Commissie voor Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen Vergadering van 19/01/2006
Interpellatie van de heer Erik Arckens tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de spanning tussen Vlaanderen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake de inzet en werking van het Stedenfonds in Brussel
De voorzitter: De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens: Mijnheer de voorzitter, de VGC ontvangt jaarlijks meer dan 10 miljoen euro van het Stedenfonds. De koepelorganisatie Stadskwadraat moet de talloze projecten in Brussel, zoals bijvoorbeeld werkgelegenheidsprojecten, buurtontwikkelingsprojecten of artistieke projecten, begeleiden.
Stadskwadraat is evenwel al enkele maanden stuurloos. De VGC en Stadskwadraat moesten een conventie over de doelstellingen opstellen. Aangezien de VGC een dikke vinger in de pap wilde en Stadskwadraat de eigen onafhankelijkheid niet wilde verliezen, is dit fout gelopen.
De spanning tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC met betrekking tot de werking van het Stedenfonds in Brussel loopt steeds hoger op. Een van de hoofdoorzaken is het feit dat de coördinatoren hun projecten niet met de nodige vrijheid kunnen uitwerken. De Vlaamse administratie heeft in een sterke evaluatie van de projecten voorzien. Hiervoor is onder meer een door Brusselse academici geleide visitatiecommissie in het leven geroepen. De Brusselse overheid kijkt de coördinatoren evenwel constant op de vingers. Er wordt steeds over hun schouders meegekeken. Ze moeten zoveel rapporten schrijven dat ze uiteindelijk niets anders meer kunnen doen. Aangezien de Brusselse overheid nooit een positief geluid laat horen, zijn zelfs al enkele coördinatoren opgestapt. Onlangs heeft Stadskwadraat van de VGC het fiat gekregen om met een nieuwe ploeg te herbeginnen. Nu blijkt evenwel dat deze ploeg uit minder mensen zal bestaan. Van de zeven coördinatoren zullen er voorlopig slechts vier overblijven.
De kritiek van het Stedenfonds op de VGC wordt met de dag luider. Het verwijt luidt dat de VGC te veel macht naar zich toe wil trekken. Logischerwijze zou de opstelling van de VGC de versnippering van de gelden en van de projecten van het Stedenfonds in Brussel moeten tegengaan. Over die versnippering wordt in Brussel trouwens veel geklaagd, maar nu dreigt het gevaar dat de VGC het kind met het badwater weggooit.
Concreet stelt de visitatiecommissie dat het Stedenfonds in Brussel niet door een omvattende politieke en maatschappelijke visie wordt gedragen. In het visitatierapport staat zelfs te lezen dat de VGC 'een zoekende overheid is met een verkokerende aanpak'. De visitatiecommissie is van mening dat de VGC meer dan ooit een reële partner in de omvattende stedelijke ontwikkelingen in Brussel moet worden. Voorlopig lijkt dit niet het geval. In mijn ogen gaat het hier om zware beschuldigingen aan het adres van het in mijn ogen zelfvoldane wereldje van de social engineering in Brussel. Het visitatierapport stelt tevens dat de administratie haar dynamiserende rol heeft verloren. Blijkbaar is de Brusselse administratie een te ambtelijke en te dossiermatige rol toebedeeld. Indien al deze punten van kritiek kloppen, spreekt de visitatiecommissie duidelijke taal.
De inhoud van het visitatierapport zou redelijkerwijze tot een grondige doorlichting van de werking van het Stedenfonds in Brussel moeten leiden. Het zou de bedoeling moeten zijn een duidelijke stedelijke visie te ontwikkelen die vertrekt van de reële maatschappelijke noden. Dit laatste zou uiteraard kunnen inhouden dat bepaalde projecten of doelstellingen aan belang winnen of verliezen.
Sinds de omvorming van het Sociaal Impulsfonds tot het Stedenfonds heeft Stadskwadraat met drie ministers te maken gekregen. Elk van deze ministers wil uiteraard een eigen beleid voeren. Dit zou een van de factoren kunnen zijn die tot een verslechtering van de relaties hebben geleid. Vroeger had Stadskwadraat slechts één aanspreekpunt, met name de minister of staatssecretaris bevoegd voor welzijn. Sinds het aantreden van het nieuwe college van de VGC in 2004 trachten drie verschillende collegeleden de middelen van het Stedenfonds aan te wenden.
Onlangs is een nieuw visitatierapport over de Brusselse projecten van het Stedenfonds verschenen. Dit rapport laakt onder meer de inmenging van de kabinetten van de collegeleden van de VGC in de concrete uitvoering van de projecten van het Stedenfonds. De teneur van het rapport is nochtans vrij positief. De visitatiecommissie heeft rekening gehouden met de complexiteit van een stad als Brussel. Binnen 2 jaar zal trouwens een definitieve evaluatie van alle projecten volgen.
Ik wil hier nog even op de versnippering tussen drie bevoegdheidsdomeinen ingaan. De VGC heeft ondertussen ook over het Stedenfonds gedebatteerd. Staatssecretaris Grouwels, bevoegd voor welzijn, heeft toen onder meer het volgende gesteld: 'We moeten eerst en vooral leren om binnen de VGC samen te werken binnen de drie beleidsdomeinen. De drie beleidsdomeinen samen moeten een stedelijke visie ontwikkelen. Men is dit niet gewend.' en 'Het klopt inderdaad dat de VGC een zoekende overheid is. Dat laatste lijkt me zelfs vanzelfsprekend. We moeten onszelf durven interpelleren. Het visitatierapport helpt ons daarbij.'
Volgens mij evolueert staatssecretaris Grouwels in de goede richting. Ze heeft onder meer gesteld dat het Stedenfonds niet zomaar een voortzetting van het SIF is, maar ook met andere doelstellingen dan de rechtstreekse sociale initiatieven rekening moet houden. De aanpak moet alle aspecten van de stad behandelen. Staatssecretaris Grouwels stelt hierover het volgende: 'De stedelijke visie die er kwam met het Stedenfonds schept een bijkomende dimensie ten opzichte van het SIF, waardoor er in tweede graad afgeleide sociale aspecten gesorteerd kunnen worden.' Het probleem is dat niet iedereen binnen de VGC het hiermee eens is.
Gelet op de positieve taal van staatssecretaris Grouwels wil ik de teneur van mijn oorspronkelijk interpellatieverzoek wat afzwakken. De spanning tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC, die ik detecteerde op het moment dat ik mijn interpellatieverzoek schreef, bestaat al jaren en ook op andere vlakken. Dat is schrijnend, maar blijkbaar zijn er binnen de VGC toch mensen die inzien dat ze vanuit Vlaanderen enkel geholpen en niet gejend kunnen worden. Laten we hopen dat die mensen de overhand halen in Brussel, want anders blijven mijn vragen onverminderd gelden.
Mijnheer de minister, hoe is het in godsnaam mogelijk dat Vlaanderen jaarlijks meer dan 10 miljoen euro geeft aan de werking van het Stedenfonds in Brussel, waarbij Vlaanderen allerlei projecten financieel ondersteunt in haar hoofdstad - via de VGC, haar ondergeschikt bestuur in Brussel waarover zij de algemene voogdij over heeft -, maar de VGC al het mogelijke doet om de werking van het Stedenfonds in een andere richting te sturen? Hoe kunt u hieraan verhelpen?
Mijnheer de minister, hebt u contact opgenomen met de VGC om - eventueel in samenspraak met minister Anciaux, als de zaken slecht blijven lopen - de schrijnende toestand aan te klagen?
Mijnheer de minister, voorziet u in maatregelen om desnoods zelf als Vlaamse Gemeenschap in Brussel op te treden, zonder rekening te houden met de bemoeienissen van de VGC? Het gaat om enorme bedragen. Ook op dit punt wil ik vandaag mijn toon een klein beetje milderen, rekening houdend met wat staatssecretaris Grouwels heeft gezegd in de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mijnheer Arckens, ik heb me goed geïnformeerd, want ik probeer alles op te volgen. De soep wordt blijkbaar niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend. De situatie ter plaatse stemt niet overeen met het beeld dat u ophangt.
Mijnheer Arckens, ik wil eerst het institutionele kader schetsen. De Vlaamse Gemeenschapscommissie is een Brusselse instelling. We werken ermee samen, maar het is geen ondergeschikt bestuur. Als wordt gezegd dat we bepaalde initiatieven moeten nemen, moet rekening worden gehouden met de verhoudingen. We praten als partners met elkaar en maken afspraken. Die afspraken moeten worden opgevolgd en als dat niet gebeurd, moeten we uitleg vragen, maar er is geen lineaire hiërarchische verhouding.
De uitoefening van de gemeenschapsbevoegdheden op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt geregeld in de artikels 135 en 136 van de Grondwet. Het bestuurlijke en wettelijke kader waarbinnen de Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel werkt, wordt bepaald door de Brusselwet, een kader dat doorheen de verschillende staatshervormingen is uitgedeind van een beperkte culturele autonomie tot een uitgebreide waaier van aanvullende culturele, onderwijs- en persoonsgebonden materies.
In het kader van het Stedenfonds is de VGC gehouden aan de bepalingen van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds en de bijbehorende besluiten. Mijnheer Arckens, de VGC volgt deze regels nauwgezet op en legt hierover uitgebreid verantwoording af ten overstaan van de Vlaamse Gemeenschap.
Partnerschap is een belangrijke krachtlijn in het kader van het Stedenfonds. Dat zorgt voor het succes, niet alleen voor Brussel, maar ook voor de andere betrokken steden. Dat betekent dat gelijkwaardige partners rond de tafel zitten om tot een gemeenschappelijke visie te komen.
In 2003 kwam een overlegcomité samen, bestaande uit toenmalig minister Van Grembergen, een kabinetsmedewerker van toenmalig minister van Welzijn Vogels en de drie collegeleden. Tijdens dat overlegcomité werden de strategische opties overeengekomen. Op basis daarvan werd de beleidsovereenkomst opgesteld. Sindsdien heeft de VGC alle kansen gekregen om haar rol te spelen en die mogelijkheid blijft behouden.
Van spanningen tussen Vlaanderen en de VGC is mij niets bekend. Ik heb nog eens nagevraagd of me soms bepaalde zaken ontgaan of dat ik niet op de hoogte ben van bepaalde zaken, maar daarover zijn geen specifieke opmerkingen.
In het kader van het stedenbeleid heb ik afgelopen zomer elke burgemeester ontvangen. Dat werd zeer gewaardeerd door de centrumsteden en de twee grote steden. In juli 2005 heb ik elk lid van de VGC op mijn kabinet ontvangen. We hebben zeer lang gepraat over het functioneren van de VGC, maar daarbij werd geen melding gemaakt van enig knelpunt tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC.
De Vlaamse Gemeenschap heeft nooit een initiatief genomen inzake de verhouding tussen de VGC en Stadskwadraat, want het gaat om een interne aangelegenheid tussen de VGC, een instelling van het Brusselse Gewest, en een partner. De Vlaamse Gemeenschap heeft dus niets te maken met het vertrek van de heer Jacobs en de andere medewerkers.
Mijnheer Arckens, de betrokkenheid van de drie kabinetten past binnen een andere krachtlijn van het Stedenfonds, meer bepaald het aansturen op een inclusief beleid. De diverse beleidsdomeinen besteden dus aandacht aan aspecten die de leefbaarheid verhogen en de dualisering binnen de stedelijke context tegengaan. Deze betrokkenheid was van bij het afsluiten van de beleidsovereenkomst in 2003 een duidelijke optie van de toenmalige bewindsploeg, die wordt voortgezet door de huidige ploeg. Het is dus niet zo dat de huidige bewindsploeg deze optie heeft geïnstitutionaliseerd.
Uit het politieke zomerakkoord van de VGC en uit het rapport van de visitatiecommissie kan worden afgeleid dat de nieuwe ploeg in 2004 met nieuwe ambities is gestart. De VGC wil vooral van een subsidiërende en volgende overheid evolueren naar een meer proactieve en sturende overheid. Deze ambitie moet leiden tot een andere verhouding met de vele vzw's op het terrein, die met middelen van het Stedenfonds werken. De VGC wil haar inbreng focussen op duurzame perspectieven op het vlak van de verschillende materies waarvoor ze bevoegd is. De huidige bewindsploeg heeft onder andere in haar zomerakkoord de ambitie opgenomen om zich te focussen op wijkontwikkeling, netwerking met andere overheden en een versterking van de inzet van een globaal investeringsplan. Over deze laatste maatregel zijn onlangs onderhandelingen gevoerd. Deze maatregel is opgenomen in een addendum aan de beleidsnota dat in de loop van volgende maand zal worden voorgelegd aan de raad van de VGC. U maakt daar zelf ook deel van uit, mijnheer Arckens.
Een gewijzigde koers kan inderdaad leiden tot spanningen tussen het werkveld aan de ene kant en de administratie en politici aan de andere kant. Een koerswijziging is echter onvermijdelijk om tot een kwaliteitsvol vernieuwd stedelijk beleid te komen. Dat geldt niet alleen voor Brussel, maar voor alle andere grotere steden in Vlaanderen.
Wat de visitatiecommissie op het niveau van Vlaanderen betreft, is een beroep gedaan op deskundigen uit de politiek, de ambtenarij en op academici. Het doel van deze commissie is een aanzet te geven tot verdere zinvolle reflectie over het stedelijk beleid. Die visitatie wordt door iedereen als zeer positief ervaren. Het gaat niet om een rapport waarbij rode of gele kaarten of bonussen worden uitgedeeld. Samen met politici, hogere ambtenaren en academici van andere steden wordt gesignaleerd waar zich gelijkaardige problemen voordoen en hoe die daar worden aangepakt. Dat is de manier waarop een voogdijoverheid moet omgaan met haar ondergeschikte besturen. Dan is geen sprake meer van ondergeschiktheid, maar van een partnerschap.
Bij zo'n visitatie hoort een sterkte- en zwakteanalyse en moet er plaats zijn voor kritische reflectie. Aangezien dit een tussentijdse visitatie was, lag de nadruk veeleer op organisatorische en bestuurskundige aspecten en minder op beleidsmatige, inhoudelijke aspecten. De VGC heeft toegezegd om de adviezen van het visitatierapport gezamenlijk te bespreken.
Momenteel neem ik geen maatregelen om zelf op te treden in Brussel. Er is geen sprake van dat de Vlaamse Gemeenschap zich lostrekt van de VGC. De VGC geeft blijk van nieuwe ambities die de Vlaamse Gemeenschap volop wil steunen. Het visitatierapport zal worden aangegrepen om deze nieuwe ambities te bespreken met de VGC en na te gaan hoe zij daarmee zal omgaan.
Ik zal u een lijst bezorgen van de deelnemers aan deze visitatiecommissie in Brussel. Ik geef een aantal namen: Filip De Rynck, Pieter Tops, hoogleraar bestuurskunde, Karin Temmerman, schepen van Gent, Eric Antonis, gewezen schepen van Antwerpen, Jos Goossens van het autonoom gemeentebedrijf Vespa in Antwerpen, Willy Miermans, specialist inzake mobiliteit en verkeersveiligheid, enzovoort.
De voorzitter: De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil u wel wijzen op een dualiteit in uw antwoord. U zegt dat er alleen sprake is van een partnerschap tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC, maar op het eind van uw antwoord zegt u dat door de Brusselwet, de VGC een aparte assemblee is maar dat de Vlaamse Gemeenschap een algemene voogdij heeft. In welbepaalde mate is de VGC haar ondergeschikt bestuur. Als er 10 miljoen euro van Vlaanderen naar de VGC vloeit, hebt u daar toch controle over. Een partnerschap lijkt me de beste werkwijze om plannen uit te werken. Als er moeilijkheden of spanningen zijn, moeten die op een onafhanklijke en vreedzame wijze kunnen worden opgelost. U kunt echter niet ontkennen dat er een hiërarchie is.
Minister Marino Keulen: Dat heeft niets te maken met een hiërarchie. Als ik met u een contract van 10 miljoen euro sluit, dan staat daartegenover dat u een aantal engagementen aangaat. Als u dat niet doet, dan zit u met een probleem. Daarom worden die visitatiecommissies ingesteld.
We stellen vast dat een aantal zaken worden geheroriënteerd in de richting van het inclusieve beleid. Het grote probleem was dat louter kleine initiatieven werden gesubsidieerd. Om echt een impuls te geven in de stedelijke context moet verkruimeling worden vermeden. De ploeg van minister Vanhengel en staatssecretaris Grouwels streeft naar inclusiviteit. Dat lijkt me de beste aanpak om de stedelijke context te verbeteren. Een goed bestuur moet bijdragen tot die verbetering.
De heer Erik Arckens: Mijnheer de minister, u hebt voor een groot deel al geantwoord op mijn tweede opmerking. U hebt het over een nieuwe visie, een nieuw proactief beleid om de versnippering tegen te gaan. Kunt u een tendens aanhalen die u vroeger waarnam en die nu aan het keren is?
Minister Marino Keulen: Niet ik, maar zij moeten dat doen. Daarnaast stel ik vast dat ze er samen over bezig zijn en dat ze zich inschrijven in de visie om de dualisering tegen te gaan. Ze willen samenwerken om de leefbaarheid te verhogen. Het gaat ook over de kwaliteit van het bestuur door het tegengaan van de verkruimeling. Er is een probleem met de woonkwaliteit en dergelijke in de binnenstad van Brussel. Daar moet aan worden gewerkt. Daarover wordt nagedacht. Dat is een goede zaak. Iedereen neemt op dat vlak zijn verantwoordelijkheid.
We hebben het nu over 2004 en 2005. Die zaken moeten nu uit de startblokken komen. De VGC zal inderdaad met ons in contact moeten treden en er verder verantwoording over afleggen. Wat ik echter van iedereen verneem, is dat er een omslag aan de gang is.
De heer Erik Arckens: Ik neem daar akte van. Ik dank u ook voor de lijst met de leden van de visitatiecommissie, die u me zo dadelijk zult geven.
Met redenen omklede motie
De voorzitter: Door de heer Arckens werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.