit om individuele dossiers voor advisering naar het Vlaams Instituut voor Vrede en Geweldpreventie te sturen. Ik wil enkel dat dit door het Vlaams Parlement opgerichte instituut de kans krijgt de minister over de te volgen procedures te adviseren. Het Vlaams Instituut voor Vrede en Geweldpreventie zou, bijvoorbeeld, kunnen bepalen hoe we gevoelige landen kunnen herkennen of hoe bepaalde situaties moeten worden ge?nterpreteerd. Dit laatste punt is trouwens in het decreet opgenomen.
Uw adviescommissie bestaat uit drie stemgerechtigde leden, namelijk de leidend ambtenaar van het departement Internationaal Vlaanderen, de leidend ambtenaar van het departement Economie, Wetenschap en Innovatie en de leidend ambtenaar van het Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen, afgekort IWT. Daar heb ik vragen bij. Vandaag zijn op de dienst controle Wapenhandel een aantal mensen nadrukkelijk bezig met het screenen van landen waarheen wordt uitgevoerd. Men beschikt over heel wat mogelijkheden om na te gaan wat dubieuze landen zijn: er zijn de landenfiches van de federale overheid, websites van ngo´s, publicaties van Amnesty International, Human Rights Watch enzovoort. Al die mensen zijn daar zeer nadrukkelijk mee bezig. Nu gaat u een adviescommissie oprichten die, met permissie gezegd, voornamelijk bestaat uit mensen die vanuit een economische visie de zaken zullen bekijken. Ik vind dat eigenlijk een stap achteruit. Maar positief als ik ben, en niet huilend en jankend, wil ik dat het voordeel van de twijfel gunnen.
Ik heb meer problemen met het feit dat iemand van het IWT in die adviescommissie zou gaan zitten. Het IWT is het Vlaams overheidsagentschap dat zich bezighoudt met het ondersteunen van innovatie. Ik weet niet of dat de meest geschikte mensen zijn om u te adviseren over mensenrechten, dubieuze landen enzovoort. Ik laat het echter aan uw oordeel over, u zult zich daar wel grondig over ge?nformeerd hebben.
Ik kom tot de rol van het Vredesinstituut. Ik heb er niet voor gepleit om individuele dossiers naar het Vredesinstituut te sturen, maar ik lees wel wat in het decreet staat. Er staat in artikel 6:?Het Vredesinstituut kan, op eigen initiatief, op initiatief van het Vlaams Parlement of op vraag van de Vlaamse Regering, algemene of specifieke adviezen formuleren.´ Dat is de adviesopdracht van het Vlaams Vredesinstituut. In paragraaf 2 staat er:?Jaarlijks komt in de beleidsbrief van de minister bevoegd voor de vergunningen een lijst van situaties waarbij het advies van het Vredesinstituut wordt gevraagd. Deze beleidsbrief maakt, na advies van het Vredesinstituut, voorwerp uit van een parlementair debat en resulteert in een resolutie aan de Vlaamse Regering.´ Dat zegt het decreet. Vorige week heb ik gezegd dat u mijns inziens beter contact zou opnemen met het Vlaams Vredesinstituut om een gesprek te hebben over de decretale opdracht die het heeft en hoe het u bij de behandeling van de exportdossiers zou kunnen adviseren.
Mevrouw de minister, klopt de informatie dat er 300 uitvoerdossiers op uw kabinet geblokkeerd lagen? Wat was hiervan de oorzaak? Welke maatregelen hebt u genomen om dit probleem structureel aan te pakken? Waarom zijn het zesmaandelijkse en het jaarlijkse verslag over de verstrekte en geweigerde vergunningen nog niet ingediend in het parlement? Is de oorzaak hiervan te vinden bij de eventuele structurele problemen die in de administratie bestaan? Kunt u garanties geven dat er bij de uiteindelijke behandeling en het al dan niet weigeren van de exportaanvragen - die honderden dossiers zijn terug verhuisd van het kabinet naar de administratie - rigoureus tewerk zal worden gegaan zodat er op geen enkel moment een kans bestaat dat naar dubieuze landen of eindgebruikers zal worden uitgevoerd?
Ik heb een aantal bepalingen uit het decreet houdende oprichting van een Vlaams Instituut voor Vrede en Geweldpreventie opgesomd. In welke mate wenst u rekening te houden met de mogelijkheid dat het Vredesinstituut ook advies kan geven? In welke gevallen lijkt het u opportuun om met het Vlaams Vredesinstituut contact te hebben?
De voorzitter: Mevrouw Morel heeft het woord.
Mevrouw Marie-Rose Morel: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, de heer Roegiers heeft de situatie uitgebreid geschetst. Ik zal me beperken tot de pragmatische kant van het verhaal. Er zaten een driehonderdtal uitvoerdossiers vast, over hoogtechnologische toestellen die niet enkel voor civiele maar ook voor militaire toepassingen in aanmerking zouden kunnen komen, de zogenaamde dual-usetoepassingen.
Het is begonnen met het dossier van EPSI. Het probleem was dat de douane niet had ingegrepen omwille van het eenvoudige feit dat EPSI wel degelijk beschikte over een attest voor de uitvoer zonder vergunningsplicht. Toen is in de Subcommissie voor Wapenhandel door de minister gezegd dat het zou worden herbekeken en dat men daarmee bezig was. We begrijpen dat absoluut. Het is een goede zaak dat dat wordt herbekeken.
Ik bekijk het nu puur pragmatisch. Wanneer leveringen aan niet-risicolanden, landen die lid zijn van de EU of de NAVO, daardoor ook worden geblokkeerd, is het een ander paar mouwen. Die bedrijven lijden verlies. Ik las in de krant dat een aantal bedrijven spreekt over miljoenen euro´s die ze zouden verliezen door deze blokkering. Ik weet niet of dat waar is.
Ik ben het op een punt niet eens met de heer Roegiers. Hij zegt dat hij geen probleem heeft met een trage behandeling. Wij hebben daar wel een probleem mee. Grondigheid en efficiëntie kunnen volgens mij wel hand in hand gaan met snelheid. We kunnen het grondig doen en tevens de bedrijven heel snel het attest geven als ze daar recht op hebben. Anders komen we in een vicieuze cirkel terecht. Mensen kunnen in het buitenland wel hun best doen om hun producten te verkopen, maar door administratieve beslommeringen lopen ze orders mis. Het spreekt voor zich dat we dat moeten vermijden.
Het is goed dat er adviescommissies zijn en dat ook het Vlaams Vredesinstituut een advies uitbrengt, zolang alles vlot blijft verlopen en de dossiers niet worden geremd. Het economische belang mogen we niet uit het oog verliezen.
Mevrouw de minister, hebt u zicht op een aantal structurele maatregelen om de bestaande achterstand weg te werken? Is het mogelijk om tijdelijk extra personeel te detacheren?
Kunnen we in de toekomst de bottleneck vermijden? We moeten zorgen voor een vlotte doorstroming en de snelheid van het advies, zonder aan de kwaliteit te raken, waarborgen. Wat is de timing voor de nieuwe procedure voor het uitreiken van de attesten? Wat is de stand van zaken?
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mijnheer Roegiers, ik vind het heel straf, om het woord hypocriet niet te gebruiken, dat u nu het advies vraagt van het Vlaams Vredesinstituut. Enkele weken geleden hebt u het voorstel van het Vlaams Belang, om het advies van het Vlaams Vredesinstituut te vragen in verband met het dossier van de uitvoer van de isostatische pers naar Iran en de rol van de Vlaamse overheid, afgewezen. Blijkbaar betwist u de competentie van het Vlaams Vredesinstituut of is het enkel nuttig als het u past.
De voorzitter: De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys: Mevrouw de minister, collega´s, ook onze fractie is uiteraard bezorgd over een sluitende controle, waarbij iedereen zijn verantwoordelijkheid moet opnemen. Dat betekent bijvoorbeeld ook dat de douane zijn verantwoordelijkheid moet opnemen en de conformiteit van de uitgevoerde goederen moet testen. Die zorg voor een betere en sluitende procedure mag er niet toe leiden dat een soort stiptheidsactie wordt gevoerd, want dat gaat altijd ten koste van het bedrijfsleven.
Mevrouw de minister, ik heb begrepen dat ondertussen stappen werden gezet en een onderscheid wordt gemaakt tussen de dossiers die op een vlotte manier kunnen worden afgehandeld en de dossiers die een bijkomend onderzoek vergen. Ook voor doorvoer zal een soepeler werking worden voorgesteld.
Mijnheer Roegiers, ik treed uw standpunt bij dat regelmatig moet worden gerapporteerd. We rekenen erop dat we ons parlementair controlerecht kunnen uitoefenen.
We zijn altijd voorstander van consultatie en het inwinnen van advies, zowel van mensen die de economische en wetenschappelijke aspecten ter harte nemen als vanuit de andere invalshoek. Ik wil wel verwijzen naar de hoorzittingen, waar uitdrukkelijk werd gezegd dat de beslissing nooit kan worden overgedragen aan het Vlaams Vredesinstituut. Het zal altijd een politieke beslissing blijven. We zijn voorstander om zo veel mogelijk advies te vragen, maar de beslissing zal een politieke beslissing blijven.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mevrouw de minister, zowel uit de persberichten van vandaag als uit de inleiding van de heer Roegiers begrijp ik dat er voor dit dossier een aantal moeilijkheden zijn tussen een aantal mensen binnen de meerderheid. Ik ben benieuwd te vernemen wat de moeilijkheden zijn.
Mevrouw de minister, u hebt een erfenis gekregen van paars, waarvan u wist - en u maakte toen nog deel uit van de federale regering - dat wie de regeling op Vlaams niveau zou moeten uitvoeren, met een moeilijk dossier geconfronteerd zou worden. De praktijk bewijst dat u, los van de beoordelingen, moeilijk een evenwicht vindt tussen een aantal economische overwegingen en een aantal pacifistische overwegingen. Het is moeilijk om die twee in balans te brengen. Misschien hebben de problemen daar iets mee te maken, maar dit dossier is te belangrijk om een emotionele toestand te laten ontstaan. Het gaat over een economisch dossier, maar er spelen heel wat ethische en pacifistische elementen in mee.
Het parlement wil deze dossiers stipter opvolgen dan andere economische dossiers. Dat moet via de rapportering gebeuren. Mevrouw de minister, de rapportering is niet gebeurd op het moment dat we ze mochten verwachten, ook niet met een brede interpretatie van de termijnen. Dat geeft aanleiding tot een hele reeks vragen. Het is aan u om duidelijk te maken hoe dat komt en wat zal gebeuren om de rapporteringsplicht na te komen. Het parlement, als controleorgaan van de uitvoerende macht, moet erop staan dat de rapportering gebeurt binnen de bepaalde marges en dat er de nodige elementen in staan.
Mevrouw de minister, u verklaart in de pers dat nog nooit zo transparant is gewerkt als vandaag. Het is aan u om dat aan te tonen, maar de transparantie heeft er niet voor gezorgd dat het rapport er vandaag is. Ik hoop dat u alles duidelijk maakt en dat de nodige conclusies worden getrokken.
De wapenhandelwet, die nog altijd de basis vormt voor wat vandaag gebeurt, moet misschien dringend worden aangepast. Er moeten duidelijke krijtlijnen worden getrokken om dit soort gênante vertoningen te vermijden.
De voorzitter: De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen: Ik ben een beetje verbaasd over de commotie die tijdens de afgelopen dagen is ontstaan. Naar aanleiding van een aantal interpellaties een paar weken geleden over het dossier-EPSI, had de minister in deze commissie aangekondigd dat de procedure op korte termijn zou worden aangepast.
In de pers konden we lezen dat een aantal bedrijven worden geconfronteerd met een blokkering. Er bestaat een spanningsveld tussen het toekennen van een aantal uitvoervergunningen op korte termijn en het kiezen voor een model van procedure dat door iedereen wordt aanvaard. We moeten dat opnieuw bekijken. Het document op basis waarvan een vergunning wordt toegekend, stelt op zich niets voor omdat het geen vrijrechten verleent. Dat verklaarde de minister een paar weken geleden in de commissie. Nu drie weken later wordt vanuit verschillende hoeken de vraag gesteld over blokkeringen. Er bestaat inderdaad een spanningsveld tussen het economische aspect en het pacifistische aspect. De heren Roegiers en Stassen hebben dat al eerder gezegd, maar dat spanningsveld zal er altijd blijven.
Ik steun de minister in haar streven naar de grootst mogelijke openheid. De laatste maanden hebben we daar al een aantal voorbeelden van gezien. Het is niet omdat ze tot dezelfde partij behoort dat ik minister Moerman ondersteun. Ik doe dat omdat ik heb vastgesteld dat er effectief meer openheid is. We krijgen veel meer informatie dan in het verleden. Niet alleen voor de opvolging van het dossier-EPSI maar ook voor het decreet is het belangrijk dat we een gezond evenwicht vinden tussen wat kan en wat niet kan.
Ik ben verbaasd over de commotie in deze commissie omdat de minister een aantal weken geleden nog heeft aangekondigd dat ze werk wil maken van een aanpassing van de procedure. Iedereen was het daar toen over eens.
De heer Roland Van Goethem: Mevrouw de minister, ik heb daarstraks even de rapporten over de export nagekeken. In het eerste rapport van 1 maart 2004 tot 31 augustus 2004 is sprake van een export van 260 miljoen euro. Voor de periode van 1 september 2004 tot 31 december 2004 was er een export voor 140 miljoen euro. Voor de periode van 1 januari 2005 tot 30 juni 2005 was er een export voor 132 miljoen euro. Dat is ongeveer de helft van de export uit het eerste rapport. Ik maak me dan ook zorgen over onze export. Hebt u een verklaring voor deze daling?
De voorzitter: Minister Moerman heeft het woord.
Minister Fientje Moerman: Mijnheer de voorzitter, collega´s, ik zal proberen te schetsen waarover het hier eigenlijk gaat. Vlaanderen heeft de bevoegdheid om te beslissen over wapenexport, wapenimport en wapendoorvoer. De informatie waarop Vlaanderen zich baseert om die beslissingen te nemen, met andere woorden de input, komt in grote mate van de landenrapporten van Buitenlandse Zaken. Wanneer het gaat om nucleaire en aanverwante goederen, is er een bijkomende input vanuit CANVEK en vanuit de FOD Energie. De controle na de beslissing is toevertrouwd aan de douanediensten. Vlaanderen heeft dus beslissingsbevoegdheid maar de rest is federaal.
De wetgeving die momenteel wordt toegepast, is nog steeds de wetgeving zoals die bestond voor de overheveling van de bevoegdheden. Deze wetgeving bestaat uit een nationaal corpus van regels en een Europees corpus van regels, aangevuld met internationale bepalingen zoals VN-embargo´s.
Mijnheer Roegiers, bij de uitoefening van die bevoegdheid probeer ik zo voorzichtig mogelijk te werk te gaan. Naast de morele en ethische aspecten en de toepassing van de wet, heeft de recente geschiedenis van ons land uitgewezen dat dit het meest aangewezen pad is bij de uitoefening van die bevoegdheid.
De heer Stassen heeft daarnet terecht benadrukt dat er altijd een tweeslachtigheid is in die dossiers. Dat is niet het geval bij de beoordeling. Bij de beoordeling wordt de wet toegepast. Aan de ene kant willen we alle nationale, Europese en internationale criteria in acht nemen om over aspecten van morele en ethische aard te oordelen. Ik denk hierbij onder meer aan het respect voor de mensenrechten, aan conflictgebieden of aan gevoelige landen. Aan de andere kant krijgen we de interne push van een industrie die, althans in onze regio, in hoofdzaak hoogtechnologisch van aard is.
Het gaat om ongeveer 900 dossiers. Hiervan betreffen ongeveer 600 dossiers wapens en ongeveer 300 dossiers zogenaamde dual-usegevallen. De lijst van dossiers omvat onder meer een aanvraag van een bedrijf dat een isostatische pers naar een gevoelig land wil uitvoeren. Deze uitvoer is vergunningsplichtig en is bovendien aan de dual-usereglementering onderworpen. De lijst omvat ook de aanvraag van een man die in Afrika wil jagen en zijn jachtgeweer met telelens wil meenemen en de aanvraag van een man die naar Frankrijk verhuist en zijn geweer wil meenemen. Elke zaak, van de kleinste tot de meest gevoelige, vormt een apart dossier.
Mevrouw Morel heeft daarnet gevraagd of het allemaal hoogtechnologische wapens betreft. Dit is duidelijk niet het geval. De administratie nummert alle aanvragen en stelt lijsten op. Dit betekent dat de aanvraag van de man met zijn ene karabijn vlak boven of vlak onder de aanvraag van de firma met de isostatische pers kan liggen. De lijst heeft, met andere woorden, een zeer gemengd karakter. Het gaat hier in feite om een zeer diverse bevoegdheid.
We moeten trachten de doorlooptijd voor elk dossier zo kort mogelijk te houden. Wanneer we alles zelf in handen hebben, lukt het meestal om de termijn kort te houden. In sommige gevallen moeten we evenwel ook externe partijen inschakelen. Zo intervenieert de Proefbank te Luik vaak wanneer het om gewoon schiettuig gaat. De CANVEK komt enkel tussenbeide indien het om nucleaire apparatuur gaat. Indien we dit element in de besluitvormingsprocedure moeten inschakelen, moet het dossier onze administratie tijdelijk verlaten. Dit betekent dat we geen volledige grip op de doorlooptijd meer hebben.
Om hier een beter zicht op te krijgen, heb ik de administratie vorig jaar verplicht om bij te houden wanneer een dossier bij de administratie aankomt, wordt behandeld en weer wordt verstuurd en wanneer een dossier mijn kabinet bereikt en weer verlaat. De procedure is nu zo transparant dat de heer Roegiers beter dan ik weet wanneer bepaalde dossiers mijn kabinet hebben verlaten.
We mogen niet uit het oog verliezen dat een aantal gevraagde maatregelen potentieel en misschien ook actueel moeilijk te verzoenen vallen. De heer Roegiers heeft me gevraagd garanties te bieden dat tijdens de uiteindelijke behandeling rigoureus zal worden gewerkt, zodat op geen enkel ogenblik de kans bestaat dat aan dubieuze landen of eindgebruikers wordt geleverd. De aanpak moet volgens hem 100 percent fail-proof zijn. Zoals hier daarnet is gezegd, mogen we echter niet vergeten dat de betrokken bedrijven contracten hebben afgesloten. De behandeling van de dossiers mag dan ook niet te lang duren. Mijns inziens is het mogelijk de gevraagde garantie te geven en aanvragen bij de minste twijfel af te keuren. In dat geval zou de doorlooptijd evenwel zeer lang zijn. We zouden onze ambassades in het buitenland kunnen inschakelen om ter plekke verificaties uit te voeren. De capaciteit van de ambassades is echter niet onbeperkt. Deze werkwijze heeft trouwens een institutioneel aspect. We zouden immers eerst de nodige akkoorden moeten afsluiten. De vraag om dergelijke garanties is strijdig met de vraag om de doorlooptijden rationeel te houden. We moeten een werkbaar systeem ontwikkelen. Binnen dit systeem moet de controle zo groot mogelijk zijn en moeten alle risico´s worden geanalyseerd. Beide vragen moeten in feite met elkaar worden verzoend.
Ik kan hic et nunc niet garanderen dat er nooit iets zal mislopen. Ik denk trouwens niet dat iemand dit kan garanderen. Ik probeer de zaak niet belachelijk te maken, maar ik wil erop wijzen dat ik de goedkeuringen onderteken. Dat betekent dat ik de politieke verantwoordelijkheid draag. Indien ik echt over een eindgebruiker in een bepaald land twijfel, zou ik de situatie eigenlijk ter plekke moeten verifiëren. Dat is in verband met deze of andere dossiers niet de geplogenheid. Het is mijn bedoeling een werkbare, zo hoog mogelijke garanties biedende oplossing te vinden om de dossiers op een consciëntieuze en rationele wijze te behandelen.
Ik wil even ingaan op de voorgeschiedenis van deze aangelegenheid. We mogen alvast niet vergeten dat onze mankracht beperkt is. Indien een bepaalde casus, zoals het EPSI-dossier, tot redelijk irrationele proporties wordt opgeklopt en sommige fracties het hoofd van de minister vragen, zetten we de schaarse beschikbare menselijke middelen in eerste instantie in om de antwoorden op deze ad-hocvragen voor te bereiden.
Misschien heeft de afhandeling van dit dossier tot iets positiefs geleid. We hebben alle besluitvormingsprocedures geanalyseerd. We hebben onderzocht hoe alles precies in elkaar zit en hoe de dossiers daadwerkelijk van bureau tot bureau evolueren. Op basis van onze bevindingen ben ik tot de conclusie gekomen dat de procedure niet aan ons streefdoel beantwoordt.
Ik zal even de oude interne procedure schetsen. Vroeger behandelde de administratie de dossiers op een hiërarchische manier. Een dossier werd door een dossierbehandelaar behandeld. Vervolgens kwam het achtereenvolgens bij het hoofd van de dienst controle Wapenhandel en bij de directeur-generaal van het departement Internationaal Vlaanderen terecht. Tot slot werd het dossier aan mij overgemaakt. Dit was een klassiek administratief systeem, waarbij dossiers steeds hoger in de hiërarchie stegen. Indien in het begin van de behandeling iets wordt vergeten of niet correct wordt toegepast, kan een fout in een dergelijk systeem zonder problemen heel de weg naar boven afleggen. Deze werkwijze genereert in feite dergelijke fouten.
Zoals de heer Van Baelen daarnet terecht heeft opgemerkt, heb ik naar aanleiding van de bespreking van het EPSI-dossier aangekondigd dat ik de bestaande interne procedure binnen mijn administratie zou hervormen. Ik heb daarbij geprobeerd wat meer garanties in te bouwen.
Om deze hervorming tot stand te brengen, heb ik eerst nagekeken hoe de dossiers elders worden behandeld. Ik heb vastgesteld dat zich overal een evolutie in de richting van de collectivisering van de voorbereiding van de besluitvorming of zelfs van de besluitvorming zelf voltrekt. Er zijn uiteraard variaties. De regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest beslist collegiaal over alle aanvragen. Brussel is natuurlijk iets kleiner dan Vlaanderen. In Vlaanderen gaat het om ongeveer 900 aanvragen. Besluitvormingsprocedures kunnen altijd worden gecollectiviseerd. Ik kan altijd beslissen om een bepaald dossier aan de Vlaamse Regering voor te leggen. In dat geval moet ik het dossier op de agenda plaatsen en moeten alle leden van de Vlaamse Regering samen een beslissing nemen.
Er voltrekt zich tevens een collectivisering van de voorbereiding van de besluitvorming. De dossiers worden niet langer door een ambtenaar behandeld en vervolgens naar de hogere niveaus verstuurd. Hoewel de modaliteiten verschillen, gaat het overal om een bepaalde vorm van collectivisering. Dit betekent dat een groep mensen over alle dossiers of over een bepaald type van dossier beraadslaagt en de minister vervolgens een advies voorlegt. Dat advies is me trouwens al een tijdje geleden gegeven door een van de diplomaten die zich daar op federaal vlak mee bezighield, want daar had men ook dat systeem. Ik heb dan gezegd dat we moesten nagaan of we dat ook bij ons kunnen toepassen.
Zo kom ik tot het Vredesinstituut. Wat u hebt gevraagd, is al gebeurd: de heer Baum, hier aanwezig, directeur van het Vredesinstituut, is twee weken geleden bij mij geweest om over die zaken met mij van gedachten te wisselen. Het was een vrij constructief onderhoud.
Het Vredesinstituut is een paraparlementaire instelling, opgericht door het Vlaams Parlement, net zoals bijvoorbeeld het Kinderrechtencommissariaat. Het is niet gezond wanneer een instelling die afhangt van de ene macht in de trias politica, tussenbeide komt in de besluitvorming van de uitvoerende macht. Daar heeft het vorige parlement zich trouwens over gebogen bij de voorbereiding van het decreet tot oprichting van het Vredesinstituut. In de oorspronkelijke tekst stond dat het Vredesinstituut een verplichte adviesverlening moest doen over exportvergunningen. Zowel de geconsulteerde experts, van academici tot ngo´s, als een meerderheid van de volksvertegenwoordigers hebben zich daar tegen gekant omwille van dit argument en, daaruit afgeleid, omwille van het argument dat dit de onafhankelijkheid van het instituut in gevaar zou brengen. Ik geef een onschadelijk illustratief voorbeeld uit een totaal andere hoek: het zou zijn alsof u de Kinderrechtencommissaris advies zou laten verlenen betreffende de opening van een bepaalde crèche. Dit is een voorbeeld uit een totaal ander terrein en hypothetisch, maar het principe erachter is hetzelfde. Ik ben er niet voor dat het Vredesinstituut zich mengt in mijn interne procedure in de administratie van de collectivisering van de adviesverlening aan mij.
Het document waarover u beschikt, heeft ook mijn kabinetschef alsook twee of drie andere kabinetchefs. De transparantie is blijkbaar groot. Het is een werkdocument. Ik wil zeker geen overwicht geven aan het economische bestanddeel of het technologische bestanddeel van de adviesverlening, wel integendeel. We moeten alles afwegen. Het is mijn bedoeling - en ik zal dat met zoveel woorden laten inschrijven - dat ook bijvoorbeeld degene die in het departement Internationaal Vlaanderen verantwoordelijk is voor de opvolging van mensenrechtensituaties in de wereld en in internationale organisaties, daar ook in kan zitten alsook de regiomanagers of specialisten die de situatie in specifieke landen beter kennen.
Ik wil de mensen die technisch onderlegd zijn, er ook in hebben, omdat we in Vlaanderen geen schiettuig hebben. Onder onze wapenwet vallen vooral hightech- en dual-useproducten. Het is niet mogelijk voor mensen uit een administratie, die misschien een economische of juridische vorming hebben, om al die technieken te kennen. Daarom denk ik dat het nuttig is om uit het IWT de nodige expertise daarin te betrekken. Waar zouden we beter vinden dan daar? Deze mensen weten of er een kans of een technische mogelijkheid bestaat of een bepaald bestanddeel gebruikt wordt ter voorbereiding van een chemisch wapen, terwijl men een aanvraag doet om het product te kunnen exporteren als landbouwmeststof. Het is misschien niet slecht dat we daar wat licht op laten schijnen en we dat in bepaalde dossiers trachten te collectiviseren.
Ik wil hier ondubbelzinnig over zijn: het is niet omdat ik bevoegd ben voor economie en voor wetenschap en innovatie, dat ik daarom bij de beoordeling van die dossiers de doorslag zal laten geven door een van die twee aspecten. Ik ben ertoe gehouden om het wettelijke kader toe te passen. Dat is mijn taak wanneer ik de bevoegdheid inzake wapens uitoefen. We mogen het bedrijfsbelang niet laten primeren. Dit gezegd zijnde, moet u zich er wel rekenschap van geven dat er in Vlaanderen bedrijven zijn - ik ken zeker één geval - waar vier vijfde van de omzet van het bedrijf afhankelijk is van mijn beslissingen. Dat is een grote verantwoordelijkheid.
De dag voor in de pers het betrokken artikel over de dossiers stond, zat de CEO van het bedrijf dat daarin werd geciteerd, gedurende meer dan een uur bij mij. Hij kwam subsidies vragen voor de beeldverwerkingssector, samen met een aantal collega´s. Op geen enkel moment is er met een woord, een komma of zelfs maar een zucht, gerefereerd aan moeilijkheden in die dossiers.
Er liggen geen 300 uitvoerdossiers op mijn kabinet. Dat zou betekenen dat ik gedurende een vierde van het jaar niets zou hebben ondertekend. Dat is niet zo. Wel hebben we door het geval EPSI al onze krachten gemobiliseerd, ook de administratie heeft dat gedaan. Zolang ik geen uitsluitsel had over hoe het verloop precies was geweest bij de administratie, zijn we driedubbel voorzichtig geweest. Nu zijn we dat nog, maar we zijn op goede weg om een coherente procedure uit te werken. Stiptheidsacties zijn er niet.
Er liggen nog een aantal dossiers. Er is trouwens een constante inflow en outflow van dossiers. Ik weet dus niet precies hoeveel dossiers er vandaag bij mij of bij mijn administratie liggen, maar het is een zeer beperkt aantal.
Volgens de wet moet men voor bepaalde goederen over een vergunning beschikken. Zo kom ik tot de kritiek in hoofde van bepaalde bedrijven. Een vergunningsaanvraag moet worden getoetst aan de acht criteria van de EU-gedragscode die bij ons in de wet staan, want ons land en Duitsland hebben die criteria ingebouwd in de wetgeving. Het al dan niet verlenen van die vergunning is heel de besluitvormingsprocedure.
Daarnaast zijn er goederen die niet vergunningsplichtig zijn. Daar valt bijvoorbeeld de kleine labopers van EPSI onder. Zo zijn er nog honderden andere goederen in Vlaanderen niet vergunningsplichtig.
We hebben een federale praktijk overgeërfd - federaal werd dat attest trouwens verleend door een ambtenaar van niveau 2 - waarbij een bedrijf technische specificaties overmaakte en de vraag werd gesteld of het product vergunningsplichtig was. Op basis daarvan wordt een attest afgeleverd. Daarin staat dat, als - op basis van de informatie - het goed overeenstemt met wat werd omschreven, het niet wordt verkocht aan het leger en het niet wordt uitgevoerd naar landen onder embargo, er geen vergunning nodig is.
In het geval van EPSI hebben we gezien dat, als er een papier in het dossier zit met een handtekening van een ambtenaar of een minister, wordt verondersteld dat het dossier in orde is. Men gaat dan niet meer na of het goed in de doos overeenstemt met wat werd omschreven of, bij wijze van spreken, een atoombom is.
De controle wordt uitgevoerd door de douane, maar als het op deze manier verloopt, gaan wij niet de verantwoordelijkheid op ons nemen. Door het uitschrijven van dergelijke attesten, die door sommigen worden beschouwd als een pseudo-vergunning, wordt niet meer altijd gecontroleerd. Ik heb de attesten dus laten terughalen.
Mevrouw Morel, er zijn inderdaad bedrijven die daar kwaad over zijn, maar het is de verantwoordelijkheid van de douane. Die bedrijven mogen uitvoeren. Ze moeten zelfs bij mij geen vergunning aanvragen, want wat ze uitvoeren is niet vergunningsplichtig. Ze beschikken niet over het papiertje, maar dat verandert de wet niet. Het is aan de douane om na te gaan of de goederen vergunningsplichtig zijn of niet. Als wordt getwijfeld, kan de douane contact opnemen met specialisten en mijn administratie om advies vragen. Zo simpel is het.
Er wordt soms gezegd dat het een schande is dat we iets afleveren, maar niet controleren. Wij kunnen dat niet controleren. Het attest is voor dat goed, op basis van de specificaties van het bedrijf, geldig voor een bepaalde duur voor alle landen. Het is trouwens ook niet onze taak om te controleren. Maar toen we hebben ontdekt dat bepaalde instanties aan het attest consequenties hechten die ze er niet aan moeten hechten, hebben we ingegrepen.
Het staat iedereen vrij, ook de douane, om ons vragen te stellen. Als de douane twijfelt over een bepaald goed, kunnen wij bijstand verlenen. Als het een niet-vergunningsplichtig goed is, waarvoor vroeger een attest werd afgeleverd, kan het bedrijf gewoon uitvoeren.
Mijnheer Roegiers, ik heb dus duidelijk aangetoond dat de informatie niet klopt.
Het zesmaandelijkse rapport over de verstrekte en de geweigerde vergunningen en het jaarlijkse rapport over de toepassing van de wapenhandelwet aan het Vlaams Parlement werden nog niet ingediend. De eerste versie van het wapenrapport over de verstrekte en geweigerde vergunningen voor de tweede helft van 2005 en het bijbehorende jaarverslag 2005, werden me door de dienst controle Wapenhandel overgemaakt op 15 maart 2006. Neem me niet kwalijk dat ik die rapporten eerst zelf bekijk.
Ik wil mijn administratie niet met alle zonden Israëls overladen. De oorzaak van de vertraging is de implementatie van een nieuwe databank bij de dienst controle Wapenhandel. Deze databank werd operationeel in oktober 2005 en laat toe dat we maandelijks de verstrekte en geweigerde vergunningen op het internet plaatsen, maar er waren nog een aantal praktische problemen.
Het rapport voor de tweede helft van 2005 is opgemaakt op basis van de nieuwe databank. Het is de planning om het rapport in de Subcommissie voor Wapenhandel toe te lichten eind april, begin mei 2006.
Mijnheer Roegiers, de modaliteiten van de adviesbevoegdheid van het Vlaams Vredesinstituut zijn vastgelegd in artikel 6 van het oprichtingsdecreet. Daarin staat dat de bevoegde minister in de jaarlijkse beleidsbrief een lijst van situaties opneemt, waarbij het advies wordt gevraagd. Na het advies is de beleidsbrief het voorwerp van een parlementair debat en wordt een resolutie aan de Vlaamse Regering overgemaakt.
Het Vlaams Vredesinstituut adviseert niet over concrete dossiers, maar over, eventuele, meer generieke problemen. Ik heb hierover al met de heer Baum van gedachten gewisseld. We kwamen tot overeenstemming dat de lijst van situaties later zou worden besproken, meer bepaald voor het zomerreces van 2006. Daar moeten we ons ook aan houden.
Mijnheer Van Goethem, u hebt gevraagd waarom de cijfers dalen. Het percentage geweigerde dossiers blijft ongeveer constant. Als het totale aantal vergunningen daalt, komt dat niet door de weigeringen, er zijn gewoon minder aanvragen.
Collega´s, er wordt soms gevraagd waarom we de doorvoervergunningen willen afschaffen, maar we moeten wel met een aantal aspecten rekening houden. Ik moet een doorvoervergunning, die in weinig Europese landen bestaat, beoordelen op basis van dezelfde criteria als een wapenexportvergunning. Een ander land in Europa heeft eerst de afweging volgens de daar geldende wetgeving gemaakt, waarna een bedrijf vraagt om via ons land door te voeren. Op basis van onze wetgeving is het best mogelijk dat wij strenger zijn en de doorvoervergunning weigeren. Dat is al gebeurd. Als de doorvoer een aantal keren wordt geweigerd, is de kans groot - en dat is een consequentie van onze rigoureuze beslissingen - dat een bedrijf de volgende keer niet meer via de haven van Antwerpen zal doorvoeren, maar via een andere haven. Hoe strenger we zijn, hoe sterker het aantal doorvoervergunningen zal dalen. Ik ken een dossier waarvoor de doorvoer nu, omdat we heel streng zijn, via een andere regio verloopt.
De voorzitter: De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers: Mijnheer Huybrechts, u wrijft me enige hypocrisie aan. U hebt inderdaad een advies gevraagd over de EPSI-affaire. Mevrouw de minister, ook u hebt gezegd dat het geen goed idee is om over individuele dossiers adviezen te verstrekken. Ik sluit me daarbij aan.
Mijnheer Huybrechts, u hebt toen een advies gevraagd over het op stapel staande decreet. Ik heb altijd gezegd dat we eerst teksten moeten hebben voor we aan het Vlaams Vredesinstituut kunnen vragen om een advies uit te brengen. Dat is ook de reden waarom ik uw motie toen niet heb goedgekeurd. Het was geen goed idee om die goed te keuren omdat er geen teksten zijn en omdat het dossier-EPSI een individueel dossier is.
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mijnheer Roegiers, het is en blijft een belediging aan het adres van het Vlaams Vredesinstituut wanneer u hen enkel om advies vraagt als dat u goed uitkomt. Meer heb ik daarover niet te zeggen.
De heer Jan Roegiers: Mevrouw de minister, ik wil u bedanken voor uw uitvoerige antwoord. U zegt dat het niet kan om de ene week te janken dat het allemaal te traag gaat voor de industrie en de andere week moord en brand te schreeuwen omdat er wapens uitgevoerd worden. Voor alle duidelijkheid, ik heb geen van beide gedaan en ik heb u ook niet verweten dat er wapens worden uitgevoerd. Ik was alleen bezorgd over het feit dat op een bepaald moment heel snel en onder druk vergunningen zouden moeten worden uitgereikt en dat op die manier een aantal fouten zouden kunnen gebeuren. U hebt daar uitvoerig op geantwoord en dat is voldoende voor mij. U hebt me daarin gerustgesteld.
Wat het zesmaandelijks en jaarlijks verslag betreft, ook daar hebt u een omstandig antwoord op gegeven. Ik begrijp nu waarom dit nog niet aan het parlement is voorgelegd. U mag me niet kwalijk nemen dat ik u vraag of er een probleem is wanneer in de krant wordt geblokletterd dat enerzijds dossiers geblokkeerd zitten en anderzijds bepaalde verslagen niet aan het parlement worden voorgelegd. U hebt die vraag beantwoord.
Wat de garanties betreft bij de uiteindelijke behandeling van de exportaanvragen, bestaat er inderdaad een spanning tussen wie de economische factoren belangrijk vindt en wie mensenrechten en ethische zaken belangrijk vindt. Ik blijf daar voorzichtig in, mevrouw de minister, en u mag me dat niet kwalijk nemen. Ik weet dat u daar ook voorzichtig in blijft. We kunnen het ons echter niet permitteren om een vergunning uit te reiken als er ook maar enige twijfel bestaat. Op dat moment lijkt het me beter een vergunning te weigeren omwille van de onzekere situatie in een land bijvoorbeeld inzake mensenrechten. Dat is mijn standpunt. Als uitvoerende macht probeert u af en toe water en vuur te verzoenen. Dat zal wellicht een spanningsveld blijven, maar ik aanvaard dat.
Mevrouw de minister, de heer Van Baelen heeft het gehad over de transparantie die u in dezen aan de dag legt. Het voorbije anderhalf jaar heb ik tegenover elke journalist die daarover een vraag stelde en in elke uiteenzetting die ik daarover gehouden heb, uw openheid geprezen. Ik wil daar zeer duidelijk over zijn. Er is inderdaad wat commotie ontstaan, maar u hebt daar vandaag een antwoord op gegeven.
Tot slot ben ik blij dat er een gesprek is geweest met de directeur van het Vredesinstituut. U moet nagaan, mevrouw de minister, welke rol het Vredesinstituut kan spelen. U hebt gezegd dat u na het paasreces de discussie wilt aangaan over de lijst van situaties. Op dat ogenblik kan het Vredesinstituut zijn rol spelen en kan deze commissie de discussie daarover aangaan. Dan zullen we op advies van het Vredesinstituut en met goedkeuring van het parlement, een lijst van situaties opmaken die u een houvast kan bieden bij de beoordeling van de exportaanvragen. Dan is het ons aller verantwoordelijkheid.
De voorzitter: Mevrouw Morel heeft het woord.
Mevrouw Marie-Rose Morel: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb veel bijgeleerd en dat is zeker niet altijd het geval bij een interpellatie.
Ik heb begrepen dat er een probleem is omdat uw diensten worden omgeven door een aantal diensten die informatie moeten verstrekken maar die onder de federale bevoegdheid vallen. We pleiten er natuurlijk voor dat dit op termijn allemaal Vlaams wordt, maar dat is niets nieuws.
Ik schrok toen u vertelde dat sommige dossiers privé-dossiers zijn zoals het dossier over een jachtgeweer dat naar Afrika moest worden verstuurd. Ik neem aan dat zulke dossiers eruit kunnen worden gelicht omdat ze geen problemen opleveren. U had het verder over 300 commerciële dossiers waarbij zich eventueel moeilijkheden kunnen voordoen. Is het niet mogelijk om in de toekomst na te gaan wat het land van bestemming is in deze dossiers?
Minister Fientje Moerman: Ik denk dat u daar de zaken door elkaar haalt. Er zijn jaarlijks 900 dossiers voor een vergunningsaanvraag. Daarvan vallen er 600 onder de wapenwet en 300 onder de dual-usewetgeving. Dat is niet hetzelfde als het verschil tussen commerciële en privé-dossiers.
Mevrouw Marie-Rose Morel: Als die dossiers er eerst uit gaan, dan betekent dat al heel wat minder werk.
Minister Fientje Moerman: Het is niet altijd zo eenvoudig. Wanneer bijvoorbeeld een privé-dossier handelt over een bepaald wapen, dan is de tussenkomst van de Proefbank in Luik vereist. Het onderscheid tussen een commercieel en privé-dossier komt niet altijd overeen met het onderscheid tussen een eenvoudig en moeilijk dossier.
Mevrouw Marie-Rose Morel: Ik neem aan dat commerciële dossiers de voorrang kunnen krijgen.
Minister Fientje Moerman: Toen ik pas minister was, werd me een dossier voorgelegd van een jager die naar Afrika op safari ging en een vergunning vroeg voor de uitvoer en de invoer van een jachtgeweer. Hij heeft zijn vergunning een paar maanden na zijn safari gekregen. Naar aanleiding daarvan heb ik aan de administratie gevraagd om te noteren wanneer de dossiers binnenkomen en buitengaan. Ik weet niet hoe het uiteindelijk is afgelopen in het geval van de jager.
Mevrouw Marie-Rose Morel: Misschien is daarmee een hoop Afrikaans wild gered.
Het lijkt me nuttig om, indien dat technisch mogelijk is, na te gaan wat het land van bestemming is. Er zijn landen van bestemming waar we ons heel wat minder zorgen over moeten maken dan over andere landen.
Tot slot, mevrouw de minister, heb ik begrepen dat we uw personeel met onze vragen veel werk bezorgen. We zullen onze vragen in het vervolg bundelen zodat ze zich met die dossiers kunnen bezighouden.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Namens het Vlaams Belang werd door de heer Roland Van Goethem en namens Groen! door de heer Rudy Daems tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. De moties moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.