Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 24/01/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over de Europese ontwerprichtlijn betreffende milieuvriendelijke bussen
De voorzitter: De heer Caluwé heeft het woord.
De heer Ludwig Caluwé: Mijnheer de voorzitter, ik wil even in alle vriendelijkheid een opmerking maken. Volgens mij wordt hier op een vreemde manier geoordeeld over het al dan niet ontvankelijk zijn van vragen om uitleg. Met alle sympathie voor mevrouw Van den Eynde, maar deze keer gaat het om een bijzonder vreemde beoordeling. De vraag van mevrouw Van den Eynde dateert van 21 december en gaat over milieuvriendelijke bussen. Mijn collega, de heer Van den Heuvel, diende een vraag in over investeringen in milieuvriendelijke bussen, op 20 december. Die vraag werd niet ontvankelijk verklaard.
De voorzitter: Dat ligt aan de commissiesecretaris. (Algemeen gelach/Opmerkingen)
Ik ben niet zo onderlegd in de technische kwestie van de ontvankelijkheid. Die uitleg mag de commissiesecretaris doen, maar ik dek hem.
De heer Ludwig Caluwé: Ik begrijp uw ambitie om de voorzitter te zijn met het grootste aantal afgewezen vragen.
De voorzitter: Dat ben ik niet meer, ik ben nog maar de derde.
De heer John Vrancken: Wij zijn de fractie met de meeste afgewezen vragen.
De voorzitter: U mag zich niet geviseerd voelen. U beperkt zich tot een kleine area, dat is Limburg. Maar er zijn nog andere provincies.
De heer Ludwig Caluwé: Mijnheer de voorzitter, mag ik u vragen om de vragen met wat meer oordeelkundigheid te behandelen?
De voorzitter: Met welwillendheid, mijnheer Caluwé.
De heer Ludwig Caluwé: En niet te snel te oordelen?
De voorzitter: Snel? Ik denk er altijd een half uur over na. (Gelach)
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren, ik stel deze vraag vanuit mijn interesse voor het leefmilieu. Mevrouw de minister, ik heb u tijdens de behandeling van uw beleidsbrief en de begrotingsbesprekingen al vragen gesteld over de milieuvriendelijkheid van ons bussenpark.
De EU-commissie keurde op 21 december een ontwerprichtlijn goed om alternatieve aandrijfsystemen en brandstoffen voor bussen en vrachtwagens te stimuleren. Deze nieuwe richtlijn gaat verder dan de reeds eerder goedgekeurde Euro4- en Euro5-normen, die opleggen dat de bussen met een roetfilter moeten worden uitgerust en men op alternatieve brandstoffen zou moeten rijden. Reeds enige tijd zijn verschillende autoconstructeurs bezig met de ontwikkeling van milieuvriendelijke en alternatieve energiebronnen. De toepassing van milieuvriendelijke bussen in de praktijk blijkt niet altijd een even gemakkelijke oplossing. De VITO ziet overigens een probleem om bussen en vrachtwagens uit te rusten met bepaalde aandrijfsystemen.
Mevrouw de minister, ik heb geen zicht op de manier waarop u aan die nieuwe ontwerprichtlijn zult voldoen. In hoeverre voldoet het wagenpark van De Lijn momenteel al aan de mogelijke nieuwe richtlijn? Hoeveel percent van het wagenpark voldoet bijgevolg nog niet aan de nieuwe norm en zal moeten worden vervangen? Welk bedrag staat ingeschreven in de begroting om het wagenpark in te richten conform die nieuwe ontwerprichtlijn? Zult u samen met uw collega´s inspanningen doen om ook het wagenpark van de gemeenten aan te passen aan de nieuwe ontwerprichtlijn?
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren, mijn vraag liep gedeeltelijk gelijk met die van mevrouw Van den Eynde. Ik heb nog bijkomende vragen, maar ik vrees dat de minister daar niet op voorbereid is.
Hoe staat het met de inspanningen van De Lijn in O&O-investeringen? Deze vraag heeft natuurlijk te maken met milieutechnologie. In welke mate richt De Lijn zich daar specifiek op? Zijn er budgetten voor vrijgemaakt? In welke mate kan het instrument van innovatieve aanbesteding door De Lijn worden gehanteerd om te streven naar meer milieuvriendelijke bussen?
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Ik heb een aanvullende vraag. Kunnen de gebruikte biobrandstoffen vandaag reeds in België worden gekocht? Of moeten we een beroep doen op het buitenland?
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb onlangs een vraag gesteld over het duurzaamheidsplan van de federale regering. De officiële titel is:?Het federale overheidsplan voor duurzame ontwikkeling´. Hoe wordt dat gelinkt aan het Vlaamse beleid? Er zijn namelijk federale maatregelen nodig. Dit sluit aan bij mijn vraag over dat beroemde interministeriële comité dat zich met mobiliteit bezighoudt in het koninkrijk België. Wanneer komt dat comité samen? Wat wordt daar gezegd en/of beslist? Ik ben nog altijd in blijde verwachting van een antwoord op die vragen.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mevrouw Van den Eynde, ik wil in de eerste plaats benadrukken dat het om een ontwerp van richtlijn gaat. Geloof me, het duurt een tijd voor zoiets kan worden ge?mplementeerd. Het is ook mijn ervaring dat een dergelijke richtlijn er op het einde van de rit helemaal anders kan uitzien.
Ik vind dit een belangrijke richtlijn, die we ten volle moeten steunen. Dat zullen we ook doen als dit thema wordt besproken binnen de raad van ministers. Het is steeds mijn filosofie geweest dat openbaar vervoer op zich duurzaam vervoer is, en belangrijk voor het milieu, maar dat het bovendien ook een pioniersrol moet spelen in het ontwikkelen en promoten van de beste milieutechnologie.
Met betrekking tot de richtlijn staat De Lijn vandaag nog niet heel ver: welgeteld 2 van de ongeveer 2.000 bussen voldoen aan die heel strenge ontwerprichtlijn, die de NOx-uitstoot beperkt tot 2 gram per kilometer en de roetdeeltjes tot 0,02 gram. Dat zijn dus de enige twee autobussen in België die daaraan voldoen. In heel Europa voldoen minder dan honderd bussen eraan. Daarmee wil ik maar aangeven hoe ambitieus de Europese richtlijn is. Die twee bussen van De Lijn zijn, op enkele exemplaren in het Verenigd Koninkrijk na, overigens de dieselbussen met de laagste uitstoot van heel Europa. 99,9 percent van het wagenpark voldoet vandaag niet aan die normen, en dus zullen de voertuigen moeten worden aangepast en vervangen.
De Lijn gaat de komende 3 tot 5 jaar de 750 autobussen die werden geleverd na 1 oktober 2001 aanpassen, zodat ze voldoen aan die normen. Het voldoen aan die zeer strenge normen is dus sowieso opgenomen in de programmering van De Lijn. Daarvoor is voorzien in een bedrag van ongeveer 9 miljoen euro. Het is niet mogelijk de oudere bussen volledig aan de vooropgestelde norm voor NOx te laten voldoen, maar wel aan de norm voor roet. Bij De Lijn loopt een programma om 765 bussen uit te rusten met een roetfilter. Hiervan zijn er bijna 500 uitgerust. Bovendien kunnen alle 104 bussen die op het einde van 2005 werden besteld, zonder veel kosten worden aangepast. In de toekomst zullen uiteraard alle bussen van De Lijn in overeenstemming worden gebracht met de EVV- of Euro-5-norm.
Jaarlijks vernieuwt De Lijn één veertiende van haar wagenpark, waardoor er voortdurend reinere bussen worden opgenomen in het wagenpark. De norm van 25 percent?clean vehicles´ die Europa zal opleggen, wordt met de aanpassingen waarin we nu al voorzien dus meer dan vlot gehaald.
Mevrouw Van den Eynde, het is onduidelijk wat u zelf verstaat onder?het lokale wagenpark´. U vroeg welke inspanningen we zouden doen om het lokale wagenpark aan te passen. Indien u daarmee de bussen bedoelt die buiten de Vlaamse Vervoersmaatschappij worden ingezet, dan wijs ik erop dat de federale overheid bevoegd is voor het eventueel verplicht aanpassen van voertuigkarakteristieken. Ook verwijs ik naar de Vlaamse minister bevoegd voor Leefmilieu, die stimulerende maatregelen kan nemen om het bussenpark dat niet tot De Lijn behoort reiner te maken. Dat is meteen een gedeeltelijk antwoord op de vraag van de heer Peumans: het is dus vooral de federale overheid die haar verantwoordelijkheid moet opnemen.
Op de vraag over onderzoek en ontwikkeling kan ik niet voor de vuist weg antwoorden. Ik zal nagaan hoe groot dit bedrag is. Wel wijs ik erop dat het niet de doelstelling van De Lijn is om zelf aan onderzoek te doen naar de beste milieutechnologie, of te zorgen voor die technologische vooruitgang, de busbouwers moeten dit doen. Dat onderscheid moet heel duidelijk worden gemaakt. Wel werken we er heel nauw mee samen. Vandaag bestaat er een heel interessant project inzake waterstoftechnologie. Dat project wordt onder meer gefinancierd door minister Moerman en wordt deels uitgevoerd door busbouwer Van Hool. We werken samen met De Lijn, omdat het erg belangrijk is om, van zodra de technologie voorhanden is, ervoor te zorgen dat dit op de markt wordt gebracht. Op dat vlak moet De Lijn een voortrekkersrol spelen. De maatschappij doet dat ook erg consequent. Door ze op de markt te brengen en te bewijzen dat ze kan werken in exploitatie, geven we die technologie een duw. Het is alleszins die rol die De Lijn moet spelen, veeleer dan zelf onderzoek te doen naar milieutechnologie.
Inzake biobrandstof heeft De Lijn twee initiatieven genomen. Vanaf het ogenblik dat de biobrandstof voorhanden zal zijn aan de pomp, zullen alle bussen van De Lijn op minstens 3 percent, maar hopelijk op tot 5 percent biobrandstof rijden. Het andere project behelst het omvormen van een zeventigtal bussen opdat ze enkel en alleen op PPO - puur plantaardige olie - zouden rijden. Wat dat betreft, zijn we nog bezig met onderhandelingen over contracten met boeren. Het is immers ook hier onze bedoeling dat De Lijn, doordat er wordt rondgereden in bussen op puur plantaardige olie, de markt voor het kweken van koolzaad een duwtje geeft. Daar zijn we volop mee bezig.
Mijnheer Peumans, als ik de data ken, zal ik ze doorgeven. Dat beloof ik u ten stelligste. Het is niet op mijn initiatief dat die werkgroep bijeenkomt. Tenzij ik dit helemaal heb gemist, is die werkgroep ondertussen nog niet bijeengekomen. Ik zal eens laten nagaan of er in de toekomst iets gepland is. Natuurlijk kan ik u geen data geven als ik ze zelf niet heb.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het gaat inderdaad nog maar om een ontwerp van richtlijn, er kan nog heel wat worden gewijzigd. Vooral de opmerkingen van de VITO deden me toch al vermoeden dat er op het terrein heel wat problemen zullen rijzen indien de richtlijn in zijn huidige vorm wordt goedgekeurd. Daarom heb ik deze vragen gesteld.
De voorzitter: Het incident is gesloten.