Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 17/11/2005
Vraag om uitleg van de heer Frans Peeters tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de bestemming van kangoeroewoningen
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, deze regering besteedt in deze legislatuur terecht heel wat aandacht aan het woonbeleid. Op de woningmarkt, en zeker voor de sociale woningen, is er nog een spanning tussen vraag en aanbod.
Heel wat ministers besteden in hun beleidsnota aandacht aan het begrip kangoeroewonen. Minister Keulen wil deze legislatuur bijzondere aandacht besteden aan kangoeroewonen en minister Vervotte werkt aan een woon- en zorgdecreet, waarbij ook kangoeroewonen gestimuleerd zal worden.
Mijnheer de minister, in uw beleidsnota staat dat er een nieuwe trend aanwezig is op het vlak van wonen en dat de woningen die vrijkomen omdat mensen van het buitengebied naar het centrum verhuizen, een nieuwe bestemming kunnen krijgen waar heel wat mensen beter van worden.
Het begrip kangoeroewonen is voldoende bekend. Het verschijnt te pas en te onpas in de pers, wat bij heel wat mensen bepaalde verwachtingen doet ontstaan. Veel mensen willen het begrip kangoeroewonen invullen, maar als ze een concrete vraag stellen, kunnen de bevoegde diensten - de gemeentebesturen en de adviesverlenende diensten van Arohm - niet altijd een concreet antwoord geven.
Decreten op de ruimtelijke ordening stellen dat voor een wijziging van het aantal woongelegenheden een stedenbouwkundige vergunning moet worden aangevraagd. Mijnheer de minister, in uw beleidsnota staat dat moet worden nagegaan hoe, onder bepaalde voorwaarden, op een eenvoudige manier een vergunning kan worden verkregen om woningen om te vormen tot kangoeroewoningen.
Mijnheer de minister, welke acties hebt u al ondernomen om de procedure om een vergunning te verkrijgen te vereenvoudigen? Welke acties denkt u in de toekomst nog te ondernemen? Op welke termijn zal dat gebeuren?
In welke gebieden/zones en onder welke voorwaarden kunnen kangoeroewoningen worden toegestaan? Mijnheer de minister, ik wil graag een duidelijke omschrijving. Het is evident dat in woongebieden kangoeroewoningen kunnen worden opgetrokken, maar wat kan in woongebieden met landelijk karakter en in landbouwgebieden?
Welke initiatieven zult u nemen om de diensten van Arohm en de gemeentebesturen duidelijk te informeren over de regelgeving met betrekking tot kangoeroewonen? Binnen welke termijn zal dat gebeuren?
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, collega's, om geen misverstanden te laten bestaan, moet worden beklemtoond dat het niet gaat over artikel 99, paragraaf 7, zoals in de schriftelijk ingediende tekst van uw vraag staat, maar over artikel 99, paragraaf 1, ten zevende, waarin staat dat er een vergunningsplicht is voor het wijzigen van het aantal woongelegenheden.
Het is raadzaam om eerst het begrip kangoeroewonen te duiden. Dergelijke projectrealisaties beogen in regel het bouwen van gehelen die voorzien in twee boven of naast elkaar gelegen deelentiteiten, waarbij de gelijkvloerse deelentiteit vaak over een tuin of terras beschikt. De aldus aangepaste deelentiteit kan worden bewoond door een bejaarde of hulpbehoevende persoon, de andere entiteit door bijvoorbeeld een jong gezin. Twee in één dus.
Kangoeroewonen berust veelal op een wil tot samenwerking en zelfs tot samenleven tussen de twee betrokken gezinnen, waarbij het tweede gezin uit één persoon kan bestaan. Ten tweede is er een wederzijdse beschikbaarheid voor noodgevallen, waarbij bijvoorbeeld een huistelefoon zorgt voor een verbinding tussen de twee deelentiteiten. Ten derde is er de wil tot het verstrekken van wederzijdse hulp. Deze aspecten houden uiteraard rekening met de praktische, financiële en fysieke mogelijkheden van beide gezinnen. Het jonge gezin doet bijvoorbeeld de boodschappen, terwijl de bejaarde persoon op de kinderen past. Ook het gebruik maken van de beschikbare buurtdiensten, zoals warme maaltijden en thuisverzorging, hoort hier bij.
In principe moeten alle drie de voorwaarden vervuld zijn om van kangoeroewonen, in de werkelijke betekenis van het woord, te kunnen spreken.
Ik heb het persoonlijk nogal moeilijk met het begrip kangoeroewoning. We moeten eens een nieuwe naam zoeken. In de documenten die we uitschrijven, hebben we het over een zorgwoning: jonge mensen zorgen voor ouderen en omgekeerd. Ik zal er eens met minister Keulen over praten want kangoeroewoning is een verschrikkelijk woord. Eigenlijk bedoelen we een zorgwoning waarbij er wederzijdse zorg en respect is. Vooralsnog zal ik over kangoeroewoning spreken.
Kangoeroewonen zoals daadwerkelijk bedoeld, komt in de praktijk nog niet veel voor, behalve waar er een feitelijke toestand is van het inwonen van ouders, kinderen en verwanten. Dat gebeurt vandaag op heel veel plaatsen. Het gaat de facto om kangoeroewonen, maar in de praktijk is dat het samenwonen binnen een en dezelfde eengezinswoning. In deze gevallen zijn er dan ook relatief weinig problemen te verwachten bij het stopzetten van deze samenlevingsvorm, omdat de woning formeel niet is opgesplitst, bijvoorbeeld wat de eigendomsstructuur betreft maar ook fysisch. Soms is ze licht aangepast met bijvoorbeeld een deur om een afscheiding te maken. Het is dus vrij eenvoudig om deze woning terug tot een echte eengezinswoning te herleiden. Vaak zal er dan ook maar weinig ruimtelijk verschil zijn tussen een gewone eengezinswoning en diezelfde woning die omwille van het kangoeroewonen enigszins werd uitgebreid.
Ik geef een voorbeeld. Men kan perfect een eengezinswoning hebben waar een gezin met twee kinderen in leeft. Als er een tweeling bij komt, moet de woning worden uitgebreid want het gezin bestaat plots uit zes mensen. Hetzelfde kan zich voordoen wanneer de moeder of de vader komt inwonen en de woning licht wordt uitgebreid. De ruimtelijke impact verschilt niet bij een verruimde woning voor een gezin van zes met een woning voor een gezin met twee kinderen waar de grootouders komen inwonen. De voorbeelden daarvan worden steeds meer legio. Vanuit de ruimtelijke ordening beschouwen we het gewoon als een eengezinswoning waarbij in plaats van ouders met kinderen, ouders en grootouders of andere vormen van samenleving tot stand komen.
Het is mijn pragmatisch standpunt dat het daadwerkelijk kangoeroewonen in principe, mits een weliswaar ruime interpretatie, effectief in overeenstemming is met de term eengezinswoningen. Zo worden heel veel problemen opgelost. Bij echte kangoeroewoningen, waarbij een woning is opgedeeld in twee entiteiten, kan immers terecht de vraag gesteld worden of er wel een aparte tweede woongelegenheid, zoals deze bij meergezinswoningen voorkomen, aanwezig is, nét omwille van de grote bindingsgraad en de geringe bijkomende ruimtelijke impact op het perceel en op de omgeving.
Het woningconcept kangoeroewonen is, zoals gesteld, pas functioneel indien de verschillende partijen, meestal twee, bereid zijn om aan elkaar wederzijdse hulp te verstrekken. De toekomstige bewoners van een dergelijk project moeten dan ook op de hoogte zijn van de filosofie en de consequenties die een dergelijke woonvorm met zich meebrengt. Het realiseren van deze woonvorm in de hoop dat de bewoners de gebouwen op die manier zullen invullen, zonder voorafgaande duidelijke afspraken, is weinig realistisch. Ik zie niet in hoe twee totaal verschillende mensen, die niet in de filosofie van het kangoeroewonen stappen, in een echte kangoeroewoning zouden gaan wonen, dat heeft geen zin.
Bij afwezigheid van duidelijke afspraken laat men dan ook beter de hele filosofie inzake het kangoeroewonen achterwege. Dat impliceert dat het aangewezen is dat men in een dergelijk geval resoluut opteert voor een concept van meergezinswoning. Ofwel bouwt men een kangoeroewoning of komt er iemand feitelijk inwonen. Als men niet in die filosofie wil stappen, praat dan niet over kangoeroewonen en concipieer dan een meergezinswoning, wat wij meestal omschrijven als een appartementencomplex.
Het concept kangoeroewonen mag niet worden misbruikt, en daar wringt soms het schoentje. Soms stelt mijn administratie vast dat onder het mom van kangoeroewonen het oprichten van een twee- of meergezinswoning wordt beoogd met alle ruimtelijke gevolgen van dien. Het concept kangoeroewonen lijkt in betreffende gevallen dan ook enkel een alibi om bijvoorbeeld een verkavelingsvoorschrift voor eengezinswoningen te omzeilen, wat uiteraard geenszins de bedoeling kan zijn. In die optiek worden aanvragen inzake kangoeroewonen door mijn administratie dan ook nauwgezet gescreend, om te verifiëren of het wel degelijk om kangoeroewonen, en dus om een ééngezinswoning, gaat.
Ik kom tot uw concrete vragen. In de voorbije legislatuur heb ik samen met het parlement de vergunningsprocedures, via tal van maatregelen en uitvoeringsbesluiten, maximaal vereenvoudigd om te trachten achterstanden in te lopen. Aanvragen specifiek voor kangoeroewonen moeten de normale vergunningsprocedure doorlopen. De behandeling voor een bouwaanvraag van een kangoeroewoning verschilt in principe niet van het doorlopen van de vergunningsprocedure met betrekking tot een gewone woning, zij het dat wanneer we voelen dat er discussie bestaat over of er een schijnaanvraag binnenkomt, we hebben afgesproken dit daadwerkelijk te toetsen, uit te zoeken en desnoods contact te leggen. Zo is het mogelijk dat er gebruik wordt gemaakt van een termijnverlenging van de behandelingsduur. Het uitgangspunt is immers dat de ruimtelijke impact van een kangoeroewoning of van een eengezinswoning perfect met elkaar vergelijkbaar zijn.
Eengezinswoningen en meergezinswoningen, zoals appartementen, hebben natuurlijk een compleet andere ruimtelijke impact. Ik geef even een voorbeeld. Bij meergezinswoningen werken we met garageboxen of parkeerplaatsen. Bij kangoeroewoningen is het net de bedoeling dat slechts een van de twee bewoners over een voertuig beschikt. Dat is een van de uitgangspunten van deze vorm van samenwonen.
Met betrekking tot de tweede en de derde vraag kan ik hier melden dat ons standpunt in samenspraak met de afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen tot stand is gekomen. De administratie is perfect op de hoogte van de filosofie en van de aanpak die ik hier heb toegelicht.
Ik zou in dit verband bovendien willen verwijzen naar het omstandig antwoord dat ik op 29 september 2005 op de schriftelijke vragen van mevrouw Femke Coopmans over deze problematiek heb gegeven. Dit antwoord is als intern standpunt op het college van gemachtigde ambtenaren en van gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaren verspreid. Deze tekst is ook in de publicatie 'Kangoeroewonen - een mens- en budgetvriendelijk woonidee' van mevrouw Coopmans en de heer Verraes verschenen. Ik zal dit schrijven ter beschikking van de commissie stellen.
Zoals iedereen weet, treedt mijn administratie geregeld in contact met de Vlaamse steden en gemeenten. Tijdens deze overlegmomenten met de stedenbouwkundige ambtenaren van de gemeentebesturen wordt dit standpunt aan de steden en gemeenten overgemaakt. Op die manier verspreidt mijn administratie ook informatie. Ik heb mijn administratie trouwens de opdracht gegeven een toelichting op de website te plaatsen. Ik zal de VVSG en de VVP van de brief aan mevrouw Coopmans op de hoogte brengen. Op die manier kunnen we belangrijke informatieve en communicatieve stappen zetten.
Indien zou blijken dat er nood aan een bijkomend informatief schrijven is, zal ik hier in samenspraak met minister Keulen voor zorgen. Minister Keulen is bevoegd voor het woonbeleid. Door samen een tekst naar buiten te brengen, zouden we het signaal geven dat de hele Vlaamse Regering op dezelfde lijn zit.
Met betrekking tot de derde vraag zou ik opnieuw naar de antwoorden op de reeds behandelde vragen en op de vragen van mevrouw Coopmans kunnen verwijzen. Uit het screenen van de bouwaanvragen en -plannen blijkt dat het steeds om echte kangoeroewoningen gaat. Al deze woningen worden door ons als eengezinswoningen geclassificeerd.
We bereiden momenteel een belangrijke decreetswijziging voor. Mochten zich met betrekking tot de kangoeroewoningen nog problemen stellen, zal ik laten onderzoeken of we in een bijkomende decretale bepaling kunnen voorzien. De huidige praktijk wijst evenwel uit dat alles op het terrein vlot verloopt.
De heer Frans Peeters: De minister heeft mijn vragen vrij duidelijk beantwoord. Ik was niet op de hoogte van zijn antwoord op de vragen van mevrouw Coopmans. Tijdens onze contacten is echter gebleken dat de Arohm niet alle specifieke vragen meteen kan beantwoorden.
Ik zit nog met een probleem. Het gaat hier eigenlijk om het creëren van twee woningen binnen één eengezinswoning. Dit zou tot problemen met betrekking tot de huisnummering kunnen leiden. De woningen kunnen aan al de door de minister aangehaalde criteria voldoen. De bewoners zouden evenwel om bepaalde redenen toch verschillende huisnummers kunnen vragen. In de buitengebieden gaan de gemeentebesturen momenteel niet direct in op dergelijke vragen. Wat is de houding van de minister tegenover dit probleem?
Minister Dirk Van Mechelen: Het toekennen van huisnummers en het inschrijven van burgers vallen niet onmiddellijk binnen de opdracht van de minister van Ruimtelijke Ordening. We moeten dit pragmatisch bekijken. Alle geledingen van de Vlaamse overheid staan achter het principe van de zorgwoningen. Al het overige is van faciliterende aard en moeten we in orde kunnen brengen. Mij lijkt het alvast niet onlogisch om, bijvoorbeeld, nummers als 12A en 12B toe te kennen.
De heer Frans Peeters: Ik pleit zelf ook voor een pragmatische aanpak. Ik wil enkel de nodige duidelijkheid verkrijgen. Indien een woning aan alle criteria voldoet en twee huisnummers krijgt, moeten we ervoor zorgen dat ze op termijn geen meergezinswoning wordt. Op een bepaald ogenblik zal het niet langer om een zorgwoning gaan. In die situatie moeten we voor een uitdoofscenario kiezen. Zodra het zorgwonen ophoudt, moet het gemeentebestuur het tweede huisnummer weer intrekken. Indien dit niet gebeurt, zullen we met een sluipende besluitvorming te maken krijgen en zullen deze woningen meergezinswoningen worden.
De heer Dirk Van Mechelen: Volgens mij kan een zorgwoning slechts één huisnummer hebben. De opdeling in, bijvoorbeeld, 12A en 12B is louter feitelijk. In mijn gemeente wordt deze werkwijze vaak gehanteerd.
De heer Frans Peeters: Voor mij is het duidelijk. Het is trouwens onder meer naar aanleiding van dit probleem dat ik deze vraag om uitleg heb ingediend. Ik dank de minister voor zijn antwoord.
Minister Dirk Van Mechelen: Ik zal de brief aan mevrouw Coopmans laten kopiëren en aan de commissiesecretaris bezorgen.
De heer Patrick Lachaert: Ik zou nog een kleine voetnoot bij de discussie willen plaatsen. Het is onmogelijk om met betrekking tot de ruimtelijke ordening, het bevolkingsregister en de fiscaliteit andere standpunten in te nemen. Indien een woning een enkel huisnummer heeft, kan het statuut van gezinshoofd slechts aan een enkele persoon worden toegekend.
De heer Frans Peeters: Dat is net het probleem bij dubbele huisnummers, bijvoorbeeld in verband met vervangingsinkomens.
Minister Dirk Van Mechelen: Ik ben beschikbaar om mee de kar te trekken, maar dit zijn zaken die niets met ruimtelijke ordening te maken hebben. Ik stel wel voor dat we een kleine task force oprichten met de administraties Binnenlandse Aangelegenheden, Wonen en Welzijn. Ik kan de administratie van Financiën laten nagaan wat de repercussies zijn. Op basis daarvan kunnen bijkomende decretale initiatieven worden genomen.
De heer Frans Peeters: Dat lijkt me een heel belangrijk initiatief. Zo niet wordt dit een pingpongspelletje waarbij men van de ene administratie naar de andere wordt gestuurd. De gemeentebesturen kunnen vaak geen afdoend antwoord geven wanneer burgers hun die vraag voorleggen. Het lijkt me heel interessant dat er een task force wordt opgericht om daar duidelijkheid over te scheppen. Zo kan er een uniforme communicatie worden gevoerd met de diensten en de bevolking.
Minister Dirk Van Mechelen: Als we achter het concept staan, moeten we ook de drempels die dat verhinderen, wegwerken. Vanuit mijn bevoegdheid voor financiën en ruimtelijke ordening zal ik mijn collega's daarbij betrekken.
De voorzitter: Het incident is gesloten.