Commissie voor Algemeen Beleid, Financi?n en Begroting Vergadering van 13/12/2005
Interpellatie van mevrouw Linda Vissers tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over het onderzoek van de Vlaamse Regering betreffende de klacht van een ontslagen personeelslid van de Limburgse Reconversiemaatschappij met betrekking tot al dan niet vermeende normvervaging bij bepaalde bestuurders
Interpellatie van de heer Rudi Daems tot de heer Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, en tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over mogelijke onregelmatigheden bij de Limburgse Reconversiemaatschappij
Interpellatie van de heer Jan Peumans tot de heer Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, en tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over mogelijke onregelmatigheden bij de Limburgse Reconversiemaatschappij
Vraag om uitleg van de heer Johan Sauwens tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over onregelmatigheden bij LRM
De voorzitter: Geachte leden, aangezien over deze interpellaties en deze vraag een strafrechtelijk vooronderzoek loopt, wil ik de interpellanten en iedereen die zich wil aansluiten, op het hart drukken dat de vragen die gesteld worden de beleidsmatige aspecten van de LRM betreffen en dus niet gaan over strafrechtelijke aansprakelijkheid, schuld of onschuld van wie dan ook. Anderen zijn beter geplaatst daar over te oordelen. Ik vraag dit enerzijds vanuit een parlementaire deontologie en een zekere kiesheid, waarvan ik iedereen vraag deze aan de dag te leggen, en anderzijds om zo weinig mogelijk interferentie te hebben met het lopende strafrechtelijk vooronderzoek. Vanuit democratisch oogpunt is het goed dat dit soort debatten open verlopen, maar het is aan u om erop toe te zien dat het zo blijft.
Mevrouw Vissers heeft het woord.
Mevrouw Linda Vissers: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, nadat de LRM meer dan tien jaar geleden onder een niet zo gunstig gesternte begon - herinner u de reeks schandalen omtrent de NV Kempense Steenkoolmijnen met zelfs een onderzoekscommissie in het Vlaams Parlement - komt de maatschappij nu door de zeer uitgebreid in de pers gebrachte aantijgingen van twee ontslagen personeelsleden in een minder gunstig daglicht te staan.
De LRM-activiteiten zijn voldoende bekend: het economisch weefsel van Limburg uitbouwen via het aanbrengen van risicokapitaal, aandeelhouderschap of het verstrekken van leningen met onder meer een enorm aanbod van diverse financieringsproducten, via de dochtermaatschappij NV Lisom niet- of minder rendementsgebonden activiteiten in Limburg ontwikkelen, projectontwikkeling en het beheer van het onroerend goed en de financiële middelen van de Kempense Steenkoolmijnen met onder andere de valorisering van het mijnpatrimonium.
De LRM is een zeer belangrijk overheidsinstrument en een investeringsmaatschappij met de Vlaamse overheid als enige aandeelhouder. Het LRM-dossier is voor Limburg zeer belangrijk, niet het minst door de koppeling aan de uitvoering van de Limburgplannen. Er is heel veel gemeenschapsgeld mee gemoeid. De meerderheidspartijen in het Vlaams Parlement, in het bijzonder sp.a en de VLD, droegen tot nog toe een grote verantwoordelijkheid in de besteding van die gelden.
De LRM is de selectieheer van investeringen die het verschil kunnen maken en werkelijk bij kunnen dragen tot de economische structuren van de provincie Limburg. De raad van bestuur van de LRM is verantwoordelijk voor deze investeringsbeslissingen. Deze beslissingen moeten conform de beheersovereenkomst met de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 een marktconform rendement genereren waardoor het LRM-kapitaal in stand wordt gehouden.
Het is merkwaardig dat pas vorige week in de pers meer bijzonderheden bekend raakten over de klacht van de op 3 juni ontslagen hoofdboekhoudster van de LRM. Volgens de klachten die bij de Vlaamse Regering werden ingediend, moeten ernstige vragen worden gesteld over de deontologie die bestuurders bij de LRM erop nahouden. Er zijn beschuldigingen van privé-aankopen voor rekening van de maatschappij, snoepreisjes en arbeiders die tijdens de werkuren bijklussen in opdracht van LRM-bestuurders. Verder zijn er aantijgingen van belangenvermenging en geknoei met de boekhouding.
Ik wens me vooreerst te concentreren op de klachten en aantijgingen van de ontslagen hoofdboekhoudster. Na het dossier te hebben doorgenomen, wensen we ons primordiaal te concentreren op het onderzoek dat door het directoraat-generaal van Abafim werd verricht en waarvan op 26 augustus 2005 een nota werd bezorgd aan de voogdijminister. Opvallend is - het is bijna een rode draad door de nota - dat er zeer regelmatig sprake is van wat omschreven wordt als minder zorgvuldig kostenmanagement.
De beoordeling door de directeur-generaal dat het kostenmanagement niet uitblinkt in zorgvuldigheid, heeft betrekking op meerdere onderwerpen die in de klacht van de hoofdboekhoudster vermeld staan. De directeur-generaal heeft het ook over problemen met de boekhouding en de gegevens zoals die worden gepubliceerd. Er zijn volgens hem indicaties dat de resultaatrekening en de balans bijstellingen vereisen indien men deze strikt volgens de gangbare principes zou voeren.
Op 7 september kreeg de minister ook het gevraagde rapport van de regeringscommissaris bij de LRM die de boekhoudkundige aantijgingen weerlegde en de beschuldigingen ten aanzien van de gedelegeerd bestuurder en de financieel directeur als laster en eerroof betitelde. Niettemin suggereerde hij de minister toch om over te gaan tot een forensische audit, omdat de geruchtenstroom anders niet zou stoppen. De slotconclusie van de minister was toen blijkbaar gebaseerd op, samengevat, de interne audit van de LRM en de bedrijfsrevisoren, het rapport van de regeringscommissaris en de nota van de directeurgeneraal van Abafim. Van een optreden van het Rekenhof of de Inspectie van Financiën is dus nooit sprake geweest.
Bovendien is na de gevoerde onderzoeken onzes inziens door de LRM onvoldoende weerlegd wat de directeur-generaal omschrijft als minder zorgvuldig kostenmanagement. De organisatorische geplogenheden bij de LRM worden in het verslag aan de minister door de LRM uitvoerig toegelicht maar het is de vraag of men daar zomaar mee akkoord moet gaan en er geen correcties moeten worden uitgevoerd. Deze vraag wensen we u alvast voor te leggen. De nieuwe raad van bestuur kan hier een belangrijke rol in spelen.
Op 6 december 2005 pakt De Tijd dan plots uit met het dossier over het ontslag van de hoofdboekhoudster. Eigenaardig is dat de minister opeens zegt dat er een nieuw feit is en het dossier bijgevolg niet kan worden afgesloten; een nieuw feit, niettegenstaande de boekhoudster stelt dat alle elementen reeds terug te vinden waren in haar zeven pagina´s dik klachtendossier van einde juni, dat we gisteren hebben kunnen inkijken.
Op basis van de nieuwe elementen besliste de minister op 6 december een raadsman aan te stellen die hem binnen 24 uur moest adviseren welke de gepaste maatregelen waren die zich in rechte kunnen opdringen. Woensdagmiddag konden we dan via de pers vernemen dat de advocaten hadden beslist om een klacht tegen onbekenden in te dienen bij de Procureur des Konings, waarna het parket een onderzoek kan starten. Waarom kan na 24 uur gebeuren wat voordien sedert maanden niet nodig was?
Het voorbije weekend gaf ook de in het najaar van 2004 ontslagen algemeen secretaris van de LRM een interview waarbij hij het dossier-Heller nog eens te berde bracht. Daarover heeft de heer Boutsen zowel tijdens de voorbije als de huidige legislatuur vragen gesteld. De gewezen algemeen secretaris had volgens zijn verklaringen in het voorjaar van 2004 een gesprek met de minister over een nota die de secretaris hem had bezorgd over een aantal LRM-dossiers en het optreden van de raad van bestuur van de LRM die niet steeds op dezelfde lijn zat als die van haar aandeelhouder. Volgens de algemeen secretaris zou de minister de gedelegeerd bestuurder en de voorzitter van de LRM op het matje hebben geroepen en hun zelfs gevraagd hebben de eer aan zichzelf te houden. Met name de communicatie over het plan-Heller zat de minister toen bijzonder hoog.
De klachten van de algemeen secretaris gingen vooral over de niet-boeking en niet-inning van verwijlinteresten. Ondertussen werkt het gerecht van Hasselt voort aan het gerechtelijk vooronderzoek omtrent de LRM. De indruk blijft dat de minister en de Vlaamse Regering pas in actie zijn gekomen na persberichten, hoewel zij van alle aantijgingen reeds maanden op de hoogte waren.
Mijnheer de minister, de Vlaamse Regering verklaart dat er nieuwe elementen zijn in het dossier en dat het bijgevolg niet meer kan worden gesloten. Uitvoerige klachten van de ontslagen hoofdboekhoudster van 27 juni 2005 bevatten nochtans dezelfde elementen als die die indertijd werden gepubliceerd. Vanwaar de nieuwe demarche nadat u op 23 november de zaak min of meer had afgesloten?
Wat zult u doen met de bevindingen van de directeurgeneraal van Abafim omtrent de organisatie binnen de LRM: het personeelsbeleid, het kostenmanagement enzovoort? Blijft u erbij dat noch de Inspectie van Financiën, noch het Rekenhof moeten worden ingeschakeld?
Volgens de betrokkenen zou de commissaris-controleur van de jaarrekening tegelijk ook medeopsteller zijn van de jaarrekening en dit is in strijd met de wet op de corporate governance. Is dat zo? Overweegt u een klacht in te dienen bij het advies- en controlecomité op de onafhankelijkheid van de commissarissen?
Een ding is duidelijk geworden, namelijk de volledige politisering van de LRM. De voorzitter, de regeringscommissaris en ga maar door, hebben allemaal een politieke kleur. Wat zult u concreet doen om de LRM te depolitiseren en in handen te brengen van mensen die worden geselecteerd op slechts één criterium, namelijk deskundig en bekwaam zijn?
De Vlaamse Regering was naar verluidt nagenoeg rond met de nieuwe beheersovereenkomst. Bovendien moet de Vlaamse Regering nieuwe bestuurders aanwijzen en tegelijk beslissen of ze de oude bestuurders kwijting verleent. Zullen de recente ontwikkelingen in dit dossier de beslissingen hieromtrent be?nvloeden? Zullen de ontwikkelingen in dit dossier de beslissingen omtrent de beheersovereenkomsten be?nvloeden, en zo ja, in welke mate? Zult u deze keer een apolitieke raad van bestuur benoemen?
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik zal het feitenrelaas niet herhalen. Ik heb een aantal vragen toegevoegd. U zult dat hopelijk begrijpen, mijnheer de minister, gezien het feit dat sinds de indiening van de interpellatie nog een en ander is gebeurd.
Ik heb op aangeven van de voorzitter even gekeken of er zich vragen op het randje van het onderzoek bevinden. Ik meen dat er drie dat mogelijk zijn. Als het niet gepast is die vragen te beantwoorden, zal ik dat wel in het antwoord van de minister horen.
Mevrouw Steegmans heeft als klokkenluider drie types klachten ingediend: klachten die te maken hebben met onrechtmatige persoonlijke verrijking, klachten omwille van belangenvermenging en klachten wegens het juridisch niet correct omgaan met de wijze van totstandkoming van de boekhouding en de rekening, zoals het niet altijd juist of volledig inboeken van verwijlinteresten.
De minister heeft onder meer via een mededeling te kennen gegeven dat er op basis van de klachten van mevrouw Steegmans meerdere onderzoeken zijn verricht die tot nu toe geen onregelmatigheden hebben blootgelegd. Er was een onderzoek van de regeringscommissaris, de heer De Koker, een onderzoek van Abafim en van de raad van bestuur van de LRM zelf. De conclusie vorige week was dat het dossier kon worden gesloten. Er zijn dus op basis van die drie onderzoeken blijkbaar geen onregelmatigheden te detecteren - tot de minister vorige week meldde dat er een aantal nieuwe feiten waren op basis van de uitspraken en de artikels in De Tijd. De minister zegt in zijn mededeling dat er nieuwe elementen zijn die voordien niet werden vermeld in de klachtenbrief en mogelijk strafrechtelijke consequenties hebben.
Politiek belangrijk is het feit dat er het voorbije weekend een interview is geweest met de heer Indeherberge, gewezen secretaris van de VLD in het Vlaams Parlement en gewezen secretaris van de raad van bestuur van de LRM. Hij zegt zeer duidelijk dat hij met u, mijnheer de minister, heeft gesproken in het voorjaar van 2004 om enkele onregelmatigheden te melden. Als de uitspraken van de heer Indeherberge kloppen, betekent dat dat u reeds in het voorjaar van 2004 op de hoogte was van mogelijke onregelmatigheden binnen de raad van bestuur of binnen de LRM in zijn geheel.
Bovendien zegt de heer Indeherberge dat reeds in 2003 op basis van een interne audit van de LRM, het probleem van de verwijlinteresten werd vastgesteld. In het verslag van die audit staat dat er werk moest worden gemaakt van een rechtzetting. De raad van bestuur was in de waan dat dat ook gebeurde, tot de heer Indeherberge signaleerde dat het nog steeds niet was gebeurd.
Wat voor mij persoonlijk zwaar weegt in de uitspraken van mevrouw Steegmans in de pers, zijn de aanklachten in verband met de boekhouding. Dat weegt veel zwaarder dan het feit dat de wagen van de heer Aerden wordt gewassen door een personeelslid van de LRM. Hier gaat het duidelijk over de verwijlinteresten, maar ook over - ik citeer mevrouw Steegmans -?de onwil om de jaarrekeningen correct op te stellen´. Het is voor mij onduidelijk wat dat betekent, want ik heb geen zicht op de klachtenbrief. Maar indien er in dit verband onregelmatigheden zijn, denk ik dat we die grondig moeten bekijken.
Mijnheer de voorzitter, ik wil de discussie even opentrekken tot de werking van de NV´s van de overheid in het algemeen. Dat zijn NV´s van publiek recht die vaak door de Vlaamse Regering en tegenwoordig steeds meer door de Vlaamse Regering worden opgericht om welomschreven opdrachten uit te voeren. Ze dienen vaak als vehikels om PPS te realiseren.
Ik heb vragen over de transparantie van dergelijke NV´s. Ik heb vragen over het gevaar van machtsconcentratie dat is verbonden aan bepaalde NV´s en ik heb vragen over de rol van de regeringscommissarissen.
Nog niet zo lang geleden hebben we een debat gevoerd over de NV BAM. Dat is de NV die het masterplan voor Antwerpen moet uitvoeren. Dat was in het begin een zeer woelige discussie. Ook collega´s uit de meerderheid waren zeer kritisch ten opzichte van de structuur van BAM en in verband met een aantal zaken die er zijn gebeurd.
Ik denk dat er door de parlementaire controle die er nu is via de drie- of viermaandelijkse voortgangsrapportering toch iets meer transparantie is in verband met deze NV voor Antwerpen. Toch blijven een aantal vragen nog steeds onbeantwoord. Ik vraag me bijvoorbeeld nog altijd af of het wel kan dat een regeringscommissaris van de NV BAM ook deel uitmaakt van een NV die voor 100 percent dochter is van de NV BAM, namelijk de NV Liefkenshoektunnel.
We hebben een gelijkaardig debat, zij het met iets minder gewicht, ongeveer een jaar geleden gevoerd met ministers Peeters naar aanleiding van de afvalverwerking in Limburg. Toen zijn er door een dochtermaatschappij van LRM, namelijk NV Lisom, een aantal studies uitgevoerd over de juridische structuur, over het transportgebeuren en over de keuze van de afvalverwerkingstechniek. Het heeft bloed, zweet en tranen gekost om inzage te krijgen in studies uitgevoerd door NV Lisom, die 100 percent van de Vlaamse overheid is. De heer Peumans kan daar meer over zeggen dan ik, maar ik vind alleszins dat zoiets niet kan.
Het gevaar of het risico op machtsconcentratie hangt een beetje samen met het gebrek aan transparantie. Ik druk me voorzichtig uit en ik laat ook een beetje in het midden of de dubbele pet die de heer Aerden en de heer Donné dragen door zowel deel uit te maken van de raad van bestuur van Lisom als van die van LRM juridisch koosjer is of niet en of die situatie rechtmatig is ontstaan. Het is wel een feit dat er door deze dubbele pet veel beslissingsmacht bij een of twee personen terechtkomt. Is dat vanuit democratisch, politiek of zelfs vanuit managementoogpunt wel verstandig te noemen?
De afgevaardigd bestuurder van LRM beschikt ook over heel wat zogenaamde officieel gedelegeerde bevoegdheden. Hij beslist bijvoorbeeld autonoom over aankopen tot 125.000 euro, over kapitaalparticipaties tot 250.000 euro en over achtergestelde leningen tot 500.000 euro. De raad van bestuur wordt ook niet gekend, tenzij in een droge mededeling, wanneer het gaat over beslissingen over aanwervingen en ontslagen. In verband met de betrekking van hoofdboekhouder van LRM kunnen daar toch wel vragen bij worden gesteld.
Ik vraag me af wat statutair en officieel eigenlijk de rol is van een regeringscommissaris. Volgens mij moet een regeringscommissaris iemand zijn die met voldoende onafhankelijkheid en neutraliteit controle uitoefent in opdracht en op vraag van de gemeenschap op de instelling waarvoor hij als commissaris is aangeduid. Het lijkt me deontologisch bijvoorbeeld moeilijk dat iemand tegelijkertijd bestuurder is van de NV Liefkenshoektunnel en regeringscommissaris bij de NV BAM, of dat iemand commissaris is bij de LRM en tegelijkertijd fractiesecretaris van de VLD in het Vlaams Parlement.
Indien hun neutraliteit niet kan worden gewaarborgd, is het misschien beter om niet in regeringscommissarissen te voorzien en een extra toezichtsopdracht te geven aan het Rekenhof.
Ik heb ook nog enkele opmerkingen en vragen in verband met het financiële plaatje van LRM. We hebben een aantal belangrijke evoluties kunnen vaststellen in het dossier, denk maar aan de oprichting van Lisom. Dat was een belangrijk feit voor de zogenaamde niet-rendementsgebonden projecten. Ik denk ook dat er een evolutie is in het beleid van LRM om steeds meer met de kleinere Limburgse bedrijven, de KMO´s, te werken en niet enkel grote financiële operaties met grotere bedrijven door te voeren. Ik denk dat we die evolutie positief kunnen ondersteunen.
Eigenlijk zien we door de bomen het bos niet meer. De vraag is welk geld er nog beschikbaar is bij LRM.
Theoretisch is de pot zeer groot. De heer Aerden zei in 2003 al dat hij eigenlijk geen enkele financiële marge heeft om nog met LRM-geld te werken. Dat ligt duidelijk vast via een bepaalde vork. De heer Aerden zegt ook dat hij geen geld heeft om bij te passen in verband met het Limburgplan. Indien ik het goed heb begrepen, is er toch beslist dat er 40 miljoen euro vanuit LRM zal worden ge?nvesteerd in het Limburgplan.
Mijnheer de minister, blijft u bij de beslissing die destijds werd genomen in verband met de verdeling van de middelen van LRM? Ik heb het dan onder andere over de grote vorken, zoals het verhaal van de pensioenen, het beheer van het mijnpatrimonium, de kapitaalparticipatie en de strategische projecten.
Ik wil nog een en ander verduidelijken voor de collega´s. Groen! is geen vragende partij om het LRM-geld een andere dan Limburgse bestemming te geven. De provincie Limburg en elke andere regio met objectiveerbare verschillen in verband met werkloosheid, zorgachterstand en milieuvervuiling moet extra aandacht krijgen. In die zin zal onze fractie het pleidooi versterken voor een reconversieplan voor de Kempen in verband met de problemen die er vandaag zijn in verband met Belgonucleaire en andere bedrijven. We mogen niet vergeten dat er ook nog een belangrijk sociaal passief van de steenkoolmijnen in zowel het oosten als het westen van Limburg ligt te wachten.
Mijnheer de minister, hoe komt het dat een grondig onderzoek in opdracht van de Vlaamse Regering geen onregelmatigheden aan het licht heeft gebracht? Het Belang van Limburg schrijft dat minister-president Leterme een screening van de screening heeft laten uitvoeren. Die opdracht werd enkele weken geleden gegeven aan de heer Stroobants, het hoofd van de Vlaamse administratie. Zijn de conclusies van die screening bekend? Er zou bij LRM een extern onafhankelijk onderzoek komen. Klopt dat? Wie zal dat onderzoek uitvoeren?
Welke nieuwe elementen zijn er opgedoken sinds het verschijnen van het artikel in De Tijd? Klopt het dat er een ontmoeting is geweest in het voorjaar van 2004 tussen uzelf en de heer Indeherberge, waar de vermeende onregelmatigheden ter sprake zijn gekomen? Zijn er toen afspraken gemaakt? Zijn er demarches gebeurd naar de voorzitter of de afgevaardigd bestuurder van LRM? Klopt het dat de financiële manager van LRM heeft geboden tijdens de openbare verkoop van gronden van de NV Mijnen, een dochter van LRM? Klopt het dat de gerechtskosten uitbesteed door LRM in verband met de pensioenenkwestie ondertussen zijn opgelopen tot 2,5 miljoen euro?
Welke andere onregelmatigheden in verband met de boekhouding werden er vastgesteld behalve het niet of onvolledig boeken van verwijlinteresten? Mevrouw Steegmans spreekt letterlijk over onwil om de jaarrekeningen correct op te stellen. Waarover gaat dat? Klopt het dat de revisor betrokken was bij de opmaak van de jaarrekeningen?
Klopt het dat de afgevaardigd bestuurder van LRM over een tamelijk grote autonomie beschikt in verband met financiële en personeelsaangelegenheden? Wat is uw standpunt? Waarom bent u niet eerder naar het gerecht gestapt, hetzij op basis van het gesprek en de klachten in het voorjaar van 2004, hetzij op basis van de klachtenbrief van mevrouw Steegmans in juni?
Klopt het dat er een nieuwe benoemingstrein van LRM- en Lisom-bestuurders op komst is? Gaat het om vervangingen of om bijkomende bestuurders?
Acht de Vlaamse Regering en meer bepaald u of de minister-president het voldoende om in deze kwestie strafrechtelijk al het noodzakelijke te doen, of moet ook de vraag naar politieke verantwoordelijkheid worden gesteld?
Deelt u mijn standpunt dat er dringend behoefte is aan meer transparantie in de werking van overheids-NV´s en PPS-constructies zoals LRM, BAM en de pas opgerichte NV voor de missing links? Is het niet wenselijk dat er een opvolgingscommissie wordt opgericht? Bent u het eens met mijn standpunt dat de taak van een regeringscommissaris duidelijk moet worden afgelijnd en dat een regeringscommissaris op de eerste plaats een controleur van de gemeenschap moet zijn en geen politiek verlengstuk van de bevoegde Vlaamse minister? Is het in dat opzicht niet beter dat deze commissarissen door een onafhankelijke instantie worden aangesteld?
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, op 1 maart hebben we een gedachtewisseling gehad met de heer Aerden en u over de stand van zaken in verband met LRM. Als rechtgeaarde Limburger volg ik die kwestie al enkele jaren. Er is een en ander verschenen in De Tijd.
Mijnheer de voorzitter, u hebt gezegd dat we moeten opletten wat we zeggen, omdat er een strafrechtelijk onderzoek is. In Het Belang van Limburg stond gisteren een interview met de heer Aerden. Daarin weerlegde hij alles wat hem ten laste werd gelegd.
Mijnheer de minister, ik ga niet herhalen wat er al is gezegd. Ik zal me vooral concentreren op de noodzaak aan meer transparantie in dit dossier. U kunt zeggen dat ik het jaarverslag moet raadplegen om meer duidelijkheid te krijgen, maar u weet zo goed als ik dat een jaarverslag de mooie kanten van het leven laat zien en dat het een goed pr-instrument is, maar dat daarin lang niet alles wordt verteld wat er te vertellen valt.
Ik zou nu eens een duidelijk antwoord willen op de vraag of iemand tegelijkertijd afgevaardigd bestuurder kan zijn van LRM en Lisom. Indien dat kan, moet u dat hier duidelijk zeggen, zodat alle zweem van verdachtmaking kan verdwijnen.
Men moet er in Limburg eens mee ophouden de familie in te schakelen op ogenblikken dat er advocatenkantoren moeten worden ingeschakeld. Ik verwijs daarmee naar de heer Butenaerts, de grote man van sp.a-Limburg. Zijn zoon is advocaat en krijgt allerlei opdrachten doorgespeeld. Ik vind dat ongezond. Dat wekt bij de bevolking de indruk van ons kent ons en dat heeft negatieve gevolgen.
Over het beroemde pensioenfonds van Kempens Steenkoolbekken vzw heb ik ook niets gehoord. Is dat toegekend aan de vroegere kabinetschef van de heer Claes? Indien u daar een duidelijk antwoord op geeft, verdwijnen er weer wat misverstanden uit de wereld.
Mijnheer de minister, de manier waarop LRM werkt ten opzichte van de KMO´s is positief. Dat mag ook eens worden vermeld. Ik weet niet of er aan stemmingmakerij wordt gedaan. Ik heb er nu al zoveel over gelezen dat ik aan mezelf begin te twijfelen. Dat is een gezond uitgangspunt.
Het rapport van het onderzoek door Abafim werd blijkbaar op 26 augustus afgeleverd. Ik ken de inhoud van dat rapport niet. Ik baseer me op wat ik in de kranten heb gelezen. Daags tevoren vroeg u aan de regeringscommissaris om een onderzoek in te stellen waarover op 7 september aan u werd gerapporteerd. Wat stond er in het rapport van de regeringscommissaris?
De raad van bestuur van LRM werd ge?nformeerd over de klacht op 31 augustus. Er werd gevraagd ten opzichte van de ingediende klachten een onderscheid te maken tussen de wettelijkheid en elementen van behoorlijk bestuur. Bij dit antwoord werden ook alle elementen van het auditcomité en van een gecontacteerde notaris gevoegd. Was dat een extern of intern auditcomité?
Volgens uw persbericht op 6 december werden alle overgemaakte klachten gemotiveerd weerlegd. We dachten toen dat alles in orde was.
Plots wordt er weer een extern iemand aangesteld om het hele verhaal te bekijken, zodat we in Limburg los van het strafrechtelijk onderzoek eindelijk eens zullen weten waar we aan toe zijn. Ik heb trouwens begrepen dat het gerechtelijk onderzoek in eerste instantie een informatief onderzoek is en geen strafrechtelijk onderzoek. Ik ben geen jurist, maar ik begrijp wel dat er een duidelijk verschil is tussen die twee.
De resultaten van de onderzoeken die werden uitgevoerd door Abafim en de regeringsfunctionarissen kennen we niet, de bevindingen van de raad van bestuur en de toegevoegde elementen vanwege het auditcomité en de notaris evenmin. Dit zijn nochtans allemaal gegevens waarvan we graag kennis zouden nemen.
Het spreekt voor zich dat, zelfs al mocht slechts 10 percent van deze lange lijst aantijgingen waar blijken, deze toestand onaanvaardbaar is. Mijnheer de minister, ik heb eens alle stukken van het Rekenhof nagekeken vanaf het jaar 1994, toen de LRM werd opgericht. Eerst was er wat pleinvrees, de LRM kwam slechts heel langzaam op gang. De eerste investeringen in KMO´s gebeurden in 1999. Het wordt wel eens vergeten, maar ondertussen hadden we - gelukkig maar - de afvoering gehad van het beroemde Fenix-project in Limburg. Wat ook wel eens wordt vergeten, is dat we ondertussen ook het hele verhaal gehad hebben van Pieters-De Gelder, een faillissement van 165 miljoen Belgische frank. Er zijn nog een aantal gelijkaardige dingen gebeurd. Het is dus terecht dat de LRM op een bepaald moment heel wat voorzichtiger is geworden in haar afwegingen van waarin ze nog zou participeren en waarin niet.
De LRM en haar dochters vervullen een belangrijke taak voor de provincie Limburg. Mijnheer de minister, u kunt zich natuurlijk vragen stellen bij de gang van zaken. Reeds vanaf 1 februari 1994 was er al een pot geld ter beschikking, en 11 jaar later wordt er in Limburg nog steeds gediscussieerd over wat hiermee moet gebeuren. U hebt in uw beleidsbrief duidelijk beschreven dat er een koerswijziging aan de gang is binnen de LRM en dat er in het kader van het Limburgplan ongeveer 41 miljoen euro zal worden aangewend om een aantal projecten in Limburg van de grond te krijgen. Ik hoop dat dat een zinvolle koerswijziging is. Alles blijft echter toch zo ontzettend lang duren. Elders zegt iedereen dat ze veel geld nodig hebben, terwijl ze in Limburg veel geld hebben maar niet weten wat ze ermee moeten aanvangen. De ene keer zegt de heer Aerden dat er geen geld meer is, de andere keer zegt de regering dat er nog wel geld is doordat bepaalde middelen op een andere manier zullen worden aangewend. Kortom, het is allemaal een beetje onduidelijk. Ik hoop, mijnheer de minister, dat uw beleidsbrief, waarin u dat heel uitgebreid beschreven heeft, nu eindelijk opnieuw een goede richting zal aangeven.
Deze hele affaire werpt, hoe men het ook draait of keert, een schaduw op dat Limburgplan. Zoiets kan Limburg best missen, zoals u wel weet. Het zou wel zeer ironisch en vooral bijzonder nadelig zijn mocht het Limburgplan, dat werd gecreëerd met een breed draagvlak van politici en alle andere partners, uiteindelijk voor een stuk het slachtoffer wordt van de partijpolitiek. De politiek draagt immers een niet geringe verantwoordelijkheid wat de controle en transparantie binnen de LRM en haar dochter-NV´s betreft.
Mijnheer de minister, we pleiten ervoor dat er zo snel mogelijk volledige duidelijkheid komt over deze hele situatie. Ik hoop dat u zich niet verbergt achter het informatief onderzoek dat het parket begonnen is, want met de snelheid waarmee sommige parketten werken duurt het misschien nog 3 jaar eer we uitsluitsel krijgen. Ik weet dat niet zeker, ik kan niet in de glazen bol van de heer Rubens, Procureur des Konings, kijken, maar het gevaar bestaat wel dat deze zaak blijft aanslepen, met alle gevolgen van dien.
Mijnheer de minister, ik zou u graag de volgende vragen voorleggen. Wat was de concrete aanleiding voor het ontslag van de bediende in kwestie? We hebben hierover namelijk allerlei zaken gelezen in de krant. Gedelegeerd bestuurder Aerden verklaart in zijn reactie dat het om?dringende redenen´ ging. Welke waren dat?
We vernemen dat de voormalige bediende ook een procedure startte via de arbeidsrechtbank. Wat is de stand van zaken met betrekking tot deze procedure? Wat zijn de resultaten van het onderzoek dat uitgevoerd werd door Abafim, en met name door haar directeur-generaal?
Mijnheer de minister, in uw persbericht laat u weten dat alle overgemaakte klachten grondig werden weerlegd. Op basis van welke motivatie werden deze klachten weerlegd? U zegt namelijk wel dat de klachten grondig werden weerlegd, maar daarna neemt u toch een raadsman onder de arm om u te adviseren. De vraag is waar we nu juist aan toe zijn.
Wat zijn de resultaten van het onderzoek dat, aanvullend, werd uitgevoerd door de regeringscommissaris, de heer De Koker? Ook de raad van bestuur, het auditcomité en de notaris die werd aangesteld, voegden bevindingen en elementen toe aan het dossier. Om welke bevindingen en elementen gaat het hier concreet?
Hoe vaak werd er de afgelopen vijf jaar door die regeringscommissaris gerapporteerd aan de bevoegde minister? Over welke concrete onderwerpen ging het dan?
Ik geef een ander voorbeeld, mijnheer de minister, dat ook met uw bevoegdheid te maken heeft, namelijk de NV BAM. Ik heb een aantal keren in de tussentijdse rapportage gevraagd wat de beide commissarissen tot nog toe gerapporteerd hebben. De ene commissaris zei dat hij tot nog toe niks had gerapporteerd, maar een andere commissaris, de heer Borré, zei dat hij wel een heleboel zaken gerapporteerd had aan zijn voogdijminister. Mijn vraag is wat die regeringscommissaris bij de LRM de laatste 5 jaren aan u heeft gerapporteerd en over welke concrete onderwerpen.
Dan heb ik nog een aantal vragen met betrekking tot enkele elementen die verschenen in De Tijd van 6 december 2005. De heer Aerden zou zijn job als gedelegeerd bestuurder cumuleren met een bestuursmandaat binnen de LRM-dochter Lisom, ondanks het cumulverbod vanwege het Vlaamse Gewest. Is dat zo? Klopt het dat de zoon van Lisom-voorzitter Butenaerts tevens optreedt als hoofd van het advocatenkantoor, verbonden aan de LRM? Mijn bedenkingen en vragen betreffende het beheer van het Pensioenfonds van het Kempens Steenkoolbekken vzw, heb ik daarnet al toegelicht. Wat zijn de standpunten van de Vlaamse Regering ten aanzien van elk van deze drie laatste elementen?
Mijnheer de minister, wat zijn de bevindingen van de raadsman die door u werd aangesteld om binnen 24 uur advies te leveren?
Hoe vertalen deze bevindingen zich in de verdere procedure, zowel wat de nieuwe elementen uit De Tijd als het volledige dossier betreft? Met andere woorden: u hebt een extern iemand aangetrokken. Wie is dat en welke opdrachten krijgt hij?
Mijnheer de minister, welke maatregelen zal de Vlaamse Regering nemen om de transparantie én de controle van de LRM en alle dochter-NV´s dringend te verhogen? Ik verwijs daarvoor naar twee schriftelijke vragen die ik u heb gesteld. Ik heb een vraag om uitleg gesteld over alle NV´s met overheidsparticipatie, een vraag die uiteindelijk door minister Bourgeois werd beantwoord, namens alle andere ministers. Die vraag omvatte de volgende deelvragen. Welke NV´s vallen onder uw bevoegdheid? In welke mate participeert de Vlaamse overheid in deze NV´s? Hoe ziet de samenstelling van de raden van bestuur van deze NV´s eruit? Werden er een gemachtigde van financiën en een regeringscommissaris benoemd? Zo ja, wie zijn dat?
Heel belangrijk voor de transparantie zijn ook de volgende vragen. Kunnen de Vlaamse volksvertegenwoordigers alle informatie krijgen over deze NV´s zonder enige beperking? Op welke wijze kunnen ze inzage krijgen in alle aspecten die te maken hebben met deze NV´s?
Mijnheer de minister, de NV´s die onder uw bevoegdheid vallen, kent u natuurlijk beter dan ikzelf: de VPM, de PMV, de LRM, Gimvindus, de Vlaamse Milieuholding en natuurlijk ook de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel. Daar weten we al heel veel over; over een aantal andere NV´s weten we spijtig genoeg veel minder. Op de vraag of we inzicht kunnen krijgen, antwoordt u het volgende:?Volgens artikel 12, paragraaf 5 van het decreet van 13 juli 1994 op de investeringsmaatschappijen brengt de raad van bestuur van iedere investeringsmaatschappij jaarlijks verslag uit over de uitvoering van het beheerscontract met de Vlaamse Regering. Dit verslag wordt voor 30 september aan het Vlaams Parlement medegedeeld. Volgens artikel 12, paragraaf 6 stelt de Vlaamse Regering jaarlijks voor 30 september een evaluatieverslag op over het economisch overheidsinitiatief ten behoeve van het Vlaams Parlement.´
Ik heb hier aan de interne diensten gevraagd naar die evaluatie van die beheerscontracten, omdat ik die graag zou hebben. Het Rekenhof heeft hierover trouwens een aantal jaren geleden een uitgebreid onderzoek uitgevoerd, en dat was een positief onderzoek, mijnheer de minister, begrijp me niet verkeerd. De interne diensten van het Vlaams Parlement hebben me nu echter geantwoord dat er wel een jaarverslag is ingediend, maar dat er tot op heden nog altijd geen jaarlijks verslag werd uitgebracht over de uitvoering van het beheerscontract. Het gaat hier nochtans om een eigen decreet dat we hier in dit parlement hebben goedgekeurd. U bent echter niet de enige die op dat vlak iets te verwijten valt, mijnheer de minister, er zijn nog een aantal andere decreten die hier werden goedgekeurd maar waar de regering blijkbaar geen gevolg aan geeft. Ik heb dus tot op heden nog altijd geen verslag ontvangen over de uitvoering van het beheerscontract met de Vlaamse Regering tussen de LRM en de Vlaamse Regering. Er wordt van u verwacht dat u dat voor 30 september aan het Vlaams Parlement meedeelt. Dat is niet gebeurd. Er is ook geen evaluatieverslag over het economisch overheidsinitiatief.
Ik heb ook een aantal vragen gesteld, mijnheer de minister, over de NV Lisom. U weet dat er tegenwoordig televisieprogramma´s op bestelling bestaan, welnu, zo bestaan er ook projecten op bestelling, dankzij Lisom. Of een project al dan niet wordt goedgekeurd, hangt af van de woonplaats van de indiener ervan. Het gaat hier om zogenaamde?niet-rendementsgebonden projecten´. Ik wil er twee vernoemen. Het ene bevindt zich toevallig in Tongeren, maar dat is puur toeval hoor. Het gaat hier om dat beroemde project van de Pliniusfontein, waarvan ik vol spanning wacht tot het nu eindelijk uit de startblokken schiet. Een tweede voorbeeld is het project van de Herkenrodeabdij, waar dus ook ontzettend veel geld naartoe gaat. Ik wil daar geen negatieve uitspraak over doen. Wat me wel interesseert, mijnheer de minister, is om wat dat betreft wat meer inzage te krijgen in het een en het ander.
Ik stel ook vast dat de NV Lisom bijvoorbeeld ontzettend veel studies uitvoert. In mijn na?viteit stel ik de minister dan de vraag welk gevolg gegeven is aan deze studies over van alles en nog wat, gemaakt voor een kostprijs van 1 miljoen euro. Met andere woorden: wat zijn tot op heden de implementaties van al deze studies, welke vervolgtrajecten zijn er ontstaan door deze studies?
Ik ga u het antwoord voorlezen, mijnheer de minister, en dat is echt indrukwekkend. Studie 1 is een mobiliteitsonderzoek dat?Stimuli´ wordt genoemd, en 548.000 euro heeft gekost.?De studie is wellicht inspirerend voor de beleidsvoorbereiding van het Limburgs mobiliteitsbeleid verder te beslissen door de Vlaamse Regering.´ Mijnheer de minister, mijn kast ligt vol met mobiliteitsstudies die in Limburg zijn gemaakt.
Ik geef u een tweede voorbeeld van een studie, namelijk die over de afvalproblematiek in de provincie Limburg, die 204.000 euro heeft gekost. Ik vraag me af wat men daar uiteindelijk mee aanvangt. Blijkbaar werd het hele verhaal dat daarin is opgenomen, afgevoerd.
Waar het mij nu in feite over gaat, is om in de projecten die we opzetten een grote transparantie en een grote openbaarheid te hebben. Ik denk dat Limburg, maar ook de rest van Vlaanderen, daar alle belang bij heeft. Hoe men het ook draait of keert, uiteindelijk is het voor 100 percent overheidsgeld. Men kan zich wel verbergen achter allerlei NV´s enzovoort, men zegt dan dat dat NV´s van de overheid zijn en dat dat dan niet zou kunnen.
Ik denk dat we gewoon recht hebben op openheid, omdat Limburg niet gediend is met allerlei soorten verdachtmakingen, waardoor men in de rest van Vlaanderen zegt dat het daar nu maar eens gedaan moet zijn in Limburg. Het zou erg zijn indien allerlei tot nog toe niet bewezen malversaties een negatief licht zouden werpen op datgene wat zich op dit moment in Limburg afspeelt. Het zou slecht zijn voor de - zeer positieve - rol die de LRM in de toekomst nog te spelen heeft in de KMO-sector in Limburg.
De voorzitter: De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens: Mijnheer de voorzitter, ik moet zeggen dat ik uw inleidende bemerking erg apprecieer. Er is niet alleen het feit dat het hier gaat om een lopend strafrechtelijk onderzoek, maar ook het feit dat het hier om mensen gaat. Het parlement heeft een controlerende functie, het moet die uitoefenen in de openbaarheid, maar het moet er ook voor zorgen dat de rechten op de verdediging en op het geheim van het onderzoek als pijlers van onze democratie en van onze rechtsstaat overeind kunnen blijven. Dat wordt moeilijker en moeilijker, zeker wanneer we meer en meer op zoek gaan naar vormen van alternatieve financiering, PPS-constructies en allerhande. Ik heb een krantentitel gelezen die luidde:?De politiek is nooit veraf.´ Dat klopt wel, die constructies zijn een instrument van de overheid. Het zijn constructies waarin mensen terechtkomen, afgevaardigden van de overheid, die initiatief nemen en een stuk persoonlijke bestuursverantwoordelijkheid dragen. Ik denk dat wat dit betreft veel vragen zullen worden beantwoord vanuit de raad van bestuur.
Ik denk dat we dit dossier met enige schroom moeten aanpakken, onder andere omdat de mensen die naar de media zijn gestapt op staande voet ontslagen waren. Ik denk dat we de rancune en het revanchisme die daar voor een stuk aanwezig zijn, moeten durven wegschrapen om uiteindelijk tot de harde feiten te komen. Daarvoor dienen die opeenvolgende onderzoeken. Vanaf het moment dat we die harde feiten kennen, kunnen we zeggen welke stappen het beleid moet zetten, en dan kunnen en moeten wij het beleid controleren.
Ik moet u zeggen dat we in Limburg ook erg verrast waren door de schandaalsfeer die plots ontstond rond de LRM. U moet weten dat hier een hele voorgeschiedenis aan voorafgaat. Het geheel geeft een groot gevoel van déjà vu: ook in het begin van de jaren negentig zijn een aantal feiten aan het licht gekomen, werden mensen betrokken in gerechtelijke onderzoeken enzovoort.
Ondertussen is er een nieuwe ploeg, want er is intussen ook al wat wisseling van personeel geweest, zowel in het management als in de raad van bestuur. De ervaring in het werkveld is dat deze mensen heel erg behoedzaam zijn, heel erg voorzichtig om toch maar geen fouten te maken, zodat ze niet hetzelfde moesten meemaken als hun voorgangers. We waren dan ook echt verrast dat er toch gelijkaardige feiten, of andere strafrechtelijk vervolgbare feiten zouden hebben plaatsgevonden.
Ik moet u zeggen dat, zowel wat de projectontwikkeling betreft, alsook wat het nemen van participaties, het verstrekken van risicokapitaal in KMO´s betreft, de LRM in Limburg de naam heeft van daar bijna te voorzichtig en te behoedzaam mee om te springen. Er bestond dus ook wat schroom om in dit dossier de te grote woorden en de te grote voorhamers te gebruiken. We willen namelijk een sterke synergie bekomen tussen privé-kapitaal aan de ene kant en overheidsinitiatieven aan de andere kant, ten dienste van het algemeen maatschappelijk welzijn, dat we moeten vooropstellen.
Mijnheer de minister, u hebt via de media al een aantal vragen beantwoord. Dat is goed. Ik stel ook een vraag om uitleg en heb geen interpellatieverzoek ingediend, want we behouden het vertrouwen in de regering.
Wie heeft wanneer welke klachten ontvangen? Hoe werd daarop gereageerd? We hebben het gevoel dat heel wat tijd is verstreken vooraleer bepaalde stappen werden gezet.
Werden de voorbije dagen via de media feiten bekendgemaakt die niet aanwezig waren in de vroegere klachten? Op deze vraag wil ik een duidelijk antwoord. Welke onderzoeken werden tot nu toe gevoerd? Door wie gebeurde dat en wat zijn de resultaten?
Ik heb het gevoel dat het HRM-beleid in het bedrijf onhandig wordt aangepakt. Mensen die er jaren hebben gewerkt, worden plots op staande voet ontslagen. Men moet niet alles weten, maar het management, ondersteund door de raad van bestuur, heeft deze beslissing genomen. De vraag rijst waarom niet eerder een externe controle mogelijk werd. Het dossier ligt nu op de tafel van de regering. Waarom werd de interne audit niet ingeschakeld? Waarom werd het Rekenhof of een andere externe instantie niet ingeschakeld, om de zweem van verdachtmaking weg te nemen?
Mijnheer de minister, welke controlemechanismen zijn van toepassing op Lisom, als dochter van de LRM? Als we met mensen van de raad van bestuur van de LRM spreken, zeggen ze dat ze wel een bepaalde verantwoordelijkheid hebben, maar dat ze heel weinig zicht hebben op Lisom. Ik zou graag weten op welke wijze de controle daar gebeurt.
Mijnheer de minister, ik denk dat u er goed aan hebt gedaan om het parket in te schakelen, maar hoe moet het nu verder? Twee weken geleden hebt u nog de lof gezongen over de zeer degelijke werking van de LRM. U hebt gezegd dat de LRM niet enkel voor het ter beschikking stellen van risicokapitaal voor toekomstgerichte en speerpuntsectoren belangrijk is, maar ook voor projectontwikkeling en een meer succesvolle spin-offstrategie. U hebt gezegd dat de LRM tot nu toe heel wat doet, maar dat u veel meer verwacht.
De Vlaamse Regering heeft in juli gezegd dat, als instrument voor sociaal-economische ontwikkeling in en voor Limburg, ook de LRM in het kader van de nieuw af te sluiten beheersovereenkomst zal worden ingeschakeld bij de uitvoering van het Limburgplan, onder meer voor investeringen op het vlak van innovatie en het mogelijk maken van PPS-constructies binnen en prefinanciering van maatschappelijk relevante sectoren. Het gaat dan om prefinanciering van onder meer het Spartacusplan en woon- en zorgprojecten.
Wanneer zal de nieuwe beheersovereenkomst er zijn? We zijn nu 5 maanden verder. Wanneer zal de nieuwe opdracht geformaliseerd worden?
Wanneer zal de nieuwe raad van bestuur worden samengesteld? Na gemeente- en parlementsverkiezingen voert de overheid een herschikking door van haar afvaardigingen. Dat is logisch en trouwens ook in de decreten en wetten opgenomen. Mijnheer de minister, was het feit dat u op de hoogte was van de klachten een element om de nieuwe raad van bestuur nog niet samen te stellen?
Bereidt u voor de LRM decretale wijzigingen voor in verband met het instrumentarium? De LRM zat steeds gewrongen met de hoge rendementsverplichting bij marktconform werken. Bij het verstrekken van risicokapitaal moet men altijd heel voorzichtig zijn, bijvoorbeeld als wordt ge?nvesteerd in openbaar vervoer en socialewoningbouw of als de gelden gebruikt worden om iets te doen aan het tekort aan rusthuisbedden. Hoe zal de controle op het geheel gebeuren?
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, men heeft de problemen zien aankomen. Er waren rapporten beschikbaar binnen de administratie. Was het niet mogelijk om 2 weken geleden aan het parlement te melden dat er bepaalde onderzoeken gebeurd zijn?
Ofwel zijn er feiten gebeurd die aanleiding geven tot strafrechtelijke vervolging - wat betekent dat bepaalde mensen niet langer kunnen functioneren binnen de maatschappij -, ofwel zijn die feiten er niet en werden een aantal mensen nodeloos verdacht gemaakt. Ik vraag aan de regering om zeer snel duidelijkheid te verschaffen. Alle betrokkenen hebben daar in een rechtsstaat recht op, maar we moeten ook rekening houden met de economische situatie in Limburg.
Mijnheer de minister, ik wil nog even verwijzen naar uw beleidsbrief, waarin staat:?Ook vandaag beantwoordt Limburg nog niet op alle vlakken aan het Vlaams welvaartsprofiel. Voor de strikt economische criteria zit Limburg in de negatieve marge. Innovatieprojecten blijven achter en de werkloosheidscijfers van Limburgse gemeenten zoals Genk, Maasmechelen en Houthalen-Helchteren zijn nog steeds de hoogste van alle Vlaamse gemeenten.´ Op dit ogenblik hebben we meer dan 40.000 werklozen en het werkloosheidssurplus met de rest van Vlaanderen loopt op. In de beleidsbrief staat verder:?Vooral de jeugdwerkloosheid blijkt zorgwekkend. Daarenboven kent de kennisintensieve dienstverlening in Limburg een zeer kleine groei in vergelijking met de andere Vlaamse regio´s. De meer dan gemiddelde economische groeicijfers van enkele jaren geleden konden dus niet zorgen voor een meer stabiele omgeving.´
Als we dat allemaal op een rijtje zetten en de goedgekeurde plannen van de regering in het kader van het Limburgplan bekijken, waarbij de LRM een essentiële rol vervult, vraag ik aan de regering dat de maatschappij zelf zo snel mogelijk duidelijke instructies krijgt over haar functioneren. We weten hoe traag de gerechtelijke molen in dit land kan malen. Laat in ´s hemelsnaam niet de hele LRM-werking, met zijn belangrijke economische en maatschappelijke waarde voor de provincie, stilvallen. Zorg ervoor dat de schuldigen - als die er zijn - gevonden en gestraft worden, maar dat de organisatie zelf kan blijven functioneren.
Ik heb het gevoel dat er voor de bedrijfsvoering en de -boekhouding heel weinig aan de hand is. Voor de feitelijkheden waarbij gemeenschapsgeld, vennootschapsmiddelen werden afgewend naar privé belangen, moet het gerecht zijn werk doen. Het parlement is onmachtig om dat zelf te beoordelen. Laat in ´s hemelsnaam het gerechtelijk onderzoek niet het alibi zijn om de maatschappij zelf op non actief te plaatsen.
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is belangrijk dat we een scheiding maken tussen de aanklachten die te maken hebben met het management - waarbij we nog een onderscheid moeten maken tussen het strafrechtelijke en het organisatorische aspect - en het belang van bepaalde projecten voor de ontwikkeling, reconversie en impulsen in Limburg. Daarover kunnen we misschien bepaalde vragen stellen, maar die wil ik hier buiten beschouwing laten. Het zou fout zijn om deze zaken met elkaar te vermengen.
Ik wil me beperken tot de aspecten die te maken met het management en de aanklachten die hierover werden geformuleerd, maar ik ga niet in op de aanklachten die misschien strafrechtelijke consequenties kunnen hebben.
In de nota van mevrouw Steegmans vallen me twee zaken op die niks met het strafrechtelijke aspect te maken hebben, maar wel verwijzen naar de problemen bij het bestuur van dergelijke vennootschap.
De LRM beschikt over ongeveer 25 personeelsleden. We stellen vast dat er op 5 jaar tijd een personeelsrotatie was van 24 personen. Dat wil zeggen 20 percent per jaar. In de nota van Abafim staat duidelijk dat dit een indicatie is van problemen binnen het management en de organisatie. Het feit dat het hele personeelsbeleid in handen is van de gedelegeerd bestuurder lijkt me een probleem. Mijnheer de minister, in welke mate hebt u deze vaststelling opgevolgd? Bent u van plan dat te doen?
De delegatie van bevoegdheden binnen de organisatie wordt best gewijzigd. Het is niet goed als topkaders ontslagen worden, zonder enige verantwoording voor of bespreking door de raad van bestuur. Het zou goed zijn als de raad van bestuur op de hoogte wordt gebracht. Ik zeg niet dat de raad van bestuur die bevoegdheid moet hebben, maar ik vind wel dat dit moet worden besproken en beoordeeld, net zoals dat het geval zou moeten zijn voor de aanwerving van personeel - wat nu ook niet het geval is. De concentratie van bepaalde bevoegdheden is heel groot in deze kleine organisatie.
Een ander element uit de nota van mevrouw Steegmans, maar dat ook in de nota´s van Abafim en de heer De Koker aan bod komt, is de interne controle. Er zijn heel wat interne controlemechanismen, maar ook het toezicht op de interne controle gebeurt door de gedelegeerd bestuurder. Er is wel een intern auditcomité, maar wie maakt daar deel van uit?
Het hele personeelsbeleid en het interne auditbeleid zijn in handen van de gedelegeerd bestuurder. Het gaat hier om 100 percent overheidseigendom. Los van het feit of er al dan niet fouten zijn gebeurd, staat in de nota van Abafim wel dat er een veel grotere sensitiviteit is ten opzichte van een dergelijke organisatie dan ten opzichte van een NV uit de privé-sector. De vraag rijst of zulke concentratie van bevoegdheden aanleiding geeft tot problemen.
In de nota is sprake van verwijlinteresten. We kunnen in de argumentatie van de LRM lezen waarom op bepaalde momenten verwijlinteresten niet worden gevorderd. Het is belangrijk dat deze afweging niet wordt gemaakt door een beperkte groep, maar dat de raad van bestuur feedback en een verantwoording krijgt over de reden waarom het ene bedrijf uitstel krijgt en het andere niet.
De voorzitter: Mijnheer Sannen, mag ik u vragen af te ronden. U had de gelegenheid om een interpellatie of een vraag om uitleg in te dienen. U hebt dat niet gedaan. Ik pas het reglement toe in dit debat en wil u vragen beknopt te zijn.
De heer Ludo Sannen: Mijnheer de voorzitter, als u het reglement wilt toepassen, zal ik heel kort zijn.
Er is een wijziging van de pensioenfondsbeheerder - er werd overgestapt naar Fortis -, wat een grotere meerkost met zich mee brengt. Misschien is de overstap verantwoord, maar het is belangrijk dat er transparantie is. Als dat ontbreekt, ontstaan problemen.
In het kader van corporate governance is het misschien logisch dat de NV een beheerder aanduidt voor een dochteronderneming, maar in de nota van Abafim staat duidelijk dat de vergoeding voor de beheerder dan naar het moederbedrijf moet gaan en niet naar de persoon die als afgevaardigde van de moeder-NV optreedt.
Er zitten in die nota van Abafim interessante dingen. Abafim stelt in haar nota enkele problemen vast. Er staat dat er met de meeste voorzichtigheid mee moet worden omgegaan want anders zou het consequenties hebben die meer nadeel dan voordeel voor de LRM met zich zouden meebrengen. Door het feit dat men misschien te voorzichtig is geweest en de zaak in de publiciteit is gekomen, zijn er voor de LRM nog meer problemen dan wanneer er accurater was opgetreden.
De aanbeveling van de heer Van der Borght, directeur-generaal van Abafim, was dat er op zijn minst een boekhoudkundige audit zou kunnen worden uitgevoerd en nagegaan zou worden of er elementen ter verbetering mogelijk zijn. Abafim had al een paar suggesties dienaangaande gedaan. Daarop zouden de resultaten ervan moeten worden besproken met de raad van bestuur. Mijnheer de minister, is die boekhoudkundige audit op voorstel van Abafim uitgevoerd? Wat zijn daarvan de bevindingen? Zijn de resultaten en de bevindingen besproken met de raad van bestuur?
De voorzitter: De heer Boutsen heeft het woord.
De heer Thieu Boutsen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik heb nog enkele technische vragen. Ik wil het hebben over de onverenigbaarheid van bestuursmandaten. Uit recente persartikels blijkt dat de heren Vautmans en Aerden niettegenstaande de onverenigbaarheid toch bestuurder zijn van zowel de LRM als van de dochter-NV Lisom. Volgens De Tijd waren daarvoor juridische spitsvondigheden nodig. Heeft de vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering dit vastgesteld op de algemene vergadering? Zo neen, waarom niet? Wie vertegenwoordigde de Vlaamse Regering? Had deze vertegenwoordiger geen tegenstrijdig belang? Of was de vertegenwoordiger misschien een van de betrokkenen? Heeft de commissaris-revisor hierover iets opgemerkt in zijn verslag vermits hij de overtredingen van het wetboek van vennootschappen moet nagaan? De bezoldiging van de bestuurders moet jaarlijks worden goedgekeurd door de algemene vergadering. Wie gaf die goedkeuring? Was de procedure die moet worden gevolgd in geval van een tegenstrijdig belang, niet in het geding?
Uit de publicaties blijkt dat er goederen werden gekocht bij familie en dat er verwijlinteresten werden kwijtgescholden. Werd de beslissing tot aankoop van meubelen bij familie goedgekeurd door de raad van bestuur? Heeft de heer Aerden deelgenomen aan deze raad van bestuur? Aan wie werden verwijlinteresten kwijtgescholden? Hadden vertegenwoordigers van de LRM zitting in de raad van bestuur van diegenen die kwijtschelding van verwijlinteresten hebben gekregen? Werd hierbij de procedure gevolgd van artikel 523 van het wetboek van vennootschappen, dat handelt over het tegenstrijdige belang? Heeft de vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering dit niet opgemerkt tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders? Wie vertegenwoordigde de grootste aandeelhouder? Men kan verwachten dat de commissaris-revisor hierover opmerkingen formuleerde in zijn verslag. Welke waren die opmerkingen?
Volgens publicaties is er duidelijk misbruik van vennootschapsgoederen die vallen onder de antiwitwaswetgeving. We lezen in diverse artikelen dat er goederen van de LRM werden ontdragen, zoals computers, gsm´s, snoepreisjes en het inzetten van personen van de vennootschap voor privé-doeleinden.
Mijnheer de minister, onrechtmatig verkregen bezoldiging is ook een ontdraging van vennootschapsgoederen, die bijgevolg kan worden gesanctioneerd in het kader van de antiwitwaswetgeving. Is er bij de LRM een intern controlesysteem op de aankopen, en wie is daar verantwoordelijk voor? Indien dit systeem er niet is, waarom niet? Indien dat systeem er wel is, werd dan de procedure gevolgd voor die vermelde aankopen? Heeft de comissaris-revisor opmerkingen gemaakt in zijn verslag over deze problemen?
Sinds de boekhoudkundige schandalen is er een wet op de corporate governance. Hierbij is de cumulatie van accountant van een vennootschap met het statuut van commissaris-revisor niet meer toegestaan. Verstrekte een vennootschap, gelieerd aan de commissaris- revisor, diensten aan de LRM en werd dit gemeld in het jaarverslag? Werden de wettelijke verplichtingen nagekomen om te melden hoeveel ereloon werd aangerekend voor deze diensten? Wie was aanwezig voor de Vlaamse Regering op de algemene vergadering? Heeft de betrokkene hierover een opmerking gemaakt?
De heer Aerden zou zich teruggetrokken hebben om alleen nog het administratief beheer uit te oefenen. Wij verstaan hieronder dat hij zich alleen nog met lopende zaken bezighoudt. Ik mag toch wel verwachten dat Limburg recht heeft op een reconversiemaatschappij die nieuwe projecten ontwikkelt, en dat valt niet onder de lopende zaken.
De voorzitter: De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen: Mijnheer de voorzitter, ik wil ervoor pleiten de dossieropvolging en de werking van de LRM en Lisom niet te vermengen met wat de voorbije dagen in de actualiteit is gekomen. Ik heb het gevoel dat er een evaluatie wordt gemaakt van de LRM en Lisom in de totaliteit. Ik hoor concrete vragen over projectopvolging en dergelijke maar er zijn tal van andere momenten geweest waarop dit mogelijk was, bijvoorbeeld onlangs nog bij de bespreking van de beleidsbrief waarop uitvoerig kon worden ingegaan op de nieuwe opdrachten waarover vandaag nogal wat vragen worden gesteld.
Ik heb ook het vermoeden en de indruk - ik hoop een valse - dat alles op een hoopje wordt gegooid. Ik wil me daarvan distantiëren. Mijnheer de minister, ik ben het er volledig mee eens dat, als er feiten zijn die aanleiding geven tot strafrechtelijke vervolging, u de enige juiste stap hebt gezet door daartegen klacht neer te leggen. Ik hoop dat het gerecht snel en efficiënt zal optreden zodat de zaak niet te lang aansleept. Dan kunnen de reconversie, de projecten van de LRM en Lisom, en zeker ook de nieuwe opdrachten die de LRM toebedeeld zou kunnen krijgen in de nieuwe beheersovereenkomst, zo snel mogelijk worden opgestart, conform de beleidsbrief en de ideeën die u daarin aangaf.
Mijnheer de minister, er zijn een aantal onderzoeken geweest in het verleden. Zijn daaruit opvolgingselementen gekomen die werden teruggekoppeld en zijn er elementen aan het licht gekomen die niet correct zijn? De raad van bestuur heeft een nieuw onderzoek laten starten, naast het strafrechtelijk onderzoek. Zijn er nieuwe elementen om dat intern onderzoek opnieuw te starten terwijl het andere nog maar net was afgerond?
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, geachte leden van de commissie, ik wil de commissie bedanken omdat de zeven tussenkomsten getuigen van een serene aanpak. Allemaal zijn we ervan overtuigd dat de LRM haar belangrijke opdracht van reconversie in de toekomst moet kunnen voortzetten, niet alleen onverkort maar met nog meer dynamisme en nog meer actiegerichtheid. In het verleden maakte dat laatste element me soms wat zenuwachtig. Tijdens de talrijke besprekingen in de commissies is dat verschillende malen aan de orde geweest. Zowel de heer Peumans als de heer Sauwens hebben erop gewezen - en ook ik had het gevoel - dat de last van het verleden aanzette tot uiterste voorzichtigheid, bijna tot een conservatieve aanpak van investeringsgerichte beslissingen en tot een zeer grote pleinvrees om nieuwe projecten van een zeker volume op te starten. Vandaar het plan-Heller en de poging om via een extern onderzoek iets meer ambitie in het geheel te krijgen. Het plan-Heller was geen McKinsey-studie. Misschien leidt ook deze commissievergadering tot een positieve catharsis, waarbij het Vlaams Parlement andermaal het signaal geeft dat we vertrouwen hebben in de LRM, zij het dat er bijsturingen moeten gebeuren. We vragen ook dat de beschikbare middelen op een zo adequaat mogelijke manier worden ingezet voor de economische ontwikkeling van een provincie die alle steun verdient.
Ik zal binnen mijn parlementaire informatieplicht, en gelet op mijn voogdijministerschap over de NV LRM, de voorliggende interpellatieverzoeken en de aansluitende vraagstellingen naar best vermogen en op basis van de mij beschikbare informatie beantwoorden. Alvorens nader in te gaan op de soms zeer gedetailleerde vragen, wens ik een overzicht te geven van de controlemechanismen binnen LRM. Ik zou echt niet willen dat men de indruk heeft dat men daar zomaar op los werkt. Er bestaan zeer veel controlemechanismen, zowel interne als externe, en bovendien een aantal audittechnieken. Bovendien is het mechanisme zowel gebaseerd op publiekrechtelijke als vennootschapsrechtelijke principes, eigen aan het aandeelhouderschap, de opdracht en het statuut van de LRM. Ook andere openbare NV´s hebben er al over geklaagd dat ze niet alleen de vennootschapsrechtelijke controlemechanismen hebben, maar daarnaast nog het geëigende mechanisme van de openbare controle.
Ik bekijk eerst de publiekrechtelijke mechanismen. Vooreerst is er de controle voorzien door de enige aandeelhouder, het Vlaamse Gewest. Hiertoe is tot op heden het decreet betreffende de Vlaamse investeringsmaatschappijen van 13 juli 1994 van toepassing. Dit decreet voorziet in een regeringscommissaris die participeert aan alle vergaderingen van de raad van bestuur en het auditcomité, en informatie verkrijgt over de besprekingen van het directiecomité. De regeringscommissaris beschikt over de mogelijkheid om binnen een termijn van vier dagen beroep aan te tekenen tegen elke beslissing van de raad van bestuur bij de voogdijminister. De rol van de regeringscommissaris is echter precies anticipatief zijn stem te laten horen in de raad van bestuur en te voorkomen dat hij dit ultieme wapen moet aanwenden.
Boven op beide vermelde controlemechanismen is er een jaarlijks rapport van de LRM dat op 1 juni aan de minister bevoegd voor het overheidsinstrumentarium wordt voorgelegd. Mijnheer Peumans, we werken nu met jaarlijkse beleidsbrieven. In mijn beleidsbrieven zijn er meestal twee hoofdstukken, zeker ten aanzien van de investeringsmaatschappijen, omdat ik me beter dan wie ook bewust ben van de impact daarvan. Het eerste is een hoofdstuk?à la décharge´ van wat er gebeurd is, met een aantal elementaire uitgangspunten en rapportering; in het tweede hoofdstuk zeg ik wat we gaan doen. We hebben dat voor de verschillende investeringsvennootschappen gedaan. Indien wordt gemeend dat we het beter zouden doen in een afzonderlijk evaluatiedocument dat gelijktijdig met de beleidsbrief in september ingediend wordt, ben ik bereid hieraan gehoor te geven.
Daarnaast zijn er de vennootschapsrechtelijke mechanismen. Het Vlaamse Gewest stelt als enige aandeelhouder de raad van bestuur samen en kan bestuurders ontslaan en/of vervangen. Het interne controlesysteem van de vennootschap heeft een meer directe en zelfs dagelijkse aanpak. Voor de organisatie hiervan zijn de raad van bestuur, en bij delegatie de gedelegeerd bestuurder, bevoegd. Dit systeem bestaat uit verschillende neergeschreven procedures.
Specifiek betreffende de gedelegeerde bevoegdheden wordt opgemerkt dat een delegatie telkens verbonden is met een rapportage: elke gedelegeerde investeringsbeslissing genomen door de gedelegeerde bestuurder, wordt steeds gerapporteerd aan de raad van bestuur. Ik wil hierbij even verwijzen naar de tijdsgeest. Het was de bedoeling om in 1994 - en iets later hebben we dezelfde oefening gedaan voor de raad van bestuur van de VRT - een sterke gedelegeerd bestuurder aan te duiden met een groot pakket aan bevoegdheden die een onafhankelijkheid had tegenover een raad van bestuur die meestal is aangeduid door de politieke fracties.
Dat was ook de tijdsgeest die we nadien hebben teruggevonden. We kunnen de vraag stellen of we wat dat betreft al dan niet een stukje moeten terugkeren. Ik denk daarbij ook aan het debat dat we de voorbije maanden hebben gevoerd over de VRT.
Een volgend mechanisme als toets op het interne controlesysteem is dat de gedelegeerd bestuurder externe experts kan aanstellen om de bestaande procedures en elk dossier afzonderlijk grondig en onafhankelijk door te lichten. De resultaten van deze punctuele externe audits legt de gedelegeerd bestuurder telkens ter bespreking voor aan het auditcomité, om vervolgens te rapporteren aan de raad van bestuur. Tot nu toe zijn er een achttal van dergelijke audits uitgevoerd. De resultaten daarvan werden voorgelegd aan de raad van bestuur. Het gaat onder andere over audits in verband met het investeringsbeleid en de projectontwikkeling.
Mede om de effectiviteit van het interne controlesysteem te kunnen toetsen, richtte de raad van bestuur in 1996 al een intern auditcomité op. Het doel van dit comité is het objectief en onafhankelijk waarderen en evalueren van het interne controlesysteem met het oog op de toepassing en de efficiëntie ervan. De bedoeling is de leden van de organisatie toe te laten hun verantwoordelijkheden op het vlak van interne controles op doeltreffende wijze uit te oefenen. Op het auditcomité wordt de evolutie van het discretionair beheer bovendien systematisch besproken, net als de jaarrekeningen en specifieke en belangrijke investeringsdossiers. Het auditcomité rapporteert aan de raad van bestuur en komt gemiddeld vijf keer per jaar samen.
De interpellatieverzoeken gaan over een aantal zwaarwichtige feiten, gesteld dat ze zich hebben voorgedaan. Een minister is geen onderzoeksrechter en moet dus een onderscheid maken tussen enerzijds feiten of beschuldigingen die zich situeren op het vlak van management, doelmatigheid, opportuniteit, efficiëntie en dergelijke, en anderzijds echte mogelijke strafrechtelijke inbreuken zoals eventueel in recente kranteninterviews worden aangegeven.
Ik ben ook geen jurist, maar ik vind wel dat we oog moeten hebben voor een aantal onaantastbare principes die we als parlement moeten respecteren. Het eerste daarvan is het recht op verdediging, dat inhoudt dat we slechts kunnen oordelen of veroordelen indien de feiten voldoende worden toegelicht. Het tweede is de scheiding der machten, waarbij het nagaan of er effectief strafrechtelijke inbreuken zijn gepleegd de exclusieve taak is van het gerecht en van het parket in het bijzonder. Die mensen zijn daarvoor aangesteld.
De eerste taak van een Procureur des Konings bestaat erin mogelijke strafrechtelijke inbreuken te onderzoeken en desnoods te vervolgen. U hebt net zoals ik kunnen vernemen dat de Procureur des Konings van Hasselt na het verschijnen van de artikels onmiddellijk heeft beslist om een informatief onderzoek te openen.
Op donderdag 8 december heb ik het dossier met de twee klachten en de respectieve replieken van de administratie, van de regeringscommissaris en van de raad van bestuur van LRM zelf overgemaakt aan de voorzitter van dit parlement. Ik had hem in dat verband telefonisch gecontacteerd.
Ik zal nu zo concreet mogelijk en in chronologische volgorde antwoorden op een aantal vragen die hier werden gesteld. Ik begin met de vraag van de heer Sauwens over de klachten.
De eerste klacht die de minister-president ontving, werd ingediend door de voormalige algemeen secretaris van de raad van bestuur van LRM. Deze klacht kwam bij mijn diensten terecht in april 2005. Ik heb de regeringscommissaris onmiddellijk de opdracht gegeven deze klacht te onderzoeken. De resultaten van dat onderzoek heb ik in het midden van de maand mei aan de minister-president overgemaakt. Na beraadslaging stelde de minister-president op 22 juni 2005 het betrokken voormalig personeelslid in kennis van het resultaat van het onderzoek. De opgeworpen aantijgingen werden over de hele lijn gemotiveerd weerlegd.
Op 27 juni 2005 werd aan de minister-president een tweede klacht overgemaakt. Die kwam deze keer van de voormalige hoofdboekhoudster van LRM. Zij werd inderdaad om dringende redenen ontslagen op 1 juni 2005. De heer Peumans heeft me ge?nterpelleerd over de redenen van dit dringend ontslag.
In het dossier dat ik bij de voorzitter van het Vlaams Parlement heb neergelegd, bevindt zich als bijlage een kopie van de ontslagbrief. Ik weet dat ik me een beetje op glad ijs begeef, maar samengevat komt het erop neer dat door het manifest negeren van de hiërarchische structuur, de ondermijning van het gezag van de directie en het zich eenzijdig toe-eigenen van bevoegdheden elke verdere samenwerking definitief en onmiddellijk onmogelijk werd. Dit is een interpretatie van de ontslagbrief. Indien u de brief leest, zult u merken dat er enkele mails worden opgesomd die uiteindelijk de aanleiding zijn geweest voor de beslissing.
In verband met het ontslag is er nog een procedure hangende bij de arbeidsrechtbank. We moeten dus opletten met onze commentaren.
In deze tweede klacht, die aan mij in een brief, geschreven op 10 augustus, werd meegedeeld, werden volgens het oordeel van de indiener een aantal boekhoudkundige anomalieën over de jaarrekeningen 2004 geformuleerd, werd beklag gedaan over de binnen LRM heersende bedrijfscultuur en het personeelsverloop en werden een aantal aantijgingen geformuleerd aan het adres van twee zittende directieleden. Die aantijgingen hadden onder andere betrekking op misbruik van vertrouwen, persoonlijke acties ondernomen tijdens een verkoop van een bedrijfsgrond, aanschaf van computermateriaal voor thuisgebruik en dergelijke.
Ik ontving die brief van 10 augustus op 12 of 13 augustus. Op 16 augustus ben ik teruggekeerd uit vakantie. Die dag heb ik het hoofd van Abafim verzocht om de klachtenbrief te analyseren en mij zo spoedig mogelijk een eerste opinie en advies te bezorgen, omdat in de klacht melding werd gemaakt van de rol van de regeringscommissaris en van de raad van bestuur.
Via mail ontving ik een eerste opinie van de verantwoordelijke van Abafim. Die stelde me tamelijk gerust in verband met de boekhoudkundige aspecten van de klacht. Ik heb dezelfde dag nog de bevindingen doorgemaild aan de minister-president, met de mededeling dat we een en ander verder zouden onderzoeken.
De meer persoonsgebonden materies die in de klacht werden geuit, en de kritiek op onder andere de interne organisatie, het personeelsbeleid, de hiërarchische verhoudingen en dergelijke vereisten een nader onderzoek. Per kerende heb ik de directeurgeneraal gevraagd om een en ander verder te onderzoeken.
Het hoofd van Abafim volgde op dat ogenblik een vorming in Genk in de nabijheid van de woonplaats van het ex-personeelslid. Hij stelde dan ook voor het betrokken ex-personeelslid te contacteren voor een toelichtend gesprek met als bedoeling een appreciatie op papier te kunnen zetten in dat verband.
Uit de klacht blijkt een zekere ontgoocheling zo niet een manifest ongenoegen over het feit dat het betrokken personeelslid geen mogelijkheid werd gegund om de geformuleerde kritieken te bespreken buiten het onmiddellijke kader van LRM. Daarom dacht ik dat het verstandig was de directeur-generaal de toestemming te geven om dit gesprek te hebben.
Op 25 augustus 2005 heb ik de tweede klachtenbrief, waarvan ik de regeringscommissaris op 17 augustus al per fax op de hoogte had gebracht, ook werkelijk aan hem overgemaakt, samen met de nodige documenten. Op 26 augustus is na het gesprek met mevrouw Steegmans door het hoofd van mijn administratie een uitgebreid verslag opgesteld. Dat verslag is natuurlijk niet de weergave van volledige onderzoeksdaden. Er staat gewoon een eerste opinie in over het al dan niet gegrond zijn van de klachten, vooral toegespitst op de boekhoudkundige aspecten.
De eerlijkheid gebiedt me het verslag volledig voor te lezen, maar ik beperk me toch tot enkele bedenkingen uit de algemene bevindingen. In de eerste paragraaf staat dat afgezien van het feit dat een audit nieuwe en andere feiten aan het licht zou brengen, de klachten over schriftvervalsing en belastingontduiking, die vermoedelijk strafrechtelijke implicaties hebben, niet te staven zijn of zich niet hebben voorgedaan. Nog volgens de algemene bevindingen van het verslag kan hooguit worden gesteld dat LRM zich tolerant opstelt in verband met het aangeven van de voordelen van allerlei aard die het personeel ontvangt. Het verslag bevat ook een aantal zaken die duidelijk nader onderzoek eisten, maar na de lectuur van het verslag was ik eerder gerustgesteld wat de strafrechtelijke implicaties betreft die al dan niet konden worden gesuggereerd.
Er is me gevraagd waarom er geen interne audit is gebeurd door de Vlaamse Gemeenschap. De regelgeving is hier echter duidelijk en schrijft voor dat de Vlaamse Gemeenschap geen interne audit mag aanwenden voor onderzoeken bij investeringsmaatschappijen. We hebben 2 weken geleden met de Vlaamse Regering nog een zeer lang debat gehad dat deze week of volgende week vrijdag tot besluitvorming zal leiden. Het debat ging over de verhouding tussen de interne audit van de Vlaamse Gemeenschap enerzijds en de VOI´s en DAB´s, morgen de IVA´s en de EVA´s, anderzijds. We willen daarover absolute duidelijkheid creëren.
LRM is een NV van publiek recht. Dat impliceert dat de NV de facto ook onderworpen is aan heel strenge algemene wettelijke controleregels, zoals onder andere de naleving van de vennootschapswetgeving en de boekhoudwetgeving. Bovendien brengt dat ook bijzondere verantwoordelijkheden met zich mee voor het management, voor de raad van bestuur en voor de gedelegeerd bestuurder in het bijzonder.
Ik kan u vandaag alleen maar melden dat alle normale procedures werden gevolgd. Er is een auditcomité dat bestaat uit de voorzitter van de raad van bestuur, namelijk de heer Vautmans, de gedelegeerd bestuurder, namelijk de heer Aerden, en twee bestuurders, namelijk de heer Hufkens en de heer Vanbockrijk. De regeringscommissaris wordt uitgenodigd om het auditcomité bij te wonen. Ik heb geen enkele reden om te twijfelen aan het feit dat deze mensen hun werk naar behoren doen.
Een bedrijfsrevisor moet de jaarrekening attesteren en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur. Dat is gebeurd.
Het inschakelen van het Rekenhof is een suggestie die ook directeur-generaal Van der Borght, het hoofd van mijn administratie, heeft gedaan in zijn verslag. Dat is echter niet zo evident. Het Rekenhof valt immers onder de bevoegdheid van het Vlaams Parlement en zoals u weet is de uitvoerende macht niet gemachtigd om het Rekenhof te belasten met bepaalde taken. Bovendien is het Rekenhof sowieso decretaal bevoegd om jaarlijks de rekeningen van LRM te controleren. Dat gebeurt ook. Zoals de heer Peumans zegt, rapporteert het Rekenhof daarover ook aan inzonderheid de subcommissie van deze commissie. Navraag leert me trouwens dat het rapport over de periode 2001-2003 klaar is, op basis waarvan hier opnieuw een rapportering aan het parlement zal gebeuren.
Op basis van het rapport van de administratie van 26 augustus en rekening houdend met de interne controlemechanismen heb ik op 31 augustus een brief gericht aan de voorzitter en de gedelegeerd bestuurder van de raad van bestuur. Laat me duidelijk zijn: deze brief was niet zomaar het klassieke overmakingsbriefje met de klachten in bijlage. Ik denk dat de brief, die ook beschikbaar is in het dossier dat ik heb neergelegd, aan duidelijkheid niets te wensen overlaat.
Ik citeer:?Via een schrijven bezorgde de minister-president mij, binnen de korte tijdsspanne van 4 maanden, een tweede ernstige klacht in verband met de werking van LRM. In bijlage maak ik u deze aanklacht en haar bijlage integraal over. Ditmaal betreft het een klacht uitgaande van mevrouw A. Steegmans, voormalig hoofd van de boekhouding bij LRM, die daar op 1 juni 2005, volgens haar onterecht, met onmiddellijke ingang en om dringende redenen ontslagen werd. Haar klacht omvat zowel punctuele als algemene aantijgingen waarvan meerdere - indien zij gegrond zouden zijn - als ernstig tot zeer ernstig te kwalificeren zijn.
Het feit dat binnen een korte tijdsspanne een tweede ernstige klacht van een ex-personeelslid ten aanzien van LRM ingediend werd, moet mijns inziens aanzetten tot een nog verhoogde bezorgdheid en waakzaamheid.
Deze ontwikkeling noodzaakt mij u te verzoeken deze klachtenbundel voor te leggen aan de eerstvolgende vergadering van de raad van bestuur van LRM, geagendeerd voor 8 september, en mij als voogdijminister, uiterlijk op 14 september een volledig en gemotiveerd rapport over te maken over de bevindingen van de raad van bestuur inzake deze aanklacht, de gevolgen die hieraan gegeven worden en de desgevallend corrigerende maatregelen die de raad van bestuur voorstelt.
Ik waardeer hierbij een onderscheid inzake de aantijgingen - zo ze zich zouden hebben voorgedaan - die betrekking hebben op de wettelijkheid en zij die behoren tot het domein van behoorlijk bestuur en de waarden en normen die hiermede gepaard gaan. Het spreekt voor zich dat, gelet op de aanklacht en het gevraagde rapport, ook de bedrijfsrevisor hierbij dient betrokken te worden.´ Tot zover het citaat uit mijn overmakingsbrief.
Op basis hiervan heeft de raad van bestuur beslist om het auditcomité te gelasten met een onderzoek naar deze klachtenbrief. Drie kort opeenvolgende bijeenkomsten van het auditcomité hebben de aanklacht onderzocht. De auditcomités hebben een wisselende samenstelling gekend al naargelang de besproken onderwerpen teneinde belangenvermenging te voorkomen. Bij al deze auditcomités waren wel de door de raad van bestuur gedelegeerde bestuurders aanwezig, evenals de regeringscommissaris.
Op 7 september 2004 ontving ik de eerste resultaten van het onderzoek van de regeringscommissaris. In dit verslag wordt voornamelijk de klemtoon gelegd op het onderzoek van de klachten inzake de jaarrekening van 2004. In samenspraak met de bedrijfsrevisor werden een aantal correcties in de boekingen doorgevoerd voor een bedrag van in totaal 55.786,78 euro. Tevens wordt er aangekondigd dat in een komende vergadering van het auditcomité alle klachten puntsgewijze zullen worden weerlegd of besproken.
Ik denk dat het wenselijk is dat ik hier nu ook op een aantal klachten inga, evenals op de repliek zoals ik die van LRM heb mogen ontvangen bij schrijven van 14 september, wat een redelijk uitvoerig document is van 18 bladzijden, met daarbij een tweetal bijlagen, waaronder ook de verklaring van de notaris. Ik neem aan, mijnheer de voorzitter, dat u mij ontslaat van de voorlezing van deze documenten. Ik denk wel dat het misschien belangrijk is dat ik wat een aantal zeer in het oog springende klachten betreft toch probeer een stand van zaken te geven op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden door het auditcomité. Wat de jaarrekening van 2004 betreft, werd een volledige historiek geschetst van deze jaarrekening, en werd beslist om uiteindelijk chronologisch weer te geven welke stappen werden ondernomen.
Misschien is het interessant dienaangaande mee te delen wat werd geschreven naar aanleiding van het ontslag van mevrouw Steegmans, het mailverkeer en de opmerkingen. Ik citeer:?Hierop ingaand werd in overleg beslist de gerezen problematiek voor te leggen aan de leden van het auditcomité dat op 8 juni 2005 werd samengeroepen, en dit teneinde klaarheid te verkrijgen omtrent de draagwijdte van de aangeklaagde onzorgvuldigheden en onvolledigheden en desgevallend passende maatregelen en stappen voor te stellen op de raad van bestuur die op 9 juni gepland was. Op voornoemd auditcomité werd tevens de toelichting van de bedrijfsrevisor gehoord, waartoe gevraagd door de regeringscommissaris.´
Dan krijgen we heel het verhaal van de bedrijfsrevisor, en dan stelt men:?Op de raad van bestuur van 9 juni werd de gestelde problematiek hernomen en verslag uitgebracht over de besprekingen en besluiten van het auditcomité. De raad sloot zich hierbij aan. Een kopie van het verslag van het auditcomité werd aan de leden van de raad van bestuur overgemaakt. U vindt hiervan eveneens een kopie in bijlage. In de gegeven optiek werd gesteld geen verdere stappen te ondernemen, zodat er ook geen noodzaak was om de aandeelhouder van deze gebeurtenis formeel op de hoogte te brengen. Naar aanleiding van uw vraag werd aan de bedrijfsrevisoren gevraagd de bemerkingen vervat in de brief van 27 juli 2005 en in de bijlage II hieraan opnieuw te onderzoeken.´
In hun aanvullend verslag van 13 september 2005 stelden de bedrijfsrevisoren het volgende:?De eventueel te weerhouden aanpassingen uit de opsomming van mevrouw Steegmans zijn van zulk een beperkte impact dat ze in elk geval onze goedgekeurde verklaringen als commissaris over de betreffende jaarrekening 2004 op geen enkele wijze in het gedrang brengen. Dit werd ten andere ook duidelijk toegelicht ten aanzien van het auditcomité. Vandaar ook de stellingname om de goedgekeurde jaarrekeningen ongewijzigd aan te houden, dixit de rapportering.´
Een tweede opmerking waarover al heel wat te doen is geweest, betreft de verwijlinteresten. Inzake deze verwijlinteresten deelde de regeringscommissaris aan het auditcomité mee dat hij in zijn brief van 28 april 2005 aan de voogdijminister aangaande het dossier- E. Indeherberge, waarnaar mevrouw Steegmans in haar schrijven expliciet verwijst in het onderdeel 5?De regels van verwijlinteresten´, hierop reeds uitvoerig een antwoord heeft verstrekt. Het is een schrijven dat ook overgemaakt is aan het parlement, een schrijven van 19 mei 2005. Misschien is het in dit kader ook interessant even te vermelden dat een van de bijlagen bij dit schrijven een beslissing betreft van het auditcomité van 1 december 2004 waarin de procedure van aanrekening van verwijlinteresten nogmaals zeer minutieus wordt omschreven, met ten eerste de bestaande contracten en ten tweede de procedure inzake achterstallen en betalingsuitstellen, zoals die uiteindelijk moeten worden gevolgd door diegenen die hiermee dienen om te gaan en te rapporteren.
De bemerking van mevrouw Steegmans dat sedert het vierde kwartaal van 2004 een nieuwe procedure van kracht werd, kan dus worden bevestigd. Inderdaad, op het auditcomité van 1 december werd onder het agendapunt 5?procedure aanrekening verwijlinteresten´ het neergelegde dossier in aanwezigheid van de projectmanagers besproken en werd tot het volgende besloten. Ik citeer:?Het voorstel om verwijlinteresten aan te rekenen aan de wettelijke interestvoet is vooral gebaseerd op commerciële redenen. De procedure wordt overlopen en goedgekeurd binnen de vergadering. Op de eerstvolgende raad van bestuur werd hieromtrent verslag uitgebracht. Inzake verwijlinteresten dient opgemerkt dat LRM toch niet nog strenger mag optreden dan de banken en hierdoor de eventueel in moeilijkheid verkerende bedrijven waaraan een lening werd toegestaan naar een faillissement zou leiden.´
Betreffende het boeken van verwijlinteresten wordt verwezen naar punt 5 van het verslag van het auditcomité van 8 juni 2005. Ik citeer:?Dat de verwijlinteresten bij LRM NV geboekt worden bij de ontvangsten, is gezien de dossiers en de behandeling ervan de beste methode. Vermeden wordt om alzo interesten te boeken die achteraf moeten worden tegengeboekt.´ Er staat nog een hele reeks van beschouwingen over het boeken van die verwijlinteresten, zowel in het verslag van het auditcomité als uiteindelijk ook in de nieuwe richtlijnen die werden aanvaard in de loop van 2004.
Verder stelt mevrouw Steegmans dat LRM de aandeelhouder zou willen laten vergeten?dat er een dividend kenniscentrum van 150 miljoen frank werd vastgelegd in de jaarrekening´. Dit dividend is voor alle duidelijkheid als schuld opgenomen in de jaarrekening, voorgelegd en goedgekeurd door de algemene vergadering. Dus ook hier is geen sprake van een vergetelheid.
Met betrekking tot de timing van de werkzaamheden, stelt mevrouw Steegmans nogal wat vragen bij de data omtrent de enkelvoudige en geconsolideerde jaarrekening 2004. Ze haalt die wat uit elkaar, en daarom geef ik voor alle duidelijkheid even de historiek. De raad van bestuur van LRM heeft de enkelvoudige jaarrekening en het jaarverslag goedgekeurd op zijn zitting van 14 april 2005. De bedrijfsrevisoren hebben hun verslag?akteneming van de goedkeuring door de raad op 14 april´ neergelegd op 22 april 2005. Per brief van 2 mei werd de aandeelhouder, het Vlaamse Gewest, dan ook uitgenodigd op de statutaire algemene vergadering die plaatshad op 17 mei. De geconsolideerde jaarrekening van LRM is behandeld en goedgekeurd op de raad van bestuur van 12 mei 2005 door de raad van bestuur.
Wat de vragen aangaande de financieel directeur betreft, zult u begrijpen dat ik me, gelet op de klachten die zijn ingediend bij het parket, minutieus houd bij het voorlezen van datgene dat me meegedeeld is, zonder dat ik hierover enige vorm van appreciatie naar voren zou willen brengen. Met betrekking tot de onregelmatigheden bij de verkoop van gronden van Mijnen NV, kan ik het volgende kwijt. In de derde alinea van bladzijde 1 van haar brief stelt mevrouw Steegmans dat de heer Donné bij een openbare verkoop van gronden zichzelf zou hebben verrijkt door gronden in eigen naam te verwerven en deze?onmiddellijk door te verkopen´ aan iemand in de zaal, uiteraard voor meer geld, waarbij hij?door de notaris zijn naam in de akte laat vervangen door de uiteindelijke koper voor het lagere bedrag´. Deze bewering door mevrouw Steegmans wordt door de heer Donné tegengesproken.
Naar aanleiding van de verklaring van de heer Donné aan het auditcomité nam de voorzitter, zoals hierboven reeds is aangegeven, contact op met de betreffende notaris, die schriftelijk het volgende verklaart in het document dat ook in bijlage bij de stukken gevoegd. Ik citeer uit het verslag van de notaris:?Naar aanleiding van de oproepingen van het perceel bouwgrond te Genk gelegen aan de Onderwijslaan vond de heer Theo Donné, optredend namens de NV Mijnen, dat de biedingen onvoldoende hoog bleven, en vroeg hij mij of hij zelf mocht bieden teneinde een hoger eindresultaat te bekomen. Ik heb hem gewaarschuwd dat dit toegestaan was, maar dat dat ook het risico inhield dat, indien geen hoger bod werd uitgebracht, het goed aan hem zou worden toegewezen. De heer Donné bracht inderdaad enkele hogere biedingen uit. Dit viel echter niet in goede aarde bij de andere bieders, die dit een onrechtvaardige praktijk vonden. Zij weigerden zelf nog hoger te bieden en verlieten verontwaardigd het café. Vermits er nadien ook geen hogere biedingen meer werden uitgebracht, wees ik bijgevolg in eerste koopdag voorlopig toe aan de heer Donné. De tweede koopdag werd aangekondigd en gehouden op 7 december 2004. Alhoewel de heer Donné mij verklaarde te hopen dat er nog een hoger bod werd uitgebracht, bleek geen enkele ge?nteresseerde voor het perceel te Genk in het café aanwezig te zijn. Bijgevolg werd ook op de tweede koopdag het perceel aan de heer Donné toegewezen. De heer Donné vroeg me herhaaldelijk of er echt geen andere mogelijkheid was dan aan hem toe te wijzen, maar ik moest hem hierop helaas ontkennend antwoorden. Ik lichtte hem wel in omtrent de mogelijkheid van commandverklaring, maar deelde mee dat deze procedure uiteraard uiterlijk de volgende voormiddag voor 10 uur moest afgehandeld zijn. De volgende morgen nam de huidige eigenaar contact op met mijn medewerkster. Hij vroeg naar de uiteindelijke toewijzingsprijs en was zeer teleurgesteld toen hij vernam dat er geen hoger bod meer kon uitgebracht worden, gezien het in dit geval om een vrijwillige openbare verkoop ging. We deelden hem echter mee dat, indien hij echt zeer ge?nteresseerd was, hij contact kon opnemen met de heer Donné, toewijzeling, gezien deze eigenlijk zeer verveeld zat met de toewijzing. We wezen hem op de noodzaak van de dringende afhandeling. Door dit telefoontje werd het goed uiteindelijk eigendom van de huidige eigenaar ingevolge de akte van commandverklaring verleden door mijn ambt op 8 december 2004. Tevens blijkt dat de heer Donné ook daags na de eerste koopdag hieromtrent verslag uitgebracht heeft aan de gedelegeerd bestuurder, alsook dat deze laatste aanwezig was bij het verlijden van de verkoopakte van de betreffende grond door de notaris.´
Met betrekking tot de verkoop van drie dienstwagens staat er:?Aan de heer Donné wordt tegengesteld dat hij drie wagens zou hebben verkocht voor 24.000 euro, terwijl de marktprijs´ - dixit mevrouw Steegmans -?31.000 euro was, zonder vergelijkende offerte op te vragen of een verkoopovereenkomst voor te stellen, terwijl een personeelslid meer had geboden voor een van de wagens.´ Volgens de verklaring van de heer Donné, die hiervoor wordt bijgetreden door de heer Aerden, betreft het hier de verkoop van drie dienstwagens die buiten dienst waren gesteld, waarvan één met een slecht verkoopprofiel en in slechte staat. Van meet af aan bleek er te zijn geopteerd voor de verkoop van de drie wagens in één lot. Telefonisch werden door de heer Donné prijzen gevraagd aan diverse opkopers voor de drie wagens samen. In akkoord met de gedelegeerd bestuurder werden de drie wagens samen verkocht aan de hoogste bieder, die er 24.000 euro voor gaf.
Er werd niet ingegaan op de vraag van een personeelslid om een van de wagens apart te verkopen. Als algemene regel geldt dat een uit dienst genomen wagen nooit tweedehands aan een personeelslid verkocht wordt.
Eenzelfde opsomming van weerleggingen heb ik gekregen met betrekking tot het incident met een voertuig. De heer Donné stelt dat hijzelf aan een personeelslid heeft meegedeeld dat dit niet mogelijk was. Toen nadien bleek dat zijn naam verkeerdelijk werd gebruikt, heeft de heer Donné nogmaals gezegd dat dit niet kan worden geregeld en werd de discussie stopgezet. Eenzelfde opsomming heb ik gekregen over het kelderen van projecten en over een eventuele voorkeursbehandeling van sommige projecten.
Wat de klacht over de BTW op facturatie door LRM NV aan Mijnen betreft, stelt mevrouw Steegmans als voorbeeld van onkunde dat de kosten voor het personeel in dienst van LRM NV aan Mijnen NV worden doorgefactureerd met toepassing van BTW in de mate dat het desbetreffende personeel voor Mijnen NV prestaties levert. Het auditcomité is van mening dat de heer Donné hierbij helemaal niet betrokken is. Terzake dienen de feiten te worden hernomen. Na de KS-perikelen besliste de toenmalige Vlaamse Regering dat Mijnen NV als rechtsopvolger van KS uitdovend diende te zijn. Deze beslissing hield onder andere in dat deze vennootschap ook geen personeelsleden mocht hebben. Hiertoe werd trouwens de aparte vennootschap ADV NV opgericht. Onvermijdelijk overeenkomstig de boekhoudwetgeving dienen de prestaties voor Mijnen NV van personeelsleden van LRM NV of van ADV NV dan ook te worden doorgerekend aan Mijnen, waardoor inderdaad BTW verschuldigd is.
Met betrekking tot een aantal bemerkingen over de organisatie van LRM en het personeelsbeleid werd me het volgende meegedeeld:? Tot het dagelijks bestuur behoort onder meer het personeelsbeheer, met inbegrip van afsluiting en beëindiging van de arbeidsovereenkomsten. Deze formele beslissingen worden genomen door de gedelegeerd bestuurder. Maar tegelijkertijd is er geopteerd voor een vlakke managementstructuur, waardoor personeelsproblemen in eerste instantie door een van de vier afdelingshoofden worden behandeld. Ontslag, evaluatie, weddenverhogingen, vakantieregelingen, uurroosters van de betreffende cel zijn bijgevolg vooreerst de verantwoordelijkheid van de respectievelijke afdelingshoofden.´
Ik zal tot slot ook antwoorden op de punctuele vraag met betrekking tot het pensioenfonds en de kosten voor de juridische geschillen. Men heeft me geantwoord dat het bedrag niet 100 miljoen frank is, zoals mevrouw Steegmans beweert, maar dat de kosten voor de jaren 2002, 2003, 2004 en 2005 voor Mijnen NV 94.959 en voor het Pensioenfonds vzw 623.633 bedragen. Men meldt me dat het hier om vier ernstige en ingewikkelde procedures gaat met mogelijk zeer zware financiële consequenties, tot in de ordegrootte van miljoenen euro. Ze werden gevoerd overeenkomstig de beslissingen van de raad van bestuur, na uitvoerige besprekingen. De vier dossiers werden ook aangehaald.
Er waren ook klachten over de gedelegeerd bestuurder. Om dezelfde reden als die voor de financieel directeur beperk ik mij tot het louter citeren.?Van bij het in functie treden bij LRM beschikt de heer Aerden over een bedrijfswagen overeenkomstig de afspraken hieromtrent. Het auditcomité meent onder meer op basis van vroeger overleg in de raad van bestuur dat netwerking ook tot de taken van de gedelegeerd bestuurder behoort. Daarop werd trouwens aangedrongen door de raad van bestuur. De door mevrouw Steegmans vermelde reizen, in feite buitenlandse missies, georganiseerd door de GOM Limburg en Voka, horen daartoe.
Aan het auditcomité deelden zowel de gedelegeerd bestuurder als de financieel directeur mee dat er overeenkomstig de geldende procedures geen reiskosten betaald werden zonder verantwoordingsstukken. De heer Aerden beschikt naast een computer bij LRM, ook over een computer bij hem thuis. Dit is niet abnormaal. Trouwens, deze computers zijn geregistreerd binnen LRM, hetgeen betekent dat deze computers eigendom zijn en blijven van LRM.
In de loop van de laatste jaren werden twee palmtops aangeschaft voor de heer Aerden. LRM kocht inderdaad een bureaustoel en vijf bezoekerszetels aan bij de firma SKAP, waarvan de schoonbroer van de heer Aerden zaakvoerder is, en dit voor een bedrag van 8455 euro. Dit is geenszins?bijna gelijk aan de kostprijs van alle meubelen van het personeel´, zoals mevrouw Steegmans vermeldt. Op basis van hetgeen voorafgaat, meent het auditcomité dat de specifieke aanklachten van mevrouw Steegmans ten aanzien van de heer Aerden ongegrond zijn.´
Tot slot is er nog een bedenking. In de laatste alinea van haar brief geeft mevrouw Steegmans aan dat ze helemaal niet rancuneus is. Na grondig onderzoek twijfelt het auditcomité daar ten zeerste aan. Als het voorgaande in acht wordt genomen, menen de ondertekenende leden van het auditcomité, daartoe gemandateerd door de raad van bestuur, dat de aantijgingen van mevrouw Steegmans geen elementen bevatten die strijdig zijn met betrekking tot de wettelijkheid of de waarden en normen die behoren tot het domein van het behoorlijk bestuur. Het schrijven van 14 september werd uiteindelijk ingediend bij de voogdijminister.
Voor de volledigheid deel ik u ook mee dat ik dit schrijven op 23 november heb overgemaakt aan minister-president Leterme. In die brief heb ik ook gesteld dat ik te zijner beschikking blijf om een antwoord te formuleren aan mevrouw Steegmans. Minister-president Leterme heeft me meegedeeld dat hij deze brief, mijn antwoord en de bijlagen heeft overgemaakt aan de diensten van de kanselarij om hem te adviseren over de al dan niet verder te ondernemen stappen.
Recente krantenartikels, en meer in het bijzonder die van 6 december, vermelden een aantal nieuwe feiten, die, indien ze bewezen worden, strafrechtelijk van aard zijn, inzonderheid wat betreft het misbruik van vennootschapsgoederen. Ik zal er slechts één aanhalen, omdat ze op zich al meer dan voldoende is. Ik verwijs naar de aantijging dat arbeiderspersoneel werd ingezet voor privé-doeleinden. Dat is natuurlijk niet toegelaten.
Zodra ik hiervan kennis heb genomen via de pers - het stond nergens vermeld in de klachtenbrief van mevrouw Steegmans - heb ik dezelfde dag opnieuw een onderhoud gehad met het hoofd van mijn administratie, die in de loop van augustus al het onderzoek had gevoerd. Op basis van die gesprekken zijn er contacten geweest met minister-president Leterme. Na overleg heb ik voorgesteld om een raadsman aan te stellen en desgevallend klacht in te dienen.
In de loop van de dag heeft mijn kabinetschef een advocaat geraadpleegd en ge?nformeerd over alle documenten die men ons ter beschikking had gesteld en over de nieuwe feiten die in de kranten stonden. De advocaat werd gevraagd om binnen de 24 uur een advies uit te brengen.
Het advies van het advocatenkantoor werd me op 7 december 2005 om 11 uur doorgefaxt. Het document bestaat uit een vijftal bladzijden. Ik zal hier enkel het besluit citeren.?Op basis van het voorgaande kunnen we dan ook het volgende advies geven. Vanuit strikt formeel-technisch standpunt kan besloten worden dat er alsnog geen bijkomend onderzoek nodig is met betrekking tot de nieuwe aantijgingen die op dit ogenblik uitsluitend geconcretiseerd zijn in een krantenartikel en iedere verdere materialisering missen. Het verdient nochtans aanbeveling om in het kader van de toezichtsbevoegdheid als voogdijminister een bijkomend onderzoek wel degelijk te overwegen, waarbij het de voorkeur geniet door middel van een klacht in handen van de Procureur des Konings het openbaar ministerie te vragen een onderzoek te verrichten, waarbij zowel de historische als de nieuwe aantijgingen dienen betrokken te worden en waarbij de voogdijminister op basis van het gevoerde onderzoek zich kan aansluiten bij het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie, dan wel nog bijkomend andere maatregelen te overwegen die zijn toezichtsbevoegdheid als voogdijminister toelaten.´
Op basis daarvan heb ik contact opgenomen met het hoofd van de kanselarij. Na overleg heeft hij me bevestigd dat het delegatiebesluit me toelaat om als minister bevoegd voor het economisch overheidsinstrumentarium, juridische stappen te zetten. Ik heb dan ook mijn advocatenkantoor gelast een klacht in te dienen bij de Procureur des Konings, waarvan ik ook de minister-president in kennis heb gesteld. De klacht werd op 7 december ingediend.
Via mijn regeringscommissaris vernam ik ook dat gedelegeerd bestuurder Aerden en financieel directeur Donné van de LRM zich bij de Hasseltse onderzoeksrechter burgerlijke partij hebben gesteld wegens laster en eerroof.
Op 8 december 2005 vond de geplande maandelijkse raad van bestuur van de LRM plaats. De voorbije uren had ik daarover vanzelfsprekend contact met de regeringscommissaris.
Na de raad van bestuur werd de volgende persmededeling verspreid:?De raad van bestuur van de LRM besprak vandaag de recente berichtgeving inzake de zogenaamde malversaties binnen de LRM. Van de meeste aantijgingen was de raad van bestuur reeds op de hoogte. De raad mandateerde op 8 september het auditcomité tot onderzoek en rapportering aan de voogdijminister. De conclusies van het auditcomité zijn op 14 september aan de minister bezorgd, alsook ter kennis gebracht aan de raad van bestuur. De raad behoudt haar vertrouwen in dit onderzoek, uitgevoerd door het auditcomité.´
De mededeling vervolgt:?Vandaag wordt vastgesteld dat in bepaalde media een klimaat wordt gecreëerd waardoor de geloofwaardigheid van het interne onderzoek in twijfel wordt getrokken. Teneinde de transparantie en de objectiviteit maximaal te waarborgen, beslist de raad van bestuur een bijkomende opdracht toe te vertrouwen aan een onafhankelijke deskundige. Van deze wordt verwacht een onderzoek te voeren naar de verschillende aantijgingen die ten laste worden gelegd van de gedelegeerd bestuurder, de heer Aerden, en de financieel directeur, de heer Donné. De raad van bestuur wenst op zo kort mogelijke tijd de resultaten te mogen ontvangen, zodat de LRM haar opdracht voor de sociaal-economische ontwikkeling van Limburg in alle sereniteit kan voortzetten.´
Op basis van deze beslissing werd op 10 december door de raad van bestuur beslist om als onafhankelijke deskundige Ernst & Young aan te stellen, met als opdracht voor Kerstmis een eindrapport op te stellen. Het spreekt voor zich dat alle conclusies van de deskundige ook aan de regering ter beschikking zullen worden gesteld.
Collega´s, de tot nu toe besproken elementen zijn vanzelfsprekend afkomstig uit twee klachtenbrieven en uit het onderzoek dat hiernaar gevoerd werd via de verschillende instanties.
In de pers werden de voorbije dagen echter ook elementen aangehaald - waar ook de heer Peumans naar verwees - over de samenwerking met het advocatenkantoor Butenaerts - Van Geeteruyen, de rol van gedelegeerd bestuurder Aerden van de LRM bij de Lisom en het beheer van het pensioenfonds van het Kempens Steenkoolbekken.
In eerste instantie is er de aanduiding van het advocatenkantoor Athos. Na informatie te hebben ingewonnen, blijkt dat één van de advocaten van deze associatie reeds in het midden van de jaren negentig betrokken was bij diverse reconversie-initiatieven in de provincie Limburg. De LRM deelt mij mee dat omwille van de ervaring de samenwerking werd behouden, ook nadat een bredere advocatenassociatie tot stand is gekomen waarbij de heer Butenaerts betrokken is.
Over de functie van de heer Aerden bij de Lisom, die tegelijkertijd afgevaardigd bestuurder is bij de LRM, wens ik duidelijk te stellen dat de heer Aerden in eerste instantie bestuurder is bij de LRM. In dat orgaan is hij aangeduid als gedelegeerd bestuurder. De vraag is of dat combineerbaar is met een rol van gedelegeerd bestuurder bij de Lisom. In de statuten van de Lisom staat expliciet vermeld dat een bestuurder van de LRM geen deel kan uitmaken van de raad van bestuur van de Lisom. De realiteit is echter dat de Lisom vier bestuurders telt: de heer Butenaerts, de heer Houbrechts, de heer Kelchtermans en de heer Van Springel. De heer Aerden maakt dus geen deel uit van de raad van bestuur van de Lisom. De raad van bestuur van de Lisom heeft wel beslist om de heer Aerden aan te duiden als gedelegeerd bestuurder. Alvorens deze beslissing in 2002 te nemen, werd juridisch advies ingewonnen door de regeringscommissaris en de raad van bestuur. Men kwam tot de slotconclusie dat een gedelegeerd bestuurder niet noodzakelijk deel moet uitmaken van de raad van bestuur, tenzij de statuten anders zouden bepalen. De heer Aerden was geen bestuurder bij de Lisom, maar functioneerde als gedelegeerd bestuurder. Ik denk dat, om alle begripsverwarring te vermijden, het beter was geweest te stellen dat hij fungeerde als algemeen directeur bij de Lisom.
De heer Jan Peumans: Zo stond het niet in uw antwoord op mijn schriftelijke vraag.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer Peumans, ik laat niet na om verder onderzoek te doen.
Ten slotte komen we bij de opmerking over het Pensioenfonds van het Kempens Steenkoolbekken. Dit onderwerp komt niet aan bod in de klachtenbrief van mevrouw Steegmans. Maar in de nota van 26 augustus van mijn administratie, die een onderzoek voerde, staat:?Niet in de brief opgenomen, maar een punt dat mogelijk aandacht verdient, is de vereniging Aktua als pensioenbeheerder door Fortis, waarbij de beheerskosten zwaar gestegen zijn.´
Ik heb hierover aan mijn regeringscommissaris toelichting gevraagd en ik beschik over een verslag van de raad van bestuur van de vzw Pensioenfonds van het Kempens Steenkolenbekken van 1 december 2002. Onder punt 11 van de agenda staat:?Opzegging contract Emfea Consulting NV - aanstelling nieuwe actuaris´.
In het verslag staat:?Er werd een offerte ontvangen voor circa 3 miljoen Belgische frank. Momenteel wordt 7 à 8 miljoen Belgische frank betaald aan Emfea. Daarbij komt dat Fortis tot de groten van de markt behoort, waar een situatie zoals nu - waar er geen actuaris in dienst is - ondenkbaar is. Bij Emfea is de laatste tijd erg veel personeelsverloop. Er wordt voorgesteld Fortis aan te stellen als opvolger en tevens het afsluiten van de jaarrekening aan hen op te dragen.´
Er ontstaat een discussie, waarbij door de voorzitter wordt geargumenteerd waarom deze beslissing bij hoogdringendheid genomen moet worden. Uiteindelijk wordt met vier stemmen voor en twee onthoudingen beslist om Fortis aan te stellen. In de raad van bestuur van de vzw Pensioenfonds had een van de indieners van de klachtenbrieven zitting. Uit de stemming blijkt dat de leden van de vzw ingestemd hebben met de beslissing.
Tot zover reikt, in de mate van het mogelijke, het overzicht van de feiten van de afgelopen maanden en dagen. Wat de mogelijke strafrechtelijke aspecten van het dossier betreft, moeten wij de resultaten van het onderzoek door het parket en de onderzoeksrechter afwachten. We zijn allen vragende partij dat dit onverkort kan gebeuren.
Het rapport van een onafhankelijke deskundige die aangesteld werd door de raad van bestuur van de LRM, zal duidelijk moeten maken of de interne controlemechanismen gewerkt hebben of niet. Daarenboven worden alle andere geuite klachten meegenomen in het onderzoek. Als uit het onderzoek zou blijken dat er binnen de LRM structurele problemen zijn, zal dat opnieuw het voorwerp uitmaken van onderzoek en zullen eventueel bijsturingen gebeuren.
Wat vandaag gebeurt, mag geen afbreuk doen aan de mission statement van de LRM. Zoals door verschillende collega´s werd gesteld, is voor de LRM een belangrijke opdracht weggelegd binnen de Limburgse reconversie en sinds kort ook binnen het Limburgplan. Dat mogen we niet uit het oog verliezen. In de toekomst zullen we - conform het beter bestuurlijk beleid - niet meer werken met beheersovereenkomsten, maar met samenwerkingsovereenkomsten. In de samenwerkingsovereenkomst die we voorbereiden en aan de regering zullen voorleggen, zal daaraan bijzondere aandacht worden besteed.
We zijn het erover eens dat Limburg nood heeft aan investeringen op alle mogelijke gebieden. De Vlaamse Regering heeft, door de goedkeuring van een Limburgplan, een belangrijk signaal gegeven en heeft beslist dat een belangrijke rol is weggelegd voor de LRM en de Lisom. Als er problemen zijn, moeten we die oplossen. De regering zal dat doen in samenspraak met de raad van bestuur. Mochten er strafrechtelijke zaken naar voren komen, dan moeten de gepaste conclusies worden getrokken.
Ik sluit me aan bij de opmerking dat we het kind niet met het badwater mogen weggooien en de inspanningen die moeten worden geleverd voor de ontwikkeling van de provincie Limburg niet voor een tijd on hold mogen zetten.
In afwachting van het onderzoek zal de gedelegeerd bestuurder zijn delegaties niet uitoefenen zoals in het verleden. De raad van bestuur zal een veel grotere rol spelen bij het toezicht op de LRM. We hebben er alle belang bij dat we zo snel mogelijk tot genormaliseerde werkrelaties komen binnen de LRM, zodat we de slagkracht kunnen behouden.
Mijnheer de voorzitter, ik heb geprobeerd een zo gedetailleerd mogelijk chronologisch overzicht te geven van de feiten.
Mevrouw Vissers, de nota van Abafim, die ook overgemaakt werd aan de raad van bestuur, stelt dat voor de raad van bestuur een rol is weggelegd op het vlak van HRM-beleid. Verscheidene collega´s hebben vragen gesteld over het personeelsverloop. Ook de heer Van der Borght heeft terecht gesteld dat een vrij groot personeelsverloop een signaal is.
In het contract van de gedelegeerd bestuurder staat dat hij een grote verantwoordelijkheid heeft betreffende HRM-beleid. Het auditcomité heeft gezegd dat het gebeurt via het vlak management, met vooral een rol voor de vier afdelingen. Mevrouw Steegmans maakte deel uit van de financiële administratie, met de heer Donné als financieel directeur. Het is een understatement te stellen dat de relatie tussen beide weinig schitterend was, wat uiteindelijk heeft geleid tot de keuze voor het ontslag om dwingende redenen van mevrouw Steegmans. De arbeidsrechtbank zal zich uitspreken over de gegrondheid van het ontslag en van de dringende redenen.
Ik had regelmatig overleg met de top van de LRM, meer bepaald met de voorzitter en de gedelegeerd bestuurder. Op jaarbasis hadden zij contact met mijn medewerkers of met mijzelf. Over het incident over de communicatie van het rapport-Heller heb ik hun geconvoceerd. Ik vond dat de raad van bestuur al dan niet grondig was ingelicht over de doelstelling van het rapport-Heller.
Ik ben van mening dat bij nieuwe initiatieven de ambities van de LRM iets hoger mogen liggen. We moeten proberen, zoals de beheersovereenkomst voorschrijft, om een aantal grote projecten te realiseren. De Vlaamse Regering heeft vorige week een belangrijke beslissing genomen over een nieuw initiatief dat te maken heeft met de scholing van logistieke arbeiders. Dat was een van de punten uit het rapport-Heller.
Ik til zeer zwaar aan het feit dat, zoals in een krantenartikel naar voren kwam, werknemers van de NV Mijnschade en Bemaling Limburgs Mijngebied werken hebben uitgevoerd aan de privé-woning. Dat is vanzelfsprekend een strafrechtelijke inbreuk en de hoofdreden waarom ik een klacht heb ingediend. Er zijn tevens insinuaties met betrekking tot de vervreemding van goederen geweest. Het onderzoek moet ten volle worden gevoerd. Ik neem aan dat de betrokkenen onder ede zullen worden ondervraagd.
De algemeen secretaris van de LRM, de heer Indeherberge, heeft me in het voorjaar van 2004 opgezocht. Hij heeft me gesproken over drie dossiers die ik onverwijld aan de regeringscommissaris heb overgemaakt. De regeringscommissaris heeft al deze dossiers onderzocht. Uit zijn schrijven van 28 april 2005 blijkt dat de door mij overgemaakte documenten haast identiek zijn aan de documenten die ondertussen aan de minister-president zijn overgemaakt. De kritiek op deze documenten is enkel ingegeven door de rancune van de betrokkene ten opzichte van bepaalde personen en bestaat uit een nota van twaalf bladzijden.
In zijn nota somt de regeringscommissaris de verschillende controlemechanismen op. Hij heeft het ook over de samenstelling van de begeleidingscommissie Afval, over de beruchte door VOKA Limburg georganiseerde reis naar Moskou en over het aandeelhouderschap en de vergoedingen voor het management van Scana Nolico. Wat dit laatste punt betreft, zet hij volledig uiteen welke rol het kapitaal van de GIMV en van de LRM in deze vennootschap spelen. Verder brengt hij verslag uit over de uittredingsvergoedingen voor Invest Fund II. Uit zijn verslag blijkt hoe de vergoeding is bepaald. Het management heeft om een bepaald equivalent gevraagd. In antwoord op die vraag heeft de LRM een zeer voorzichtig scenario uitgewerkt. De LRM heeft zich bereid verklaard een uittredings- en een rentevergoeding toe te kennen, maar heeft hier tegelijkertijd een hele reeks voorwaarden aan verbonden. De vergoeding moet enkel worden betaald indien het tot een algemene exit van de LRM komt en bovendien moet het management aan verschillende voorwaarden voldoen om voor deze bonus in aanmerking te komen. Tot slot worden het discretionair beheer door de LRM, de regels voor verwijlinteresten en de procedure voor de aanrekening van verwijlinteresten uitvoerig uiteengezet. Uit de opsomming van gunningen over de huisstijl van de LRM, over de aankoop van een stuk industriegrond en aan een studiebureau blijkt dat de regeringscommissaris zijn toezichtstaken heeft trachten te vervullen. Ik heb de nota van de regeringscommissaris trouwens aan de voorzitter van het Vlaams Parlement overgemaakt.
De heer Daems heeft daarnet gevraagd of een regeringscommissaris als secretaris van de VLD fractie kan functioneren. Dit is een principiële discussie. De meeste regeringscommissarissen hebben een bepaalde functie binnen of hebben een bepaalde connectie met een politieke partij. Vaak gaat het om kabinetsmedewerkers. Alle regeringscommissarissen rapporteren aan hun voogdijminister.
In dit geval kan ik iedereen verzekeren dat de regeringscommissaris zich niet tot zijn verplicht jaarlijks schriftelijk rapport heeft beperkt. Telkens vragen of problemen opdoken, heeft hij overleg met mijn kabinetmedewerkers of met mij gepleegd. We hebben zeer recent nog over de gunning van een aanbesteding overlegd. De regeringscommissaris heeft toen besloten een extern juridisch kantoor om advies te vragen. Op basis van dat advies is de gunning bijgestuurd. De regeringscommissaris heeft zijn rol naar behoren vervuld.
De heer Daems heeft opgemerkt dat de gelden van de LRM in Limburg moeten blijven, maar dat we ook aandacht voor de reconversie van de Kempen moeten hebben. Hij trapt hiermee uiteraard een open deur in. Dit staat evenwel los van de voorliggende interpellatie.
Ik denk dat ik een aantal van de concrete vragen van de heer Peumans reeds heb beantwoord. Het gaat hier om een ontslag om dwingende redenen. Ik heb de resultaten van het onderzoek door de heer Van der Borght, directeur-generaal van Abafim, toegevoegd aan de documenten die ik hier heb neergelegd. De heer Van der Borght heeft een precies onderzoek gevoerd. Ik zou hem hiervoor trouwens willen bedanken. Het is ongebruikelijk dat een directeur-generaal dergelijke onderzoeken voert. Aangezien hij werd gewraakt, wilde ik dit in eerste instantie niet aan de regeringscommissaris vragen. Ik wil de heer Van der Borght voor zijn accuratesse danken. Hoewel hij in Genk een opleiding volgde, heeft hij tijd vrijgemaakt om met de betrokken ambtenaren van gedachten te wisselen.
Op 26 augustus 2005 heeft de heer Van der Borght een rapport met zijn bevindingen ingediend. Dit rapport bevat een analyse van de elementen in het dossier en een aantal algemene beoordelingen. Het heeft tot de uitwerking van verdere stappen geleid. Het rapport bevat tevens een aantal toekomstgerichte suggesties. Bij het opstellen van nieuwe samenwerkingsovereenkomsten met de LRM zullen we hiermee rekening houden.
De resultaten van het onderzoek van de regeringscommissaris zijn bekendgemaakt. Het rapport dat op 14 september 2005 aan de raad van bestuur is voorgelegd, is aan het Vlaams Parlement overgemaakt. De rapportering van de regeringscommissaris bestaat in eerste instantie uit een jaarlijks verslag. Zeker met betrekking tot de Lisom-dossiers is overleg gepleegd en zijn alle opdrachten zorgvuldig nagekeken.
De punctuele vraag over het cumulverbod lijkt me reeds beantwoord. Het was bij het opstarten van de Lisom reeds de bedoeling van de Vlaamse Regering om het door de bestendige deputatie van de provincie Limburg uitgewerkte stappenplan uit te voeren en te implementeren. De Vlaamse Regering en ikzelf waren echter niet geneigd om voor de Lisom een compleet nieuwe structuur, met een bestuurder, een secretariaat en een aantal medewerkers, uit te bouwen. We hebben toen duidelijk gezegd dat de gedelegeerd bestuurder van de LRM, de heer Aerden, zijn verantwoordelijkheid moest opnemen en het dagelijks bestuur van de Lisom op zich moest nemen. Hij moest hierover uiteraard aan de raad van bestuur van de LRM rapporteren. Volgens sommige mensen heeft hij hierover niet voldoende gerapporteerd. Wat toekomstige bijsturingen betreft, kan dit een belangrijk aandachtspunt vormen.
De bevindingen van de raadsman zijn schriftelijk ingediend. Zijn rapport telt een vijftal bladzijden en bevat een aantal nieuwe elementen. In de eerste analyse staat duidelijk te lezen dat er allicht geen sprake van strafrechtelijke feiten is. We hebben in de kranten echter kunnen lezen dat werknemers van de NV misschien voor privé-doeleinden zijn tewerkgesteld. Dat doet me aan het zuiden van het land denken. Het is in verband met deze strafrechtelijke feiten dat we een klacht hebben ingediend.
Ik wil me hier verontschuldigen voor het uitblijven van het jaarlijks evaluatieverslag. Ik dacht dat ik dit document met mijn jaarlijkse beleidsbrieven kon opvangen. Gezien het trammelant dat is ontstaan en de terechte bezorgdheid om de transparantie van publiekrechterlijke vennootschappen, lijkt het me duidelijk dat we hier meer zorg aan moeten besteden. We moeten nagaan welke instrumenten we kunnen aanwenden om de rapportering aan het Vlaams Parlement te verzorgen. Ik geef toe dat ik hierin misschien ben tekortgeschoten.
Uit de vragen van de heer Sauwens blijkt een diepe bezorgdheid voor de toekomst. De werking van de LRM mag niet in een malaise terechtkomen. We moeten duidelijkheid creëren. Ik ga ervan uit dat het rapport van Ernst & Young over de boekhouding, de jaarrekeningen en de verslagen van de bedrijfsrevisoren eindelijk definitief orde op zaken zal stellen.
Ik citeer nog even uit een van de verslagen die me overgemaakt zijn:?Het was net ingevolge de ziekte van mevrouw Steegmans en de problemen met het afwerken van de jaarrekening dat men een beroep heeft gedaan op een accountantkantoor om daaraan tegemoet te komen.´ Voor de kostprijs is het bedrag gesuggereerd van 30.000 euro, maar als ik me niet vergis, gaat het eerder om een bedrag van ongeveer 16.000 euro. Ze werd opgemaakt door een accountant-NV met dezelfde naam, maar een juridisch onderscheiden entiteit van de NV van het bedrijfsrevisoraat, zodat daar geen wettelijke anomalie is. U weet trouwens dat sinds de wet op de splitsing de meeste grote bureaus een onderscheid hebben gemaakt tussen hun accountantsopdrachten en hun revisoraatopdrachten. De vraag kan dus worden gesteld of het aangewezen was om dit accountantkantoor te kiezen. Het antwoord laat ik in het midden, maar ik denk dat men hiermee heeft geprobeerd de ziekte van mevrouw Steegmans op te vangen en het werk aan te vatten. Men heeft uiteindelijk die jaarrekening tot stand gebracht en neergelegd en voorgelegd, zowel aan het auditkantoor als aan het revisoraat als aan de bedrijfsrevisoren.
Wat het aanstellen van een juridisch kantoor en dergelijke betreft, gaat het natuurlijk om een subjectief gegeven. Laat ons echter duidelijk zijn: alle voorzichtigheid dienaangaande moet in acht worden genomen en geen enkele insinuatie of verdachtmaking mag op losse grond gestoeld zijn. Men heeft dus het contract gegund aan een advocatenassociatie waarvan inderdaad niet te ontkennen valt dat er iemand werkt die familiale banden heeft met een bestuurder. Ook wat dat betreft denk ik dat we toch moeten opletten dat we de grootst mogelijke omzichtigheid in acht nemen. Laat ons duidelijk zijn: we zullen daar niet meer maar ook niet minder toezicht op houden.
Dan wil ik even ingaan op de vragen van de heer Sannen. Het personeelsverloop is volgens mij inderdaad een belangrijk punt. Als we de taken van de gedelegeerd bestuurder zouden herbekijken - en wat dat betreft verwacht ik ook een input van de studie van Ernst & Young - denk ik dat het qua HRM-beleid misschien aanbeveling verdient daarvoor een afzonderlijke sectie op te richten, zoals in de meeste vennootschappen. Het is natuurlijk een kleine vennootschap van slechts 25 medewerkers. Het gaat hier om een situatie waar ons ons kent en waar men dagelijks contact heeft met elkaar. Ik denk dat de huidige gedelegeerd bestuurder iemand is die ontzettend hard werkt en ook ontzettend veel eist van zijn personeel. Uit alle ervaringen die ik met hem heb gehad, blijkt dat hij bijzonder accuraat en voorzichtig is in cijfers en getallen en het voorleggen van besluitvormingen. Dat is mijn eigen ervaring met hem. Zelfs als we over een aantal projecten praten en vragen of we daar niet een tandje bij kunnen steken, is hij een zeer voorzichtig man. Laat ons ervan uitgaan dat in de volgende dagen zal blijken dat hij zijn taak naar eer en geweten heeft vervuld, zodat ook deze discussie tot een einde komt.
Wat de verwijlinteresten betreft, denk ik dat ik voldoende heb geantwoord. Wat het pensioenfonds betreft, heeft men op een bepaald moment vastgesteld dat het niet goed meer werkte en beslist een andere beheerder aan te stellen. De prijs lag wel hoger, twee keer zo hoog als bij de huidige functionaris. Het enige wat ik heb teruggevonden in de verslagen, is dat men blijkbaar de prijs heeft gevraagd aan het nieuwe verantwoordelijke bedrijf, namelijk Fortis, en dat men eigenlijk is uitgegaan van één prijs. Men heeft dus niet de klassieke offerte aan drie bedrijven gevraagd. Natuurlijk gaat het om een grote naam in het landschap. Als dan uiteindelijk de bieding de helft was van de initiële prijs die betaald werd, dan denk ik dat wat dat betreft we toch niet slecht zaten.
Wat de bijkomende boekhouding betreft, zal de audit gebeuren door Ernst & Young. De bedoeling is dat die klaar zal zijn tegen het einde van dit jaar.
Wat de onverenigbaarheden betreft, kan ik het volgende zeggen. Bij mijn weten maakt de heer Vautmans geen lid uit van Lisom, in tegenstelling tot de heren Butenaerts, Houbrechts, Kelchtermans en Van Springel. De heer Aerden vervult, zoals gezegd, de functie van directeur-generaal en staat in voor de dagelijkse leiding.
Inzake de aankoop van meubelen weet ik niet aan wie er werd gerapporteerd, daarop moet ik u het antwoord schuldig blijven. Ik neem echter aan dat uit de doorlichting van Ernst & Young net zal blijken of de interne controlemechanismen daarop hun normale beslag hebben gehad. U zult het mij niet kwalijk nemen dat ik als voogdijminister toch niet rechtstreeks betrokken ben. Het gaat over een bedrag van 8000 euro voor de vernieuwing van kantoormeubilair. Het is inderdaad misschien onvoorzichtig om bij familieleden te bestellen, ook dit kan misschien een les zijn, maar ik denk dat die les ondertussen al doorgedrongen is. Er zijn nogal wat interne controlesystemen. Er zijn procedures, die zijn beschreven en worden ook nageleefd.
Wat de cumulatie accountant-revisor betreft, kan ik het volgende kwijt. Het zijn dus twee aparte vennootschappen; wat dat betreft, denk ik dat het wettelijk in orde is.
Ook de heer Van Baelen komt op een aantal punten tussen met betrekking tot de werking van LRM en vooral de nieuwe opdracht voor het Limburgfonds. Ik denk dat we bij de beleidsbrief, waarin we toch trachten volledigheid na te streven, heel wat gegevens hebben doorgegeven aan dit parlement met betrekking tot de uitdagingen die voor ons staan. Het spreekt voor zich dat een en ander nu ook moet worden uitgevoerd. We hadden in deze commissie afgesproken, mijnheer de voorzitter, dat we de mensen van LRM in de loop van de maand januari zouden horen. Ik hoop dat we dan ook op basis van een inhoudelijk debat kunnen stellen waar we staan.
Het was de bedoeling van de Vlaamse Regering om vrijdag aanstaande de raad van bestuur van LRM te vernieuwen. U weet dat het mandaat van de huidige bestuurders liep tot eind november, dus tot ongeveer 10 dagen geleden. De bedoeling was om op de laatste ministerraad van november deze mandaten te hernieuwen. Het is een kwestie van deze namen te krijgen, zoals u weet, want uiteindelijk is de beslissing tot vernieuwing van het mandaat een beslissing van de Vlaamse Regering. De bedoeling was dat we dit aanstaande vrijdag zouden doen, maar gelet op de huidige stand van zaken heb ik in samenspraak met de minister-president beslist om de hernieuwing van de raad van bestuur uit te stellen tot januari, waardoor uiteindelijk de bestuursverantwoordelijkheid van de huidige raad van bestuur onverkort blijft doorlopen, conform de vennootschapswetgeving. Tot daar, mijnheer de voorzitter, een poging om op nogal wat vragen te antwoorden.
De voorzitter: Mevrouw Vissers heeft het woord.
Mevrouw Linda Vissers: Ik zou u willen bedanken voor uw uitgebreid antwoord, mijnheer de minister. Het is echter zo dat we het relaas van de feiten dat u hebt weergegeven, gisterennamiddag ook hebben kunnen lezen in de stukken die voorlagen bij de voorzitter. We hebben dus eigenlijk niets nieuws gehoord.
Op twee vragen hebben we geen antwoord gekregen. Nochtans zijn dat voor ons de belangrijkste vragen. Enerzijds willen we weten hoe u staat tegenover de volledige politisering van LRM. Bent u van plan om eventueel een apolitieke raad van bestuur te benoemen? Het zit namelijk zo: de regeringscommissaris is politiek benoemd, het personeel van LRM is politiek gekleurd, de advocaten die optreden, zijn politiek gekleurd. De verdeling van de projecten, van de grote politieke projecten, wordt ook bepaald door de politiek. Denken we maar aan enerzijds de Ethias-arena in Hasselt van sp.a´er Stevaert en denken we aan de andere kant maar aan het themaproject Plinius dat zal worden opgezet in Tongeren voor VLDer Dewael. Dus we denken toch wel dat dit eigenlijk de grote oorzaak van de problemen is. We zouden nogmaals willen aandringen op een volledige depolitisering van de LRM.
We zijn eigenlijk van oordeel dat dit hele dossier tot op het bot moet worden uitgespit. Ik denk wel dat u dat van plan bent. De beschuldigingen moeten ernstig worden onderzocht, en de schuldigen moeten hun verdiende straf krijgen. Daarom vragen we, aangezien dit dossier voor Limburg een zeer belangrijk dossier is waarmee heel veel geld gemoeid is, heel veel geld dat nu wordt beheerd door sp a en de VLD, duidelijkheid over de politieke verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering. Daarom vragen we ook aan de Vlaamse Regering om een parlementaire onderzoekscommissie op te richten.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Bedankt voor uw uitgebreid antwoord, mijnheer de minister. Het positieve gegeven is dat u eigenlijk op heel wat punten de zwaarwichtigheid van het dossier echt erkent. Alleen vind ik dat u tot nog toe, maar dat kan misschien nog komen in de tweede ronde van uw antwoorden of in verdere demarches van de regering, eigenlijk te weinig aandacht besteedt aan de politieke kant van de zaak en de politieke consequenties van het dossier.
Ik ben ook een beetje op mijn honger blijven zitten aangaande een aantal politieke vragen die ik heb gesteld in mijn interpellatie. U hebt kort melding gemaakt van het feit dat er een gesprek is geweest in 2004 met de heer Indeherberge. De heer Inderherberge vermeldt ook niet alleen u, maar ook minister Keulen en minister Dewael in hetzelfde verhaal. Was het voorjaar van 2004 dan al niet de geschikte periode om verdere demarches te ondernemen in plaats van de regeringscommissaris een brief te sturen met de vraag om een en ander te bekijken voor u.
Ik weet niet wat er allemaal in het dossier zit, maar het gaat in sommige gevallen om dossiers met een grote financiële reikwijdte. Een en ander had in het licht daarvan toch wel grondiger moeten worden bekeken.
Ik weet natuurlijk niet of de kranten de realiteit juist hebben weergegeven, maar blijkbaar heeft de regeringscommissaris aan de heer Indeherberge laten weten dat hij niet alleen zijn job als secretaris bij LRM verloor, maar ook zijn job als VLD-fractiemedewerker. Is er hier geen sprake van een soort politieke afrekening?
Ik heb een vraag ter verduidelijking in verband met de boekhoudkundige klachten. U hebt eigenlijk gezegd dat u op basis van het verslag dat u hebt ontvangen, tamelijk gerustgesteld bent in verband met de vraag of alles koosjer is verlopen. Betekent dat dat het onderzoek over dat onderdeel gesloten is?
Blijkbaar zijn er twee?onderdelen´ van hetzelfde kantoor juridisch gescheiden geweest voor boekhouding en revisoraat. Is dat alleen al geen reden om eens wat dieper te graven?
U hebt de namen opgesomd van de mensen uit het auditcomité. Is het niet vreemd dat de heer Aerden daarbij is? Hij maakt immers deel uit van het onderzoek.
U hebt gezegd dat u vragende partij bent voor een debat over de transparantie van overheidsbedrijven en NV´s van de overheid. We moeten daar de volgende weken of maanden werk van maken en tot een regeling zien te komen.
Uw antwoord op de vragen over de regeringscommissaris is me minder duidelijk. Ik vind dat het debat over wat een regeringscommissaris moet doen, moet worden gevoerd. Het is deontologisch moeilijk verdedigbaar dat iemand die als personeelslid deel uitmaakt van de wetgevende macht, ook deel uitmaakt van de uitvoerende macht in de hoedanigheid van regeringscommissaris. Ik denk trouwens niet dat alle regeringscommissarissen zich in die situatie bevinden.
Een ander aspect van de kwestie is de toekomstige raad van bestuur van LRM en Lisom. We weten allemaal dat die er zit aan te komen en dat de bedoeling daarvan allicht is om ook aan CD&V collega´s een aantal mandaten te geven. Ze zijn op dit ogenblik immers karig bedeeld qua bestuursmandaten. Zal er een uitbreiding komen van het aantal bestuurders of zullen een aantal bestuurders hun mandaat verliezen?
De algemene conclusie is dat het potje een beetje stinkt. Dat de heer Donné als stroman aanwezig was op een openbare verkoop, vind ik bijvoorbeeld van het goede te veel. Ik vraag u niet te wachten op resultaten van gerechtelijke onderzoeken om zelf met een diepgaand onderzoek te starten in opdracht van de regering en los van het ruimere debat over de transparantie en het democratische gehalte van NV´s van de overheid en los van het debat over de rol van de regeringscommissaris.
Ik betreur het een beetje dat u niet vroeger en kordater hebt ingegrepen, toen de eerste onregelmatigheden aan het licht kwamen. Er was al een hele tijd een heel groot personeelsverloop. De heer Sannen heeft dat ook al aangehaald.
Ik vraag me af of de LRM op dit ogenblik nog een geschikte partner is voor de uitvoering van het Limburgplan. Onze fractie zal zich beraden over verdere stappen, maar ik kondig alvast een motie aan.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijneer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik heb toch nog enkele bedenkingen. Ik heb uw beleidsbrief inderdaad ook gelezen, maar daar staan algemeenheden in en geen details over concrete activiteiten van de LRM en de Lisom. Ik zeg dit met alle respect.
Voor de aardigheid wil ik ook verwijzen naar de soms toch wel arrogante manier van schriftelijke vragen beantwoorden. Er wordt regelmatig de indruk gewekt dat we er geen zaken mee hebben. Ik vind dat NV´s die voor 100 percent door de overheid worden gecontroleerd, ook voor 100 percent door het parlement controleerbaar moeten zijn. Ook bij de NV BAM vind ik bijvoorbeeld dat er volledige openheid moet zijn. Er wordt immers uitsluitend of bijna uitsluitend gewerkt met gemeenschapsgeld. Ik heb er geen problemen mee dat investeringsdossiers in verband met KMO´s in bepaalde mate vertrouwelijk moeten blijven. De LRM en de Lisom doen echter nog heel wat andere dingen dan met KMO´s werken.
Mijnheer de minister, ik heb geen reden om te twijfelen aan de manier van werken van de LRM, maar er wordt de indruk gewekt dat er aan vriendjespolitiek wordt gedaan. Dat is geen goede zaak.
U hebt beloofd dat we via de interne audit van de Vlaamse Gemeenschap ten aanzien van VOI´s duidelijkheid zullen krijgen. Ik vraag me af welke visie er zal worden ontwikkeld in verband met de EVA´s. Deze hebben soms het statuut van een NV, maar ik denk toch dat het belangrijk is dat er volledige openheid is over hun activiteiten.
Ik heb niets tegen de heer Aerden en de andere mensen van LRM die in het auditcomité zitten, maar het is ongezond dat mensen zaken moeten onderzoeken waarbij ze zelf betrokken zijn. Er moet toch enige afstand zijn.
Het verhaal van de heer Van Havermaet klinkt heel geloofwaardig. U kunt zeggen dat dat alles met perceptie heeft te maken, maar toch is het vreemd dat een revisor ook de boekhouding doet. Er zijn nog andere boekhoudkantoren in Limburg. Indien men een ander kantoor had gecontacteerd, zouden de insinuaties die nu in krantenartikels staan, niet mogelijk zijn.
Ik heb vorig jaar een vraag gesteld over de gedelegeerd bestuurder. Ik heb toen gevraagd wat de aandeelhoudersstructuur is van de raad van bestuur van de Lisom. U antwoordde me toen dat de raad van bestuur bestaat uit een voorzitter, namelijk de heer Butenaers en dat er verder ook de heer Houbrechts, de heer Van Springel, de heer Kelchtermans en de heer De Koker in zetelen. Onderaan op de schriftelijke vraag staat de heer Aerden als gedelegeerd bestuurder. Er staat?gedelegeerd bestuurder´, dus gaat iedereen daarvan uit. Ik zie duidelijk staan dat de heer Aerden gedelegeerd bestuurder is van de NV Lisom. Ik hoop dat dit wordt rechtgezet. Voor de beeldvorming is dit geen goede zaak.
Ik heb u onder meer vragen gesteld over het beroemde advocatenkantoor en over de actuaris in het kader van het pensioenfonds. De argumentatie dat het bureau al van in de jaren negentig ervaring had, vind ik zwak. U moet als voogdijminister aan dat soort zaken een eind maken. Dit geeft alleen maar aanleiding bij sommige mensen om kritiek te geven en het zijn de politici die het deksel op hun neus krijgen.
Ik denk niet dat de feiten zo zwaar wegen om er een onderzoekscommissie aan te wijden. Ik meen dat we daar geen behoefte aan hebben.
U zegt dat de genormaliseerde werkwijze er zo snel mogelijk moet komen. De vraag is: wat betekent zo snel mogelijk?
De voorzitter: De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens: Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik noteer dat u de werking van de LRM volop zult waarborgen de volgende weken en maanden en dat de regering in januari aan de hand van de bijkomende onderzoeken de nodige stappen zal zetten om het verder te activeren in uitvoering van de afspraken over het Limburgplan. Onze fractie vindt dat zeer belangrijk.
U hebt gezegd dat de interne audit niet bevoegd zou zijn, en dat is voor de directeur-generaal evenzeer het geval op het ogenblik dat er medewerking is. Ik denk dat men in het vervolg dit soort onderzoeken beter laat gebeuren door het daartoe geëigende instrument binnen de Vlaamse administratie.
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. We moeten voorzichtig zijn met de individuele aanklachten en het gerechtelijk onderzoek. Ik heb vandaag nog in de krant gelezen dat perceptie waarheid wordt en dat voor bepaalde mensen de verplichting met zich meebrengt dat ze een andere job moeten zoeken of een andere inzetbaarheid. We moeten het gerechtelijk onderzoek zijn werk laten doen, afwachten wat daaruit voorkomt en geen voorbarige conclusies trekken over individuele personen. Dit hebben we geleerd uit situaties die we een jaar geleden hebben meegemaakt op andere plaatsen.
Los van de mogelijke strafrechtelijke aanpak meen ik dat er in het rapport dat door Abafim is opgesteld interessante zaken staan. Op pagina 2 staat dat door de vervanging van Actua als pensioenfondsbeheerder door Fortis de beheerskosten zwaar zijn gestegen. Zijn de beheerskosten zwaar gestegen bij Actua of bij Fortis? In de mate dat de hogere beheerskosten worden gecompenseerd door hogere returns op de pensioenfondsenportefeuille is er uiteraard geen probleem. Zijn de beheerskosten bij Fortis hoger dan bij Actua? Wordt hier gesteld dat we dit niet sowieso als een probleem moeten beschouwen want misschien is het rendement bij Fortis hoger? Dit is in tegenstelling met uw stelling. Misschien lees ik het verkeerd, maar dan vind ik de formulering niet duidelijk. Ik had hier graag verduidelijking over.
Ik blijf met een moeilijk gevoel zitten. Het parlement moet zich bezighouden met de politieke verantwoordelijkheid. U bent voogdijminister. Ik wil niet verwijzen naar wat de heer Indeherberge u heeft verteld, maar hier is een nota van uw eigen dienst van 26 augustus die duidelijk zegt dat er geen strafrechtelijke implicaties zijn. Op basis van de gegevens die ik nu heb van mevrouw Steegmans, kan ik niet zeggen dat er strafrechtelijke implicaties zijn. U hebt iets nieuws aangehaald waarom u nu wel een strafrechtelijke procedure hebt opgestart. Voor de rest worden een paar pertinente elementen aangehaald die enige opvolging vragen. Er worden suggesties gegeven. Ik heb de personeelsproblematiek al aangehaald, alsook de audit. Hier wordt gezegd dat het controllership vragen doet rijzen en dat het beter kan worden aangepakt.
Als ik u goed heb begrepen, hebt u daar in die tussentijd niet veel aan gedaan. Nu hebt u wel een opdracht geven aan Ernst & Young om de boekhoudkundige audit voort te zetten en de andere aspecten nader te bekijken. Doet u dit op basis van de media-aandacht of van de aanbevelingen die door Abafim zijn gedaan? Ik vind dat er toch wel heel veel tijd is gegaan vooraleer u bijkomende initiatieven hebt genomen, ook het bijkomend initiatief ten aanzien van de controle op de overgang van het pensioenfonds. Dat stond al in de nota van de heer Van der Borght. Nu wilt u daar het fijne van weten. Waarom is er zoveel tijd tussen de aanbevelingen van uw eigen dienst en het initiatief om nu Ernst & Young in te schakelen om verdere analyses te maken? Ik kan me niet helemaal van de indruk ontdoen dat dit enigszins te maken heeft met de media aandacht. Ik vind dat er een trage reactie is gekomen van de voogdijoverheid.
De voorzitter: De heer Boutsen heeft het woord.
De heer Thieu Boutsen: Ik dank de minister voor het uitgebreide antwoord. Menige leden zijn er voor te vinden om eventueel te onderzoeken wat de gevolgen van de politiek in het LRM-gebeuren zijn. Ik denk dat er stemmen zullen opgaan om die zaak te depolitiseren. De LRM is destijds ontstaan na het gesjoemel bij de KS waar er onregelmatigheden werden vastgesteld. Als ik dit allemaal hoor, meen ik dat de oplossing die eraan werd gegeven, niet de juiste was. Ik doe de suggestie om eens in overweging te nemen of we de LRM niet kunnen onderbrengen in een beursgenoteerd bedrijf om ten minste wat meer sociale controle te organiseren in het bedrijf.
Ik wil mijn ontgoocheling over de heer Peumans uitspreken. Goede vriend Jan, enkele jaren geleden heb ik u door heel Limburg horen schreeuwen. U veroordeelde het gebruik van Visa-kaarten door de bestendige deputatie van de provincie Limburg. Zonder het gebruik van die Visa-kaarten goed te keuren, ga ik ervan uit dat het voorliggende dossier een graad erger is dan wat toen is gebeurd. Daarom ben ik ontgoocheld over het feit dat u hier geen onderzoekscommissie wilt steunen.
De heer Jan Peumans: Mijnheer Boutsen, bij de Visa-affaire hebben we de zaak zelf onderzocht. Een gedeelte ervan is bovendien terugbetaald. Dat gebeurt nu in alle transparantie, zoals we ook hebben gevraagd.
Minister Van Mechelen heeft een zeer uitgebreid antwoord gegeven. Ernst & Young zal nog bijkomend onderzoek doen. Ik heb minister Van Mechelen heel duidelijk gevraagd om, in het belang van de Limburgse reconversiedossiers, zo snel mogelijk duidelijkheid te creëren. Mijnheer Boutsen, u moet het een niet met het ander verwarren. Na alle onderzoeken die werden gevoerd, heb ik de minister nog niet horen zeggen dat een aantal zaken helemaal niet kloppen. Ik wil zwart op wit weten wat er is gebeurd. U moet die zaken niet vermengen met iets wat in de provincie Limburg heeft gespeeld en dat van een totaal andere orde is.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de minister, het zou goed zijn alle namen die u hebt opgenoemd op één blad te zetten en er de partij-aanhorigheid aan te koppelen. Iedereen zal achterover vallen als wordt vastgesteld om wat voor kleine wereld van?ons kent ons´ het gaat. Er zullen linken worden vastgesteld die rechtstreeks leiden naar het kabinet-Dewael, het toenmalige kabinet-Stevaert en binnenkort waarschijnlijk naar het kabinet-Vandeurzen en/of -Leterme. Dat is een zeer groot probleem.
U weet dat ik een hart heb voor Limburg. Ik kom van die streek. Ik weet maar al te goed wat economische reconversie daar betekent. Het doet me ontzettend pijn vast te stellen op welke manier weeral wordt omgegaan met die bijkomende middelen. De nieuwe Vlaamse Regering zal met die middelen waarschijnlijk teruggaan naar die constructie. We kennen allemaal de aanhorigheden. (Opmerkingen van de heer Gilbert Van Baelen)
Dat is voor mij een groot probleem. Ik weet ook dat dit voor u een groot probleem is. Het gaat om een veel te gesloten wereld. Een aantal ontwikkelingen in Limburg zijn gebeurd ondanks en niet dankzij de LRM.
Ik ken de dossiers van de ontslagen personeelsleden niet. Het gebeurt echter niet vaak dat mensen worden ontslagen om dwingende redenen. Uit wat ik nu heb gehoord, zijn er geen elementen waaruit zou moeten blijken dat er dwingende redenen waren. Als ik verneem hoe de heer Donné is omgegaan met zijn opdracht, dan stel ik me vragen.
De constructie van de LRM roept heel wat vragen op. We moeten eens goed nagaan hoe we al die middelen die - terecht - naar Limburg gaan, moeten beheren om een beter resultaat te bereiken.
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het antwoord.
Minister Dirk Van Mechelen: Vertegenwoordigers van verscheidene partijen zijn, om het eufemistisch uit te drukken, bezorgd over de al dan niet politisering van de LRM. De leden van de raad van bestuur worden vandaag, net zoals in het verleden en zoals het ook zal gebeuren in de toekomst, aangeduid door de Vlaamse Regering. Het staat iedereen vrij om aan die leden een bepaalde politieke kleur te geven. Mijnheer Stassen, een van leden van de raad van bestuur van de Lisom die door ons werd aangesteld, was voorgedragen door Agalev. Ik wil daar echter geen polemiek over voeren.
Een regering moet namen voorstellen.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, er is wel een groot verschil tussen de heer Van Springel en de heer Butenaers. De heer Van Springel is een onafhankelijke bedrijfsleider. De heer Butenaers is de man die in Limburg alles informeel regelt. Ik kan u daar zaken over vertellen.
Minister Dirk Van Mechelen: Als minister van Wetenschapsbeleid heb ik heel wat mensen moeten voorstellen voor raden van bestuur. Ik kan daar namen op plakken. Het ging om mensen met topfuncties bij BASF Antwerpen, enzovoort, die ik competent vind. Ik ken een aantal mensen persoonlijk.
Mijnheer Peumans, ik was niet van plan namen te noemen. Er zijn mensen die belangrijke projecten hebben opgestart, die projecten hebben verkocht, nu nieuwe initiatieven nemen en in die raad van bestuur zitten. Zonder namen te noemen, gaat het om mensen die iets kunnen en iets kennen. De beste manier om een minister in te dekken, is een degelijke raad van bestuur. De personen die ik zelf heb voorgedragen, zijn voldoende bekend. Het zijn bekwame mensen.
Mijnheer Boutsen, u hebt op een bepaald moment de vraag gesteld of van de LRM geen beursgenoteerd bedrijf moet worden gemaakt. Ik begrijp uw redenering. Het lijkt me echter iets te eenvoudig om morgen een beursnotering van de LRM na te streven.
De invloed van de politiek en de politisering van de LRM moet alle betrokken partijen, ook de Vlaamse Regering, aanzetten tot de grootst mogelijke voorzichtigheid, zeker nu we de nieuwe raad van bestuur moeten hersamenstellen.
Ik ken de heer Indeherberge al vele jaren. Dat maakt dit soort gesprekken er niet gemakkelijker op. Het enige wat ik daarop wil zeggen, is dat er grote problemen waren met betrekking tot zijn functioneren. De rest hoort niet thuis in een openbare commissie. Hij heeft trouwens verwezen naar een telefoongesprek met mij. Dat gesprek ging ook daarover.
Er waren ook opmerkingen over de boekhoudkundige krachten. Ik heb daarnet uitgelegd waarom hulp werd gevraagd. Misschien had men inderdaad beter over het muurtje gekeken. Waarschijnlijk zijn er meer auditkantoren in Limburg. Er zijn er zeker nog in Vlaanderen. Ik ga ervan uit dat de audit in eer en geweten is gebeurd. Ik kan me niet voorstellen dat mensen die een dergelijke verantwoordelijkheid dragen, zich tot hand- en spandiensten laten verleiden.
Inzake het debat over de transparantie van de investeringsmaatschappij kan ik een wijziging van het decreet voorbereiden. Zoals u weet is in het decreet Beter Bestuurlijk Beleid de functie van een regeringscommissaris bij investeringsmaatschappijen weggevallen. De voorbije weken heeft dit, ook binnen de Vlaamse Regering, naar aanleiding van het functioneren van de interne audit, heel wat vragen doen rijzen over de manier waarop de controle op de investeringsmaatschappij nu moet gebeuren. Voor alle duidelijkheid: het gaat hierbij niet alleen over de publieke vennootschappen, maar ook over de EVA´s. We moeten als decreetgever een bijsturing doen. Hoe meer ik hiermee wordt geconfronteerd, hoe meer ik ervan overtuigd ben dat 100-percentoverheidsvennootschappen transparant moeten zijn. In een vorig leven heb ik daarvoor al moeten vechten voor andere vennootschappen.
De confidentie kan misschien een afscherming zijn van de sfeer van?vrienden onder elkaar´. De heer Aerden heeft een heel omzichtige manier van werken bij investeringsdossiers. De vraag is natuurlijk wat er gebeurt bij de kleine beslissingen die wat meer in de sfeer van het dagelijks bestuur liggen. Bij die beslissingen is een grotere voorzichtigheid wellicht nodig. Het verkopen van auto´s en het telefonisch opvragen van prijzen is een gangbare praktijk. Dat er niet aan een personeelslid wordt verkocht omdat dat ambras in eigen huis veroorzaakt, lijkt me logisch. Wellicht moet alles iets formeler verlopen en op papier worden gezet. Ik geloof in de goede trouw van mensen, maar als iets op papier wordt gezet, zijn er achteraf geen problemen. Vooral op het vlak van het dagelijks beheer en kleine bestellingen kan er nog iets verbeteren.? We kennen beiden wel het antwoord op de vraag of het verstandig is om een meubel te kopen bij een schoonbroer.
De vraag van velen luidt: hoe moet het nu verder? Het onderzoek dat door Ernst & Young wordt uitgevoerd, vormt een belangrijk sluitstuk. Er werd een klacht ingediend bij de minister-president, die heeft de klacht op advies van de kanselarij overgemaakt aan de bevoegde minister. De bevoegde minister las in de klacht zaken over de raad van bestuur en de regeringscommissaris. Hij heeft advies gevraagd aan zijn eigen administratie Abafim die over heel wat financiële ervaring beschikt. De klacht werd bekeken en er werd een nota opgesteld. Op basis van die nota werd duidelijk dat er geen strafrechtelijke inbreuken werden gepleegd en dat vooral moet worden verfijnd.
In punt 11 van de notulen van de raad van bestuur van 1 oktober 2002 waarbij mevrouw Steegmans aanwezig was, staat in verband met het pensioenfonds:?De voorzitter vat samen dat aangezien de heer Bughin zijn ontslag als actuaris heeft ingediend, er momenteel geen actuaris is ondanks dat dit verplicht is´. De voorzitter stelt vast dat Emfea er blijkbaar geen meer kan leveren om:?de volgende maanden tot 31 december te overbruggen. Daarnaast moet de jaarrekening zo snel mogelijk opgesteld en goedgekeurd worden´. Omdat iets diende te gebeuren werd een prijs opgevraagd aan Fortis. Die prijs lag de helft lager:?Er werd een offerte ontvangen van 3 miljoen Belgische frank. Momenteel wordt 7 à 8 miljoen per jaar aan Emfea betaald´. (Opmerkingen van de heer Ludo Sannen)
Mijnheer Sannen, ik heb u goed begrepen. De heer Van der Borght onderzocht de klacht en ging met de dame in kwestie praten. Zij vertelde iets over een pensioenfonds. De namen in zijn nota zijn verwarrend, want in feite gaat het over Emfea en niet zozeer over Actua NV. Hij maakt er melding van. Ook ik heb dat gelezen. Ik heb aan de regeringscommissaris gevraagd om een en ander na te zien. Ik heb toen de notulen gekregen waaruit blijkt dat de dame in kwestie aanwezig was en dat het uiteindelijk een goedkopere afspraak blijkt te zijn. Ik ga ervan uit dat de geparafeerde notulen juist zijn. Ik wik mijn woorden, maar het probleem is daarmee volgens mij van de baan.
Ik heb het verslag gekregen van de raad van bestuur, de interne audit en de rapportering van de raad van bestuur over alle elementen. Ik heb het doorgestuurd naar de minister-president en ik heb hem gemeld dat de zaak volgens mij is afgerond. Ongeveer drie weken later verschenen een aantal zaken in de krant. Laat me duidelijk zijn: in de krant worden ook zaken vermeld die niet in de brief staan en die strafrechtelijk zijn. Op basis daarvan hebben we een advocaat aangesteld en werd overleg gepleegd met de regeringscommissaris. Ik heb, net zoals gebeurd is bij BAM naar aanleiding van het ontslag van de gedelegeerd bestuurder, onmiddellijk de regeringscommissaris verwittigd en gesteld dat bewarende maatregelen dienden te worden genomen gelet op de nieuwe werkgelegenheid van de gedelegeerd bestuurder. Ik heb opgedragen om aan de raad van bestuur te vragen welke bewarende maatregelen werden genomen.
Normaal gaat het om: opletten met de delegaties en een stapje terug zetten in de raad van bestuur. De interne audit werd geapprouveerd door de raad van bestuur. Ik heb de tekst gelezen en voor mij bood die afdoende antwoord, ook gelet op een aantal andere gegevens waarover ik beschikte. Daarna zijn nieuwe elementen opgedoken en nu wordt een externe audit uitgevoerd. Die werd op 10 december gegund aan Ernst &Young. Uiteraard zullen we de resultaten van dat huiswerk door Ernst & Young doornemen. Ik hoop dat de storm daarna gaat liggen, tenzij er natuurlijk echt anomalieën opduiken, maar in dat geval weten we wat ons te doen staat.
Daarnaast is er het strafdossier. Ik wil er geen karikatuur van maken, maar een auto wassen is niet hetzelfde als mensen thuis laten werken. Alles moet worden onderzocht en er moet snel duidelijkheid komen. Voor de betrokkenen zal het niet aangenaam zijn om aan dergelijk daglicht te worden blootgesteld, maar het onderzoek zal allicht snel en accuraat worden gevoerd. Dat bleek ook uit het gesprek van mijn advocaat met het parket van Hasselt. We hebben daarop aangedrongen.
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Is het mogelijk om een verslag of een uittreksel uit de begroting toe te voegen, waaruit duidelijk blijkt dat de beheerskosten veel lager zijn in vergelijking met het vorige? Op die manier kunnen we de zaken juist interpreteren.
Minister Dirk Van Mechelen: Ik zal dat opvragen. Het verslag van de raad van bestuur van de vzw moet normaal gezien duidelijk zijn.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de dames Vissers en Martens en de heren Verreycken en Boutsen, door de heren Daems en Stassen en door de heren Peumans, Sauwens, Sannen en Van Baelen werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.