Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 29/09/2005
Vraag om uitleg van de heer Jos Stassen tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over het leenrecht
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Het leenrechtdossier wacht al een aantal jaren op een oplossing, zowel op het niveau van de deelstaten als op federaal niveau. Ik hoop dat er vandaag uitsluitsel over komt. Het betreft hier de leenrechtvergoeding die te maken heeft met het uitlenen van boeken in erkende openbare bibliotheken. België en de deelstaten, in dit geval dus de gemeenschappen, zijn verplicht het leenrecht in te vullen. Het KB betreffende de vergoedingsrechten voor openbare uitlening is verschenen in het Belgisch Staatsblad van 14 mei 2004. In artikel 4 van dat KB staat dat de gemeenschappen en verenigingen voor het bibliotheekwezen de betaling aan de beheersvennootschap geheel of gedeeltelijk op zich kunnen nemen. Het lijkt me logisch dat het leenrecht wordt uitgekeerd aan de auteurs die boeken schrijven en daarvoor als auteur worden vergoed.
Intussen had de toenmalige federale minister van Economie Reprobel aangeduid als beheersvennootschap die verantwoordelijk is voor de inning van deze gelden. De bedoeling was om in augustus van dit jaar de gemeenten aan te schrijven om de nodige gegevens te verzamelen en aldus het leenrecht te innen.
In het verleden is ook in deze commissie al meermaals de vraag gesteld wie die vergoeding zou betalen. Mijnheer de minister, tijdens de vorige legislatuur toen u ook minister van Cultuur was, hebt u en heeft ook uw opvolger gezegd dat de Vlaamse overheid die vergoeding zou betalen. In het regeerakkoord noch in de beleidsnota heb ik daar iets specifiek over teruggevonden. Het zou wel eventueel kunnen vallen onder de paragraaf?het slechten van participatiedrempels´. Het lijkt me belangrijk dat er duidelijkheid komt over dit dossier.
In 2003 is op basis van het aantal actieve bibliotheekgebruikers in Vlaanderen de kostprijs van het leenrecht geschat op zo´n 1,2 à 1,4 miljoen euro. Dit is toch een aanzienlijk bedrag.
Mijnheer de minister, welke afspraken zijn er gemaakt en welke akkoorden zijn er gesloten met het federale niveau over het leenrechtdossier? Wat is de stand van zaken van dat overleg? Geldt nog steeds uw engagement dat het leengeld dat zou worden aangerekend aan de bibliotheekgebruikers, door de Vlaamse overheid zal worden gedragen? Bestaat hierover een akkoord binnen de Vlaamse Regering? Plant u initiatieven om deze aanslepende problematiek op te lossen?
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Artikel 4 van het KB van 14 mei 2004 stipuleert dat de gemeenschappen en de verenigingen voor het bibliotheekwezen de betaling aan de beheersvennootschap geheel of gedeeltelijk op zich kunnen nemen.
Bij KB van 5 april 2005 duidde de federale overheid Reprobel aan als beheersvennootschap om het leenrecht te innen en te verdelen. Ik heb dan ook contact opgenomen met Reprobel om na te gaan in hoeverre we tot een akkoord kunnen komen. Ik heb daarbij drie voorwaarden gesteld. Ten eerste moet de bibliotheekgebruiker worden vrijgesteld van elk bijdrage. Ten tweede moet de werkbelasting van onze bibliotheken en instellingen bij het opvragen van de nodige ontleningsgegevens tot het absolute minimum worden herleid. Ten derde moeten via evaluaties de nodige garanties worden gegeven dat het geld wel degelijk bij onze auteurs en uitgevers terecht komt.
Enkele dagen geleden hebben we een akkoord bereikt voor een gecentraliseerde inning voor de komende 3 jaar. Het KB voorziet in een uitbetaling van de leenvergoeding vanaf dit jaar, gebaseerd op gegevens van het vorige kalenderjaar. Concreet zal voor het leenrecht over 2004, ten laatste begin volgend jaar 1 miljoen euro ter beschikking worden gesteld van Reprobel.
De uitbetaling aan de auteurs zou plaatsvinden in de zomer van volgend jaar. Op basis van de gegevens over 2005 wordt in september 2006 1.150.000 euro ter beschikking gesteld en voor 2006 1.300.000 euro. Het spreekt voor zich dat er telkens een grondige evaluatie zal volgen.
Het ter beschikking gestelde bedrag wijkt af van de vooropgestelde cijfers gebaseerd op de Vrind-cijfers omdat dit akkoord de administratieve lasten van Reprobel sterk minimaliseert en wij eveneens rekening houden met dubbele tellingen aangezien een bibliotheekgebruiker maar één keer mag worden?aangesproken´.
Met dit akkoord wordt het KB optimaal uitgevoerd, zowel voor de auteurs als voor onze bibliotheken en bibliotheekgebruikers.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Ik dank de minister voor zijn duidelijk antwoord. Hij brengt zeer goed nieuws. Dit probleem lijkt opgelost te geraken. Bovendien heeft hij mijns inziens de juiste conclusies getrokken uit het debat over de billijke vergoeding en over het probleem dat er wel wordt ge?nd maar niet of nauwelijks aan de rechthebbenden wordt uitbetaald. De minister vraagt een voortdurende evaluatie en hij plakt er voor de uitbetaling in het eerste jaar zelfs vervaldata op. Begin volgend jaar zal men met de uitbetaling beginnen. Ten laatste medio volgend jaar worden de auteurs uitbetaald. Dat is allemaal erg goed. Ik hoop dat de permanente evaluatie Reprobel ertoe zal dwingen werk te maken van een zo eenvoudig mogelijke uitbetaling, met zo weinig mogelijk kosten. Ik wens de minister proficiat met het geleverde werk.
De voorzitter: Het incident is gesloten.