Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 31/01/2006
Vraag om uitleg van de heer Jan Peumans tot de heer Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over het verkeersveiligheidsfonds
Vraag om uitleg van mevrouw Annick De Ridder tot de heer Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de regionalisering van het verkeersboetefonds
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, mijn vraag is geïnspireerd door een antwoord van minister Van Brempt op mijn vraag om uitleg en door mensen van de lokale politiezones die zeggen dat ze op het gebied van handhaving allerlei dingen proberen te doen, maar als de centen moeten worden verdeeld, die niet terechtkomen waar dat zou moeten.
Op 10 januari 2006 heeft minister Van Brempt in deze commissie geantwoord op een vraag om uitleg over het federale wetsontwerp, waar de Vlaamse Regering een advies over heeft gegeven in juni vorig jaar. Daarin zei ze het volgende: 'Daarom heb ik het dossier overgemaakt aan de minister-president met de vraag dit voort te behartigen in het Overlegcomité. Tot op heden is dat niet gebeurd, maar niets belet ons dit vooralsnog te doen. Ik zal de minister-president dus nog eens de stand van zaken vragen. Hij is het immers die dit op de agenda van het Overlegcomité moet plaatsen.'
Op de laatste bladzijde van het Vlaams regeerakkoord staat over de homogene bevoegdheidspakketten en de noodzakelijk hefboom voor een beter bestuur, dat wordt gepleit voor een maximale regionalisering van de verkeersveiligheid, met inbegrip van het verkeersreglement en het boetefonds. In 2005 werd voor ongeveer 63 miljoen euro meer ontvangsten gerealiseerd. Er is door het KB en de aanpassing van het federale wetsontwerp een voorafname gebeurd met maximum 5 percent van dat bedrag voor de federale overheid. Dat heeft onder meer te maken met de staking van een aantal ex-rijkswachtvakbonden vorig jaar. Ze stelden dat ze op de snelwegen met aangepaste voertuigen moeten rijden, maar dat ze er geen geld voor krijgen. Daarom heeft de federale regering eerst een voorafname gedaan. Vervolgens is op basis van drie criteria beslist om die middelen te verdelen over de 199 politiezones die België rijk is.
In het verleden hebben we reeds herhaaldelijk die vragen gesteld. Handhaving in het verkeer is ontzettend belangrijk. We kunnen het erover eens zijn dat dit leidt tot een vorm van transfer van de Vlaamse naar de Waalse politiezones. Daarover is in het verleden in Vlaanderen al veel reactie gekomen. De Vlaamse meerderheidsfracties zijn voorstander van de regionalisering van het verkeersveiligheidsbeleid, met inbegrip van het fonds. Minister Van Brempt heeft herhaaldelijk geantwoord dat dit op het Forum moet worden besproken, maar ik meen niet dat het Forum voor de verkiezingen van 2007 nog bij elkaar zal komen.
In juli 2005 stelde minister Van Brempt in antwoord op mijn actuele vraag niet akkoord te kunnen gaan met het voorliggende wetsontwerp. Ook de VVSG heeft daar herhaalde malen op gereageerd. Inmiddels is dat in de Kamer en de Senaat goedgekeurd. We hebben minister Van Brempt daarover opnieuw ondervraagd. Aangezien het federale wetsontwerp niet is bijgestuurd op basis van het Vlaams advies, zult u blijkbaar dit dossier op de agenda zetten van het Overlegcomité. We hebben inmiddels via de kranten vernomen dat de regering heeft beslist om dat in maart op de agenda te zetten.
Mijnheer de minister-president, we willen vooral weten wat er precies wordt geagendeerd. Misschien laat u nog niet in uw kaarten kijken. Ik meen dat de objectieve gegevens in het dossier gekend zijn.
Kunt u bevestigen dat u het dossier zult agenderen op het Overlegcomité, omdat de federale overheid geen rekening gehouden heeft met het negatieve advies van de Vlaamse Regering over dit wetsontwerp? Men had bijvoorbeeld een voorafname kunnen doen van een gedeelte van de centen en aan het Vlaamse Gewest ter beschikking stellen voor de variabele signalisatie op gewestwegen in de schoolomgevingen voor de zone 30.
Wat is het doel van deze agendering? Kan een en ander alsnog worden bijgestuurd? Ik denk dat het antwoord neen zal zijn. Of geldt dit veeleer voor de vastlegging van de toekomstige verdeelsleutels? Welke timing voorziet u?
Is het niet aangewezen om op dit Overlegcomité ook de uitvoering van het Vlaamse regeerakkoord aan te kaarten, waarin expliciet staat dat de Vlaamse Regering de overdracht naar Vlaanderen wil verdedigen van de bevoegdheid inzake verkeersveiligheid, met inbegrip van het verkeersreglement en boetefonds?
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, mijn vraag is volledig gelijklopend. Ik sluit me aan bij de heer Peumans die al heeft verwezen naar de vragen aan minister Van Brempt over de uitspraken die ze had gedaan in de media met betrekking tot de wens tot regionalisering van het verkeersboetefonds. De minister antwoordde destijds, nu bijna zestien maanden geleden, dat ofwel wordt overgegaan tot regionalisering van het verkeersboetefonds, ofwel dat het federaal blijft en men andere verdeelsleutels hanteert.
Er was gezegd dat het op het Forum zou worden behandeld, maar dat is eigenlijk tot stilstand gekomen. Op 10 januari 2006 verklaart de minister in antwoord op een vraag van de heer Peumans dat ze heeft gedaan wat binnen haar mogelijkheden lag. Zij legt de verantwoordelijkheid voor het getalm bij de minister-president.
Mijnheer de minister-president, ik hoop van u een duidelijker antwoord te krijgen dan van minister Van Brempt. Dit dossier zou binnen het Overlegcomité moeten worden aangekaart. Wat is op dit vlak de stand van zaken? Primeert voor u de regionalisering van het verkeersboetefonds, of neigt u naar een evenredige verdeling door de federale overheid? Een evenredige verdeling betekent het hanteren van een realistische verdeelsleutel zonder dat middelen naar het andere landsgedeelte worden doorgesluisd. Welke criteria wilt u in verband met een dergelijke verdeelsleutel hanteren? Welke timing stelt u hierbij voorop?
De voorzitter: De heer Koninckx heeft het woord.
De heer Flor Koninckx: Mijnheer de voorzitter, ik wil me aansluiten bij de vragen van de vorige sprekers. Ze hebben de vinger op de wonde gelegd. Ik heb trouwens al eerder een vraag over dit onderwerp gesteld.
Het is de hoogste tijd dat we een standpunt innemen. Indien deze bevoegdheid niet wordt geregionaliseerd, moeten we voor een correcte verdeling van de fondsen zorgen.
Ik ben het niet eens met de opmerking van de heer Peumans over de federale politie. Mijns inziens heeft de federale politie evenveel rechten als de lokale politiezones. Dit detail doet hier evenwel niet echt ter zake.
Zoals ik daarnet al heb gezegd, sluit ik me aan bij de vragen van de vorige sprekers. We moeten die centen naar Vlaanderen krijgen en prioritair in de verkeersveiligheid investeren.
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de voorzitter, ik wil me graag bij de vorige drie sprekers aansluiten. Ik wil hier enkel nog een opmerking aan toevoegen. Hoewel de regionalisering op zich belangrijk is, moeten we vooral een beter beleid voeren.
De lokale politiezones hebben de voorbije jaren heel wat ervaring opgedaan. Aan het verdelen van het geld van het verkeersboetefonds en het investeren in projecten zijn heel wat rigide regeltjes verbonden. We zouden die regeltjes eens moeten evalueren. De lokale politiezones hebben de afgelopen 2 jaar volop in de verkeersveiligheid geïnvesteerd. Er zijn echter ook andere noden. Na 2 jaar zouden we op zoek moeten gaan naar andere mogelijke investeringen die met middelen van het verkeersboetefonds kunnen worden gefinancierd. Het toepassingsgebied zou, met andere woorden, moeten worden verbreed.
De voorzitter: De heer Verreycken heeft het woord.
De heer Rob Verreycken: Mijnheer de voorzitter, ik heb vastgesteld dat de heer Van Nieuwenhuysen in het verleden al vragen over dit onderwerp heeft gesteld.
Ik ben naar deze vergadering gekomen om te bevestigen dat de maat in dit dossier stilaan vol is. Sedert de invasie van de flitspalen in Vlaanderen in 2003 is een nieuwe Vlaams-Waalse transfer in het leven geroepen. Deze transfer heeft een vrij concrete vorm aangenomen. Een chauffeur wordt geflitst en zijn geld bevindt zich in Wallonië. Dit gaat zeer snel. Ik overloop even de bedragen. In 2003 ging het om 10 miljoen euro. In 2004 ging het om 23 miljoen euro. In 2005 is 36 miljoen euro letterlijk naar Wallonië geflitst. Indien we deze bedragen optellen, blijkt dat op enkele jaren een bijkomende transfer van 69,5 miljoen euro tot stand is gekomen.
We moeten deze cijfers in de juiste context plaatsen. België heeft de hoogste verkeersboetes van heel Europa. Het is niet verwonderlijk dat bij de bevolking steeds meer weerstand groeit tegen de flitspaleninvasie en tegen alles wat hiermee verband houdt.
De voorstanders van het beleid verwijzen steeds naar de daling van het aantal verkeersongevallen. Ik betwijfel of deze daling een gevolg van de flitspaleninvasie is. De afgelopen tijd worden ten gevolge van de gestegen brandstofprijzen minder kilometers gereden. Ik vraag me af of dit gegeven geen grotere impact op de daling van het aantal ongevallen heeft. Bovendien heeft de Vlaamse overheid de afgelopen jaren terecht een aantal zwarte punten weggewerkt.
Mijns inziens is de maat vol. De Vlaming verdient dit niet. De vorige sprekers hebben naar het Overlegcomité, naar het Forum, naar bepaalde tijdspaden en zelfs naar het regeerakkoord verwezen. Ik wens de minister-president veel geluk. Het is hem in het dossier van Brussel-Halle-Vilvoorde niet gelukt en het zal hem in dit dossier nog minder lukken. Indien de Vlamingen vrijwillig een transfer naar Wallonië in het leven roepen, zouden de Walen gek moeten zijn om daar vrijwillig een einde aan te maken.
Mijnheer de minister-president, u hebt Vlaanderen met uw flitspalen overspoeld en nu zit u met een transfer die de mensen begint tegen te steken. Het lijkt me nuttig om naar de Vlaamse volksvertegenwoordigers te luisteren. U mag niet vergeten dat we hier niet namens onszelf spreken, ik spreek hier namens 25 percent van de bevolking. Die flitspalen en alles wat er verband mee houdt, beginnen ons duchtig de strot uit te hangen. (Rumoer)
Wat de flitspaalterreur in dit land betreft, pleiten we ervoor om een einde aan de transfer te maken door de flitspalen eenvoudigweg tijdelijk stil te leggen. Indien de Vlaamse overheid dit signaal zou geven, zou de federale overheid dit geld niet langer ontvangen en snel met de financiële gevolgen hiervan worden geconfronteerd. Op dat ogenblik zal de federale regering wellicht bereid zijn om eens na te denken over het afbouwen van deze, door de Vlaamse overheid gecreëerde, onrechtvaardige transfer.
De voorzitter: De heer Bossuyt heeft het woord.
De heer Gilbert Bossuyt: Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst even op de woorden van de heer Verreycken ingaan. De argumentatie aan de toog van mijn stamcafé is nog beter dan wat ik hem daarnet heb horen zeggen. We zitten hier in het Vlaams Parlement. We worden geacht de minister-president op een redelijke manier te ondervragen.
U gaat gemakkelijk voorbij aan het feit dat het aantal verkeersdoden bij ons tot de hoogste van Europa behoorde. Onder meer dankzij het beleid inzake flitspalen is het aantal verkeersdoden fel gedaald. Heel wat ouders, familieleden en vrienden van mensen die zijn overleden door een verkeersongeval, zijn ons dankbaar voor het gevoerde beleid.
Het is te gemakkelijk om voor te stellen om het fonds te regionaliseren. Dat zou inderdaad de snelste manier zijn om een aantal frustraties weg te werken. Ik geloof echter niet dat we dit kunnen realiseren op korte termijn. Wel wil ik vragen om het dossier goed voor te bereiden en er op een andere manier voor te zorgen dat er meer middelen gaan naar de regio's die werkelijk inspanningen leveren waardoor het verkeersboetefonds een dergelijke omvang heeft. Via het wijzigen van een aantal parameters van de verdeling is dat misschien mogelijk. Ik wil hier niet in detail ingaan op de zaak, maar ik ben van mening dat dit misschien de beste weg is om deze scheefgetrokken situatie recht te zetten. We moeten ervoor zorgen dat er meer middelen terugvloeien naar Vlaanderen, want in Vlaanderen worden de grootste inspanningen geleverd om vooruitgang te boeken inzake verkeersveiligheid.
De voorzitter: Minister-president Leterme heeft het woord.
Minister-president Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Peumans, dames en heren, ik zal letterlijk meedelen wat het advies was dat de Vlaamse Regering gaf op 8 juli 2005 over het ontwerp van KB, conform de hangbare procedure.
Het advies luidde als volgt: 'De Vlaamse Regering verleent een negatief advies met betrekking tot de voorliggende ontwerpteksten en stelt vast dat de huidige verdeelsleutel niet in verhouding staat met het gevoerde verkeersveiligheidsbeleid van de politiezones.' Dat is immers een belangrijk criterium voor ons. Hiermee heb ik meteen een aantal vragen beantwoord.
Het advies vervolgde: 'De Vlaamse Regering vraagt de federale regering dat de betrokken ontwerpteksten dusdanig worden aangepast dat: 1. de gewesten begunstigden worden van de middelen voorzien voor de uitbouw van de controlestructuur uit het verkeersveiligheidsfonds, namelijk dat de gewesten hun bestaande structuur verder kunnen uitbouwen; 2. er geen bedrag gereserveerd wordt voor de controlediensten inzake verkeersveiligheid die afhangen van de FOD Financiën en de FOD Mobiliteit en vervoer; 3. er geen bedrag gereserveerd wordt voor de uitvoering van alternatieve maatregelen of alternatieve straffen die betrekking hebben op de verbetering van de verkeersveiligheid; 4. er geen bedrag toegewezen wordt aan de federale politie; 5. de gewesten de bevoegdheid krijgen over de verdeling van de middelen tussen de politiezones.' Daarna volgt de klassieke formule waarbij uw dienaar gelast wordt om dit over te maken aan de federale minister van Mobiliteit.
Op de IMC van 8 juni 2005 werd vanuit Vlaanderen duidelijk gesteld dat de verdeling van de middelen onaanvaardbaar is. De conferentie ging er toen mee akkoord dat voor het ontwerp de procedure van overleg pas wordt afgesloten na een procedure van formeel advies van de gewestregeringen. In dat kader werd het advies verstrekt dat ik letterlijk heb weergegeven. Dat advies was dus negatief. Uiteraard hebben ook wij moeten vaststellen dat de federale minister van Mobiliteit, en bij uitbreiding de federale regering, op geen enkele wijze is ingegaan op de vragen van de Vlaamse Regering. De wet en het KB werden ongewijzigd goedgekeurd en gepubliceerd in het Staatsblad van 21 december 2005.
De Vlaamse Regering heeft daarom beslist - en dit is chronologisch belangrijk omwille van de verklaring van minister Van Brempt - om de problematiek van het verkeersveiligheidsfonds aanhangig te maken bij het interfederaal Overlegcomité. De bedoeling is om er het advies van 8 juli 2005 opnieuw ter sprake te brengen. Vorige week hebben we een precieze beslissing genomen en hebben we gevraagd aan minister Van Brempt om hierover op korte termijn een nota aan de Vlaamse Regering voor te leggen. Voor ons is het duidelijk dat bij de bepaling van de criteria rekening moet worden gehouden met de inspanningen die op het gebied van de verkeersveiligheid worden geleverd door het Vlaamse Gewest, de Vlaamse gemeenten en de politiezones.
Uiteraard doet het specifieke standpunt dat wordt ingenomen in dit dossier geen afbreuk aan de fundamentele grondhouding waarbij we wensen dat het verkeersreglement en het boetefonds worden geregionaliseerd, in het licht van de verdere overheveling van een aantal bevoegdheden conform het Vlaams regeerakkoord.
Mevrouw De Ridder, de timing hangt ook af van de collega's. Ik stel vast dat we in Vlaanderen, met deze meerderheid, standpunten innemen die worden gedragen door alle partijen om te komen tot een andere verdeelsleutel. Ik kan alleen akte nemen van het feit dat de collega's van de federale regering het standpunt van de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement naast zich neerleggen. In een zogenaamde populaire krant stelt federaal minister Landuyt dat er wat hem betreft niets moet worden gewijzigd aan de verdeelsleutels. Ik ga ervan uit dat hij spreekt namens de federale regering. Hij heeft recent in een magazine gezegd dat hij mij te ernstig vond. Ik kan dus alleen maar concluderen dat zijn uitspraak in de categorie 'minder ernstig' valt, maar in elk geval blijft het een uitspraak van een federaal minister van Mobiliteit die indruist tegen een vraag van de Vlaamse Regering. Ik betreur heel sterk dat de zaak met een kwinkslag en ironie wordt afgehandeld. Dat is geen goede aanpak van het dossier.
Mijnheer Koninckx, voor wat de regionalisering betreft, moeten we binnen het kader van de grondwettelijke bepalingen met twee zijn.
U bent vanuit een andere hoedanigheid goed geplaatst om dat vast te stellen in de federale assemblee waar u deel van uitmaakt. Het is niet altijd evident om een danspartner te vinden. Ik hoop dat het ons zal lukken.
De wijze waarop het andere gewest in een voordelige situatie werd geplaatst door het negeren van de vraag van de Vlaamse Regering in het advies van 8 juli 2005, is zeer betreurenswaardig. Vanuit die ingesteldheid zullen we de zaak in maart aanhangig maken op het Overlegcomité. Het hangt ook af van de federale regering of we er vooruitgang zullen boeken. Ook de timing hangt af van de federale regering. Dat kan misschien een hint zijn naar de federale collega's om hen tot betere inzichten te brengen.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister-president, ik dank u voor het antwoord. Ik betreur met u de uitspraak van minister Landuyt. Een minister die verantwoordelijk is voor de federale mobiliteit, zou veel meer respect moeten hebben voor lokale en federale korpsen die met verkeershandhaving bezig zijn en zeggen dat ze inspanningen doen maar er niet voor worden beloond. Ik hoop dat we nog de nodige inzage krijgen in het dossier. Ik heb de indruk dat u minister Van Brempt huiswerk hebt gegeven, namelijk het Overlegcomité voorbereiden. Ze is daar de meest aangewezen functionele minister voor. We zullen met argusogen volgen hoe de agenda van het Overlegcomité er zal uitzien.
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mijnheer de minister-president, ik dank u voor het antwoord. Het is duidelijk dat de sp.a-fractie intern overleg moet plegen om tot een eenduidig standpunt te komen dat zowel door het regionale als het federale beleidsniveau wordt gedragen. We kunnen een eenvormig standpunt bepalen in Vlaanderen, maar als dat wordt geblokkeerd in het Overlegcomité in maart, geraken we geen stap verder. Ik volg de zaak met aandacht verder op.
De voorzitter: De heer Verreycken heeft het woord.
De heer Rob Verreycken: Wat betreft de verdeelsleutel van het verkeersveiligheidsfonds, heb ik met interesse genoteerd dat de minister-president de zwartepiet doorspeelt naar minister Landuyt die heel duidelijk minister is namens zijn coalitiepartner sp.a. Die zwartepiet wordt terecht bij de sp.a gelegd, want die partij heeft Vlaanderen geteisterd met een invasie van flitspalen en ziet er nu blijkbaar geen enkel probleem in dat het geld richting Wallonië vloeit. Ik vind dat geen goede aanpak. Ik ben benieuwd naar de resultaten van het Overlegcomité. De sp.a heeft de sleutel in handen en zolang de socialisten deze geldstroom in stand willen houden, zal er niets veranderen.
Ik betreur ten slotte dat de sp.a altijd de zeer emotionele toer opgaat, dat doet ze ook in andere dossiers. In dit geval bijvoorbeeld misbruikt ze verkeersdoden om een beleid als zaligmakend naar voren te schuiven. Het gaat over verkeersveiligheid. Iedereen is zich bewust van de ernst van deze problematiek en is het erover eens dat het doel het verminderen van het aantal slachtoffers moet zijn. Alleen moet je in een parlement de discussie kunnen voeren over de verschillende manieren om dat te bereiken. De sp.a schreeuwt onmiddellijk moord en brand als aan de heilige flitspalen wordt geraakt, maar er zijn ook andere methoden denkbaar. Flitspalen zijn niet de enige mogelijkheid.
Als die palen verantwoordelijk zijn voor minder slachtoffers, leg me dan toch eens uit hoe het komt dat er in Vlaanderen honderden staan, maar in Wallonië slechts vijf en we vaststellen dat ook in Wallonië het aantal slachtoffers daalt. Het hangt dus niet alleen daarmee samen. Het feit dat de sp.a mordicus blijft vasthouden aan de absolute noodzaak om de Vlamingen te pesten en te teisteren met een invasie van palen, vind ik niet correct. U moet op een correcte manier het debat over andere mogelijkheden durven aangaan. Dat is jammer genoeg niet het geval.
Ik vind de transfer onaanvaardbaar en roep nogmaals op om daar zo vlug mogelijk, desnoods eenzijdig, een einde aan te maken. Het kan niet zijn dat het Vlaams Parlement, de Vlaamse overheid en de Vlaamse Regering, die een transfer onder hun ogen zien ontstaan en waarvan de oorzaak zich op hun eigen grondgebied bevindt, zich zouden moeten neerleggen bij allerlei federale overlegstructuren, en ondertussen de schade zou voortduren. Dit is onaanvaardbaar en we moeten daar heel duidelijk een eind aan maken.
De voorzitter: De heer Bossuyt heeft het woord.
De heer Gilbert Bossuyt: Ik wil me aansluiten bij de opmerking van de minister-president. Ik zal er mijn goede vriend en collega Landuyt op aanspreken. Antwoorden op de thematiek zoals hij heeft gedaan, is niet ernstig.
Mevrouw De Ridder, het is gevaarlijk dat soort argumenten te gebruiken. Laat ons eens eerlijk zijn: in de federale regering heerst een andere logica dan in de Vlaamse Regering. Dat voortdurend ontkennen, is intellectueel te gemakkelijk. We moeten proberen, voor zover de minister er ook achter staat, de federale regering ook op dat beleidsspoor te krijgen. Het is geen daad van een minister alleen. Daarom stel ik voor, als de federale minster het al niet zelf zou doen, dat de Vlaamse Regering de betrokken minister elementen zou aanreiken om op een objectiveerbare manier die stroom te veranderen zodat er een groter verband is tussen optreden en besteding van de gelden. Dat zou rechtvaardiger zijn.
Een ander argument is dat de problematiek van de verkeersveiligheid zich veel nadrukkelijker voordoet in Vlaanderen dan in Wallonië, al was het maar door de structuur van de twee regio's. Vlaanderen is een stedelijk gebied, maar in Wallonië bestaan de gevoeligheden en problemen van hier niet. Ik dring erop aan dat deze elementen worden aangebracht in het debat in de hoop dat er in de federale regering een oplossing kan komen.
De voorzitter: Minister-president Leterme heeft het woord.
Minister-president Yves Leterme: Mijnheer Peumans, de argumentatie van het Overlegcomité van maart zal gebaseerd zijn op het advies van 8 juli 2005 inzake het KB.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister-president, het lijkt of het uitsluitend een centenkwestie is. Ik ben het niet eens met de analyse van de heer Verreycken. Als hij lokale verantwoordelijkheid zou hebben met op zijn grondgebied een kruispunt waar permanent mensen worden doodgereden en chauffeurs door het rode licht rijden, zou hij flitspalen geen pesterij noemen. Als hij het menselijk leed zou hebben meegemaakt, zou hij niet zo spreken.
De manier waarop wij aan verkeershandhaving doen en wat er de resultaten van zijn, gaat niet puur over een centenkwestie, maar over het feit dat mensen middelen ter beschikking krijgen om aan bijkomende verkeershandhaving te doen. Dat is belangrijk in het dossier.
De voorzitter: Het incident is gesloten.