Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 13/10/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Marie-Rose Morel tot de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de onderwijstaal in het hoger onderwijs
De voorzitter: Mevrouw Morel heeft het woord.
Mevrouw Marie-Rose Morel: Mevrouw de voorzitter, op 2 april 2003 heeft het Vlaams Parlement het Bologna-decreet goedgekeurd. Dit decreet bepaalt onder meer de taalregeling voor het universitair en het hoger onderwijs. In een bacheloropleiding mag maximaal tien percent van de vakken in het Engels of in een andere taal dan het Nederlands worden gedoceerd. In een masteropleiding mogen in beperkte mate colleges in het Engels worden gegeven. Met deze bepalingen heeft de decreetgever aangetoond dat het niet de bedoeling is het gebruik van het Nederlands in Vlaanderen uit te hollen.
In september heeft de heer Van den Bossche, voormalig minister van Onderwijs en partijgenoot van de huidige minister van Onderwijs, ervoor gepleit om de universiteiten en de hogescholen meer mogelijkheden te bieden om in het Engels te doceren.
De meningen zijn verdeeld. De heer Oosterlinck, gewezen rector van de KULeuven, heeft voor een verdere versoepeling van de bestaande regeling gepleit. De heer Van Loon, rector van de UA, vindt dat het decreet van 2 april 2003 volstaat om het Nederlands en de andere talen hun plaats in het onderwijs te geven.
Ook de studenten houden zich hiermee bezig. In het begin van het academiejaar heeft het KVHV actie gevoerd tegen de verengelsing van het onderwijs. Volgens het KVHV heeft deze verengelsing een negatieve invloed op de kwaliteit van het academisch onderwijs. Bovendien hebben Vlamingen het recht om in de eigen taal een voortgezette opleiding te volgen.
Op internationale conferenties en in buitenlandse laboratoria behoren onze afgestudeerden tot de mensen die zich het best in het Engels kunnen uitdrukken en die het best in het Engels kunnen publiceren. Ze beheersen het Engels beter dan de andere mensen die het Engels niet als moedertaal hebben.
We kunnen hieruit afleiden dat het momenteel niet slecht gesteld is met het Engels in ons hoger onderwijs. Indien we aan dit wankele evenwicht prutsen, zouden we de kennis van het Engels van onze afgestudeerden nog een klein beetje kunnen verbeteren. Dit zou echter ten koste van het Nederlands gaan.
Vier praktische overwegingen zouden ons moeten wijzen op het belang van voldoende zorg voor onze moedertaal. We mogen de moeilijkheidsgraad van een heleboel opleidingen niet onderschatten. Een overschakeling op het Engels zou die moeilijkheidsgraad nog verhogen.
We moeten rekening houden met een recent gepubliceerde studie van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW). Volgens de KNAW leidt het doceren in het Engels in het hoger onderwijs tot een kwaliteitsvermindering die tot dertig percent kan bedragen. Die daling is, jammer genoeg, vooral te wijten aan de gebrekkige kennis van het Engels van een aantal docenten.
Het grootste deel van onze afgestudeerden gaat nog steeds in het Nederlandstalig taalgebied aan het werk. Ze hebben het Nederlands meer nodig dan het Engels. Zoals het KVHV terecht heeft aangehaald, mogen we niet vergeten dat studenten het universeel recht hebben om een basisopleiding in de eigen taal te krijgen. Indien nodig, moeten we bijkomende cursussen Engels invoeren. We zijn daar zeker niet tegen, maar we mogen de vakcolleges evenwel niet blindelings van het Nederlands naar het Engels omschakelen.
We moeten trouwens realistisch blijven: Engels zal nooit onze moedertaal zijn. We zullen het nooit halen van native speakers. In internationale samenwerkingsverbanden moeten we niet trachten perfect Engels te spreken. Op dat vlak zullen we altijd de tweede plaats behouden. We moeten scoren met onze meertaligheid en met de kwaliteit van onze vakkennis.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van de studie van de KNAW? Beschikken we in Vlaanderen over een soortgelijk onderzoek? Zo neen, mogen we de conclusies van de KNAW op de Vlaamse situatie projecteren? In de pers is tegelijkertijd warm en koud geblazen. We hebben verschillende signalen gehoord. Blijft u bij het standpunt dat de bestaande regeling voldoende ruimte biedt voor het gebruik van het Engels in het hoger onderwijs? Over welke criteria en mechanismen kunt u beschikken of zou u graag kunnen beschikken om de verhouding tussen het gebruik van het Engels en van andere talen en de kwaliteit van het hoger onderwijs te quoteren en op te volgen?
De voorzitter: De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen: Mevrouw de voorzitter, tijdens de vorige legislatuur hebben we uitgebreid gedebatteerd over dit onderwerp. Hierbij hebben we terecht veel aandacht gevraagd voor het behoud van het Nederlands als onderwijs- en onderzoekstaal in het hoger onderwijs.
Zoals mevrouw Morel al heeft vermeld, biedt de huidige regeling al wat ruimte. Uit een onderzoek blijkt dat vijftig percent van de master-opleidingen in Nederland in een andere taal, voornamelijk het Engels, wordt aangeboden. In Vlaanderen gaat het om vijftien percent. De manama-opleidingen zijn hierbij niet eens in rekening gebracht. Er is dus geen reden tot paniek.
Op masterniveau kunnen instellingen een opleiding in een andere taal aanbieden indien binnen dezelfde instelling een equivalent wordt aangeboden volgens de bepalingen van het decreet. Dit equivalent moet niet volledig in het Nederlands worden gegeven. Een gedeelte van de opleiding mag in een andere taal worden gedoceerd. De EHSAL heeft op dit vlak al initiatieven genomen.
Er voltrekken zich op het terrein een aantal evoluties. Naar aanleiding van de discussie over een eventuele verlenging van de studieduur voor bepaalde wetenschappelijke opleidingen zien we op bepaalde plaatsen opsplitsingen. De opleiding geografie is hiervan een goed voorbeeld. Hoewel dit jarenlang niet mogelijk was, ontstaan er nu samenwerkingsverbanden tussen verschillende instellingen. We streven naar optimalisatie. Over rationalisatie wil ik het hier niet hebben. Het nieuwe financieringssysteem zal de instellingen bepaalde incentives geven.
De idee van de Universiteit Vlaanderen zit in ons achterhoofd. Dit betekent helemaal niet dat we instellingen moeten verbieden om samen een opleiding aan te bieden. De vraag is of die opleiding aan een instelling volledig in een andere taal mag worden aangeboden. In dat geval zou in een andere instelling een na accreditatie evenwaardig bevonden equivalent moeten worden aangeboden. De accreditatie moet de kwalitatieve minimumstandaard garanderen. Ik heb het hier over een gewone masteropleiding. Examens in het Nederlands moeten voor die studenten mogelijk zijn. Indien de opleiding en de examens in de opleiding aan een andere instelling evenwaardige equivalenten vormen, moet dat tot de mogelijkheden behoren. Tenslotte vormt de taal in dat geval het enige verschilpunt.
In de praktijk is er natuurlijk een groot verschil tussen het gebruik van een andere taal in een opleiding in de exacte wetenschappen, waar ondertussen geen enkel Nederlandstalig handboek meer wordt gebruikt, en in een opleiding in de hedendaagse geschiedenis aan de Universiteit Gent, waar vanzelfsprekend nog steeds het Nederlands wordt gebruikt.
We hebben het hier al eerder gehad over het door de rector van de Universiteit Gent uitgewerkte financieringssysteem voor het wetenschappelijk onderzoek. We moeten de universiteiten die interne mogelijkheid bieden. Het gaat hier tenslotte om evenwaardig wetenschappelijk onderzoek. Ik wil alleen aantonen welke verschillen in taalgebruik er zijn tussen de verschillende opleidingen.
De bemerking van mevrouw Morel over de native speakers klopt. Ik herinner me in dit verband een bezoek aan de Europese Commissie. De tolken ginds zijn trouwens recent in de actualiteit geweest. Het grote probleem is dat iedereen meent geen vertaling nodig te hebben. Blijkbaar wil iedereen de zaken onderling in slecht Engels regelen.
Ik heb de desiderata van de EHSAL gezien. De docenten van de EHSAL zijn geen native speakers. Indien dat zou moeten, zou geen enkele Vlaamse docent in een andere taal kunnen doceren. We zouden dan namelijk a priori stellen dat hij zijn vakkennis onvoldoende kan overbrengen. De EHSAL biedt volledig in het Engels gedoceerde opleidingen aan, maar de docenten zijn geen native speakers. Ze moeten aan een aantal minimale criteria voldoen om in het Engels te mogen doceren. Buitenlandse ervaring is een van die criteria. De EHSAL gaat ervan uit op die manier voor voldoende kennis van het Engels te kunnen zorgen. Het lijkt me moeilijk alleen native speakers toe te laten.
We streven naar een meer verregaande mobiliteit van docenten en van studenten. Dan gaat het niet alleen om Vlamingen die naar elders vertrekken, maar ook om mensen van elders die men wil aantrekken. Het beperken van het aanbod tot Nederlandstalige opleidingen zou een rem kunnen zetten op die mobiliteit.
Indien we de huidige mogelijkheden binnen de instellingen willen verruimen, zal ik hier zeker op terugkomen. Door evenwaardige opleidingen binnen samenwerkingsverbanden toe te laten, zouden we de instellingen wat ruimte kunnen bieden zonder de deur volledig open te zetten.
De voorzitter: Mevrouw Berx heeft het woord.
Mevrouw Cathy Berx: Mevrouw de voorzitter, ik sluit me grotendeels aan bij de woorden van de heer Van Baelen. We moeten nagaan of we het probleem niet kunnen opvangen door de verplichting te schrappen om binnen dezelfde instelling een equivalent in het Nederlands aan te bieden. Deze mogelijkheid verdient onze verdere aandacht.
Ik wil hier nog een ander punt naar voren brengen. Ik veronderstel dat iedereen het erover eens is dat meertaligheid een cruciaal aandachtspunt vormt. We moeten de meertaligheid van studenten maximaal stimuleren. Een van de interessantste instrumenten om dat doel te bereiken, namelijk de studentenuitwisselingen in het secundair en het hoger onderwijs, wordt in Vlaanderen sterk onderbenut. Inzake deze uitwisselingen liggen we achter op de meeste andere landen.
Ik kan hiervoor meerdere redenen bedenken. Misschien vinden bepaalde buitenlandse instellingen het niet zo interessant om studenten naar Vlaanderen te sturen en nemen ze om die reden minder Vlaamse studenten op. Het heeft allicht meer met een culturele ingesteldheid te maken. De Vlaamse studenten zijn behoorlijk honkvast. Velen zetten de stap niet om een tijdje in het buitenland te gaan studeren. Dit is nochtans een van de meest interessante manieren om de eigen talenkennis te verdiepen door contacten met native speakers.
Dit betekent niet dat we basisopleidingen in een andere taal moeten aanbieden. Het stimuleren van de talenkennis is voor mij cruciaal. Het gaat er niet om bijkomende opleidingen in het Engels aan te bieden, zelfs als de onderzoekstaal in een bepaald vakgebied het Engels is. We moeten de meertaligheid op een of andere manier stimuleren.
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Mevrouw de voorzitter, ik zou me willen aansluiten bij de heer Van Baelen. Tijdens de vorige legislatuur hebben we een lang en moeilijk debat gevoerd over het gebruik van vreemde talen in het hoger onderwijs. In het Bologna-decreet hebben we een goed evenwicht gevonden. De doelstelling, met name het bewaren van het Nederlands als onderwijs- en wetenschapstaal, is overeind gebleven. Tegelijkertijd hebben we de instellingen voldoende ruimte geboden om in hun onderwijs en in hun onderzoek een andere taal te gebruiken.
Het hoger onderwijs is voortdurend in evolutie, ook de structuren en de samenwerking. Er is een gedeeltelijke rationalisering doorgevoerd. De Bologna-doelstellingen van 2003 over taalgebruik moeten overeind blijven, maar misschien kunnen we ze wel anders benaderen en invullen als we meer rationalisering en samenwerking krijgen tussen de verschillende onderwijsinstellingen. We moeten de huidige stringente regel over het parallelle aanbod van masteropleidingen in eenzelfde instelling - zonder de doelstelling van Nederlands als onderwijs- en wetenschapstaal - overeind houden.
Mevrouw Berckx, het gebruik van het Engels of een andere vreemde taal in de masteropleidingen is niet alleen ingegeven door het streven naar meertaligheid bij de studenten. Het heeft veeleer te maken met de kwaliteit van de opleiding, met het opleidingsaanbod en de internationalisering.
Ik ben het wel met u eens dat de internationale uitwisseling op bepaalde domeinen ondermaats is. Het verrast me dat dit zo faculteitsgebonden is. Ik vraag me af hoe dat komt. Misschien bestaan er studies over. Aan de Universiteit van Antwerpen is er een enorm verschil tussen de TEW'ers en de handelsingenieurs. Van de handelsingenieurs schrijft bijna zestig percent zich in voor een Erasmusproject, maar bij de TEW'ers ligt dat cijfer veel lager. Ze behoren dan nog tot dezelfde faculteit. Het zijn dan nog allebei economische richtingen. Ik begrijp dat dus niet. Wat is de oorzaak daarvan? Het heeft zeker niet te maken met de sociale afkomst van de student. Er moeten andere facetten van het beleid of van de cultuur van de faculteit meespelen.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Dit is een interessante gedachtewisseling. Een tweede thema komt zelfs aan de orde: uitwisseling. Ik heb daar geen gegevens over. Misschien moet het departement dit eens onderzoeken en nagaan welke factoren samenhangen met een hoge of lage participatie van studenten aan Erasmus.
Mevrouw Morel, ik ben inderdaad op de hoogte van de studie van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Het rapport 'Nederlands, tenzij... Tweetaligheid in de geestes-, gedrags- en maatschappijwetenschappen' gaat vooral over het gebruik van het Nederlands, het Engels en andere vreemde talen als wetenschapstaal in de vermelde wetenschapsdomeinen. Het verwijst in feite maar zijdelings en zeer kort, op bladzijde 13, naar een onderzoek naar de kwaliteit van het Engels als onderwijstaal. Dat onderzoek werd verricht in de ingenieurswetenschappen en stelt dat de combinatie van een beperkte Engelse taalbeheersing bij de docenten en een minder goede kennis van het Engels bij de studenten tot een kwaliteitsverlies van telkens 15 percent zou leiden. De passage in de KNAW-studie lijkt mij echter veel te beperkt om daar harde en algemene conclusies uit te kunnen trekken. Voor zover ik weet, is er in Vlaanderen geen gelijkaardige studie uitgevoerd. Ik kan daar niet veel uit concluderen, eerlijk gezegd.
Zoals recent nog aangegeven, ben ik niet van plan om de bestaande regeling te veranderen.
Het Structuurdecreet bepaalt in artikel 91, paragraaf 6, dat de universiteiten en hogescholen in een afzonderlijk rapport verantwoording moeten afleggen over het gebruik van een andere onderwijstaal dan het Nederlands en over het taalbeleid dat ze voeren. De eerste rapporten moeten drie maanden na het einde van het vorige academiejaar, dus op het einde van dit kalenderjaar, worden overgemaakt. De inhoud van dit jaarlijkse rapport van de instellingen is in een besluit van de Vlaamse Regering vastgelegd. Het rapport moet minimaal volgende gegevens bevatten: een overzicht van de doelstellingen en resultaten van het taalbeleid, een aantal specifieke kwantitatieve gegevens, een staving van het toepassen van de decretale voorschriften voor de anderstalige opleidingen en opleidingsonderdelen, de gedragscode en de evaluatie van de studenten over de toepassing van deze gedragscode en een overzicht van de kennistoetsen andere taal of Nederlands.
Om er zeker van te zijn dat alle universiteiten en hogescholen zo'n rapport opstellen, zal de administratie Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek de instellingen binnenkort aanschrijven en hen herinneren aan de verplichting tot jaarlijkse rapportering. De administratie zal een grondige analyse maken van deze rapporten. Van zodra die beschikbaar zijn, zal ik u die laten bezorgen samen met de verslagen.
De voorzitter: Mevrouw Morel heeft het woord.
Mevrouw Marie-Rose Morel: Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Het zou inderdaad interessant zijn die verslagen en rapporten te kunnen inkijken.
Mijnheer Van Baelen, u pleit voor rationalisering, en u vindt het niet nodig dat een instelling zowel het Nederlands als het Engels hanteert. Volgens mij zitten we dan met een probleem van locatie.
De heer Gilbert Van Baelen: Vlaanderen is een zakdoek groot.
Mevrouw Marie-Rose Morel: Dat klopt, maar er is bijvoorbeeld gesproken over een associatie van de KU Leuven met de KULAK. Die verplaatsing is toch niet evident. We moeten rekening houden met de praktische kant van de zaken.
Mevrouw Monica Van Kerrebroeck: Men zou ook over de associaties heen kunnen samenwerken.
De heer Gilbert Van Baelen: Oh, maar dat hoor ik graag uit uw mond!
Mevrouw Marie-Rose Morel: Vlaanderen is misschien maar een zakdoek groot, maar we moeten de praktische kant van een rationalisering toch eens goed bestuderen. Ik heb daar mijn twijfels bij.
De voorzitter: Het incident is gesloten.