Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 09/06/2005
Vraag om uitleg van de heer Stefaan Sintobin tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over het voortbestaan van enkele surf- en watersportclubs aan de Vlaamse kust en de relatie met de subsidiariteit in de ruimtelijke ordening
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Sintobin tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over het voortbestaan van enkele surf- en watersportclubs aan de Vlaamse kust en de relatie met de subsidiariteit in de ruimtelijke ordening.
De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 12 mei 2005 werden in de West-Vlaamse provincieraad tien provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen voor strand- en dijkconstructies definitief vastgesteld. Met deze ruimtelijke uitvoeringsplannen wil het provinciebestuur het toeristisch-recreatief functioneren op het strand en de dijk, met in het bijzonder alle tijdelijke en permanente constructies, ruimtelijk ordenen.
Er is van meet af aan geopteerd voor het kwalitatief opwaarderen van bestaande sites, eerder dan het creëren van veel nieuwe zaken. Een belangrijk ruimtelijk principe van deze PRUP's is dat activiteiten en constructies zo veel mogelijk gebundeld moeten worden ter hoogte van bebouwing of verblijfsaccommodatie, en dat aaneengesloten groengebieden van Vlaams belang zo veel mogelijk worden gevrijwaard van intensief toeristisch-recreatief gebruik. Daarom maken deze door de Vlaamse overheid in het verleden afgebakende natuurgebieden ook geen deel uit van de PRUP's.
De PRUP's laten echter wel toe dat er in een aantal streng geselecteerde en laagdynamisch ingevulde plekken van deze groengebieden, tijdens het zomerseizoen een basisaanbod aan tijdelijke voorzieningen wordt toegestaan. Het provinciebestuur geeft toe dat er in verschillende PRUP's zaken voorkomen waar het provinciebestuur een 'passende beoordeling' voor heeft gemaakt. Het gaat concreet om recreatief medegebruik, meer bepaald zachte vormen van recreatie in natuurgebieden van Vlaams belang, maar ook om eventuele bestendiging van watersport- en surfclubs die zich bevinden ofwel op de grens van, ofwel gedeeltelijk in natuurgebied.
Het is hoe dan ook zo dat het grootste gedeelte van het strand jarenlang buiten de afbakening van de gewestplannen lag, waardoor het in feite onbestemd gebied was. De beheerder van het strand en de facto ook de eigenaar van het strand, met name het Vlaamse Gewest, hebben met betrekking tot de inplanting van constructies op het strand in de loop der jaren heel wat overeenkomsten ad hoc gemaakt met zowel privé- als bestuurlijke initiatiefnemers. Dit was tijdelijk, maar werd soms permanent waardoor sommige zaken onvergund zijn en toch blijven voortbestaan. De privé-initiatiefnemers werden hierbij zelfs openlijk ondersteund door de lokale besturen. Een aantal surf- en sportclubs in verschillende kustgemeenten bevinden zich op de grens van natuurgebied en liggen soms zelfs gedeeltelijk in deze gebieden.
In de meeste gevallen zijn ze nu toch opgenomen in het PRUP, ook al valt dit bijvoorbeeld samen met habitat- en vogelrichtlijngebied waardoor er overlapping is. Als gevolg daarvan is er sprake van een 'passende beoordeling over de betekenisvolle belasting'. Dit betekent dat de provincie kan afwijken als er een passende beoordeling volgt die wel ook aan de Vlaamse administratie moet worden voorgelegd. Aminal Natuur adviseerde tijdens de plenaire vergaderingen rond het voorontwerp van deze PRUP's voor deze grensgevallen systematisch negatief. Niets laat vermoeden dat de dienst haar houding zal wijzigen na de definitieve vaststelling van deze PRUP's door de provincieraad. Dat betekent dat de toekomst van deze sport- en surfclubs op ruimtelijk vlak niet gewaarborgd is.
Zowel de bevoegde Vlaamse administraties als de lokale overheden hebben deze onvergunde sportclubs jarenlang laten betijen. Sterker nog, de lokale overheden hebben de organisatorische en ruimtelijke ontwikkeling ervan zelfs gesteund. Er is dan ook een breed maatschappelijk draagvlak voor gegroeid. Het is duidelijk dat de overheid de wenselijkheid van een ruimtelijk beleidskader op de dijk en het strand blijkbaar slechts zeer recent heeft ingezien, waardoor deze particuliere initiatieven jarenlang het signaal hebben gekregen dat ze helemaal niet verkeerd bezig waren.
De opmaak van de PRUP's voor dijk- en strandconstructies is zeer nuttig als illustratie dat rond subsidiariteit in ruimtelijke ordening heel wat praktische vragen kunnen worden gesteld. Het PRUP voor de gemeente Knokke-Heist is hier een goed voorbeeld van. Uiteindelijk besliste de meerderheid in de West-Vlaamse provincieraad om de best geplaatste overheid te laten beslissen over de ruimtelijke toekomst van een onvergunde, maar gerenommeerde sport- en surfclub die deels in natuurgebied ligt. De provincieraad maakte zich ervan af door te stellen dat Arohm de mogelijkheid heeft om de vergunning alsnog toe te kennen, dat de gemeente een GRUP kan opmaken of het BPA kan aanpassen, en dat de provincie een afzonderlijke PRUP zou kunnen opmaken voor deze site. Het provinciebestuur van West-Vlaanderen stelt dus dat drie niveaus in dit dossier initiatief kunnen nemen. Dit is voor de rechtszekerheid in ruimtelijke ordening allesbehalve een goede zaak.
Gelet op het gegeven dat alle PRUP's uiteindelijk een voorstel inhouden aan de Vlaamse overheid en dat deze als toezichthoudende overheid het goedkeuringsbesluit moet onderschrijven en dus ultieme beslissingsbevoegdheid heeft, had ik u graag een aantal vragen gesteld. Wat is uw beleid en visie tegenover de ruimtelijke bestendiging van watersport- en surfclubs aan de Vlaamse kust die zich op de grens van natuurgebied bevinden en waarvan de locatie overlapt met habitat- en vogelrichtlijngebieden? Hoe ziet u de 'passende beoordeling' die het provinciebestuur maakt? Bent u bereid om daadwerkelijk adequate invulling te geven aan de notie subsidiariteit in ruimtelijke ordening en betekent dit dat ook de Vlaamse administraties hier rekening mee moeten houden? Bent u van mening dat met betrekking tot het PRUP voor Knokke-Heist het West-Vlaamse provinciebestuur, dat als taakstelling heeft gekregen om de toeristische en recreatieve structuren af te bakenen, wel degelijk zijn verantwoordelijkheid in deze moet opnemen en a fortiori een voorstel moet formuleren via ofwel opname van de surfclub in het PRUP, ofwel niet opname in het PRUP, ofwel opmaak van een afzonderlijk PRUP?
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Sintobin, aanleiding voor uw vraag is de beslissing van de bestendige deputatie van West-Vlaanderen van 12 mei 2005 over de tien provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Strand en Dijk. Deze dossiers zullen mij eerstdaags ter beslissing worden overgemaakt door mijn administratie. Momenteel beschik ik dus nog niet over de definitieve dossiers, met inzonderheid van een voorstel van beslissing van mijn administratie. Het zou volkomen voorbarig zijn om nu reeds concrete of definitieve uitspraken te doen. Zoals steeds ga ik van het principe uit dat mijn administratie de mogelijkheid moet hebben om de PRUP's te onderzoeken en mij op gemotiveerde wijze een voorstel van beslissing voor te leggen.
Dit doet evenwel geen afbreuk aan het feit dat de ontwerpversies van de PRUP's Strand en Dijk door mij wel gekend zijn. Zoals aangegeven in artikel 45, paragraaf 4, van het decreet van 18 mei 1999 moet de Vlaamse Regering binnen de termijn van het openbaar onderzoek een advies uitbrengen inzake de overeenstemming van een ontwerp van provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan met het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.
De ontwerpversies die betrekking hadden op de gemeenten Blankenberge, Bredene, Brugge, De Haan, De Panne, Knokke-Heist, Koksijde, Middelkerke, Nieuwpoort en Oostende werden door mij op 15 september 2004 gunstig geadviseerd, mits er tegemoet wordt gekomen aan de in de overwegende delen van betreffende MB's gestipuleerde opmerkingen, onverminderd de opvolging of weerlegging van bezwaren, opmerkingen en adviezen uitgebracht tijdens het openbaar onderzoek.
Dit laat mij toe - weliswaar zonder kennis te hebben van de definitieve dossiers en bijgevolg met het nodige voorbehoud - uw vraag principieel te beantwoorden. De kuststrook is overduidelijk van bovenlokaal belang. Immers, zowel het RSV als het provinciaal ruimtelijk structuurplan West- Vlaanderen doen uitspraken over de stranden en duinen aan de Kust. Volgens het subsidiariteitsprincipe lijkt het mij aangewezen dienaangaande navolgende bevoegdheidsverdeling te hanteren. Onder gewestelijke bevoegdheid vallen de aaneengesloten duinengebieden die deel uitmaken van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Onder provinciale bevoegdheid valt het bovenlokale toeristisch-recreatieve luik.
In die optiek lijkt het mij dan ook een evidentie dat strand- en dijkconstructies een provinciale bevoegdheid vormen. Dienaangaande heeft de provincie West-Vlaanderen trouwens reeds een aantal initiatieven ontwikkeld. Een eerste stap tot de opmaak van een beleidskader voor de inrichting en het gebruik van strand en dijk werd afgewerkt in juni 2000. De hoofdlijnen van dit beleidskader werden opgenomen in het provinciaal ruimtelijk structuurplan West-Vlaanderen, dat door mij op 6 maart 2002 werd goedgekeurd. De PRUP's Strand en Dijk vormen bijgevolg een rechtstreekse uitvoering van het provinciaal ruimtelijk structuurplan West-Vlaanderen. Kortom, strand- en dijkconstructies vormen mijns inziens inderdaad een provinciale bevoegdheid.
Het spreekt dan ook voor zich dat ik mee op basis van voormeld principieel standpunt het voorstel van de provincie West-Vlaanderen inzake de tien PRUP's Strand en Dijk - zodra betreffende dossiers mij door mijn administratie ter beslissing worden overgemaakt - zal evalueren. Zoals u merkt, ga ik niet in op het aspect 'passende beoordeling' en dit heeft zijn redenen. Ten eerste vormt die 'passende beoordeling' een onderdeel van de beoordeling van de provinciale RUP's, en wens ik niet vooruit te lopen op de concrete inhoud van de definitieve dossiers. Ten tweede ressorteert het aspect 'passende beoordeling' niet onder mijn bevoegdheid, maar onder die van Vlaams minister Peeters. Een evaluatie van het aspect 'passende beoordeling' komt dan ook aan Aminal toe.
Tot hier noodzakelijkerwijze een eerder principieel antwoord op uw vraag om uitleg, omwille van het feit dat ik nog niet ben gevat door de definitieve dossiers inzake de tien PRUP's Strand en Dijk.
De voorzitter: De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt alleszins duidelijkheid geschapen over de verdeling van de bevoegdheden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.