Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 17/11/2005
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, mijn vraag dateert van 17 oktober, dus voor we de interessante beleidbrief van de minister kregen. In het regeerakkoord staat:?We onderschrijven de nood aan een langetermijnvisie voor de ruimtelijke ordening. We zorgen voor de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, de uitvoering van de bindende bepalingen en de ruimteboekhouding, met name onder meer een snelle, correcte afbakening van het stedelijk gebied, het woongebied en de 7000 hectare extra bedrijventerreinen, evenals de gelijktijdige afbakening van 750.000 hectare agrarisch gebied, met de aanduiding van de ruimte voor de para-agrarische bedrijven, 38.000 hectare extra natuurgebied en 10.000 hectare bosgebied. We evalueren het bestaande RSV en bereiden de tijdige herziening ervan voor.´
Mijnheer de minister, zijn er het voorbije jaar reeds stappen gezet om dit onderdeel van het regeerakkoord uit te voeren? Wat mogen we dit parlementair jaar verwachten? Wat is de verdere timing binnen deze legislatuur? Wat is de stand van zaken en de planning inzake de evaluatie van het RSV? Wat de technische en de cijfergegevens betreft, stel ik voor dat u deze schriftelijk bezorgt aan deze commissie en dat u zich in uw antwoord beperkt tot wat politiek relevant is.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Ik sluit me aan bij deze vraag. Ik heb trouwens in mei of juni een gelijkaardige vraag gesteld.
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Het technische antwoord beslaat twaalf bladzijden. Ik zal het aan de commissiesecretaris bezorgen, zodat het kan worden rondgedeeld. Ik zal me verder vooral focussen op de zesde vraag, meer bepaald de stand van zaken inzake de evaluatie van het RSV.
Het is eigen aan de methode van structuurplanning dat het beleid, parallel aan de uitvoering, voortdurend wordt geëvalueerd zodat er permanent kan worden bijgestuurd als dit wenselijk is omwille van nieuwe evoluties in de samenleving, nieuwe behoeften, trends of uitdagingen. Met andere woorden, wij geloven in structuurplanning, maar structuurplanning is voor ons een dynamisch proces. Op het moment dat het wordt uitgevoerd, moet het dus ook worden geëvalueerd.
Een gelijktijdige en gelijkwaardige afweging van de toekomstige sectorale ruimtebehoeften in relatie tot de gewenste ruimtelijke structuur via een effectief partnerschapsmodel is een elementair onderdeel van de structuurplanningsmethodiek.
Het RSV werd in 1997 goedgekeurd met sectorale prognoses en taakstellingen die geldig zijn tot en met 2007. Ook de in opmaak zijnde provinciale en gemeentelijke structuurplannen voorzien, rekening houdend met het RSV, in taakstellingen tot en met 2007. De betreffende structuurplannen zullen moeten worden bijgestuurd en aangepast wanneer zij tijdig willen kunnen voorzien in de noodzakelijke woningen, bedrijventerreinen, recreatiezones, enzovoort, rekening houdend met de maatschappelijke evoluties. Het begrip kangoeroewonen is een voorbeeld van een nieuwe ruimtelijke uitdaging ten opzichte van bijvoorbeeld 20 jaar geleden. Rekening houdend met de naderende planhorizon van 2007 en enkele fundamentele knelpunten, dringt zich een tijdige evaluatie en bijstelling van het RSV op, zowel vanuit een maatschappelijke als vanuit een beleidsmatige noodzaak. Op 15 juli heb ik hierover voor het eerst gerapporteerd aan de Vlaamse Regering. Op 10 oktober heb ik een brief gericht aan de Vlaamse minister-president, om te kijken in welke mate we de timing op elkaar kunnen afstemmen.
Mijnheer De Meyer, enerzijds moet de continu?teit van het huidige RSV bewaakt worden en moet worden voortgebouwd op de verwezenlijkingen ervan. Anderzijds moet de visie van het huidige RSV verfijnd worden en waar nodig bijgesteld, in het licht van nieuwe ruimtebehoeften en wijzigingen van de maatschappelijke dynamiek, maar vooral in relatie tot een samenhangende ruimtelijke structuur van Vlaanderen. Na de Europese Raad van vorig jaar in Rotterdam bleek dat het concept van de stedelijke netwerken gedeeltelijk ontbreekt in het RSV.
Ik zal de evaluatie van het huidige RSV en de nodige voorbereidingen voor een tijdige herziening gelijktijdig laten verlopen, aan de hand van een kortetermijn- en een langetermijnspoor.
Tijdens de vorige legislatuur werd beslist de evaluatie uit te werken via drie sporen. Bij het eerste spoor - een partiële herziening van het RSV - werden enkele dringende knelpunten met betrekking tot de taakstellingen voor wonen en bedrijvigheid opgelost. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de belangrijke beslissing om zonevreemde bedrijven niet te verrekenen in de ruimtebalans en de 7000 hectare nieuwe bedrijventerreinen.
Het tweede spoor betrof een algemene interne evaluatie van het RSV. Het resultaat daarvan was dat de meeste knelpunten opgevangen konden worden binnen de flexibiliteit van het huidige RSV en geen bijstelling nodig was. Deze eerste twee sporen van de evaluatie werden uitgevoerd in de periode 2003-2004.
Enkele andere knelpunten waarvoor geen uitweg kon worden geboden binnen het huidige RSV, zijn zo fundamenteel dat ze met een nieuw beleidsdocument aangepakt moeten worden via een derde spoor. Het gaat dan onder meer over de evaluatie en visievorming met betrekking tot de procedurele aspecten. Na jaren werken met stedelijke afbakeningsprocessen, groene en gele structuren, provinciale en gemeentelijke structuur- en uitvoeringsplannen, hebben we ontdekt waar er tekortkomingen zijn en moet worden ingegrepen in de planningssystemen. Ik denk dat ook een verfijning nodig is voor de ruimtebalans en de ruimteboekhouding. Ook sectoraal worden hierover vragen gesteld.
Daarnaast is er ook het debat over de afbakeningslijn en de doorwerking ervan in het beleid. In politieke discussies tussen stedelijke gebieden en buitengebieden neemt de afbakeningslijn soms mythische proporties aan. Ten slotte is er ook de inbreng van de ruimtelijke economische hoofdstructuur en de selectie van bijkomende economische poorten.
In het kader van het derde spoor hebben we in 2004 een bijkomende wetenschappelijke studie laten opmaken, om zicht te krijgen op de relevante inzichten over toekomstige ontwikkelingen, trends en uitdagingen voor het ruimtelijk beleid.
De gerichte bevraging van een 30-tal deskundigen, vanuit diverse thematische invalshoeken, leverde een aantal aandachtspunten op. Stedelijke fragmenten waaieren steeds verder uit, waardoor de grens tussen stedelijke en landelijke gebieden gedeeltelijk vervaagt. Bedrijven vragen goed bereikbare plaatsen, op korte afstand van stedelijke functies. De impact van economische poorten - havens en luchthavens - reikt steeds verder en er ontstaan bijvoorbeeld nieuwe havengebonden ontwikkelingen op interessante achterlandlocaties. De gemeenten buiten de stedelijke gebieden en de economische knooppunten kennen een belangrijke economische dynamiek. De dynamiek in landelijke gebieden in Vlaanderen is zeer verscheiden, waardoor de nood aan een vernieuwde betekenis voor het landelijk gebied en een aangepast plattelandsbeleid in een sterk verstedelijkte context vergroot. In Nederland, onder meer in Zeeland, werden hierover een aantal interessante studies uitgevoerd. Water wordt sterk sturend voor de ruimtelijke ontwikkelingen, waardoor de impact en de repercussies van het integraal waterbeleid sterk structurerend worden voor de ruimtelijke ontwikkelingen.
Tot slot was er de vaststelling dat automobiliteit nog steeds sterk structurerend werkt op de ruimtelijke ordening, en het openbaar vervoer dit enkel kan omkeren als belangrijke knopen en assen op een hoogwaardige wijze worden uitgebouwd. Een mooi voorbeeld is het toekomstige gebruik van de hogesnelheidslijn naar Nederland, door de bouw van een nieuw station in Brecht, voor een betere afwikkeling van het openbaar vervoer. Hierdoor ontstaan volledig nieuwe mogelijkheden. Het ligt voor de hand dat een gemeente als Brecht, die vandaag in het buitengebied ligt, morgen een kleinstedelijk karakter zal aannemen.
Deze externe evaluatie wees uit dat het RSV een zeer bruikbaar kader blijft voor het ruimtelijk beleid, niet alleen op korte, maar ook op middellange termijn. Wat goed gedaan is, moet niet worden overgedaan. De conclusies van deze studie sluiten trouwens zeer nauw aan bij de bevindingen uit de interne evaluatie in het kader van het tweede spoor.
De evaluatie en de voorbereiding van de tijdige herziening van het RSV zullen gelijktijdig verlopen aan de hand van een kortetermijn- en een langetermijnspoor. Gelet op het dwingende tijdsbestek dat ons rest, is mijn administratie voor het kortetermijnspoor reeds gestart met de voorbereiding en uitwerking van diverse deelonderzoeken, met een prioritaire focus op de thema´s wonen, werken, recreatie en infrastructuur. Voor de ruimtebalans worden we bijvoorbeeld voor recreatie met fundamentele problemen geconfronteerd.
Naast de permanente evaluatie van de uitvoering van het RSV zijn voor een globale evaluatie de volgende drie benaderingen essentieel: een inhoudelijke planevaluatie, een kwantitatieve evaluatie en het opstarten van een ruimtemonitor.
Bij de evaluatie van de uitvoering van het RSV wordt bekeken welke onderdelen van het RSV volledig afgerond zijn en welke nog lopen, welke processen nog moeten opgestart of gereactiveerd worden, zoals bijvoorbeeld de stedelijke afbakening van Leuven, en welke processen niet weerhouden worden op basis van de inhoudelijke planevaluatie. We moeten dus nagaan waar we mee bezig zijn, wat er is stilgevallen, waar we moeten accelereren en wat niet wordt voortgezet.
Wat betreft de inhoudelijke planevaluatie is het belangrijk dat de relevantie van de verschillende inhoudelijke onderdelen van het RSV moet worden geanalyseerd binnen de context van de huidige ruimtelijke en maatschappelijke dynamiek. Met de in de wetenschappelijke studie gesignaleerde ruimtelijke ontwikkelingen en de bijhorende onderzoeksvragen en beleidsvragen zal rekening worden gehouden bij het uitschrijven van het onderzoeksprogramma ter voorbereiding van een nieuw ruimtelijk beleidskader op Vlaams niveau.
De kwantitatieve evaluatie van het RSV beoogt de werkelijke veranderingen in de ruimte te analyseren en het ruimtelijk functioneren in het licht van de doelstellingen van het RSV te bekijken. Dit is essentieel om de toekomstige sectorale ruimtebehoeften gelijktijdig te kunnen afwegen op basis van de beschikbare ruimte en de gewenste ruimtelijke structuur. Op termijn kan de taak van de kwantitatieve evaluatie worden overgenomen door de ruimtemonitor.
De ruimtemonitor is een noodzakelijk instrument voor de permanente evaluatie en monitoring van het ruimtelijk beleid in relatie tot de effectieve ontwikkelingen in onze ruimte. Dit wordt een omvattende en een bruikbare set van cartografische en sectorale data, die het mogelijk moet maken de Vlaamse ruimte te beschrijven, het ruimtegebruik te situeren en er de ruimtelijke differentiatie van te leren kennen. Dit gebeurt in een tijdsperspectief zodat we ook de evoluties in ontwikkelingen kunnen vaststellen. De ruimtemonitor wordt tegelijkertijd een instrument voor de verschillende ruimtebehoevende sectoren om hun huidig en toekomstig ruimtegebruik op een coherente en objectieve wijze te visualiseren. Het moet dus een soort databank zijn, cartografisch ondersteund, waaruit duidelijk blijkt hoe de ruimte wordt aangewend, en die de sectoren moet ondersteunen om hun visie op die ruimte te ontwikkelen en te verfijnen.
Op basis van deze evaluatie, die loopt over drie terreinen, is mijn administratie gestart met de voorbereiding van diverse externe deelonderzoeken. Een eerste deelonderzoek is een haalbaarheidsstudie naar de technische en juridische aspecten van de ruimtemonitor. Wanneer we zoiets concipiëren, moeten we ook weten wat het technisch betekent, hoe het moet functioneren, hoe het moet worden geraadpleegd en hoe het ontsloten moet worden. Ook moeten we de juridische gevolgen kennen alsook het karakter van de data en de cartografische gegevens.
Ten tweede is er een inventarisatie gestart van de voor het Vlaamse ruimtelijk beleid relevante ruimtelijke ontwikkeling binnen buurregio´s en op transnationaal niveau. Terwijl het RSV sterk is gefocust op de ruimtelijke ontwikkeling in Vlaanderen, proberen we dat hier open te trekken en Vlaanderen te zien als een entiteit in West-Europa. Heel de ontwikkeling van bijvoorbeeld West-Duitsland heeft een fenomenale impact op Vlaanderen. Heel de delocatie van economie heeft een enorme impact op logistieke processen. Vlaanderen is geen eenzaam stipje op een kaart maar maakt deel uit van grotere netwerken.
Ten derde is er een studie besteld naar de stedelijke dynamiek in Vlaanderen en tot slot komt er een studie naar diversiteit in vormen en voorkomen van ruimtelijke verweving in Vlaanderen, waarbij de kracht en de zwaktes worden onderzocht, waar er moet worden bijgestuurd en hoe we daarmee moeten omgaan.
Deze evaluatieoefening, die invulling geeft aan het kortetermijnspoor, zal door mijn administratie worden afgerond, samen met de resultaten van de bijkomende deelonderzoeken, tegen september 2006. Deze resultaten zullen dan gezamenlijk verwerkt worden in een samenvattende nota die tegen eind 2006 aan de Vlaamse Regering zal worden voorgelegd.
Ik kom tot de voorbereiding en de tijdige herziening van het RSV. Het regeerakkoord formuleert de ambitie om een tijdige herziening van het RSV voor te bereiden. Zoals gezegd doen we dat met een kortetermijnvisie en een langetermijnspoor. Om geen misverstanden te laten ontstaan, verduidelijk ik wat ik bedoel met korte termijn. Ik wil op basis van een grondige evaluatie van bestaande knelpunten, de mogelijkheid afwegen om binnen de principes van het huidige RSV een tweede partiële herziening van het RSV op te starten. Hierbij zal onder andere de problematiek van het naderen van de planhorizon 2007 bekeken worden, en concrete knelpunten bij de uitvoering van het RSV zullen in kaart worden gebracht.
Ik geef het voorbeeld van de problematiek van de missing links. Als we het RSV in 2007 niet vervangen door een tweede RSV en we willen een aantal missing links wegwerken, dan is het nodig dat er een RSV 1tris komt. Voor dit kortetermijnspoor zal ik rekening houden met de resultaten van de evaluatie van het RSV en met het onderzoek gericht op de langere termijn. We moeten hierbij nagaan waar we de langetermijnvisie reeds moeten implementeren in een bijsturing op korte termijn van het RSV. Er moet bijzondere aandacht gaan naar thema´s zoals wonen, werken, recreatie en verkeersinfrastructuur. De eerste resultaten hiervan worden verwacht tegen midden 2006.
Naast het werk op het kortetermijnspoor, wil ik gelijktijdig blijven inzetten op de langetermijnvisie met het oog op de voorbereiding van een meer fundamentele herziening van het RSV. Op basis van een analyse van belangrijke maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen, wil ik de kennishiaten in beeld brengen. Op basis daarvan kunnen systematisch onderzoeksopdrachten worden uitbesteed, die deze leemten in kennis in kaart zullen brengen en zullen invullen. Het betreft onder meer het onderzoek naar de stedelijke netwerken waarvan ik al een voorbeeld heb gegeven.
Dit is het antwoord op de meer structurele vragen van de heer De Meyer. We zijn sinds 2003 bezig met de evaluatie van het huidige RSV. Belangrijke conclusie is dat het huidige RSV ons toelaat daarop door te bouwen en het vooral uit te voeren. Er zijn heel wat planningsprocessen nog lopende, zoals blijkt uit de beleidsbrief.
Uiteindelijk moeten de analyse en de evaluatie leiden tot twee dingen. Ten eerste is dat een bijsturing op korte termijn tegen 2007. Ten tweede moet het leiden tot de voorbereiding van de herziening van het RSV, waarvoor we de noodzakelijke kennis moeten opbouwen om enkel datgene bij te sturen en te verfijnen wat bijsturing vereist.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn zeer uitgebreid en gestoffeerd antwoord, zowel voor het mondelinge als het schriftelijke gedeelte dat we hebben gekregen. Mijnheer de minister, ik wil niet vooruitlopen op het verder uitgebreid gesprek dat we hierover kunnen voeren tijdens de bespreking van uw beleidsbrief en nadat we uw antwoord grondig hebben nagelezen. Ik meen te mogen begrijpen uit uw mondeling antwoord en uit het deel van uw schriftelijk antwoord dat ik al snel heb gelezen, en het is bovendien essentieel, dat het huidige RSV wordt uitgevoerd, dat er in continuiteit zal worden voortgebouwd op het huidige RSV en dat de evaluatie, verfijning en bijstelling rekening zullen houden met de maatschappelijke noden.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Het antwoord verbaast me, maar we zullen straks verder praten bij de bespreking van de beleidsnota.
De voorzitter: Het incident is gesloten.