Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 14/03/2006
Vraag om uitleg van de heer Joris Vandenbroucke tot de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over achterstallige schoolrekeningen
De voorzitter: De heer Vandenbroucke heeft het woord.
De heer Joris Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, een tweetal weken geleden werden we geconfronteerd met berichtgeving in de kranten over een gemeente in West-Vlaanderen die ouders voor de rechter sleept wegens het niet betalen van schoolrekeningen. Ik zal het niet hebben over dit concrete geval, maar we weten allemaal dat heel wat gezinnen met problemen kampen bij het betalen van schoolrekeningen zowel voor leerlingen uit het secundair als voor leerlingen uit het lager onderwijs.
Uit schattingen van de vzw SOS Schulden op School blijkt dat van ongeveer 30 percent van de leerlingen een rekening wel eens onbetaald blijft en dat één vijfde van de groep het probleem jarenlang meesleept. Middelgrote scholen zouden op het einde van het schooljaar met een betalingsachterstand van gemiddeld 25.000 euro zitten.
Dergelijke situaties moeten we in de toekomst proberen te vermijden. Het verheugt ons natuurlijk dat u concrete maatregelen aankondigde zoals de maximumfactuur voor het basisonderwijs en het secundair onderwijs. In uw vorig antwoord bevestigde u nog eens dat de werkingsmiddelen voor de scholen aanzienlijk zullen worden uitgebreid. Dat komt de kostenbeheersing ten goede.
Op dit moment kampen echter al heel wat gezinnen met schulden. Hoe kunnen we naast het voorkomen van een toekomstige schuldenberg, de hardnekkige probleemsituatie die al bestaat, opsporen en wegwerken? Situaties zoals in de gemeente Dentergem moeten worden vermeden.
Mijnheer de minister, stroken de schattingen van SOS Schulden op School met de werkelijkheid? Beschikt u eventueel over meer accuraat cijfermateriaal over de openstaande schulden van ouders bij scholen? Hebt u een zicht op de omgang van de scholen met dit probleem? Zijn er regels of richtlijnen voor de aanpak van hardnekkige betalingsproblemen? Hoe denkt u te kunnen bijdragen aan het wegwerken van de huidige schulden van ouders bij scholen?
De voorzitter: Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik sluit me graag even aan bij deze vraag om uitleg, want de discussie over schoolkosten is natuurlijk niet nieuw. Dat is ook de reden waarom er in het regeerakkoord een passage over werd opgenomen.
Ook in het verleden werden al heel wat studies over dit onderwerp gemaakt. Daaruit bleek onder meer dat vooral de vervoerskosten vrij hoog zijn en dat ouders wel bereid zijn om iets te betalen voor de opvoeding van de kinderen of de schoolkosten, maar dat het bedrag binnen de perken dient te blijven.
Een discussie die nooit ten gronde werd gevoerd, is die over de vraag wat er nodig is om de eindtermen te bereiken. We kunnen daar in grote lijnen wel een voorstelling van maken, maar op een bepaald moment bevinden we ons op een moeilijke grens met de vraag of iets tot het halen van de eindtermen behoort of niet. We moeten nog een inspanning leveren inzake deze discussie.
Tijdens de vorige legislatuur werden enkele schuchtere pogingen ondernomen om meer transparantie in het geheel te verkrijgen. Ik denk aan het opnemen van de kosten in het schoolreglement, al ben ik me ervan bewust dat niet alle ouders dat ook lezen. De kosten vormen ook een element van overleg in de participatiestructuren. Er moet met andere woorden worden gepraat over de kosten, en dat is heel belangrijk. In het verleden heb ik als leerkracht en als ouder vaak vastgesteld dat leerkrachten niet met elkaar afspreken wat ze de leerlingen vragen om aan te kopen. Het gevolg daarvan is dat ouders soms?zotte kosten´ of dubbele kosten doen. Als leerkrachten in verschillende leerjaren hetzelfde materiaal gebruiken, kunnen broers en zussen hetzelfde materiaal gebruiken of het van elkaar overnemen.
Mijn partij is voorstander van een aantal concrete maatregelen en van een maximumfactuur, maar men mag niet alles verwachten van de overheid alleen. Alle betrokkenen moeten een inspanning leveren en hun verantwoordelijkheid opnemen. Ik denk hierbij aan de leerkrachten die meer overleg zouden moeten plegen en aan de ouders die af en toe?neen´ moeten durven zeggen, want veel kosten hebben niet echt met de school te maken, maar doen de algemene factuur wel oplopen. Ik denk ook aan de lokale besturen. Ik ken een aantal heel goede voorbeelden waarbij gemeentebesturen en OCMW´s samen met het LOC initiatieven ontwikkelden om scholen bij elkaar te brengen en de discussie over kosten op school te voeren. Dat leidt tot heel goede resultaten. Het is bijna een bewustwordingsproces, want door erover te praten en bewust te zijn van de kosten kunnen de kosten al verlagen. Ook kan er een regeling worden opgesteld voor kinderen die anders door de mazen van het net dreigen te vallen.
In de praktijk worden dus al enkele goede initiatieven genomen. Het tijdschrift Klasse besteedt vaak aandacht aan dergelijke concrete voorbeelden. Ook een aantal organisaties, zoals SOS Schulden op School, doen dat.
Ik herhaal dat we uiteraard voorstander zijn van de concrete maatregelen, maar dat we ook voorstander zijn van sensibilisatie van de betrokkenen opdat ze zelf inspanningen leveren.
Mijnheer de minister, weet u of het opnemen van de kosten in het schoolreglement en het overleg in de participatiestructuren worden opgevolgd? Kan dat in de nabije toekomst worden geëvalueerd?
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit me graag aan bij de vraag van de heer Vandenbroucke, omdat ik in oktober naar aanleiding van de dag van de armoedebestrijding al een vraag heb gesteld over de betalingsmoeilijkheden van ouders en over de initiatieven die u aangekondigde.
U vertelde toen dat er heel weinig opvolging is, dat het heel moeilijk is om aan cijfergegevens te komen over het aantal onbetaalde facturen en dat het niet makkelijk is om te weten of er een wijziging merkbaar is sinds de nieuwe reglementering.
Mijnheer de minister, u kondigde vier zaken aan. Ik ben benieuwd of er al nieuws over te melden valt. U vertelde dat het HIVA een onderzoek plande naar de kostprijs van het basisonderwijs. Is dat ondertussen afgerond? Zo niet, wanneer denkt u dat het klaar zal zijn?
In uw beleidsnota staat dat u een overleg plant met de inrichtende machten. In oktober vertelde u dat de voorbereidingen voor dat overleg werden getroffen. Heeft het al plaatsgevonden? Hebt u al een resultaat ervan?
U zei ook dat u inzake de invoering van de kosteloosheid vanaf het zesde leerjaar en de daaraan verbonden discussie over de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen aan de administratie had gevraagd een conceptnota te maken. Is er op dat vlak al iets gebeurd?
Over de inschakeling van de vier ervaringsdeskundigen binnen Onderwijs kondigde u een wetenschappelijke studie aan. U vertelde niet door wie de studie zou worden uitgevoerd, maar wel dat u begin dit jaar over het onderzoeksrapport zou beschikken. Is het er al?
De voorzitter: Mevrouw Temsamani heeft het woord.
Mevrouw Anissa Temsamani: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik ken een aantal gevallen waarbij leerlingen op de eerste schooldag van een leerkracht of de directie een onbetaalde factuur van het voorgaande schooljaar onder de neus krijgen geschoven. Soms worden kinderen gewoon van school gestuurd om thuis centen te halen en bij terugkomst de factuur te betalen. Ik vind dit niet kunnen. Bent u op de hoogte van dergelijke praktijken? Wat is uw houding terzake?
Mevrouw Monica Van Kerrebroeck: Mijnheer de minister, scholen moeten er vooral toe worden aangezet om prijsbewust en uitgavenbewust te zijn. Misschien kunnen ze via de scholengemeenschap worden aangemoedigd om over te gaan tot centrale of gezamenlijke aankopen van een aantal zaken. Die kunnen dan tegen de verminderde prijs aan de leerlingen worden aangeboden. De?winsten´ mogen dus niet naar de scholen gaan, maar moeten de leerlingen ten goede komen.
Ik stel me vragen bij bepaalde uitgaven. Moeten lagere scholen buitenlandse reizen maken? Ik heb vastgesteld dat een zesde leerjaar een reis maakt naar Tsjechië. Ik vraag me af wat die leerlingen de volgende jaren zullen mogen doen. Scholen moeten prijsbewust en uitgavenbewust werken.
Ik sluit me aan bij mevrouw Temsamani: kinderen mogen niet geconfronteerd worden met onbetaalde rekeningen. Dat kan niet. Ik dacht dat dit zo in de nota over basisonderwijs stond. De scholen moeten dergelijke kwesties rechtstreeks met de ouders regelen opdat de kinderen niet worden gestigmatiseerd. De scholen kunnen worden aangezet tot het organiseren van afbetalingssystemen. Ouders kunnen bepaalde zaken wel betalen, maar niet alle rekeningen mogen in september worden gestuurd. Misschien kan worden gewerkt aan de hand van een afbetalingsplan of een provisie zodat de uitgaven over heel het schooljaar worden gespreid.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, de schattingen waarvan de kranten melding maakten, waren afkomstig van de heer D´Hondt van de organisatie SOS Schulden op School. Ik heb laten navragen waarop de schattingen gebaseerd zijn. Als de heer D´Hondt spreekt over 30 percent van de ouders die moeilijkheden hebben om de rekeningen te betalen, dan gaat het niet enkel over de ouders die de schoolrekeningen niet zou betalen, maar ook over ouders die moeite ervaren met het betalen van de schoolrekeningen. Het gaat bijvoorbeeld om ouders van wie het kind af en toe niet deelneemt aan een uitstap omdat die te duur is, om ouders die zich thuis zelf een aantal basisbehoeften ontzeggen opdat ze toch maar de schoolrekening van hun kind zouden kunnen betalen. Het gaat dus ook over mensen die betalen.
De schatting is gebaseerd op een heel brede inschatting van armoede onder onze bevolking. Meestal wordt de armoede in de bevolking geschat wordt op ongeveer 15 percent. Voor die mensen is het zeker niet evident om de schoolrekeningen te betalen. De heer D´Hondt vermoedt dat er naast deze groep een minstens even grote groep van gezinnen is voor wie de schooluitgaven een harde dobber zijn. Zo komt hij uit op 30 percent.
Het departement Onderwijs beschikt niet over gegevens die ons toelaten om iets in die zin te zeggen. Wel kan op basis van heel wat berichten en anekdotes worden gesteld dat steeds meer gezinnen verzanden in betalingsmoeilijkheden en noodgedwongen schulden maken. Minstens één vijfde van de bevolking zou het in dit opzicht moeilijk hebben. Ook onbetaalde schoolrekeningen maken deel uit van deze brede schuldenproblematiek. Ik durf geen precies cijfer te geven, maar ik ben er mij van bewust dat elke school wellicht met dit probleem geconfronteerd wordt. Anderzijds denk ik dat er ook grote verschillen bestaan tussen de scholen omwille van de verschillende samenstelling van de leerlingen die de school bevolken.
U vroeg of er specifieke regels of richtlijnen bestaan. Ik verwijs naar artikel 27, paragraaf 3, van het decreet Basisonderwijs en voor het secundair onderwijs naar het moza?ekdecreet XIII van 13 juli 2001 waarin staat dat schoolbesturen - na overleg binnen de schoolraad - dienen uit te werken wat de afwijkingen zijn die op de bijdrageregeling worden toegekend. In principe moet elke basis- en secundaire school een regeling hebben voor ouders die het moeilijk hebben om de schoolrekening te betalen. Mevrouw Vanderpoorten zei dat er tijdens de vorige legislatuur al schuchtere stappen zijn gezet, maar eigenlijk is ze te bescheiden. Er zijn toen al belangrijke dingen gebeurd, en zeker een heel stuk sensibilisering.
Het is de vraag hoe scholen in realiteit met deze problematiek omgaan. De enige gegevens waarover het departement beschikt, zijn gebaseerd op een screening van bijdrageregelingen door het HIVA. Dit gaat echter over de situatie in een aantal basisscholen in 2002. Uit een screening van ongeveer 288 bijdragelijsten bleek toen dat bepaalde basisscholen in de mogelijkheid voorzien van een aangepaste betalingsmodaliteit voor gezinnen met betalingsmoeilijkheden. Een vermindering, uitstel, spreiding of kwijtschelding van betaling zijn de meest voorkomende afwijkingen. De helft van de gescreende schoolreglementen bevat een verwijzing naar een aangepaste betalingsmodaliteit. Meestal blijft het echter bij een algemene verwijzing of de vraag om de directeur te contacteren in geval van betalingsproblemen. Slechts vijf scholen van de 288 specificeren in hun schoolreglement wat ze bedoelen met de term?aangepaste betalingsmodaliteit´. Sommige scholen kiezen voor een vermindering van de bijdrage, in andere scholen gaat het om een spreiding van de betaling. Bij deze cijfers merk ik evenwel op dat in 2002 de verplichting om een bijdrageregeling op te stellen vrij nieuw was. Wellicht mogen we ervan uitgaan dat ondertussen heel wat meer scholen een regeling voor minder gegoede ouders hebben uitgewerkt. Over de situatie in het secundair onderwijs hebben we geen gegevens.
Op de vraag hoe we scholen kunnen helpen de huidige problemen van openstaande schoolrekeningen op te lossen, zou ik willen verwijzen naar de organisatie SOS Schulden op School. Wij subsidiëren hun pilootproject waardoor ze een 25-tal scholen ondersteunen in het realiseren van goed maar goedkoop onderwijs. Ik geef er de voorkeur aan om via dergelijke projecten scholen te ondersteunen en zo hun beleidsvoerend vermogen te versterken. Ook andere scholen kunnen heel wat leren van deze pilootscholen, want het is niet evident om met deze problematiek om te gaan. Het gaat steeds om een spanningsveld tussen enerzijds het pedagogische beleid van een school waarbij initiatieven worden genomen om de wereld van de kinderen te verruimen, om kinderen zich goed te laten voelen en het onderwijs levendig te maken, en anderzijds het voeren van een verantwoord financieel schoolbeleid waarbij de last niet te zwaar mag zijn voor de ouders. U kunt een overzicht krijgen bij de vzw van mogelijke acties. Ik ga met u akkoord dat verschillende instanties zoals het lokale overlegplatform, steden en gemeenten, het OCMW of het CLB hierbij een rol kunnen spelen.
Ik wil er toch op wijzen dat ook de Vlaamse overheid niet zomaar in de bres kan springen voor onbetaalde warme maaltijden. Warme maaltijden zijn een extra service die door sommige scholen worden aangeboden, maar die geen verband houden met onderwijs als dusdanig. Dat brengt me bij de vraag wat kosteloosheid is, maar dat is niet zo eenvoudig. Momenteel laat ik onderzoeken welke onderwijskosten absoluut kosteloos moeten zijn. Warme maaltijden of andere extra aangeboden diensten vallen daar echter niet onder. De enige beperking terzake is dat de gevraagde prijs in relatie moet staan met de kostprijs voor de school. Dit principe wordt bewaakt door de commissie voor Zorgvuldig Bestuur.
Ik wil sterk onderlijnen wat mevrouw Vanderpoorten heeft gezegd. Er is in de vorige legislatuur al heel wat voorbereidend werk gebeurd, waaronder sensibilisering. Dat is belangrijk. De overheid moet duidelijke bakens uitzetten, en daar is nog werk aan. Dit moet echter ook in de school zelf worden gerealiseerd via het schoolbeleid en via participatie van betrokkenen, met name de ouders. Dat is essentieel. De overheid kan dit niet in elke school waarmaken. Die klemtoon is absoluut terecht. We moeten ervoor zorgen dat participatie mogelijk is, dat de basisprincipes duidelijk zijn en voldoende scherp worden gesteld. Daar wordt aan gewerkt.
Mevrouw Poleyn vroeg naar de timing. Er loopt inderdaad een nieuw HIVA-onderzoek, maar ik zal daar geen resultaten van krijgen voor de zomer. Dat is een beetje vervelend, want we wachten erop om een concrete inschatting te kunnen maken van de kostenonderdelen. Ik heb om die reden nog geen overleg opgestart met de inrichtende machten. Ik keek ook uit naar het advies van de Vlaamse Onderwijsraad dat we nu hebben binnengekregen. Het geeft een aantal algemene beschouwingen weer met betrekking tot kosteloosheid en kostenbeheersing. Ik heb aangekondigd dat ik een duidelijk concept wil uitwerken met het departement. Ik ben gewonnen voor het kosteloos houden van het basisonderwijs voor wat echt nodig is voor de eindtermen. Ik pleit voor een beperking in de vorm van een maximale factuur die scherp is voor de dingen die bijdragen tot het verlevendigen van de eindtermen. Ik pleit ook voor een meer soepele maximale factuur die vastligt voor uitstappen die losstaan van de eindtermen, maar die wel door scholen worden aangeboden. Ik wil met dat concept verder werken zonder dat ik het al verder heb gepreciseerd, want het is eenvoudiger om op een rijtje te zetten wat kosteloos moet zijn voor het basisonderwijs. Voor het secundair onderwijs is dat een stuk complexer. Daarom heb ik nog geen publieke aanduiding gegeven van wat ik denk dat daar de benadering moet zijn. Ik ben daar nog over aan het nadenken.
Mevrouw Poleyn, u hebt een vraag gesteld over de ervaringsdeskundigen, maar daar durf ik niet op te antwoorden omdat ik de evaluatie waarover u het hebt niet in mijn hoofd heb. Ik moet dat even nakijken.
De dames Temsamani en Van Kerrebroeck klagen iets aan waar ik geen weet van heb. Als dit zich voordoet, dan is dat echter niet goed. We moeten kinderen niet beladen met het financiële wangedrag van de ouders. Dat moet anders worden aangepakt, maar ik heb daar geen concrete aanduidingen van.
De voorzitter: De heer Vandenbroucke heeft het woord.
De heer Joris Vandenbroucke: Mijnheer de minister, ik dank u voor het erg uitgebreide antwoord. Het verwondert me een beetje dat er zo weinig gegevens bekend zijn, maar dat wordt gecompenseerd door het feit dat u uitgaat van de schattingen van SOS Schulden op School. Ik onthoud dat er op heel wat plaatsen goede praktijkvoorbeelden zijn van hoe met kleine maatregelen een heel groot verschil kan worden gemaakt. Mijnheer de minister, ik roep u op om er verder werk van te maken om dat soort projecten te subsidiëren of er ten minste voor te zorgen dat die informatie goed wordt uitgewisseld tussen scholen.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat het voor het basisonderwijs iets eenvoudiger is dan voor het secundair onderwijs om af te bakenen wat kosteloos moet zijn en dat u het nog niet direct publiek zult maken voor het secundair onderwijs. Ik zou u willen vragen om als u er uit bent, dit eerst aan het parlement te laten weten zodat we erover kunnen debatteren.
De voorzitter: Het incident is gesloten.