Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 23/02/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Katleen Martens tot de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over het toenemend geweld tegenover leerkrachten in de scholen
De voorzitter: Mevrouw Martens heeft het woord.
Mevrouw Katleen Martens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, een incident met een Brusselse leerkracht bracht vorige week het probleem van agressie tegen leerkrachten weer onder de aandacht. Dit incident is geen alleenstaand geval. Het geweld op school neemt overhand toe. Volgens cijfers van minister Dewael is tussen 2000 en 2005 het aantal door de politie geregistreerde gevallen van geweld op school met 21 percent gestegen. Een steeds groter aantal leerkrachten neemt een verzekering tegen agressie.
Ethias biedt sinds 1999 een verzekering tegen agressie aan, in de polis beroepsverzekeringen voor leerkrachten. In 1999 maakten slechts 10.000 leerkrachten gebruik van die mogelijkheid, maar ondertussen is dat aantal bijna verdrievoudigd. 26.214 leerkrachten onderschreven reeds deze polis, of een op vijf leerkrachten.
De stijging van het aantal afgesloten polissen is het rechtstreekse gevolg van de toegenomen agressie, in dit geval ten aanzien van de leerkracht. Ruim een derde van de leerkrachten merkt de laatste vijf jaar meer geweld op school op. Volgens een woordvoerder van Ethias worden zij elk jaar geconfronteerd met een stijging van het aantal dossiers die te maken hebben met agressie op school. De polis verzekert de leerkrachten tegen de gevolgen van geweld op school en tegen agressie buiten de school wanneer zij bijvoorbeeld opgewacht worden door leerlingen. Schade aan hun voertuigen wordt echter niet gedekt. De kostprijs voor de leerkrachten bedraagt 25 euro op jaarbasis, wat op zich te verantwoorden is. Deze extra kost is voor de meeste leerkrachten moeilijk aanvaardbaar. Zij vertrekken immers van het standpunt dat het niet hun taak is om zich te verzekeren tegen de risico´s van de werkomgeving.
Graag vernam ik van de minister het volgende. Bent u op de hoogte van de alsmaar toenemende problematiek? Sinds wanneer is dat zo? Hebt u weet van mogelijke oorzaken die deze evolutie kunnen verklaren? Welke maatregelen hebt u al genomen om agressie op school beter te beheersen? Volgt u het standpunt dat het risico eigen is aan de werkomgeving en de verzekering bijgevolg ten laste komt van de werkgever, in dit geval de overheid? Een extra gevoel van comfort en veiligheid vanuit de werkgever in casu de overheid zou geen slechte zaak zijn met het oog op het charmeren van een beginnende leerkracht.
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Naar aanleiding van de krantenberichten die we hebben gelezen, had ik over de zaak een schriftelijke vraag ingediend. Het was de bedoeling te weten te komen of er in Vlaanderen?berhaupt een probleem bestaat en of er de nodige lessen uit worden getrokken. Ik denk niet dat het probleem zeer groot is, al zijn er scholen waar het probleem wel degelijk bestaat. Dat was al zo tien jaar geleden. Ik zou voorbeelden kunnen ophalen van instellingen van het secundair onderwijs uit de buurt van de school waar ik toen zelf nog lesgaf. Er waren toen al immense problemen. Het is belangrijk dat deze problemen in kaart worden gebracht en dat de nodige maatregelen worden genomen. Ik wil tegelijk een oproep lanceren om niet te overdrijven.
Het is juist door er veel lawaai rond te maken dat het probleem wordt opgeklopt. Reële problemen moeten worden opgelost maar in de meeste scholen in Vlaanderen kan er nog in een positieve sfeer worden gewerkt. De tucht is natuurlijk gelukkig niet meer dezelfde als 50 jaar geleden. We moeten de gulden middenweg bewandelen. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de minister.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Vooreerst heb ik de cijfers opgevraagd bij de Dienst Arbeidsongevallen waarbij leerkrachten letsels opliepen door agressie van leerlingen, ouders of derden. De voorbije jaren ligt dat cijfer in de buurt van 50 aangiften per jaar, vooral gesitueerd in het secundair onderwijs. Ik wijs erop dat de arbeidsongevallenverzekering geldt voor goed 177.000 mensen. Niet alle personeelscategorieën, zoals universiteiten, zijn meegeteld. Dat is dus geen spectaculair hoog aantal.
Er is ook een onderzoek gevoerd naar hoe leerkrachten zich voelen. Ik verwijs naar het onderzoek waarvan in 2001een eindrapport is uitgebracht. Daaruit blijkt dat de helft van de leerkrachten zich niet veilig voelt in de klas. De angst betreft wel meestal lichte feiten zoals het storen tijdens de les, brutaliteiten, vandalisme of diefstal. De angst voor zware delicten leeft slechts bij 1 percent van de ondervraagden.
Zoals de heer Van Dijck het al stelde, worden we geconfronteerd met spectaculaire krantentitels. Zo stelde een krant dat steeds meer leerkrachten zich verzekeren tegen geweld. Er heerst wat verwarring over de cijfers die u hanteert. De 26.214 leerkrachten die bij Ethias een beroepsaansprakelijkheidsverzekering onderschreven, vormen een nationaal cijfer. Dat zegt weinig over de Vlaamse Gemeenschap. Ethias bevestigt ons dat ze 8768 Nederlandstalige polisnemers heeft. Een aantal mensen is werkzaam in de Franse Gemeenschap. In Vlaanderen zou 1 op 5 leerkrachten verzekerd zijn. Dat klopt echter absoluut niet. Ethias vermoedt dat er een 8300 polissen met leerkrachten en directies in Vlaanderen zijn afgesloten. Dat is iets meer dan 5 percent op 150.000 mensen die behoren tot het bestuurs- en onderwijzend personeel in Vlaanderen, en geen 20 percent dus.
U zegt dat dit een gevolg is van de toegenomen agressie ten aanzien van leerkrachten. We hebben geen gegevens over de band tussen enerzijds het aantal verzekerden in de privé-sector en de toenemende agressie. De groei van het aantal verzekerden heeft ook niet de omvang die u in uw vraag vooropstelt. In 1999 waren er 10.000, vandaag 26.214. In 1999 had echter, zo blijkt, de verzekeraar 20.000 verzekerden, in 2005 waren dat er 6000 meer. De Ethias-woordvoerder wijst erop dat de polis sinds 1999 is gemoderniseerd en pas nog werd uitgebreid met onder meer het luik waarborg tegen gewelddaden.
Een derde bron van gegevens is het Steunpunt Grensoverschrijdend Gedrag op School dat onder meer als meldpunt fungeert. Ik krijg het voorbije jaar vooral klachten over het pestgedrag onder personeel van scholen en CLB´s. Er waren 119 klachten. Op de tweede plaats staat ongewenst gedrag van leerkrachten ten aanzien van leerlingen met 61 klachten. Er is ook het Kinderrechtencommissariaat met 11 klachten op dat vlak.
Voorts zijn er bij het steunpunt klachten over het grensoverschrijdende gedrag tussen leerlingen onderling, namelijk 43. Over antisociaal gedrag van leerlingen gericht tot leerkrachten kreeg het steunpunt slechts 3 klachten. Dat gaat vooral over verbale vormen van geweld, maar niet altijd. Het aantal oproepen is de laatste jaren fors gestegen. Als we de vragen om informatie buiten beschouwing laten, komen we aan ruim 30 oproepen eind jaren 90. Vijf jaar later, na de uitbreiding van het mandaat en de toegenomen bekendheid van het steunpunt, was er een vertienvoudiging tot ruim 300. Het afgelopen jaar is er voor het eerst een omgekeerde trendbreuk vastgesteld met een daling naar ongeveer 220.
We moeten het probleem verbinden met de vraag over moeilijk gedrag in de klas en het verbinden met preventief optreden. Er zijn een aantal gemeenten waar politiediensten ook preventieacties ondernemen. Het gaat dan om lokale initiatieven in overleg met de scholen.
Een vierde bron van gegevens is te vinden bij Binnenlandse Zaken. U hebt daarnaar verwezen. Binnenlandse Zaken stelde ons politiecijfers voor de periode 2000 tot het einde van het eerste semester van 2005 ter beschikking. Het zijn cijfers betreffende slagen en verwondingen die zijn uitgesplitst per gewest en per onderwijsniveau. Men beschikt niet over de subregionale verdeling van de cijfers. Dat zou interessant zijn geweest. Er is ook geen bijkomende informatie over de geregistreerde feiten. Voor alle feiten in Belgische scholen voor de periode 2000-2005 samen genomen hebben de onderwijsniveaus het volgende aandeel qua aangiften. Het basisonderwijs heeft 23 percent, het secundair onderwijs 69,8 percent, het hoger onderwijs 2,3 percent en andere onderwijsniveaus 4,8 percent.
In absolute cijfers steeg het aantal gewelddaden in de Belgische scholen van 1760 in het jaar 2000 tot 2132 in het jaar 2004, of een stijging met 21 percent. Voor het secundair onderwijs gaat het om een stijging van 21 percent, van 1242 naar 1499 feiten in 2004. Ook in het basis- en kleuteronderwijs zien we dat.
Het beeld voor het Vlaamse Gewest wijkt wel een beetje af van het nationale beeld. Voor alle feiten in de periode van 2000 tot het eerste semester van 2005 hebben de onderwijsniveaus volgend aandeel: het basisonderwijs 18,9 percent, het secundair onderwijs 74,7 percent, het hoger onderwijs 1,4 percent en de andere onderwijsniveaus 5 percent. Het geweldsaandeel dat het secundair onderwijs heeft in het totaal, stijgt in het Vlaamse Gewest van 72,5 percent in 2000 tot 76,8 percent in 2004. Het aandeel van het basisonderwijs blijft ongeveer gelijk.
In absolute cijfers stijgt het aantal geregistreerde gevallen van slagen en verwondingen in het secundair onderwijs in Vlaanderen relatief sterk, met een derde, van 447 feiten in 2000 naar 580 feiten in 2004. Deze sterke stijging zien we niet in het basis- of het hoger onderwijs.
Voor de periode van 2000 tot het eerste semester van 2005 werden in het Vlaamse Gewest 3800 gevallen van slagen en verwondingen geregistreerd. In het Waalse Gewest ging het om 5330 gevallen, wat betekent dat het Waalse Gewest in totaal 40 percent meer gevallen optekent dan het Vlaamse Gewest. Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest registreerde men in totaal 1595 feiten van slagen en verwondingen.
Hoe kunnen we de stijging van de cijfers verklaren, als onze arbeidsongevallenstatistiek van het departement die stijging niet laat zien? Een mogelijke verklaring is dat er meer aandacht is geweest voor deze problematiek, ook als gevolg van de nieuwe federale wetgeving van 11 juni 2002, waardoor ook scholen verplicht worden om een beleid ter preventie en bestrijding van antisociaal gedrag te hebben. De wet biedt trouwens ook het kader voor slachtoffers met oude klachten om stappen te zetten en verlaagt de drempel om naar buiten te komen voor recente en nieuwe slachtoffers. Scholen reageren vandaag wellicht ook alerter bij incidenten.
In dezelfde periode was er ook een toename van de sensibiliseringsacties. De contacten met partners als politie, welzijn, enzovoort zijn de voorbije jaren, in het kader van de sensibiliseringsinitiatieven, gegroeid. Burgers worden mondiger en ook de gevoeligheid voor bepaald gedrag lijkt aangescherpt. Dat heeft ook te maken met het debat over de zaak-Dutroux.
Ik denk dat men iets sneller naar de politie stapt, maar het zou ook kunnen dat agressiviteit en geweld toenemen. Eigenlijk kan ik dat op basis van deze cijfers niet zeggen. Ik denk dat we met de gegevensbank van Binnenlandse Zaken maar beperkte informatie hebben. Ik denk dat dit thema nader onderzoek verdient en ik zal nagaan of het in het kader van het onderzoeksprogramma van het departement kan worden opgenomen.
Ik wil nog een kanttekening plaatsen bij de zogenaamde populariteit van bijkomende verzekeringen. Door de berichtgeving, waarbij incidenten op school worden verbonden met de zogezegde populariteit van bijkomende verzekeringen, wordt het aangaan van dergelijke verzekering genormaliseerd. Ik betreur dat, want daardoor wordt een bepaald gevoel aangewakkerd.
Het kan niet de bedoeling zijn dat leerkrachten zich persoonlijk moeten beschermen tegen geweld, met een bijkomende beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Die verzekeringen dekken grotendeels die aspecten waarvoor onderwijspersoneel normaliter sowieso al verzekerd is. Via de schoolpolis en de arbeidsongevallenverzekering wordt het onderwijspersoneel al heel wat bescherming geboden voor wat op school en op weg van en naar school voorvalt.
Ethias intervenieert wel bij lichamelijke en materiële schade die buiten deze omstandigheden ontstaat en die met de uitoefening van het beroep verband houdt, zoals tijdens privé-lessen en bepaalde activiteiten in vakantieperiodes. In het geval van gewelddaden op school, wordt lichamelijke schade, inclusief brillen en prothesen, ook gedekt door de gewone arbeidsongevallenverzekering. In het geval van materiële schade door geweld - kleding, boekentas, maar schade aan auto´s wordt expliciet uitgesloten - biedt de bijkomende verzekering van Ethias wel extra bescherming, voor zover men zelf geen aanleiding was en het geen uitzonderlijk ernstige situaties betreft, bijvoorbeeld een zeer zware ontploffing in de school. Er zijn ook plafonds bij lichamelijke schade.
Van de rechtsbijstandsverzekering, die ook in het pakket van de verzekeringsmaatschappij zit, genieten burgers meestal al via andere zelf aangegane verzekeringspolissen. Er zijn slechts enkele verschillen met wat een leerkracht hoe dan ook als verzekerd pakket heeft, door de arbeidsongevallenverzekering en door - wat in ongeveer alle scholen bestaat - de verzekering van de school.
Ethias beklemtoont dat de waarborg gewelddaden slechts een klein onderdeel is van de polis en dat de maatschappij op jaarbasis slechts vijf à tien dossiers heeft voor dat aspect. In sommige krantenberichten werd de situatie misschien wel een beetje overdreven.
We moeten ervoor zorgen dat de mensen goed ge?nformeerd zijn. Ik zal nagaan hoe we het onderwijspersoneel beter kunnen informeren over de bescherming die ze met de arbeidsongevallenverzekering en de schoolpolis genieten en hoe ze het nut van bijkomende verzekeringen kunnen afwegen. Ik zal me vanzelfsprekend niet mengen, maar we moeten wel vermijden dat we mensen op kosten laten jagen als het niet nodig is.
Op het congres dat over dit thema plaatsvond in Antwerpen, heb ik gezegd dat hier, nog meer dan op andere domeinen, geldt dat scholen sterk moeten zijn, in alle betekenissen, maar ook dat ze warm moeten zijn. Sterk zijn betekent voor mij dat leraren eisen durven stellen, dat ze jongeren durven uitdagen om zich in te zetten en hun talenten te ontwikkelen. Dat betekent ook dat ze gezag hebben en dat jongeren grenzen erkennen, want ik denk dat jongeren grenzen nodig hebben. Het is ook normaal dat jongeren grenzen aftasten. Ik denk dat we dat proces voortdurend consequent moeten bewaken. Als er regels zijn, moeten ze duidelijk zijn. Wie over de schreef gaat, moet er ook de gevolgen van dragen.
We willen zeker niet tolereren dat de grens van wat gedoogd wordt steeds verder zou verschuiven. Tijdens het congres in Antwerpen van vorige week werd een onderzoek voorgesteld, waaruit bleek dat leerlingen het niet of slechts een beetje fout vinden dat iemand op zijn gezicht wordt geslagen of dat iemand wordt gepest. Dat kunnen we niet aanvaarden, want het is geen goede sfeer voor het algemene leerklimaat. Ik denk dat opvoeden betekent dat je kinderen meer ingewikkelde, meer genuanceerde omgangsvormen aanleert. Niet enkel scholen, maar ook ouders moeten daarvoor hun verantwoordelijkheid nemen.
Een sterke school moet ook een warme school zijn. De school moet ervoor zorgen dat alle leerlingen er zich goed voelen. Er moet een aangenaam klimaat heersen, waar de verhouding tussen leerlingen en leraren ontspannen en stabiel is.
Participatie van de leerlingen is ook belangrijk. Als jonge mensen betrokken zijn en zich betrokken voelen bij wat op school gebeurt, voelen ze zich beter. Als iemand kan meepraten over regels en grenzen, zal hij ze ook beter naleven.
Ik heb in Antwerpen ook de klemtoon gelegd op het feit dat een school die sterk en warm is ook een beleidskrachtige school moet zijn. Ik heb beschouwingen ontwikkeld over wat beleidskracht betekent, maar ik zal ze hier niet herhalen. Ik heb ook gewezen op een aantal initiatieven met betrekking tot pesten. Met de lerarenopleiding moeten we leraren voorbereiden op wat het betekent om in de klas te staan.
Ik heb ook verwezen naar de JoJo´s. Dat is een relatief goed lopend programma. Vandaag gaat het om een 150-tal jonge mensen. Ik wil dat zeer sterk uitbreiden, want ik geloof in het project. Tot nu toe was het project volledig gericht op antisociaal gedrag. De regering wil dat een beetje verruimen, omdat we het JoJo-programma ook willen openstellen voor deeltijds lerenden. Dan gaat het niet alleen over antisociaal gedrag, maar eventueel ook over renovatie en onderhoud.
Ik kan ook verwijzen naar het spijbelactieplan, dat we in deze commissie zullen bespreken en afwerken. Ik kan ook nog verwijzen naar?Time Out´ en herstelgericht overleg. Ik heb daarover in Antwerpen nog gesproken. Ik denk ook aan sommige initiatieven van mijn collega Vervotte rond opvoedingsondersteuning. Ik hecht daar zeer veel belang aan en geloof er sterk in.
Over de feiten hebben we uiteenlopende gegevens, maar ze zijn niet eenduidig te interpreteren. Ik denk niet dat we een bepaalde sfeer mogen laten ontstaan zodat mensen gaan denken dat ze zich absoluut moeten laten verzekeren. Dat is niet de goede sfeer. Mensen moeten zich wel degelijk kunnen informeren alvorens ze daartoe beslissen. Het komt er vooral op aan dat scholen een natuurlijk gezag opbouwen. Dat gezag moeten zij wel iedere dag opnieuw verdienen. Zo ontstaan sterke scholen waar tegelijk een warm klimaat kan heersen voor alle leerlingen.
De voorzitter: Mevrouw Martens heeft het woord.
Mevrouw Katleen Martens: Het is goed dat u het probleem dieper wilt onderzoeken. Ik kan echter niet altijd goed uit aan de cijfers die u geeft. Enerzijds stelt u dat de toename te wijten is aan het groter aantal meldingen, anderzijds blijkt uit de cijfers toch dat er een reële toename is.
Minister Frank Vandenbroucke: De cijfers zijn wat ze zijn. De cijfers van de politie zijn altijd gebaseerd op meldingen. Er is jammer genoeg ook nog geweld dat niet wordt gemeld. Dat cijfer kennen we niet. Men ziet aan de cijfers van Binnenlandse Zaken dat er een toename is, maar het gaat alleen om een toename van registratie. Daarachter kan een reële toename schuilgaan. Ik zeg niet dat het niet zo is. We weten het niet zo goed.
Mevrouw Katleen Martens: Niet alle feiten worden geregistreerd. Ook niet iedereen stapt naar de politie.
Minister Frank Vandenbroucke: Men weet dat niet zo goed. Het aantal feiten gebaseerd op agressief gedrag of zelfs fysiek geweld, kent men niet. Er is alleen maar de registratie. De aangiften van arbeidsongevallen op deze basis nemen in feite niet toe. Er is geen aanwijzing dat het grote fysieke geweld, zoals de heer Van Dijck het stelt, in de Vlaamse scholen sterk toeneemt. Het omgekeerde zeg ik evenmin. Ik stel wel dat de meeste krantenberichten van de voorbije periode op Franstalige scholen slaan. Dat wordt er niet bij gezegd. De berichten over zwaar geweld gingen niet over Nederlandstalige scholen, maar daarmee wil ik niet zeggen dat het bij ons geen probleem is.
Mevrouw Katleen Martens: Uit de cijfers blijkt toch dat er in Vlaanderen een stijging is met 35 percent.
Minister Frank Vandenbroucke: We moeten goed opletten met de berichtgeving. Ik zeg niet dat ze fout is, maar onlangs was Ukkel in het nieuws, wat geen Nederlandstalige school is. Dat wil niet zeggen dat wij dat probleem niet kunnen krijgen, want ik wil zeker niet zelfgenoegzaam klinken. Ik vind wel dat we moeten opletten dat we niet een sfeer scheppen waarin we een probleem beschrijven dat niet beantwoordt aan de realiteit in de Vlaamse scholen.
Ik ben sterk ge?nteresseerd in de statistische discussie, want ik wil vertrekken van feiten, maar dat zal mijn beleid uiteindelijk niet sturen. Ik vind elk geval van agressiviteit een geval te veel.
Mevrouw Katleen Martens: Mijnheer de minister, u legt sterk de nadruk op lichamelijk geweld, op slagen en verwondingen, maar ook verbaal geweld heeft een impact op de leerkrachten. Zeker beginnende leerkrachten haken om die reden vaak af.
Minister Frank Vandenbroucke: Dat is absoluut juist. Ook uit contacten met leerkrachten blijkt dat er veel verbale agressiviteit is, in de samenleving in het algemeen en ook in scholen, ook met sms en mms.
Mevrouw Katleen Martens: Verbaal geweld kunt u niet laten registreren. Leerlingen vinden dat ze steeds meer kunnen zeggen tegen leerkrachten.
De heer Robert Voorhamme: Dat is een van de redenen waarom de problematiek van opvoedingsondersteuning, waar minister Vervotte aan werkt, niet uitsluitend mag handelen over welzijn, maar ruimer opgevat moet worden. Onder meer ook de relatie met het onderwijs moet hierbij worden betrokken. De belangrijkste doelgroep van de opvoedingsondersteuning zijn wellicht de ouders, maar heel veel leerkrachten rekenen ook op ondersteuning uit die hoek. Dit probleem lossen we niet uitsluitend op met regeltjes binnen de school. Het gaat ook over de relatie tussen de school- en de thuiswereld van de kinderen. Dat alles kan de school onmogelijk oplossen.
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Mijnheer de minister, uw antwoord heeft de juiste toon gezet. Het was een uitgebreid en goed antwoord. Zoals u zelf zegt, ieder geval van geweld is er één te veel. Ik heb de precieze cijfers terzake niet, maar mochten we het geweld binnen het gezin, dus het geweld tegen kinderen thuis of van kinderen tegen ouders, onder de loep nemen, dan zou ik bijna durven stellen dat onze scholen nog veilige plaatsen zijn.
De voorzitter: Het incident is gesloten.