Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 26/01/2006
Vraag om uitleg van de heer Johan Deckmyn tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de splitsing van de Koninklijke Belgische Voetbalbond
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Vanderpoorten tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over het jeugdvoetbalbeleid
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de splitsing van de Koninklijke Belgische Voetbalbond en het door de minister gegeven akkoord
De voorzitter: De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn: Mijnheer de voorzitter, geachte leden, in de beleidsnota van de minister van Sport staat specifiek te lezen dat de minister in zijn beleid het 'onderhandelen van een splitsing van de resterende sportbonden' als operationele doelstelling voor ogen heeft. Mijnheer de minister, naar aanleiding van de bespreking van de beleidsbrief Sport stelde u bovendien dat u aan het wachten was op de resultaten van de werkgroep-Preud'homme en dat u op 21 december 2005, samen met minister Eerdekens van de Franse Gemeenschap, overleg zou plegen met de Belgische Voetbalbond. Toen stelde u trouwens ook dat u een beslissing verwachtte tegen 23 december.
Het rapport van de werkgroep-Preud'homme stelt een splitsing voor op twee vlakken. Er is de splitsing tussen betaald voetbal en amateurvoetbal, die daarna zou worden gevolgd door een opsplitsing van de amateurafdeling in een Vlaamse en een Waalse vleugel. U weet dat dit zeker onze visie niet is. Dit splitsingsvoorstel is zeker voor discussie vatbaar. Bij andere sportbonden blijkt immers dat het ook op een andere wijze kan.
Tot op heden is er nog altijd geen beslissing gevallen. De voetbalbond wil bovendien van de drie ministers van Sport van de drie gemeenschappen de schriftelijke bevestiging van de beloften die ze deden. U stelde immers dat u onder meer 3,6 miljoen euro zou vrijmaken voor een splitsing zoals die wordt voorgesteld in het plan-Preud'homme. Naderhand werd in de kranten gewag gemaakt van 5,6 miljoen euro.
Ik heb u in het verleden reeds gezegd dat er een manifeste onwil bestaat bij de voetbalbond om te splitsen. In een krantenartikel stelde bondsvoorzitter Peeters op 13 juni 2005 het volgende: 'Het plan-Preud'homme gaat vooral over de splitsing tussen betaald en amateurvoetbal. Ik wil niet voor mijn beurt praten, maar over die splitsing bestaat bijna een unanimiteit. Er moet alleen nog over geld worden gepraat. De tweede fase, de splitsing tussen het noorden en het zuiden van het land, wordt veel moeilijker, om niet te zeggen onhaalbaar. Daar is veel oppositie tegen.' Ik heb u in het verleden al gewezen op deze uitspraak.
We zijn een half jaar verder, 23 december is ondertussen voorbij en we staan eigenlijk nog geen stap verder. Het plan-Preud'homme werd immers naar een werkgroep verwezen. Het is duidelijk dat men onder meer financiële argumenten gebruikt om de splitsing opnieuw op de lange baan te schuiven, hoewel contradictorisch genoeg het financiële element voor de bond ook het enige argument is voor een splitsing. Uit het citaat van zonet blijkt trouwens dat de voetbalbond eigenlijk helemaal niet gewonnen is voor het idee van de splitsing van het amateurvoetbal in een Vlaamse en een Waalse vleugel.
Mijnheer de minister, heeft het overleg dat u samen met minister Eerdekens wilde voeren met de Koninklijke Belgische Voetbalbond al plaatsgevonden? Wat zijn de resultaten geweest van dit overleg? Wat is het standpunt van de Vlaamse minister van Sport met betrekking tot het feit dat de voetbalbond vooraf voorwaarden verbindt aan het opsplitsen van zijn structuren? Wat is uw visie op deze splitsing? Hebt u naar aanleiding van de vraag naar de schriftelijke bevestiging van uw beloftes al contact opgenomen met de Koninklijke Belgische Voetbalbond? Hebt u de gevraagde schriftelijke bevestiging van uw beloftes al overgemaakt aan de voetbalbond? Dan kom ik tot de belangrijkste vraag: welke timing stelt u voorop om de beleidsdoelstelling uit uw beleidsnota te realiseren?
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Mijnheer de voorzitter, vooraleer ik mijn vraag stel, wil ik toch opmerken dat we hier gasten hebben die gedichten voordragen. Net zoals andere collega's heb ik zelf ook een gedicht meegebracht. Ik moet eerlijk toegeven dat ik het niet zelf heb geschreven. We hebben het te druk en we zijn te saai om ons daarmee bezig te houden. Ik zie dat Jan Roegiers al moet glimlachen. Hij heeft echter ook een gedicht bij dat hij niet zelf heeft geschreven.
Het gedicht dat ik zal voordragen, is vrij bekend. Het hangt bij mij thuis in de woonkamer, en is van de hand van Herman De Coninck. Ik breng het even vooraleer we terug overgaan naar de ernstige dagelijkse dingen.
Verlanglijstje - Herman De Coninck
Geef mij Nescio en Tsjechov, oude boeken.
Geef mij na mijn zoveelste kale reis
iemand die mij twee haren uittrekt
en glimlachend zegt: je wordt grijs.
Geef mij alles en zeg: het is niets.
Geef mij niets en zeg: dat is alles.
Geef mij mezelf, geef mij jou.
Ik heb gezocht naar wist ik maar wat.
Geef mij nu eindelijk
wat ik altijd al had.
Mijnheer de minister, zoals de voorgaande spreker ook heeft gezegd, dachten velen met mij dat eind 2005, net voor het kerstreces, er heel wat zou gebeuren inzake de hervorming van het Belgische voetbal. Ik trap een open deur in als ik zeg dat het niet zo goed gaat met het Belgische voetbal. Ik heb het dan vooral over het sportieve aspect. Daar zijn tal van redenen voor. Veel van die redenen moeten worden gezocht in de structurele problemen.
Ik trap opnieuw een open deur in als ik stel dat het voetbal in België wordt beoefend vanuit een structuur die niet is erkend door de overheid en dus niet wordt gesubsidieerd. Daarmee bedoel ik dat het niet gaat om een sportbeleid dat wordt gesubsidieerd door de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. De voetbalbond is immers de enige bond die zich niet heeft aangepast aan de staatsstructuren. Andere belangrijke sporttakken, die ook hoge ogen gooien, hebben dat wel gedaan.
Omdat hier vandaag veel gasten aanwezig zijn, zal ik me even verduidelijken. Er bestaat nog altijd een Belgische basketcompetitie, een volleybalcompetitie, enzovoort. Daarbij wordt echter steeds vertrokken vanuit de eigenheid van de Vlaamse en Franstalige federatie. We hebben dezelfde evolutie gezien in het tennis en in het wielrennen. De kwaliteit van de sport is er in die takken de afgelopen jaren op vooruitgegaan.
Mijnheer de minister, in een aantal persberichten stond dat de profliga en de groep rond Michel Preud'homme een plan hadden opgesteld. Het uitgangspunt was dat de structuren dringend moesten worden aangepast om op een meer professionele wijze om te gaan met die sporttak. Die plannen werden, naar ik meen, ook voorgelegd aan de respectieve ministers van Sport.
In de berichten werd ook gezegd dat de politieke wereld positief reageerde. Ze vond de plannen in ieder geval een stap in de goede richting. Daarnaast konden we echter ook tussen de regels lezen dat veel werd opgezet om tot erkenning en subsidiëring over te gaan.
Mijnheer de minister, vorig jaar in maart, toen er voor de eerste keer sprake was van de plannen van Michel Preud'homme, heb ik u daarover in deze commissie geïnterpelleerd. We hebben toen ook een motie van aanbeveling ingediend die door de plenaire vergadering werd goedgekeurd.
Zoals de heer Deckmyn al heeft gezegd, gaat het hier om een verticale splitsing tussen het betaalde topvoetbal en het amateurvoetbal. Bij het amateurvoetbal zou er ook nog een horizontale splitsing worden doorgevoerd via de oprichting van een Franstalige en een Vlaamse liga.
Toen ik die voorstellen las, vroeg ik me af of ze tegemoetkwamen aan de criteria van het decreet van 13 juli 2001 over de erkenning en de subsidiëring van Vlaamse sportfederaties. De geest en de letter van de motie was dat een aanpassing van eender welke sportfederatie moet passen in de decretale krijtlijnen. Dat wil zeggen dat we geen decreet zullen aanpassen om tegemoet te komen aan de wensen van wie dan ook.
Mijnheer de minister, ik kan me enkel baseren op de artikels die hierover zijn verschenen in de pers. Ik heb geen teksten met de precieze voorstellen gezien. Doorstaan die voorstellen de toets van het decreet?
Daarnaast heb ik ook vernomen dat naast de Profliga ook de voetbalbond zelf zich over deze plannen heeft gebogen. Mijnheer de minister, de voetbalbond zou een brief hebben verstuurd naar u en uw Franstalige collega. Daarin komt duidelijk naar voren dat ze een andere visie heeft en dat ze het plan heeft bijgesteld. Kunt u daarover enige duidelijkheid geven? Hoe zit de vork aan de steel? Wat ligt er voor? Welke paden wil men bewandelen?
Los daarvan heb ik nog een aantal praktische vragen. Hoe zal het in de praktijk in zijn werk gaan? Welke plaats krijgen de jeugdafdelingen van de ploegen die unitair blijven, met name de ploegen uit eerste en tweede nationale? Dat gaat van Anderlecht tot Club Brugge tot mijn eigen Dessel Sport. Moeten die elftallen een apart statuut aannemen? Moeten ze aansluiten bij een Vlaamse of Franstalige federatie? Hoe gaat dat in zijn werk? Kan een ploeg nog promoveren van derde - het amateurvoetbal - naar tweede klasse - het betaalde voetbal? Moeten die ploegen dan van federatie veranderen?
Mijnheer de minister, ik stel deze vragen omdat we wel weten waar de klok hangt, maar nog altijd de klepel niet zien. Dat komt omdat het document nog altijd niet publiek is gemaakt.
De voorzitter: Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten: Mijnheer de voorzitter, ik zal eerst het gedicht 'Invasie' van Anna Enquist voorlezen.
Op de kale helling, wind in mijn haar,
staan wij en je kijkt. Uit alle macht
kijk jij naar mij, beeld van liefde.
En ik, ik kruip door je betraande ogen
binnen, glijd langs zenuwbanen, huppel
over myelineknoppen; synapsen
ruisen, RNA dwingt eiwitten
Zich te groeperen naar mijn beeld:
Ik sta gekerfd, gebeiteld in je hersens
tot je sterft, totdat je sterft.
(Applaus)
De minister heeft vorig jaar al regelmatig vragen om uitleg gekregen over allerlei elementen die met de organisatie, de subsidiëring en het beleid van voetbalclubs en de Koninklijke Belgische Voetbalbond te maken hebben. De vorige sprekers hebben trouwens al naar deze vragen om uitleg verwezen.
Het rapport Preud'homme zou de minister en zijn anderstalige bevoegde collega's in staat moeten stellen een duidelijke visie uit te werken op en een beleid te voeren ten aanzien van de voetbalsport. Tenslotte maakt deze sport inherent deel uit van onze samenleving.
In de weken voor het kerstreces zijn we met twee nieuwe elementen in dit dossier geconfronteerd. Ten eerste heeft de Europese Unie weer van zich laten horen. Er zullen misschien algemene, voor alle lidstaten geldende richtlijnen komen. Dit onderwerp is al eerder ter sprake gekomen. Het gaat hier over de organisatie van de voetbalclubs en over de regels voor de zogenaamde homegrown-spelers, spelers die in een club worden opgeleid, maar die club later ontgroeien.
Ten tweede is in de pers het bericht verschenen dat de bevoegde ministers de werkgroep-Preud'homme bepaalde garanties hebben verstrekt. De werkgroep zou subsidies mogen incasseren. Zo zou onder meer 2 miljoen euro naar een fonds voor jeugdopleidingen gaan. Bovendien zou het decreet betreffende de niet-betaalde sportbeoefenaars worden aangepast. Dit voornemen lijkt ondertussen weer op de lange baan te zijn geschoven. De plannen van de heer Preud'homme worden nogmaals door een werkgroep van de KBVB onderzocht. Iedereen schreeuwt om meer investeringen in het jeugdsportbeleid in het algemeen en in het jeugdvoetbalbeleid in het bijzonder. Iedereen ziet in dat onze eigen jeugdspelers meer kansen moeten krijgen. De KBVB blijkt evenwel nog steeds niet mee te willen.
Mijnheer de minister, bent u reeds op de hoogte van de concrete plannen van de Europese Commissie in verband met het voetbalbeleid? Welk belang hecht u aan het voorstel van de werkgroep-Preud'homme? Hoe kunt u garanderen dat de eigen jeugdspelers, naar analogie met het plan van deze werkgroep, in de toekomst meer kansen zullen krijgen?
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, ik zal eerst de vragen over de splitsing van de KBVB beantwoorden.
In mijn ogen heeft hierover nog geen formeel overleg plaatsgevonden. Op 17 januari 2006 heb ik een brief van de heer Peeters, de voorzitter van de KBVB, ontvangen. Uit die brief blijkt dat de KBVB zich wil reorganiseren of, zoals de heer Deckmyn het noemt, aan de federale logica van dit land wil conformeren. Over de manier waarop deze reorganisatie moet worden doorgevoerd, ligt voorlopig enkel een voorstel op tafel. Hierover moet, met andere woorden, nog binnen de KBVB en tussen de KBVB en de bevoegde ministers van de gemeenschapsregeringen worden gepraat. Ondertussen heb ik de bondsverantwoordelijken uitgenodigd om een onderhoud te voeren en meer toelichting te geven. Op dat ogenblik zal ik de plannen van de heer Vanden Stock en de voorstellen van de Profliga die er fundamenteel van verschillen met de heren Peeters en Vanden Stock bespreken.
Ondertussen heb ik geen beloftes gedaan, laat staan dat ik een schriftelijke bevestiging zou hebben verstuurd. Naar aanleiding van een toelichting door de Profliga heb ik enkel verklaard dat ik positief sta tegenover de plannen van de werkgroep-Preud'homme. Dit is trouwens niet nieuw: ik heb me in deze commissie al meermaals positief over deze plannen uitgelaten.
Het plan van de werkgroep-Preud'homme heeft vooral de bevordering van de kwaliteit van het jeugdvoetbal tot doel. Zoals in het plan te lezen staat, is de splitsing van de KBVB een voorwaarde om decretale ondersteuning vanuit de Vlaamse overheid te krijgen. In de brief van de KBVB worden aan de opsplitsing van de structuren voorafgaande voorwaarden verbonden. De leiding van de KBVB gaat ervan uit dat de gemeenschappen bereid zijn het niet-betaald voetbal en het jeugdvoetbal te ondersteunen. Dit engagement zal uiteraard afhankelijk zijn van de wijze waarop de reorganisatie van de KBVB uiteindelijk gestalte zal krijgen. Deze reorganisatie moet uiteraard conform de decreten van de Vlaamse Gemeenschap gebeuren. Zodra me een concreet voorstel wordt voorgelegd, zal ik dit juridisch beoordelen.
Voor de timing wil ik me niet op een datum vastpinnen. Ik heb steeds verklaard dat ik ervan uitga dat de splitsing tijdens deze legislatuur kan worden gerealiseerd.
Mijnheer Van Dijck, op 21 december van vorig jaar heb ik samen met mijn collega's van de Franse en Duitstalige Gemeenschap een onderhoud gehad met vertegenwoordigers van de Profliga. Daarbij werden door voorzitter Philips de voorstellen toegelicht van de zogeheten werkgroep-Preud'homme. Die voorstellen hebben vooral tot doel de jeugdopleiding in ons voetbal een nieuwe impuls te geven.
Een voorwaarde om ook de overheid, in dit geval dus de gemeenschappen, te laten participeren, is uiteraard een splitsing van de nu nog unitaire Koninklijke Belgische Voetbalbond. In het voorstel van de werkgroep-Preud'homme is er sprake van een onderscheid tussen het betaald en het niet-betaald voetbal. Het niet-betaald voetbal, concreet vanaf de huidige derde klasse, zou dan gesplitst worden in een Vlaamse en een Franstalige liga.
Daarnaast vermeldt het voorstel-Preud'homme ook de oprichting van opleidingscentra. Die moeten, volgens het voorstel, door de clubs worden opgericht voor alle jeugdspelers, en dat tot het niveau van belofte- of reserve-elftallen. Die opleidingscentra krijgen ook een eigen stamboeknummer en ze moeten aansluiten bij de Vlaamse of Franstalige liga.
Concreet en samengevat zouden we dus een splitsing krijgen voor alle clubs vanaf de derde klasse en voor alle jeugdploegen in alle afdelingen. Met zo'n voorstel zou ik inderdaad akkoord kunnen gaan, maar ik laat het eerst verder onderzoeken.
Intussen heb ik echter ook andere scenario's gehoord, onder meer van kandidaat-bondsvoorzitter - al moet hij misschien nog worden gevraagd om kandidaat te zijn - Roger Vanden Stock, die niet helemaal overeenstemmen met de voorstellen van de werkgroep-Preud'homme. Blijkbaar bestaat er dus binnen de voetbalbond zelf nog onenigheid of in elk geval discussie over de wenselijkheid van die splitsing en vooral over de manier waarop wordt gesplitst.
In elk geval is het zo dat ik als minister duidelijkheid vraag over een definitief standpunt en dus aandring op een snelle beslissing van de voetbalbond. Want uiteraard is het afhankelijk van de reorganisatie of die uiteindelijk goedgekeurd wordt en om te na te gaan of een eventuele Vlaamse liga zou kunnen worden erkend en gesubsidieerd.
Misschien zinnen een aantal tussenliggende mogelijkheden me niet. Het kan dat een voorstel voldoet aan een aantal basisregels van het decreet, maar dat het helemaal uitsluit dat bijvoorbeeld de supplementaire, facultatieve subsidies voor topsport onmogelijk worden. Op die manier snijdt men in zijn eigen vel en is het voorstel qua jeugdopleiding niet erg interessant voor de jongeren.
Laat mij nog even duidelijk stellen dat er van een splitsing of herstructurering op dit moment nog geen sprake is. Wanneer er uiteindelijk een plan zou worden goedgekeurd door het Uitvoerend Comité of de Algemene Vergadering van de voetbalbond, zullen we pas kunnen oordelen of dat in overeenstemming is met het decreet op de erkenning en subsidiëring van de sportfederaties van 2001.
Naar mijn inschatting, en uiteraard op voorwaarde dat de plannen van de werkgroep-Preud'homme uiteindelijk zouden worden goedgekeurd, lijken die inderdaad conform het decreet. Een volledige splitsing staat niet als voorwaarde in dat decreet. Als u verwijst naar andere federaties die kritiek kunnen hebben op dit voorstel: ook bij een aantal van die federaties, zoals de basketbalbond of de wielerbond, bestaat er nog een koepel met een eigen werking waar de profs bij aangesloten zijn.
Op uw vragen die specifiek het jeugdvoetbal betreffen, heb ik zopas al geantwoord. In het voorstel van de werkgroep-Preud'homme - en dat is het enige dat mij werd toegelicht - is het dus de bedoeling om voor dat jeugdvoetbal een volledige splitsing door te voeren, dus ook voor de clubs uit eerste en tweede klasse. Daarom ook krijgen jeugdclubs een eigen stamboeknummer waarmee ze ofwel bij de Vlaamse ofwel bij de Franstalige liga aansluiten.
De clubs uit eerste en tweede klasse zijn verenigd in de zogeheten Profliga. Om tot die Profliga te kunnen behoren en bijgevolg in eerste of tweede afdeling te mogen spelen, moet een club een licentie krijgen, waarvoor aan een reeks voorwaarden moet worden voldaan inzake financiële, fiscale en sociale zekerheid. Of het de bedoeling is van de Profliga om haar huidige statuut te behouden, is natuurlijk een zaak van de Profliga zelf. De liga profvoetbal is een autonome vzw, maar wel met een zetel in de schoot van de Belgische voetbalbond en een afvaardiging in de beheersorganen van de voetbalbond. De Profliga beheert onder meer de inkomsten uit de verkoop van tv-rechten, maar met garanties dat ook clubs uit de lagere afdelingen hiervan een gedeelte doorgestort krijgen.
Uiteraard is de Profliga niet erkend door de Vlaamse Gemeenschap, maar daaruit afleiden dat de Profliga geen gesprekspartner zou kunnen of mogen zijn, houdt natuurlijk ook geen steek. In dat geval zou ik als Vlaams minister van Sport bijvoorbeeld ook geen onderhoud kunnen hebben met het BOIC. Als de Profliga een constructief voorstel doet, is dat op zijn minst bespreekbaar.
Ik hoor geregeld de bewering dat de splitsing er maar komt op het niveau waar voetbal verlieslatend is omdat daar de overheid moet bijspringen. Dat klopt niet helemaal, want in het voorstel van de werkgroep-Preud'homme zit ook een engagement dat de Profliga het 'niet-betaald voetbal' mee helpt financieren.
Het omgekeerde zou nogal tegenstrijdig zijn: mochten we als Vlaamse overheid, de sectie 'betaald voetbal' gaan ondersteunen bij een erkenning in geval van volledige splitsing. Het is immers net de bedoeling dat die profclubs hun eigen uitgaven kunnen bekostigen. Het scenario van de werkgroep-Preud'homme maakt alvast ook dat onderscheid duidelijk. Het interessante aan het zogeheten voorstel-Preud'homme is dat er via zo'n opleidingsfonds eindelijk geld geïnvesteerd wordt in de jeugdopleiding. Iedereen is het erover eens dat het probleem van ons voetbal zich daar stelt. Het is uitgerekend de ambitie om daar met de middelen van de Profliga en de overheid samen iets aan te gaan doen.
Mijnheer Van Dijck, clubs zouden, net als nu, gewoon kunnen promoveren of degraderen, afhankelijk van hun sportieve resultaten in de reguliere competitie. Voorwaarde om te promoveren naar het betaald voetbal is uiteraard ook dat die clubs voldoen aan de licentievoorwaarden van de Profliga.
Als clubs die lid zijn van de Vlaamse liga promoveren, waardoor ze ook lid worden van de Profliga, is dat niet in strijd met hun lidmaatschap van de Vlaamse liga.
Mijnheer de voorzitter, vooraleer ik antwoord geef op de vraag van mevrouw Vanderpoorten, wil ik graag een kort gedicht voorlezen. Ik doe dat niet alleen om mevrouw Vanderpoorten mild te stemmen.
Een stille ontmoeting
Even kwam ik je tegen,
het was al laat in de
avond
en ik liep weer in de
regen.
Je was snel voorbij.
Maar het was al genoeg,
het maakte me al blij.
Mevrouw Vanderpoorten, formeel ben ik nog niet op de hoogte gebracht van de - zoals u het noemt - concrete plannen van de Europese Commissie in verband met het voetbalbeleid. Ik weet ook niet in hoeverre die plannen al echt concreet zijn. Navraag bij onze permanente vertegenwoordiging bij de Europese Unie leert mij dat zij geen weet heeft van officiële elementen of documenten in het dossier.
Uiteraard weet ik wel dat er allerlei ideeën circuleren over Europese richtlijnen. Aanvankelijk was het blijkbaar de bedoeling om in de bevoegde commissie van het Europees parlement in januari een hoorzitting te organiseren over het voetbalbeleid. Maar ik heb vernomen dat die commissievergadering verdaagd is naar de maand mei.
De Union of European Football Associations, afgekort UEFA, heeft op haar congres in Tallinn, in april 2005, enkele plannen goedgekeurd om clubs te verplichten meer aandacht te besteden aan de eigen jeugdwerking. Concreet zou het erop neerkomen dat clubs die deelnemen aan de Champions League of de UEFA Cup een minimum aantal spelers in hun kern moeten opnemen die in de eigen club, of op zijn minst in de eigen competitie werden opgeleid. Het minimum aantal spelers zou geleidelijk worden opgetrokken van vier naar acht. Deze maatregel houdt geen nationaliteitsvereiste in, uiteraard om te voldoen aan de Europese regels inzake het vrij verkeer van personen en werknemers. Ook buitenlandse spelers die hier in de jeugdreeksen werden opgeleid, worden in rekening gebracht.
Toch gaan er binnen het Europees parlement, onder meer bij het Nederlandse europarlementslid Manders van de VVD, stemmen op die stellen dat het UEFA-reglement niet in overeenstemming is met het Europese recht, net omwille van de regels inzake vrij verkeer. De heer Manders baseert zich daarbij op een studie die hij liet uitvoeren over professionele sport in de interne markt. In die studie wordt voetbal als een economische activiteit beschouwd. Het gaat hier niet om een officieel document van het Europees parlement of de Europese Commissie. Diezelfde studie heeft het ook over mogelijke uitzonderingen, onder meer met het oog op sociale correcties.
Mevrouw Vanderpoorten, mijn persoonlijk standpunt is dat voetbal overduidelijk een sociale dimensie heeft. Het verenigt, enthousiasmeert en motiveert mensen. Zeker in de jeugdopleiding moet voetbal kinderen kansen geven om die waarden ook na te streven.
Mevrouw Vanderpoorten, ik vind dat de jeugdspelers meer kansen moeten krijgen. Zij zijn letterlijk en figuurlijk de toekomst van het voetbal. Als dit kan door een reglementering, conform de Europese regelgeving, des te beter. Op voorwaarde inderdaad dat zoiets niet gekoppeld wordt aan een nationaliteitsvereiste. Allochtone spelers, zelfs al hebben ze nog niet de nationaliteit van het land waar ze spelen, moeten evenveel kansen krijgen als hun ploegmaats. Anders is er sprake van zuivere discriminatie.
Er moet hoe dan ook meer aandacht worden besteed aan de jeugdopleiding. Daarom hecht ik inderdaad belang aan het voorstel van de werkgroep-Preud'homme. Het is immers een plan dat in de eerste plaats de jeugdopleiding aanbelangt. Ook bij de Profliga binnen de voetbalbond is men zich bewust van de noodzaak om meer te investeren in een betere jeugdwerking. Daarom is het de bedoeling om een jeugdopleidingsfonds op te richten, waaruit de clubs die een kwalitatieve jeugdwerking verzorgen middelen zouden ontvangen.
De Profliga heeft me het voorstel toegelicht. Ik heb inderdaad gezegd dat ik achter de plannen sta. Of die plannen ook decretaal financieel mee ondersteund kunnen worden door de gemeenschappen, zal uiteraard afhangen van de eventuele splitsing in een Vlaamse en een Waalse liga van de voetbalbond.
De voorzitter: De heer Deckmyn heeft het woord.
De heer Johan Deckmyn: Mijnheer de minister, in enkele artikels en in de zevende dag hebt u getallen vermeld. U corrigeerde me toen ik het bedrag van 3,6 miljoen euro vermeldde, maar in de artikels die eind vorig jaar verschenen, werd dat bedrag wel vermeld.
Minister Bert Anciaux: De gewone subsidiëring van de federatie zou ongeveer 2 miljoen euro kunnen bedragen. Daarin is ook het onderdeel van de facultatieve subsidies Topsport opgenomen. De subsidies van de Vlaamse Gemeenschap aan de lokale voetbalclubs en verenigingen zouden 1,6 miljoen euro bedragen. Er wordt 2 miljoen euro extra uitgetrokken voor de ondersteuning van de voetbalbond in het kader van de uitvoering van het Topsportactieplan en voor de ondersteuning van de jeugdopleiding. Dat brengt het totaal op 5,6 miljoen euro.
De heer Johan Deckmyn: Dat verduidelijkt al iets meer. Hoe dan ook vind ik het niet logisch dat de voetbalbond op voorhand schriftelijke garanties vraagt. Ik hoop dat u dezelfde mening bent toegedaan. Uit uw briefwisseling met de heer Peeters blijkt dat er nog zal worden gepraat. Ik vrees echter dat er nog heel veel zal worden gepraat en dat een oplossing nog lang op zich zal laten wachten. Ik ben benieuwd wat het resultaat zal zijn van het eerstkomende overleg.
Mijnheer de minister, u neemt een afwachtende houding aan. In een artikel in De Standaard van 11 januari stelde europarlementslid Ivo Belet dat de drie ministers van Sport van de verschillende gemeenschappen het eigenlijk min of meer eens zijn over het rapport-Preud'homme. U hebt hier bevestigd dat u daar effectief achter staat. Volgens de heer Belet gaat het echter veeleer om een politieke kwestie dan om een bondskwestie. Daaruit kan worden geconcludeerd dat de politiek iets meer druk moet uitoefenen. Zo heb ik dat uit het artikel begrepen. Dat is een politieke stellingname vanuit CD&V.
Mijnheer de minister, er zijn heel wat verschillende meningen over de vraag of er zal worden gesplitst en wat er zal worden gesplitst. Ik vind de opmerking van de heer Belet dan ook heel pertinent. Wij kunnen daar nog lang over debatteren en de Voetbalbond zal er wellicht nog langer over debatteren. Wie moet de leiding nemen om dit dossier eindelijk af te maken?
Minister Bert Anciaux: Het is niet omdat ik geduldig ben dat ik de touwtjes niet in handen heb. Wees gerust, ik zal de dans leiden.
De heer Johan Deckmyn: Ik ben benieuwd hoe ver die dans ons zal leiden.
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Vanuit een grote bezorgdheid voor het voetbal stellen we echter vast dat er een hypotheek wordt gelegd op de positieve kansen door diegenen die de sport moeten promoten. Wij willen het voetbal een toekomst geven.
Tot slot wil ik nog een opmerking maken over de uitspraken van politici op andere niveaus: het is de Commissie voor Sport die samen met de minister zal bepalen wat kan en wat niet kan.
De voorzitter: Het incident is gesloten.