Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 16/06/2005
Vraag om uitleg van de heer Stefaan De Clerck tot de heer Frank Vandenbroucke, vice- minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de eerste evaluatie van het kunstenaarsstatuut
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Clerck tot de heer Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de eerste evaluatie van het kunstenaarsstatuut.
De heer De Clerck heeft het woord.
De heer Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, even verkeerde ik in de waan dat ik nog op het federale niveau actief was. Mijnheer de minister, voor u zal dat nog meer het geval zijn.
In mijn vraag gaat het immers om het kunstenaarsstatuut, een van de mooie realisaties die u tot stand hebt kunnen brengen als federaal minister. Het statuut is totstandgekomen op 1 juli 2003. Er is echter ook nog een Vlaams onderdeel. Ik zou graag peilen naar uw algemene appreciatie, ook vanuit het Vlaamse oogpunt, van deze wetgeving. De regelgeving heeft heel lang op zich laten wachten. Er zijn heel wat debatten aan voorafgegaan.
Mijnheer de minister, ik baseer mijn vraag op de analyse die werd gemaakt door de vzw Kunstenloket. Er wordt gestart met een positieve noot door te stellen dat er een stap vooruit is gezet. Heel wat mensen vallen onder dat - gevarieerde - statuut. In de analyse worden een aantal aspecten van het hele verhaal bekeken.
Ik zal de hele geschiedenis hier niet opnieuw aanhalen. Vanuit het Vlaamse oogpunt zijn er een paar punten. Ik denk dat er ook in het federale parlement al vragen werden gesteld aan minister Demotte. In de analyse worden bijvoorbeeld commentaren gegeven over de federale aspecten, zoals koninklijke besluiten die nog niet werden gepubliceerd, de vergoedingsregeling, de kunstenaarscommissie, enzovoort. Daarover zal ik het hier niet hebben.
Mijnheer de minister, op het Vlaamse niveau zijn de Sociale Bureaus voor de Kunstenaars relevant. Er is ook de algemene bemerking dat het allemaal nogal ingewikkeld is op het administratieve vlak.
De Sociale Bureaus voor de Kunstenaars (SBK) treden op als vaste werkgever van de kunstenaars als er meerdere prestaties worden geleverd. Er zouden grote verschillen bestaan, zoals over de kostprijs, de transparantie, die soms ontbreekt, verschillen ook tussen de SBK's en de prijs die ze aanrekenen aan de kunstenaars in ruil voor de dienstverlening. Er zijn bovendien klachten over de gebrekkige berekening van het 'saldo' dat uiteindelijk wordt doorgestort.
Mijnheer de minister, het gaat om door Vlaanderen erkende bureaus. Wordt daar iets aan gedaan? Is er een mogelijkheid om de werking te optimaliseren? De algemene vraag gaat over de vereenvoudiging.
Het is van in den beginne de ambitie geweest om alles heel eenvoudig te maken. In kunstenaarskringen wordt een complexe situatie opgevat als een drempel, waardoor de kunstenaars opnieuw afhaken. Het is dan ook nuttig te zorgen voor vereenvoudiging.
Ik heb vanmorgen naar de radio geluisterd. De voorzitter van de VLD gaf daar felle commentaren op de VDAB. Op dit moment zijn hier echter geen VLD-leden aanwezig om die uitspraken toe te lichten. Zo werd de vraag gesteld of de begeleidende rol van de VDAB niet voor verbetering vatbaar kan zijn. Het statuut van de kunstenaar draait al van in het begin rond de sociale zekerheid en het geven van rechten en bescherming. Het is belangrijk om mensen op een reguliere manier aan het werk te krijgen.
Mijnheer de minister, de culturele sector groeit en bloeit enorm. Ik heb u al een paar keer ontmoet in kunstomgevingen. U ziet ook wat daar allemaal gebeurt. De sector is heel belangrijk voor de toekomst. Het is dan ook belangrijk dat kunstenaars die, vanuit hun vrijheid heel creatief zijn, kunnen rekenen op een behoorlijk statuut, zodat ze rechten kunnen opbouwen en een minimale bescherming hebben. Het draait dan ook niet alleen om het Kunstenloket en de vereenvoudiging, maar ook om de begeleiding door de VDAB, zodat de mensen gebruik kunnen maken van het statuut.
- De heer Dany Vandenbossche treedt als voorzitter op.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, de heer De Clerck reageert nogal gematigd op het uitblijven van een federale regeling. Een van de mooie realisaties van paars-groen was juist het kunstenaarsstatuut. Men was daar gedurende 20 à 30 jaar niet in geslaagd. De oplossing moet echter verder worden uitgewerkt via een reeks wettelijke maatregelen en uitvoeringsbesluiten. Ze moest ook op zijn minst worden geëvalueerd na 2 jaar.
Vlaanderen heeft altijd de keuze gemaakt om zich daarin in te schrijven. Ze wenst ook de kunstenaars te begeleiden via het Kunstenloket, via SBK's van zodra het systeem op punt staat.
Het probleem is dat de Vlaamse Gemeenschap afhankelijk is van de sociale zekerheid en van hoe de minister van Sociale Zaken de dingen organiseert. Als een aantal uitvoeringsbesluiten inderdaad nog niet verschenen is, dan geeft dat problemen. Bepaalde dingen kunnen daardoor niet verder uitgewerkt worden door de gemeenschappen.
Een en ander heeft ook gevolgen voor de kunstenaars. De betalingsproblemen van kunstenaars in onder meer het kunstonderwijs via de kleine artistieke vergoeding, kunnen nog niet geregeld worden. Ik kan u dat niet verwijten, maar ik vraag u het op de agenda te zetten van uw overleg met de federale minister van Sociale Zaken. Het gaat niet op zomaar te stellen dat het een zaak voor het federale niveau is, en dat ze het daar maar moeten oplossen. De dingen zijn meer met elkaar verweven dan de heer De Clerck zei.
Het Kunstenloket heeft niet stilgezeten en heeft zich goed voorbereid op de evaluatie die wettelijk na een jaar zou moeten plaatsvinden, met name op 1 juli 2005. Er zijn rondetafelgesprekken georganiseerd over het kunstenaarsstatuut, onder andere door het Kunstenloket. Het is belangrijk daar conclusies uit te trekken. Dat moet gedeeltelijk gebeuren op federaal niveau, maar we kunnen ook op Vlaams niveau conclusies trekken en bepaalde dingen aanpassen.
De vraag is of we op Vlaams niveau nog initiatieven kunnen nemen om het te versnellen. Ik zie buiten het overleg niet veel mogelijkheden, maar misschien hebt u nog andere voorstellen die binnen uw bevoegdheden of die van de minister van Cultuur vallen, waarmee kan worden tegemoetgekomen aan de noden van de kunstenaars en het kunstenaarsstatuut kan worden ingevuld zoals de wetgever het in 2003 heeft gewild.
Wanneer kan de verdere invulling van de wet op de instelling van een sociaal statuut voor de kunstenaars worden bespoedigd? Is het waar dat de uitvoeringsbesluiten nu op komst zijn? Wanneer kunnen we ze verwachten? Wat zal er ongeveer in staan? Wat kan er intussen nog gebeuren, zolang het probleem van de kleine artistieke vergoeding niet is opgelost, om tegemoet te komen aan de vragen van kunstenaars die in het kunstonderwijs werken? Er zijn nu betalingsproblemen. Kunt u als minister van Onderwijs nu al, zonder die uitvoeringsbesluiten, een en ander realiseren?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik dank de heren De Clerck en Stassen voor hun vriendelijke woorden en hun waardering voor het federaal kunstenaarsstatuut. Die hervorming is inderdaad met veel duwen en trekken na een jarenlange impasse totstandgekomen. Verschillende partijen, in casu de heer De Clerck en ikzelf, hebben aan de kar getrokken.
Het was een belangrijke hervorming, maar ze is natuurlijk niet perfect, niet in het minst omdat ze op federaal niveau nog niet op alle punten is afgerond, maar ook omdat er nood is aan een kritische evaluatie van wat ze nu betekent op het terrein.
Mijnheer Stassen, met het oog op de afwerking heb ik de voorbije maanden informeel, aangezien het niet formeel mijn bevoegdheid is, er zeer sterk op aangedrongen bij minister Demotte dat hij de kleine kostenvergoeding zou implementeren. Het kabinet van minister Demotte heeft me vast beloofd dat het zou gebeuren, dus ik wacht op de publicatie van dit niet onbelangrijke sluitstuk. De financiële draagkracht van sommige artiesten is immers inderdaad problematisch. Daar is de kleine onkostenvergoeding een oplossing voor.
Ik weerhoud u er niet van aan uw federale collega's te vragen dat op de agenda te zetten. (Opmerkingen van de heer Jos Stassen/Gelach)
Zelf dring ik er ook heel sterk op aan bij de federale minister van Sociale Zaken.
Voor de uitvoering ben ik ervan uitgegaan dat we inderdaad een grondige evaluatie nodig hebben.
We hebben nu inderdaad een bijdrage van het Kunstenloket. In het algemeen blijkt uit de evaluatie van het Kunstenloket dat kunstenaars en opdrachtgevers positief staan tegenover het kunstenaarsdecreet. Dat stemt ons hoopvol. Het was geen gemakkelijke oefening. Het is goed dat in de aanloop naar de evaluatie na 2 jaar, waarin inderdaad door de federale wet is voorzien, het Kunstenloket vanuit de eigen praktijkervaring een constructieve bijdrage levert.
Mijnheer De Clerck, u hebt een aantal bemerkingen van het Kunstenloket al vermeld in uw vraag. Ik overloop ze. Uw eerste vraag was of het nieuwe kunstenaarsstatuut toegepast wordt in Vlaanderen en of dat dan positieve effecten heeft voor de Vlaamse kunstenaars. Het Kunstenloket verwijst in zijn rapport naar de statistieken van de RSZ, waaruit blijkt dat het aantal aanvragen van bijdrageverminderingen voor kunstenaars sedert het in werking treden van het kunstenaarsstatuut op 1 juli 2003 gestegen is. Voor een meer nauwkeurige inschatting van de kwantitatieve toepassing van het kunstenaarsstatuut zouden niet alleen de statistieken van de RSZ, maar ook die van de RSVZ en de RVA uitgeplozen moeten worden.
Het HIVA werkt momenteel in opdracht van het Kunstenloket aan de opmaak van een sectorfoto van de tewerkstelling, de werkgelegenheid, en opleiding en vorming in de artistieke sector. Ik kan daar niet echt op vooruitlopen. Meer gegevens hieromtrent worden in het najaar verwacht.
Wat het effect op de Vlaamse kunstenaars betreft, stelt het evaluatierapport dat kunstenaars, en zeker jonge kunstenaars, in het algemeen positief staan tegenover het kunstenaarsstatuut. Wel is er grote nood aan maatgerichte informatie over het kunstenaarsstatuut. Die belangrijke taak is mijns inziens voor het Kunstenloket weggelegd.
Ik kom tot de problematiek van de administratieve rompslomp en de werking van de sociale bureaus. Volgens het evaluatierapport missen de SBK's transparantie. Bovendien zijn hun prijszetting en werking niet eenvormig genoeg. Er wordt te weinig uitleg gegeven bij de loonberekening en de kunstenaars en de organisatoren worden met te veel administratieve rompslomp belast.
De SBK's zijn specifieke uitzendkantoren waar de opdrachtgevers een beroep op kunnen doen om de patronale plichten ten aanzien van de kunstenaars te vervullen. Zoals elk uitzendkantoor is ook het SBK verplicht om de nodige formaliteiten ten aanzien van de gebruikers en de kunstenaars te vervullen. Die verplichting valt onder de federale bevoegdheden in verband met arbeidsrecht en sociaal recht.
Het lijkt me nuttig te onderzoeken of de contracten die de SBK's moeten afsluiten, kunnen worden gestandaardiseerd, om op die manier meer eenvormigheid en transparantie te creëren. Dat is op de eerste plaats een taak voor de sociale partners, waaronder Federgon, de beroepsfederatie van uitzendkantoren. Federgon zou die standaardisatie in samenwerking met het Kunstenloket kunnen uitwerken.
In verband met de prijszetting geldt voor de SBK's, net zoals voor de gewone uitzendkantoren, het principe van de vrije prijsconcurrentie. Onze erkenningsregeling verplicht hen echter correcte informatie te verstrekken. Indien er twijfel is over de juistheid van de factuur, kunnen de gebruikers een klacht indienen bij de commissie van Goede Diensten, verbonden aan het paritair comité voor de uitzendarbeid. Ze kunnen ook een klacht indienen bij de afdeling Inspectie van de administratie Werkgelegenheid.
We hebben dus wel degelijk een beeld van de werking van de SBK's en we hebben uiteraard een relatie met Federgon, een belangrijke partner in allerlei onderdelen van ons Vlaams beleid. Dat betekent dat we naar aanleiding van klachten bij de inspectie en via onze erkenningsbevoegdheid voor uitzendkantoren in het algemeen bezorgdheden kunnen meedelen en kunnen waken over wat er gebeurt.
De voorbereiding op het professionele kunstenaarsschap in de curricula van de kunstopleidingen in het hoger onderwijs is een belangrijk aspect. De regelgeving in verband met het hoger onderwijs maakt het mij onmogelijk om me te moeien met de invulling van de opleidingsprogramma's. Artikel 20 van het Structuurdecreet van 4 april 2003 en artikel 5 van het Flexibiliseringsdecreet van 30 april 2004 leggen de bevoegdheid voor het bepalen van het programma van een opleiding bij het instellingsbestuur.
Bij het bepalen van het programma van een opleiding moet het instellingsbestuur vanzelfsprekend wel rekening houden met de ruimere context waarbinnen de desbetreffende opleiding past. Zo bestaan er opleidings- en beroepsprofielen die in samenspraak met het veld tot stand komen en een goede afstemming van de onderwijsdoelstellingen van de opleiding op het werkveld garanderen. De verschillende opleidingsonderdelen zijn daar dan als het ware de bouwstenen van. Door middel van systemen van interne en externe kwaliteitszorg zoals zelfevaluatierapportage, visitatie en binnenkort ook accreditatie wordt over die afstemming gewaakt.
Bij onvoldoende of slechte afstemming bieden die systemen de nodige basis om bijsturing te eisen. Bij flagrante tekortkomingen kan dit zelfs leiden tot het verbod de opleiding nog langer aan te bieden. De accreditatie kan worden ingetrokken. De voorbereiding op het professionele kunstenaarsschap wordt door de verschillende kunstopleidingen met andere woorden op een eigen manier ingevuld. Het Kunstenloket is hierbij een uitgelezen partner om in de scholen infosessies te geven over de zakelijke aspecten van de artistieke activiteit. Vanwege het Kunstenloket is er trouwens het engagement om hierover concrete afspraken te maken met de scholen. Deze afspraken zouden in de context van een sectorconvenant kunnen worden geformaliseerd. Ik wil voor de nodige aanmoediging zorgen en mijn goede diensten aanbieden.
De VDAB heeft in overleg met de toenmalige Helpdesk Kunsten, het huidige Kunstenloket, een actieplan ontwikkeld om werkzoekende kunstenaars die hierom komen vragen bij de VDAB, informatie te verstrekken over het nieuwe statuut van de kunstenaar. Het actieplan bevat vier onderdelen. Een daarvan is de informatieverstrekking via de consulenten in de lokale VDAB kantoren en in de Werkwinkels. Elke consulent heeft rechtstreeks toegang tot de informatie op de site van het Kunstenloket. Het gebruik van deze site en de noodzakelijke achtergrondinformatie werden tijdens een interne opleiding aan de consulenten uitgelegd.
De VDAB-Servicelijn beschikt over een aangepaste tool om telefonisch informatie te verstrekken over het sociaal statuut. Op de VDAB-website is er een link naar de site van het Kunstenloket onder de hoofding 'werklinks-wetgeving-juridische informatie'. Met de schoolactie van 2004 is aan alle scholen die een finaliteit hebben in de kunstrichting, informatie verspreid over het nieuwe statuut van de kunstenaar. In navolging van het evaluatierapport van het Kunstenloket zal ik de VDAB voorstellen om het actieplan te evalueren en waar nodig bij te sturen.
De voorzitter: De heer De Clerck heeft het woord.
De heer Stefaan De Clerck: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. De analyse is hoofdzakelijk positief. De HIVA-studie zal een en ander duidelijk maken in verband met sociologische categorieën. Dan zal blijken wie in welk statuut terechtkomt. De standaardisering is zeker een belangrijk engagement. De VDAB moet nagaan of haar activiteiten kunnen worden geoptimaliseerd.
De voorzitter: Het incident is gesloten.