Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 23/06/2005
Vraag om uitleg van de heer Luk Van Nieuwenhuysen tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over het al dan niet afsluiten van een cultureel verdrag met de Franse Gemeenschap
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Nieuwenhuysen tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over het al dan niet afsluiten van een cultureel verdrag met de Franse Gemeenschap.
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, we hebben het hier al bij herhaling gehad over het voornemen om een cultureel akkoord af te sluiten met de Franse Gemeenschap. Mijnheer de minister, u kent ondertussen ons scepticisme wat dat betreft. We willen ons niet per se afzetten tegen een dergelijk akkoord. Wel vinden we dat het ingaat tegen de handelswijze die door de opeenvolgende Vlaamse regeringen en het Vlaams Parlement werden gevolgd. Het oordeel was steeds dat voorafgaand aan het afsluiten van een dergelijk verdrag, de Franstaligen de verbintenis moeten aangaan het territorialiteitsbeginsel te erkennen en na te leven.
Er bestaat trouwens al een hele tijd een ontwerpakkoord. Alleen heeft de Franse Gemeenschap van in den beginne, al ten tijde van minister Féaux, geweigerd om de preambule te ondertekenen waarin sprake was van het territorialiteitsbeginsel.
Zowel in de vorige als in de huidige legislatuur bent u uitgegaan van de omgekeerde redenering. Het afsluiten van een dergelijk verdrag zou de nodige goodwill teweeg brengen bij de Franse Gemeenschap, zodat ze zou ophouden met het ondersteunen van allerlei initiatieven in de Vlaamse Rand, Voeren en elders. Die initiatieven zijn er juist op gericht de integriteit van ons grondgebied in vraag te stellen. Het meest bekende voorbeeld is het blad Carrefour, dat in de Vlaamse Rand wordt verspreid.
Mijnheer de minister, een tiental dagen geleden leek u dan toch minder zeker van uw stuk te zijn. In De Standaard van 11 juni hebt u het over een fundamentele vertrouwensbreuk. U verwijst daarvoor uitdrukkelijk naar de besprekingen over de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. De Franstalige politici, in de eerste plaats minister voorzitter Picqué en minister-president Van Cauwenberghe, hebben duidelijk gemaakt dat ze, als het over Vlaanderen gaat, helemaal geen boodschap hebben aan het territorialiteitsbeginsel. Ook in de toekomst wensen ze dat niet te erkennen. Zowel het beleid van de Franse Gemeenschap, als van de Cocof, als van het Waalse Gewest, als van de Franstalige gemeentebesturen in de Rand laat daarover geen enkele twijfel bestaan.
Mijnheer de minister, bij het indienen van deze vraag had ik de indruk dat het ook bij u begon te dagen. In het vraaggesprek gaf u immers toe dat het, zoals u zelf zei,?effe moeilijk´ wordt om voort te gaan met uw intensieve pogingen om een cultureel verdrag met de Franse Gemeenschap op te stellen. Dat impliceert dat er al onderhandelingen aan de gang waren. U zegt dat ook met zoveel woorden.
Welke afspraken zijn er tot dusver gemaakt met betrekking tot het afsluiten van het cultureel verdrag met de Franse Gemeenschap? Ging het tot nu toe om formele of vrijblijvende gesprekken? Met wie werden die gesprekken gevoerd? Werd er ook over de naleving van het territorialiteitsbeginsel onderhandeld?
Ik had u aanvankelijk ook willen vragen hoe uw uitspraak moest worden ge?nterpreteerd dat verdere gesprekken over het onderwerp?effe moeilijk´ worden. Ik wou weten of dat betekende dat ze zouden worden stilgelegd en, zo ja, of dat dan voor onbepaalde tijd was, dan wel dat u onder bepaalde voorwaarden eventueel bereid was om ze ter hervatten. De meeste van die vragen zijn ondertussen achterhaald. In La Libre Belgique van 15 juni zegt u dat u al opnieuw overleg pleegt met minister Laanan. In de krant staat:?Les perspectives d´accord sont à nouveau bonne.´
Mijnheer de minister, moet ik dat interpreteren alsof die uitspraken in De Standaard van enkele dagen voordien een?slip of the tongue´ waren? Of hebt u deze keer wel voorwaarden verbonden aan het hervatten van de gesprekken? Ik kan me inbeelden dat sommige coalitiegenoten van oordeel zijn dat het na de regeerverklaring van 18 mei gepast zou zijn om zich wat terughoudender op te stellen dan de laatste maanden het geval is geweest.
De voorzitter: De heer Vanackere heeft het woord.
De heer Steven Vanackere: Mijnheer Van Nieuwenhuysen, u hebt het afwisselend over een akkoord en over een verdrag. Voor het verslag zou ik er willen op wijzen dat we hier in een federale context zitten. De Franse Gemeenschap is geen andere lidstaat van Europa. Het gaat hier om een samenwerkingsakkoord. Ik kan me voorstellen dat u in het vocabularium dat u verkiest, graag het woord?verdrag´ gebruikt. U wilt dat misschien afsluiten na een oorlog of iets in die aard. We zitten echter niet in dat model.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen: Daar moeten absoluut geen oorlogen voor gevoerd worden!
De heer Steven Vanackere: Dikwijls is het verdrag het einde van een conflict.
Wat er ook van zij, de term klopt niet als we het hebben over verbanden binnen een federaal land zoals het onze. We moeten hier spreken over een samenwerkingsakkoord.
Het klopt dat het Vlaams Parlement relatief recent, na de problemen met Flagey, minister Anciaux expliciet heeft aangemoedigd om op zoek te gaan naar mogelijkheden om een dergelijk samenwerkingsakkoord af te sluiten. Het is niet de bedoeling dat het onvoorwaardelijk wordt afgesloten. Het moet gebeuren op basis van respect voor de Vlaamse Gemeenschap en voor het territorialiteitsbeginsel.
Mijnheer de minister, ook nu moedig ik u aan om op zoek te gaan naar mogelijkheden om een dergelijk samenwerkingsakkoord af te sluiten. Zelfs met samenwerkingsakkoorden blijven er conflicten mogelijk. Er zullen altijd momenten zijn waarop het?effe moeilijk´ wordt. Dat is echter geen reden om geen samenwerkingsakkoord af te sluiten. Het doet ons beseffen dat we vaak riskeren over elkaars voeten te lopen. Het is dan beter om de procedure voor een oplossing in te passen in een samenwerkingsakkoord. Dat is beter dan te moeten vaststellen dat we in deze gemeenschap al met verschillende andere entiteiten?verdragen´ hebben afgesloten, terwijl we met onze federale buren nog niet een tot een?akkoord´ kunnen komen.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, een overeenkomst of een cultureel akkoord met de Franse Gemeenschap blijft zonder enige twijfel een zeer belangrijke doelstelling voor mij. Ik ben echter helemaal niet van plan een akkoord onder dwang af te sluiten of één waarin we ons niet kunnen terugvinden.
Vanuit een grote zelfverzekerdheid meen ik dat de Vlaamse Gemeenschap akkoorden kan afsluiten met partners. We hebben al verdragen ondertekend met China, met Frankrijk, met Nederland, met Zuid-Afrika, en veel andere landen. Ook de naaste buur kan een partner en bondgenoot zijn. Juist vanuit de Brusselse context raak ik er elke dag meer van overtuigd dat de enige juiste weg, de weg van het interculturele samenleven is. Ik gebruik die term vaak. Misschien leg ik te weinig uit waar het daarbij om gaat.
Intercultureel samenleven wil juist zeggen dat men vanuit de eigenheid de openheid heeft om zoveel mogelijk samenwerkingsverbanden aan te gaan. Een essentieel element daarbij is het wederzijdse respect. Die term is zeker ten opzichte van cultuur een onontbeerlijke voorwaarde, ook om deze stad te laten bloeien en om ze inhoud te geven. Alleen al om de grote nood in deze stad, maar ook omdat de hele Vlaamse en Franse Gemeenschap er zonder enige twijfel belang bij hebben om afspraken te maken over cultuur, sport, jeugd, ben ik verplicht om alles op alles te zetten om een cultureel akkoord te verwezenlijken. We moeten waakzaam zijn voor uitingen van de andere gemeenschap die niet getuigen van respect.
Wat me in de discussie over Brussel-Halle-Vilvoorde vooral gechoqueerd heeft, is het feit dat weinig Franstalige politici de durf hebben om Brussel als een interculturele stad te zien. Weinig Franstalige politici zeggen dat Brussel geen monoculturele stad is. Ik verwacht niet dat alle Franstalige politici een evolutie doormaken, wel van sommigen. Wat me gechoqueerd heeft, is het gebrek aan respect voor de verscheidenheid aan culturen.
De heer Steven Vanackere: Voor een deel is er ook angst voor de eigen publieke opinie. In beperktere kring sluit een aantal Franstalige politici zich aan bij uw analyse over Brussel. Na de evenementen van de afgelopen maanden, hebben ze zich wat laten opjagen door wat ze dachten dat hun publieke opinie wilde horen.
Minister Bert Anciaux: Ook politici moeten soms tegen hun achterban, de samenleving of de heersende mening in durven gaan.
Ook als het?effe moeilijk´ is, moeten we duidelijk maken dat men deze stad kan uitbouwen als er een dergelijk cultureel akkoord wordt afgesloten. Ik zal er dan ook alles aan doen om dat te verwezenlijken. Het moet wel gebaseerd zijn op wederzijds respect. Als men daarvan uitgaat, dan is het nogal vanzelfsprekend dat één gemeenschap niet iets doet binnen de andere gemeenschap zonder dat de andere gemeenschap daarover haar akkoord heeft gegeven. De Franse staat bouwt hier geen cultureel centrum zonder dat Vlaanderen of de Franse Gemeenschap zich daarmee akkoord verklaart. Op het moment dat er een akkoord is, kan zo´n centrum verrijkend zijn.
Mijnheer Van Nieuwenhuysen, wederzijds respect is het sleutelwoord. Ik heb het?effe moeilijk´ gehad. Dat wil niet zeggen dat we degenen die niet de durf hebben om verantwoordelijkheid op te nemen ten aanzien van hun gemeenschap, niet terecht mogen wijzen. Juist daarom moeten we trachten een cultureel akkoord af te sluiten. Daarmee bewijzen we dat de openheid een essentieel onderdeel is van de Vlaamse Gemeenschap.
De voorzitter: De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen: Mijnheer de minister, het is inderdaad moeilijker om tot een akkoord te komen dan om een verdrag af te sluiten. Dat komt omdat de partners in een verdrag wel degelijk de bedoeling hebben om samen te werken, om samen iets te realiseren.
Het klopt dat het akkoord met de Franse Gemeenschap gebaseerd moet zijn op wederzijds respect. De bewijzen zijn er dat dit respect er vandaag niet is. Dat blijkt niet alleen uit de besprekingen over Brussel-Halle-Vilvoorde, maar ook uit allerlei initiatieven die tot op de dag van vandaag zowel door het Waalse Gewest als door de Franse Gemeenschap financieel en moreel worden ondersteund.
Wij hebben een andere opvatting over hoe daartegen moet worden gereageerd. Wij blijven bij de stelling die vroeger altijd werd gehanteerd door voorgaande regeringen en ook door de meerderheid in dit parlement. Die stelling is dat er voorafgaand sluitende verbintenissen moeten aangegaan zijn door de Franse Gemeenschap waaruit duidelijk blijkt dat men ermee ophoudt extraterritoriale ambities ten nadele van Vlaanderen te koesteren en te ondersteunen.
U maakt een omgekeerde redenering. We zijn het dus niet eens en we zullen waarschijnlijk van mening blijven verschillen. Ik stel alleen maar vast dat we na het Brussel-Halle-Vilvoorde debacle op 18 mei een heel stoere regeringsverklaring kregen waarin voor de Vlaamse Rand allerlei initiatieven werden aangekondigd die blijk moesten geven van standvastigheid.
Ondertussen zijn we 15 tot 20 vragen om uitleg verder en moet ik vaststellen dat er eigenlijk weinig nieuws te rapen valt in het licht van de regeringsverklaring van vorig jaar. Bovendien had u naar aanleiding van het culturele akkoord amper 4 dagen nodig om na uw twijfels over dat akkoord opnieuw voluit te gaan in uw onderhandelingen.
De voorzitter: Minister Anciaux heeft het woord.
Minister Bert Anciaux: Ik waardeer dat we een andere stelling verdedigen. Ik neem het alleen niet dat u durft beweren dat mijn houding van weinig standvastigheid getuigt. Mijn houding getuigt evenzeer van standvastigheid. Ik ben immers niet van plan om via een cultureel akkoord hoe dan ook iets negatiefs voor de Vlaamse Gemeenschap te doen, integendeel. Ik ben ervan overtuigd dat ik de Vlaamse Gemeenschap versterk in haar beleid en in haar internationale uitstraling. Als ik daarmee mee een mentaliteitswijziging in de Franse Gemeenschap kan tot stand brengen, dan hebben we veel meer gerealiseerd dan via het afleggen van stoere verklaringen.
De voorzitter: De heer De Clerck heeft het woord.
De heer Stefaan De Clerck: Mijnheer de minister, ik steun de positieve ambitie om een en ander te realiseren. Dat is een belangrijke stap. Daarbij moeten wel een aantal basisprincipes worden weerhouden die als uitgangspunt moeten dienen.
We mogen deze zaak niet alleen maar vanuit het Brussels perspectief bekijken. Ik reageer een beetje uit de buik omdat we bijna dagelijks worden geconfronteerd via Frankrijk en Wallonië met heel mooie verhalen.
We moeten wel gedeeltelijk een defensieve houding aannemen. We moeten lucide genoeg zijn om ervoor te zorgen dat we via een cultureel verdrag geen stommiteiten begaan. We moeten daarnaast echter ook offensief redeneren en Vlaanderen via een positieve culturele actie zijn internationale rol laten spelen.
De voorzitter: De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens: Mijnheer de minister, er vielen mij een paar dingen op. In de commissie voor Brussel hebben we enkele lange debatten gehouden naar aanleiding van een aantal interpellaties over Flagey. De laatste interpellatie ging over bico en coco. We hebben ons toen niet beperkt tot een semantische discussie. We zijn diep ingegaan op de thematiek.
Mij viel op dat u hoop blijft koesteren ten opzichte van de Franse Gemeenschap. Dat was het sluitstuk. U zei dat u er met de Franse Gemeenschap helemaal voor zou gaan.
Ik heb tijdens de discussie altijd gezegd dat u voorzichtig moet zijn. De eerste stap die werd gezet, was het onder druk zetten van de vzw Flagey. Dat gebeurde door dezelfde mensen met wie u achteraf een cultureel akkoord moet sluiten.
De interviews die ik heb gelezen en die u van op uw ziekenbed hebt gegeven, getuigen inderdaad van een zeker pessimisme naar aanleiding van Brussel-Halle-Vilvoorde. Op een bepaald ogenblik hebt u in een interview met De Morgen gezegd dat u tot uw grote verbazing hebt moeten vaststellen dat de aversie tegenover Vlaanderen en de Vlamingen niet alleen leeft bij het FDF, maar ook bij andere partijen die zich op communautair vlak op dezelfde lijn plaatsen. In datzelfde interview plaatste u vraagtekens bij het mogelijk afsluiten van een cultureel akkoord.
Minister Bert Anciaux: Ik weet uiteraard waar het FDF voor staat. Het is me ook niet onbekend dat Ecolo juist dezelfde haatdragende houding hanteert, net zoals de volledige MR.
Ik krijg af en toe te maken met PS´ers die die houding minder naar buiten brengen. Mijn grote ontgoocheling was dat een aantal rabiate Franstaligen bij de PS erin slaagden om de hele zaal mee te krijgen, ook mensen waarmee ik op constructieve wijze rond de tafel zit. Ik ben daarvan geschrokken. Misschien is dat een vorm van na?viteit.
Er is nog niet echt veel durf aanwezig om in te gaan tegen een aantal vooroordelen. We merken dat ook in vliegtuigenaffaire.
De heer Erik Arckens: Mijnheer de minister, wat u hebt aangehaald, is een oud gegeven. De onderhandelaars van de PS zijn rabiate Franstaligen.
Minister Bert Anciaux: Dat weet ik al.
De heer Erik Arckens: U bent toch maar geschrokken van sommigen, van de heer Moureaux onder anderen. We hebben die mensen toch meegemaakt tijdens de onderhandelingen over de Lambermontakkoorden.
U hebt die naam genoemd.
Hoe gaat u wederzijds respect concreet meten? Vanwaar haalt u eigenlijk uw hoop na de Brussel- Halle-Vilvoorde-frustratie? U hebt ontdekt dat er meer Vlamingenhaat leeft dan u dacht.
Minister Bert Anciaux: De utopisten schrijven de wereldgeschiedenis.
De voorzitter: Het incident is gesloten.