Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 25/04/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Veerle Heeren tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over de nieuwe Europese richtlijn rond kinderzitjes en personenvervoer
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb deze vraag al gesteld aan de minister van Onderwijs. Hij heeft me doorverwezen naar u. Natuurlijk wist ik wel dat u bevoegd bent voor Mobiliteit, maar de kinderzitjes hebben betrekking op twee bevoegdheidsterreinen via het leerlingenvervoer en via de nieuwe Europese richtlijn. Ik heb begrepen dat u een advies hebt uitgebracht en doorgestuurd aan uw federale collega over de aanpassing van de kinderzitjes. Dat is absoluut een positieve maatregel, maar hij leidt tot praktische problemen.
Het leerlingenvervoer vormt de aanleiding voor mijn vraag. We hopen allemaal dat het ooit kosteloos kan gebeuren, maar dat is nog niet het geval. Heel veel scholen doen een beroep op de vrijwillige inzet van de ouders om een carpoolsysteem op te zetten. Voor zover ik daar zicht op heb, werkt dat bijzonder goed. Vooral de kleinere kinderen hebben er baat bij, zeker in plattelandsregio´s. Gelukkig is er ook nog de fiets, maar dat geldt slechts voor kinderen vanaf een jaar of zeven.
De nieuwe reglementering zorgt voor een groot probleem voor deze carpooling. Wie kleiner is dan 1,35 meter moet in een aangepast kinderbeveiligingssysteem worden geplaatst. Dit wordt volgende week van toepassing. Minister Landuyt maakt enkele uitzonderingen: bestuurders die kinderen op een heel korte afstand en occasioneel vervoeren, moeten niet beschikken over een aangepast beveiligingssysteem. Tot die groep behoren grootouders die kinderen nu en dan van school afhalen of brengen. Dat is natuurlijk een goede zaak, maar als ik dat letterlijk neem, valt het carpoolen niet onder de uitzonderingen. Dat is immers niet occasioneel.
Een tweede uitzondering wordt gemaakt voor de gezinnen die beschikken over twee kinderbeveiligingssystemen op de achterbank en geen plaats hebben voor een derde kinderzitje. Tot slot vallen ook taxi´s, bussen en openbaar vervoer niet onder de nieuwe regel. Nochtans zouden schoolbussen juist wel verplicht gordels moeten hebben.
Mevrouw de minister, hoe moeten we dit oplossen zodat het carpoolsysteem kan overleven? Ik wil wel kiezen voor een ander systeem, maar tot op vandaag - zelfs met de initiatieven van minister Vandenbroucke inzake basismobiliteit en het pilootproject van gratis leerlingenvervoer - is er geen oplossing voor dit probleem.
U hebt een advies gegeven aan minister Landuyt. Ik veronderstel dat u intussen een gesprek hebt gehad met minister Vandenbroucke. Ik hoop alvast dat u mij zo dadelijk kunt vertellen dat u dit specifieke probleem hebt aangekaart. Als dat niet het geval is, hoop ik dat het alsnog mogelijk is om een initiatief te nemen inzake carpooling. Ik denk in het bijzonder aan de familieleden of aan de mensen die niet nu en dan, maar elke dag carpoolen.
Mevrouw de minister, ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om de link te leggen met het dossier in het departement Onderwijs. Ik ga ervan uit dat u als minister van Mobiliteit gesprekken voert over de opname van dit dossier in het pilootproject dat wordt opgezet binnen het departement Onderwijs.
Worden er stappen ondernomen om de autoconstructeurs te verplichten om rekening te houden met deze nieuwe richtlijnen? Als dat niet het geval, blijven de gezinnen finaal de factuur betalen.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Heeren, u verwees reeds naar het advies dat de Vlaamse Regering gaf. Het is een nogal uitgebreid, maar positief advies geworden, mits er een aantal opmerkingen worden meegenomen.
Belangrijk bij deze kwestie is dat het om een omzetting van een Europese richtlijn gaat. Als minister ben ik ook bevoegd voor de verkeersveiligheid in Vlaanderen, en ik kan dit initiatief bijgevolg alleen maar toejuichen. We moeten nagaan hoe we er op de meest pragmatische manier mee kunnen omgaan. Vlaanderen heeft daartoe een advies geschreven, en de federale minister heeft opties genomen. Ik benadruk nogmaals dat de richtlijn vanuit het oogpunt van de verkeersveiligheid een stap voorwaarts is.
Ik verwijs ook naar een studie van het Steunpunt Verkeersveiligheid die gisteren bekend werd gemaakt over het feit dat kinderen nog veel te weinig worden vastgeklikt, zeker op weg naar school, wat toch wel een erg frappante vaststelling is. Vlaanderen levert heel wat inspanningen voor een veilige schoolomgeving, zoals de zone 30, en Vlaanderen blijft erin investeren. Al die inspanningen krijgen een cynisch kantje als blijkt dat kinderen die met de wagen naar school worden gebracht, niet eens worden vastgeklikt. Tot zover de context en mijn standpunt.
Ik herhaal dat het om de omzetting van een Europese richtlijn gaat. De Vlaamse Regering heeft een advies gegeven op 17 februari. In de schriftelijke versie van uw vraag vroeg u naar de mogelijkheid om de richtlijn uit te stellen tot er een oplossing in het departement Onderwijs uit de bus zou komen. Eerlijk gezegd zie ik niet in welke oplossing wij zouden kunnen geven bij de omzetting van een Europese richtlijn: de richtlijn zal in werking treden, en wij zullen er ons allemaal aan aanpassen.
Ik verwijs naar de pilootprojecten die minister Vandenbroucke en ikzelf opzetten voor het woon-schoolverkeer. Ze leggen vooral de nadruk op het STOP-principe en op fiets- en voetgangerspoolen, want die zijn veel belangrijker in het licht van duurzame mobiliteit.
Natuurlijk moeten we aandacht besteden aan het vele carpoolen om kinderen naar school te brengen. Ik zie niet in hoe we in een oplossing kunnen voorzien, tenzij op pragmatisch vlak. De Vlaamse Regering en de federale regering hebben immers een pragmatisch standpunt ingenomen dat de mogelijkheid biedt om tot mei 2008 in een overgangsmaatregel te voorzien. Daardoor is het mogelijk om een derde kind van minder dan drie jaar te vervoeren zonder kinderbeveiligingssysteem, indien het technisch niet mogelijk is om in de auto na de installatie van twee kinderbeveiligingssystemen, een derde te installeren. In dat geval is een uitzondering mogelijk, wat toch soelaas moet bieden in de overgangsperiode.
Ik ben het met u eens dat vooral constructeurs van wagens en van kinderbeveiligingssystemen zullen moeten inspelen op deze nood, zodat de systemen in verschillende wagens kunnen worden ge?nstalleerd. Aangezien het om een Europese richtlijn gaat, ga ik ervan uit dat de autoconstructeurs heel snel zullen inspelen op de gewijzigde reglementering. Ik heb niet de bevoegdheid om specifieke verplichtingen op te leggen aan autoconstructeurs.
De voorzitter: Mevrouw Heeren heeft het woord.
Mevrouw Veerle Heeren: Mevrouw de minister, ik heb mijn vraag over het uitstel inderdaad niet mondeling gesteld, want ik vond hem niet langer relevant. Mijn schriftelijke versie van de vraag dateert van anderhalve maand geleden.
Ik heb de indruk dat u niet erg goed begrijpt wat ik onder de aandacht wil brengen, ofwel heb ik me verkeerd uitgedrukt. Het grote probleem is het carpoolsysteem. Ook ik ben voorstander van de kinderzitjes, maar ik heb ook begrip voor bepaalde situaties uit de praktijk. Ik ken ouders van wie de drie kinderen op vijf dagen tijd door zeven verschillende mensen worden afgehaald of teruggebracht. Die ouders moeten per wagen dus drie verschillende zitjes hebben. Alles moet immers praktisch georganiseerd worden. Rekent u maar uit hoeveel dat kost, ook al gaat het om niet erg grote afstanden.
Ik lees dat een van de uitzonderingen op de regel de grootouders zijn. Als zij de kinderen afhalen aan school, zijn ze niet verplicht om kinderzitjes te gebruiken. De vrijwilligers die worden ingezet, en die uiteindelijk ook ouders zijn maar geen biologische band hebben met de kinderen, vallen niet onder die uitzonderingsregeling.
Het gaat trouwens vooral over plattelandsregio´s. Ik kan me goed inbeelden dat het probleem zich niet voordoet in een stad als Antwerpen. Daar zijn er immers lijnbussen en zijn er veel scholen in de binnenstad. In plattelandsgemeenten wordt nog veel aan carpooling gedaan, vooral voor de jongste kinderen. Voor kinderen vanaf zes jaar deel ik uw mening.
We moeten het samen met het STOP-principe uitgewerkte pilootproject zeker toejuichen. Ik ben echter niet van plan mijn driejarige kleuter met de fiets naar school te sturen. Ik gebruik daarvoor de wagen.
Ik heb nog een vraag over de carpoolsystemen en de occasionele gebruikers. Ik heb dit niet in het advies teruggevonden. Volgens mij horen die vrijwilligers in deze groep thuis. We mogen die mensen niet vragen om een zitje te kopen dat aan zeven verschillende auto´s is aangepast. Indien morgen dergelijke zitjes op de markt zouden komen, zouden we dit kunnen vragen. Vandaag zijn die zitjes evenwel nog niet te krijgen.
Wat de ouders betreft, heb ik niet de ervaring dat de kinderen niet worden vastgeklikt. Volgens de Vlaamse cijfers gebeurt dit blijkbaar wel. Door het gebruik van de kinderzitjes is het soms praktisch niet meer mogelijk om de kinderen vast te klikken. In veel wagens is het onmogelijk om drie kinderzitjes te plaatsen. Dit is een probleem.
Minister Kathleen Van Brempt: Mevrouw Heeren, ik begrijp uw vraag zeer goed. Ik kan ze zelfs gedeeltelijk onderschrijven. We hebben ons in het advies van de Vlaamse Regering tegen de notie?incidenteel en op korte afstand´ verzet. Dit is een uitzondering die door anderen naar voren is geschoven.
Mevrouw Veerle Heeren: Het gaat om de mensen die slechts occasioneel voor het vervoer instaan. Ze vervoeren de kinderen over een korte afstand en niet op regelmatige basis.
Minister Kathleen Van Brempt: Dit is ondefinieerbaar en oncontroleerbaar.
Mevrouw Veerle Heeren: Die uitzondering is niet in het advies van de Vlaamse Regering opgenomen.
Minister Kathleen Van Brempt: De Vlaamse Regering verzet zich tegen een aantal uitzonderingen omdat ze niet controleerbaar of definieerbaar zijn. In dat geval zouden we evengoed geen reglementering kunnen opstellen.
Hoewel ik niet denk dat we uiteindelijk hiervoor zullen kiezen, zou een overgangsmaatregel zinvol kunnen zijn. Binnen een aantal jaren moet de regelgeving echter strikt worden toegepast. Dit betekent dat de chauffeurs de kinderzitjes nodig zullen hebben. Er is dan ook nood aan flexibele kinderzitjes die in verschillende wagens kunnen worden geplaatst. Dit lijkt me de enige oplossing. Ik heb het moeilijk met de opvatting dat carpooling niet op een verkeersveilige manier moet gebeuren.
Mevrouw Veerle Heeren: Carpooling wordt vandaag op een verkeersveilige manier gedaan. Al die kinderen zijn vastgeklikt.
Minister Kathleen Van Brempt: Uit de cijfers blijkt dat dit niet klopt. Ik ga er trouwens van uit dat we Europese richtlijnen in eigen regelgeving moeten omzetten.
De voorzitter: Het incident is gesloten.