Commissie voor Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen Vergadering van 09/03/2006
Vraag om uitleg van de heer Bart De Wever tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over het inburgeringsbeleid
De voorzitter: De heer De Wever heeft het woord.
De heer Bart De Wever: Mijnheer de voorzitter, de Vlaamse Regering heeft de uitbreiding van het inburgeringsdecreet goedgekeurd. Ik wil de minister hiervoor alvast feliciteren. We zijn grotendeels tevreden met deze uitbreidingen. Tegelijkertijd zoeken we echter verder naar manieren om het inburgeringsbeleid nog te verbeteren. De implicaties van het decreet kunnen op dit vlak immers mogelijkheden bieden.
Ik zou graag de mening van de minister kennen over een idee dat ik in dit verband heb opgedaan. Ik heb gemerkt dat het inburgeringstraject in Nederland en in een aantal andere landen met een soort bezegeling gepaard gaat. Nieuwkomers die een inburgeringsattest hebben behaald, worden bij wijze van spreken gehuldigd. We hopen uiteraard dat dit ten gevolge van de uitbreiding van het decreet meer ampleur zal krijgen. Aan de nieuwe burgers of kandidaat-burgers worden een aantal symbolen van burgerschap overhandigd. Dat kan, bijvoorbeeld, de vlag zijn van het land waar ze hun bestaan verder zullen opbouwen. Hiervoor zou ik, tenzij het een vlag van onze gemeenschap zou zijn, in dit land niet echt pleiten, maar dat is uiteraard een kwestie van modaliteiten.
In landen als Canada of Australië vindt op het einde van het inburgeringstraject een plechtigheid op het gemeentehuis plaats. De ervaring leert ons dat de mensen die net een inburgeringstraject hebben afgelegd die plechtigheid bijzonder weten te waarderen. De autochtone bevolking ervaart dat eveneens als een positief gegeven. De plechtigheid is een zichtbaar gebeuren. Het is in feite een statement van de nieuwkomers in een samenleving. Ze verklaren dat ze deel van die samenleving willen uitmaken en zich verder willen inburgeren.
Een aantal Vlaamse gemeenten spelen hier reeds op in en organiseren een 'dag van de nieuwe inwoner'. Die speciale dagen kennen evenwel nauwelijks succes. Dat is allicht te wijten aan het feit dat de nieuwe inwoners zich helemaal nog geen deel van de gemeente voelen. Bovendien zijn deze mensen moeilijk te bereiken, laat staan te mobiliseren. Indien de dag op het einde van het inburgeringstraject zou worden georganiseerd, zou het er allicht heel anders aan toe gaan.
Mijnheer de minister, ziet u dergelijke plechtigheden zitten? Zo ja, hoe zou u dat invullen? Hoe zou u het beoogde civiele effect willen bereiken? Zult u hierover overleg plegen met de minister van Werk, Onderwijs en Vorming, die u in verband met deze aangelegenheid altijd nodig hebt?
De voorzitter: De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz: Mijnheer de voorzitter, ik steun het uitgangspunt van de vraag om uitleg van de heer De Wever. Een dergelijk ogenblik kan een belangrijke warmte teweegbrengen. Ik verwijs hier doelbewust naar die warmte omdat tijdens dergelijke initiatieven de juiste toon moet worden gevoerd. De heer De Wever heeft terecht aangehaald dat autochtonen deze plechtigheden als positief kunnen ervaren. We mogen evenwel niet paternalistisch optreden. We moeten de nieuwkomers laten merken dat we blij zijn dat ze het traject hebben afgelegd. Veel verder hoeft dit eigenlijk niet te gaan.
In sommige Nederlandse gemeenten wordt aan de nieuwkomers een vlag overhandigd. Dit maakt geen deel uit van de vragen van de heer De Wever. Ik wil er enkel op wijzen dat het overhandigen van vlaggen bij bepaalde Vlaams volksvertegenwoordigers gevoelig ligt. Ik wil er zeker niet lacherig over doen.
Ik onderschrijf de vraag om uitleg van de heer De Wever vanuit een positieve bekommernis. Een eenvoudig contact kan voor de autochtone en de allochtone bevolking belangrijk zijn. De rest van de toelichting laat ik aan de minister over. Dit is immers zijn taak.
De heer Jan Penris: Ik zou er nog iets aan willen toevoegen. Mijn fractie ondersteunt het idee van de heer De Wever. Dit lijkt me een vrij logische consequentie van de stellingen die we in verband met deze zaak altijd hebben ingenomen. De inburgering is een plechtig moment. De betrokkenen geven te kennen dat ze hun lot voor de rest van hun leven willen verbinden met het nieuwe volk waartoe ze willen behoren. Dat ogenblik is even gewichtig in een mensenleven als een burgerlijk huwelijk. Zelfs in onze maatschappij is het huwelijk nog steeds met bepaalde plechtigheden omgeven. Een dergelijke plechtigheid lijkt me een goede gelegenheid om het belang van dat moment te benadrukken. Voor één keer steunen we de visie op inburgering van de heer De Wever.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Wever, ik vind dit een uitstekend idee. Ik heb de VVSG, de belangenbehartiger van onze lokale besturen, en het Vlaams Minderhedencentrum, de koepel van de integratiecentra, die onder meer ondersteuning aan de onthaalbureaus moet bieden, gevraagd om hieromtrent een aantal aanbevelingen uit te werken. We mogen de gemeentelijke autonomie niet uit het oog verliezen. Hoewel ik het idee op zich uitstekend vind, moeten de steden en de gemeenten hierover zelf kunnen beslissen.
De organisatie van dergelijke momenten lijkt me alvast ook zinvol in gemeenten waar slechts weinig mensen van vreemde origine verblijven. Zelfs als het maar om een of twee mensen gaat, lijkt het idee van een inburgeringsdag me waardevol. Op die dag zou de burgemeester of een schepen het inburgeringsattest kunnen overhandigen en op die manier aangeven dat de gemeenschap de door de betrokkenen geleverde inspanningen waardeert. Het gaat hier om een symbolisch moment. Eigenlijk krijgen die mensen de boodschap 'Van hieraf moet je gaan', als ik het een beetje lyrisch mag uitdrukken.
Op dat ogenblik begint voor die mensen het actief participeren pas echt. Dit is gewoon een opstap. Mensen moeten werk zoeken, meedoen aan activiteiten in hun wijk en zich engageren in het maatschappelijke leven. Het is goed dat gepaard te laten gaan met een ceremonieel, zoals een proclamatie, vergelijkbaar met de proclamatie voor mensen die afzwaaien van het middelbaar onderwijs. Er zijn voorbeelden uit Amerika, Nederland en Australië, maar daar gaat het altijd samen met het verwerven van de nationaliteit, wat eigenlijk nog iets anders is.
Het is goed dat de VVSG en het VMC dit als koepels mee schragen. Dat kan helpen de lokale besturen over de brug te halen en te doen inzien dat het belangrijk is mensen te waarderen voor de inspanning die ze hebben geleverd en hen aan te sporen om actief te participeren aan de samenleving met de vaardigheden die ze hebben verworven.
De dag van de nieuwe inwoner zou ik daar los van zien. Ik heb het zelf enkele malen als schepen gedaan, en daarvoor worden ook de mensen uitgenodigd die verhuizen van Edegem naar Antwerpen of van Maasmechelen naar Lanaken. De mensen van vreemde origine zijn er ook wel bij, maar het is toch iets anders. Het accent ligt dan op het voorstellen van de gemeente, wat vooral van praktische aard is. Dat is voor die mensen heel nuttig, ook om wat ambtenaren te leren kennen, het territorium van de gemeente en dergelijke. Het gaat dan ook vaak gepaard met een bustocht of iets dergelijks.
Ik vind het dus een uitstekend idee. We zullen het samen met de VVSG en het VMC proberen te operationaliseren. Intussen zijn er her en der al van die initiatieven, maar nu wordt het expliciet opgenomen.
Mijnheer De Wever, het tweede deel van uw vraag met betrekking tot het valoriseren, is minstens even belangrijk als het inburgeringsattest. Ook dat moeten we dus doen. Het is daarvoor weliswaar nog wat te vroeg, want het zal pas een grote waarde krijgen wanneer het meer aan een resultaat gekoppeld is. Vooraleer we beginnen te lopen, moeten we eerst leren stappen. We zijn nu uit de startblokken en we zetten onze eerste stappen.
U hebt naar het inburgeringsdecreet verwezen. Ook in het verleden zijn er al stappen gezet, maar de valorisatie en het civiele effect van dat inburgeringsattest zal vergroten naarmate het meer resultaatgericht is. Ik sluit het dus niet uit, maar vandaag is het nog te vroeg. Als iemand het kan voorleggen, moet zijn werkgever ook de waarde ervan kunnen inschatten, zowel in de privé-sector als in de publieke sector, wij en andere overheden.
Het idee van de inburgeringsdag zullen we in de praktijk proberen om te zetten, samen met de instanties die een voldoende draagvlak hebben om de mensen op lokaal niveau te overtuigen. Het zal gebeuren in de vorm van aanbevelingen, maar dan wel warme aanbevelingen van Brussel aan de 308 Vlaamse steden en gemeenten.
De voorzitter: De heer De Wever heeft het woord.
De heer Bart De Wever: Ik ben me ervan bewust dat bepaalde aspecten van mijn vraag te vroeg komen, maar het is natuurlijk mijn parlementaire taak u tijdig op te jagen.
Mijnheer Gatz, ik begrijp dat u wenst te waarschuwen voor een paternalistische invulling van zo'n idee. De minister moet daar ook op toezien.
Mijnheer de minister, ik juich het toe dat u het aanbod aan de gemeenten wenst te doen, en dat zij het dan moeten invullen, maar het is nooit slecht dat u ook een concept aanbiedt. Als we zien wat er in Nederland zoal van wordt gemaakt, dan zijn daar dingen bij waarvan mijn tenen gaan krullen. Toch moeten we er ook rekening mee houden dat onze empirische perceptie anders is dan die van de nieuwkomer. Soms blijkt, als we daar met mensen over praten, dat ze het toch als heel positief hebben ervaren. Onze ervaringswereld is anders dan die van de nieuwkomer, die soms dingen positief vindt die wij veeleer paternalistisch of ergerlijk vinden.
Hoe dan ook zou het niet slecht zijn een concept uit te denken en aan te bieden.
Minister Marino Keulen: Dat is ook de bedoeling, en dat heb ik willen verwoorden door te zeggen dat de VVSG en het VMC erbij zullen worden betrokken. We zullen die organisaties niet alleen inzetten als een lokmiddel voor de gemeenten. Dat leidt alleen maar tot de perceptie dat ze in Brussel weer bezig zijn met de gemeenten opdrachten te geven. Het psychologische aspect speelt ook wel mee, maar het is de bedoeling als overheid de inspanning van het volgen van een traject te waarderen. Daarvoor kan een symbolisch moment worden gecreëerd, waarbij bovendien aan die mensen de opdracht kan worden meegegeven nu echt actief hun rol als burger in deze samenleving op te nemen.
Dat kan gebeuren in de vorm van een concept, een soort ontwerp of leidraad die kan worden gehanteerd om het in een concrete vorm te gieten. De commissievoorzitter gaf het beeld van het burgerlijk huwelijk. Dat gebeurt ook overal op een soortgelijke manier, maar er worden steeds ook nog eigen accenten gelegd. Zo zou dit ook kunnen gebeuren, met een leidraad die iedereen aanvult met eigen accenten, desnoods op een heel eigen manier.
Waar het vandaag al gebeurt en goed verloopt, is het niet nodig dat te vervangen door iets anders. Wel maakt zo'n leidraad of handboek het voor lokale besturen net iets gemakkelijker. Het is immers niet altijd zo duidelijk hoe het moet, zonder inderdaad te vervallen in een verkeerde retoriek. In de Angelsaksische traditie wordt daarvoor blijkbaar veel gemakkelijker de juiste toon gevonden. Het is daar ook vanuit een andere traditie opgebouwd. Ik heb dat een paar keer op de tv gezien. In Canada en Australië maakt het bijvoorbeeld deel uit van de samenleving. Zoals wij de proclamatie kennen in het middelbaar onderwijs, hebben zij dat al lang voor de nationaliteitsverwerving. Dat is eigen aan immigratielanden, die op die manier qua bevolking zijn samengesteld en nog verder worden samengesteld.
Zo moeten we zo'n inburgeringsdag conceptueel plaatsen, om het op het terrein nog makkelijker geïmplementeerd te krijgen.
De voorzitter: De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz: Mijnheer De Wever, ik denk dat we op dezelfde golflengte zitten. Ik heb noch uw mondelinge, noch uw schriftelijke vraag in de paternalistische hoek willen drukken. Er mag trouwens wel een bepaald protocol zijn. Het hoeft niet alleen maar een receptie te zijn waar de mensen een glas drinken en dan naar huis gaan. Er mag een formeel moment zijn. De vraag is hoe dat vorm moet krijgen. De lokale overheid moet daarvoor ook wat ruimte krijgen. Een weldoordacht concept dat aan de lokale besturen wordt aangeboden, kan inderdaad enig soelaas brengen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.