Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 06/10/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Stern Demeulenaere tot de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de rechtspositieregeling van het onderwijzend personeel
De voorzitter: Mevrouw Demeulenaere heeft het woord.
Mevrouw Stern Demeulenaere: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, naar aanleiding van uw ronde van Vlaanderen v??r het reces werden de onderscheiden schooldirecties en scholengemeenschappen geconfronteerd met de op til zijnde veranderingen naar aanleiding en in afwachting van de goedkeuring van onderwijsdecreet XV. De verantwoordelijken van de directies en scholengemeenschappen hoopten dat enkele misvattingen en twijfels uit de wereld zouden worden geholpen. Velen werden echter geconfronteerd met nog meer twijfels en onduidelijkheid, vooral in verband met de nieuwe maatregelen omtrent de rechtspositie van het onderwijzend personeel, wat geen onbelangrijk gegeven vormt binnen de school en de scholengemeenschap.
Een personeelslid dat een beroep wenst te doen op het recht van tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, TADD, moet dit inroepen v??r 15 juli bij een van de schoolbesturen van de scholengemeenschap. TADD is een voorrangscategorie en in het onderhandelingscomité kan men bijkomende voorrangsregels vastleggen tussen TADD´ers. Ook inzake de vaste benoeming en de procedure hieromtrent werd een duidelijke strakke regeling uitgewerkt waaraan men zich moet houden. Inzake het deel reaffectatie en de reaffectatieverplichtingen blijft het echter koffiedik kijken.
In dit verband heb ik dan ook enkele concrete vragen waarmee verschillende schoolbesturen geconfronteerd worden en waar zij dringend een antwoord op verwachten, opdat ook zij verder zouden kunnen bouwen aan de toekomst van hun scholen. Heeft een TADD´er voorrang op reaffectatievrij onderwijzend personeel, zowel voor wat betreft het kleuter- als het basisonderwijs of is dit een foute interpretatie van het voorliggende gegeven? Werden op die eventuele voorrangsregel afwijkingen voorzien? Zo ja, welke? Zou het niet opportuun zijn in eventuele afwijkingen te voorzien op die voorrangsregels vooral in het licht van pas opgerichte afdelingen of structurele aanpassingen in bestaande scholen, of kan dit ook binnen het voorliggende kader? Zo ja, hoe?
Verschillende gemeenten hebben binnen de scholengemeenschappen hieromtrent al onderliggende afspraken gemaakt. Ik vraag me af of dat niet allemaal in een totaalpakket kan worden gegoten zodat het een officieel gegeven wordt.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, geachte collega´s, ik wil beginnen met een voorgeschiedenis van dit zeer complexe verhaal. In het decreet betreffende het landschap basisonderwijs van 10 juli 2003 werden de bepalingen met betrekking tot de voorrangsregeling bij tijdelijke aanstellingen en benoemingen in de beide rechtspositiedecreten van 27 maart 1991 gewijzigd. Daarbij is het recht op tijdelijke aanstelling van doorlopende duur of TADD, dat al geruime tijd in het secundair en het volwassenenonderwijs bestond, ook in het basisonderwijs ingevoerd, en wel vanaf 1 september 2003.
Omdat in de verschillende onderwijsniveaus slechts één enkele voorrangsregeling geldt, werden de rechtspositieregels voor het onderwijspersoneel verder geharmoniseerd, vereenvoudigd en transparanter gemaakt. Ik merk daarbij op dat de concrete toestand en de beleidscultuur in basisscholen en middelbare scholen erg verschillen. Dat speelt mee bij het verwerken van wat er nu gebeurt. Principieel streven we naar een eenvormige en daardoor transparante regelgeving voor het gehele leerplicht- en volwassenenonderwijs. Ik geef echter wel toe dat dit voor het basisonderwijs erg nieuw is.
Verder is bepaald dat ook in het basisonderwijs de scholengemeenschappen een rol zouden spelen inzake het personeelsbeleid. In het secundair onderwijs is dat trouwens al geruime tijd het geval. Vermits de scholengemeenschappen basisonderwijs slechts in 2003 zijn ingevoerd, bepaalde de decreetgever in 2003 dat de gevolgen van het behoren tot een scholengemeenschap voor het personeelsbeleid pas met ingang van 1 september 2005 te merken zouden zijn, onder meer wat de rechten en plichten van personeelsleden van scholen van eenzelfde scholengemeenschap betreft. Daarbij ging het niet het minst om het opbouwen van rechten op een TADD via alle scholen die behoren tot een scholengemeenschap.
Over dit thema werd sinds 2003 uitgebreid gecommuniceerd met het onderwijsveld. De omzendbrief over dit onderwerp werd op 6 juni 2003 via Edulex aan de scholen meegedeeld. Tegelijkertijd werden cursussen op de website van het departement Onderwijs geplaatst. Bij de verspreiding van de omzendbrief en de cursussen werd nadrukkelijk gefocust op de impact van het concept scholengemeenschap op het personeelsbeleid dat vanaf 1 september 2005 een rol zou spelen. Daarenboven organiseerde het departement Onderwijs in juni 2003 een?ronde van Vlaanderen´ waarbij de regelgeving over TADD een belangrijk onderdeel vormde en zeer uitvoerig werd toegelicht aan de hand van concrete voorbeelden.
Hoewel de onderwijsactoren de statutaire bepalingen dus kenden, ontstonden er in de aanloop naar 1 september 2005 allerlei vragen. Dat was vooral zo omdat vanaf deze datum het behoren tot een scholengemeenschap basisonderwijs op het vlak van personeelsaangelegenheden niet langer vrijblijvend zou zijn. Een aantal onderwijsactoren beseften toen pas hoe het in 2003 afgesproken stelsel concreet zou worden toegepast. Sommige schoolbesturen die tot het besef kwamen dat TADD-gerechtigde personeelsleden van andere schoolbesturen via de scholengemeenschap rechten kunnen doen gelden, wensten de automatische gevolgen van het behoren tot een scholengemeenschap te vermijden en ontwikkelden een aantal foute interpretaties van de regelgeving of spraken Vlaamse parlementsleden aan om via een amendement op het onderwijsdecreet XV de in 2003 afgesproken regels te wijzigen. Er is daarover dus heel wat te doen geweest.
Mijn medewerkers en het departement Onderwijs organiseerden vanaf december 2004 precies over de TADD-problematiek overleg met de representatieve verenigingen van schoolbesturen en met de onderwijsvakbonden. Zowel de schoolbesturen als de onderwijsvakbonden kwamen tot de conclusie dat de in 2003 vastgelegde en ruimschoots gecommuniceerde regels behouden moesten blijven. Het OVSG had op sommige punten enige reserves.
In het ontwerp van decreet betreffende het onderwijs XV zijn weliswaar een aantal nieuwe bepalingen opgenomen, maar deze hebben voornamelijk betrekking op de gevolgen van de in het decreet basisonderwijs aangebrachte wijzigingen betreffende de samenstelling van de scholengemeenschappen en op het verlaten van de datum van de kandidaatstelling. Mee op parlementair initiatief is aan het stelsel niets fundamenteels gewijzigd.
Het is onjuist te stellen dat de TADD-regels in de decreten rechtspositie fundamenteel zouden zijn gewijzigd. Het principe dat het recht op TADD met ingang van 1 september 2005 in de scholengemeenschap wordt verworven, blijft gewoon behouden, zoals dit in 2003 door het Vlaams Parlement is vastgelegd. Wel werd omzendbrief PERS/2003/05 van 6 juni 2003 over de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur op een aantal punten verduidelijkt. Zo werden meer bepaald de passages betreffende de gevolgen van het behoren tot een scholengemeenschap aangevuld en van concrete voorbeelden voorzien. Het gemeenschapsonderwijs, de koepels van de inrichtende machten en de onderwijsvakbonden werden bij de redactie betrokken en dienden talrijke tekstamendementen in. Wie de omzendbrief op Edulex consulteert, ziet onmiddellijk de groen gemarkeerde gedeelten die bijkomende uitleg bevatten over het behoren tot een scholengemeenschap.
Ook dit jaar hebben de administraties Basisonderwijs en Secundair Onderwijs van het departement Onderwijs traditiegetrouw een?ronde van Vlaanderen´ georganiseerd, waarbij de toepassing van de TADD-regeling met inbreng van de scholengemeenschappen uitgebreid werd besproken. Ook de nieuwe regeling betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling kwam uitgebreid aan bod, voorzien van schema´s en voorbeelden. Tenzij het betrokken personeelslid het nadrukkelijk anders wenst, beperkt deze nieuwe regeling de verplichtingen aangaande reaffectatie- en wedertewerkstelling tot de scholen van de scholengemeenschap. Dat is een vereenvoudiging die door de schoolbesturen, directies en personeelsleden niet als onduidelijk wordt ervaren.
Dat is een grote verbetering, want een wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld personeelslid dat niet in een organieke betrekking binnen de scholengemeenschap kan worden tewerkgesteld, kan niet langer in geheel Vlaanderen worden rondgestuurd. Dat personeelslid kan in de eigen scholengemeenschap verder aan de slag als bijgevoegd personeelslid. Het betreft een maatregel die is afgesproken in CAO VII. De maatregel kost de Vlaamse Gemeenschap op jaarbasis 2.512.000 euro.
Die inspanning is toch wel meer dan de moeite waard. Het versterken van het personeelsbeleid op het niveau van de scholengemeenschappen zorgt voor extra omkadering voor de leerlingen, voor minder werkdruk voor de betrokken personeelsleden en voor minder administratieve lasten voor de schoolbesturen en mijn administratie.
Mevrouw Demeulenaere, een personeelslid kan zijn voorrangsrecht laten gelden voor alle betrekkingen in het ambt waarvoor hij TADD-rechten heeft. Personeelsleden die reaffectatievrij zijn, kunnen enkel rechten laten gelden op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, wanneer ze zelf behoren tot de groep van TADD-gerechtigden, wat - hoewel beide categorieën niet helemaal samenvallen - voor de overgrote meerderheid onder hen wel het geval is.
Het recht op TADD geldt voor alle betrekkingen binnen de instellingen van een scholengemeenschap. Afwijkingen op deze basisrechten zijn niet toegestaan. Tussen de TADD-gerechtigden onderling bestaat geen voorrangsregeling. Het schoolbestuur heeft dus - bij voorkeur op basis van geobjectiveerde criteria - de vrije keuze om binnen de groep TADD-gerechtigden te kiezen. Het staat de schoolbesturen dan ook vrij om, na behoorlijk syndicaal overleg of onderhandelingen, bijkomende interne selectiecriteria te hanteren in het geval er meerdere voorrangsgerechtigde personeelsleden zijn. Deze bijkomende criteria mogen echter nooit afbreuk doen aan de statutair bepaalde voorrangsregels.
In mijn antwoord op de vraag om uitleg van de heer Martens van 24 februari 2005 over de scholengemeenschappen, heb ik als mijn mening uiteengezet dat binnen eenzelfde scholengemeenschap best op basis van dezelfde regels een personeelsbeleid wordt gevoerd. Uiteindelijk behoren de personeelsformaties van alle scholen binnen de scholengemeenschap tot een entiteit waarbinnen rechten en plichten opgebouwd worden. Het vaststellen van gezamenlijke aanwervingscriteria en -procedures op het niveau van de scholengemeenschap lijkt mij een voorwaarde voor een kwaliteitsvol personeelsbeleid.
Mevrouw Demeulenaere, u zegt dat het zeer complex is, en ik zal inderdaad niet ontkennen dat het een complexe regeling is. Zoals voor elke regeling, geldt ook voor een complexe regeling het adagium dat we tijdig moeten evalueren. We houden in het oog hoe het loopt. Het is niet zo dat de afspraken onduidelijk zijn, maar ik ben altijd bereid verder te evalueren.
De voorzitter: Het incident is gesloten.