Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid Vergadering van 21/02/2006
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de teloorgang van de plattelandswinkels
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, in de beleidsbrief?Landbouw, Visserij, Platteland, Beleidsprioriteiten 2005-2006´ lezen we het volgende:?In 2006 neemt het IPO zijn rol ten volle op in het plattelandsdebat. Er worden in de loop van 2006 een aantal pilootprojecten op touw gezet.´ Verder wordt dit geconcretiseerd:?Een eerste project wil de relatie tussen de buurtwinkel en het dorp sterker maken. Door een aanpassing en/of verbreding van hun assortiment of diensten kunnen buurtwinkels beter beantwoorden aan de levensbehoeften van de omwonenden. En bovendien helpen zij daardoor de dorpen levenskrachtiger te maken. Cruciaal is uiteraard de vraag over de economische rendabiliteit van de buurtwinkel.´
Onlangs konden we de resultaten vernemen van een onderzoek in opdracht van UNIZO, waaruit blijkt dat het handelsaanbod in plattelandskernen en kerkdorpen de jongste jaren sterk is verminderd. Zo hebben bijvoorbeeld in Vlaams-Brabant 50 van de 140 kleine kernen geen voedingswinkel. Daarvan beschikken 28 zelfs over geen enkele winkel. Het aantal handelszaken in de kleine kernen is dramatisch aan het afnemen, zo blijkt uit de studie. Vooral het aanbod aan bakkerijen en slagerijen zal slinken. Er wordt ook een sterke daling van het aantal horecazaken verwacht en ook het aantal onderwijs- en financiële instellingen neemt af. De inwoners zien zich dus verplicht zich naar stedelijke gebieden te begeven. Alleen als het gaat om kleine en dringende aankopen, zullen de dorpsbewoners zich nog tot de plaatselijke winkeliers richten.?Spijtig, want het wegkwijnen van de plattelandswinkels draagt bij tot een versnelde economische en culturele achteruitgang,´ aldus UNIZO.
Ook voor de inwoners is dit een slechte zaak. Klanten gaan graag naar een plattelandswinkel omwille van de nabijheid, het persoonlijke contact en de kwaliteit. Vooral voor brood, vlees, voeding en kranten kiezen ze de meest nabije winkel. Verder vindt de organisatie dat de plattelandswinkels moeten worden beschermd en versterkt.?Dat kan door meer recreatiemogelijkheden, een fietsroutenetwerk, een openbare markt en hoevetoerisme te ontwikkelen,´ aldus de studie.
Mijnheer de minister-president, beschikt de administratie over gelijkaardige onderzoeken of cijfers die de trend van het onderzoek van UNIZO bevestigen? Op welke wijze kunnen plattelandswinkels worden beschermd en versterkt? Welke initiatieven kunnen de economische rendabiliteit van deze buurtwinkels vergroten? Welke bijkomende maatregelen kunnen worden genomen om deze economische, en mogelijk zelfs culturele achteruitgang van het platteland tegen te gaan? Op welke wijze wilt u als bevoegd minister uw plattelandsbeleid, conform de beleidsbrief, dit jaar voort implementeren?
De voorzitter: Minister-president Leterme heeft het woord.
Minister-president Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, ik dank de vraagsteller. Ik denk dat ik ook voor hem positief nieuws heb. Mijnheer De Meyer, u weet dat het regeerakkoord hier aandacht aan besteedt. We hebben daarin ons voornemen verwoord om de buurtwinkels te ondersteunen en te versterken. Het probleem schuilt in het onvoldoende op elkaar afgestemd zijn van vraag en aanbod in buurtwinkels op het platteland, maar eigenlijk ook in buurtwinkels in het stedelijke weefsel. Het is dus niet alleen een probleem van het platteland.
In mijn beleidsbrief 2005-2006 heb ik, in mijn hoedanigheid van minister van Plattelandsbeleid, de buurtwinkelproblematiek verder verwoord, als aandachtspunt naar voren geschoven en eigenlijk ook actie terzake in het vooruitzicht gesteld. Recent heeft UNIZO een aantal onderzoeken verricht die aangeven dat de neerwaartse trend van het verdwijnen van buurtwinkels in de steden, maar ook op het platteland, blijft aanhouden. Wel blijkt uit de studie dat enkel bepaalde specifieke doelgroepen dit als een probleem ervaren. Heel wat mensen die zeer mobiel zijn, vinden dit niet echt een probleem dat een weerslag heeft op hun levenskwaliteit. Dat de buurtwinkel verdwijnt, is voor veel mensen geen punt. Het is wel een punt voor mensen die heel sterk lokaal leven of minder mobiel leven dan andere mensen.
In opdracht van minister Moerman is een onderzoek uitgevoerd naar de behoeftes van steden en gemeenten met betrekking tot het buurtwinkelbeleid. Het onderzoek werd in het najaar van 2005 uitgevoerd door professor Van Ossel van de Vlerick Management School. De oplevering gebeurde eind januari 2006. In het onderzoeksrapport wordt gedefinieerd wat precies een buurtwinkel is en wordt een inventaris gegeven van de initiatieven die in binnen- en buitenland inzake buurtwinkels zijn genomen. Verder wordt uitgeschreven hoe een Vlaams beleid met betrekking tot buurtwinkels er zou kunnen uitzien. Er wordt beschreven hoe de Vlaamse overheid haar middelen daartoe zou kunnen besteden.
Heel duidelijk is dat er nood is aan gestructureerde ondersteuning en kennisuitwisseling. Een suggestie is het ter beschikking stellen aan gemeentebesturen van een soort praktijkgids voor het buurtwinkelbeleid. Een tweede mogelijkheid is het organiseren van een oproep voor projecten die innovatieve oplossingen aanreiken voor het probleem en waaraan subsidies kunnen worden verleend.
U weet dat er in de Vlaamse Regering veel gevallen zijn van politieke telepathie. Denken we maar aan mijn idee van vorige week over de taaltest voor vierjarige kinderen. Minister Moerman had in het kader van een onderzoek te horen gekregen dat het goed zou zijn dat er innovatieve projecten zouden komen. Ik had het idee om op dezelfde manier te werken wanneer het gaat over buurtwinkels op het platteland. Daarom ben ik samen met minister Moerman en onze medewerkers rond de tafel gaan zitten. Op korte termijn zullen we een open oproep lanceren, gericht aan gemeenten, verenigingen en andere belanghebbenden. Zij kunnen praktische en vernieuwende voorstellen indienen, die daarna eventueel door de Vlaamse Regering kunnen worden ondersteund.
De open oproep zal twee onderdelen behelzen. Het gaat immers over twee verschillende specifieke problemen. Het ene onderdeel betreft de buurtwinkel in een landelijke context, het andere de buurtwinkel in een stedelijke context. Voor de selectie van de projecten zullen criteria worden gehanteerd die worden opgesomd in het rapport van professor Van Ossel. De goedgekeurde projecten - het zal uiteraard gaan over een beperkt aantal - zullen een pilootkarakter hebben. Na de evaluatie van de uitvoering ervan kunnen ze als navolgenswaardig voorbeeld naar voren worden geschoven. De evaluatie zou ook gericht zijn op het formuleren van beleidsaanbevelingen. De open oproep wordt nu gezamenlijk voorbereid door de beide betrokken administraties, dus zowel de afdeling Plattelandsbeleid als de administratie Economie van minister Moerman. Ook de mensen van de kabinetten maken deel uit van die voorbereidende werkgroep.
Wat mijn onderdeel, dat van de buurtwinkels op het platteland, betreft, heb ik eind 2005 bij voorzorg al een budget van 133.000 euro vastgelegd op de begroting ter financiering van deze pilootprojecten en hun werking. Ik vermoed dat ook minister Moerman terzake de nodige budgettaire maatregelen zal nemen.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de minister-president, ik dank u voor het goede nieuws. Ik blijf volledig bij mijn overtuiging, die, meen ik, ook de uwe is, dat de leefbaarheid van een buurt sterk bepalend is voor het dorps- en wijkleven. De buurtwinkel kan daarin een belangrijke rol spelen. Ik ben ervan overtuigd dat dit hoofdstuk zal worden vervolgd, ook in deze commissie.
De voorzitter: Het incident is gesloten.