Commissie voor Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen Vergadering van 02/06/2005
Vraag om uitleg van de heer Bart De Wever tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de afbakening van de doelgroep van het inburgeringsbeleid
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Wever tot de heer Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de afbakening van de doelgroep van het inburgeringsbeleid.
De heer De Wever heeft het woord.
De heer Bart De Wever: Mijnheer de minister, deze vraag gaat weer over hetzelfde thema. Ik stel u daar veel vragen over, maar ik heb daar geen andere bedoeling mee dan uw bevoegdheid onder de aandacht te houden en u op een constructieve manier suggesties te doen.
Mijn vraag betreft de doelgroep van het inburgeringsbeleid die u beter kent dan ik, en die bepaald is in het inburgeringsdecreet. Een klein deel van de nieuwkomers is verplicht tot inburgering. Ik heb de laatste weken gemerkt hoe moeilijk het is zicht te krijgen op om hoeveel mensen het eigenlijk gaat, ik schat het op ongeveer 25.000. De mensen van de administratie zeggen, vertrouwelijk uiteraard, dat het een ramp is om precies te weten te komen hoeveel het er zijn. Ik vind dat hallucinant. We zijn al zovele jaren bezig en de kiezer geeft ons ook het signaal dat hij deze problematiek belangrijk vind, misschien niet op de meest constructieve manier, maar we moeten dat toch respecteren. Op dit moment kunnen we echter nog niet vaststellen hoeveel mensen er jaarlijks in Vlaanderen binnenkomen. De meesten ressorteren alleszins onder de doelgroep van het decreet en zijn welkom in het inburgeringsbeleid en welkom om een inburgeringscontract te tekenen.
De vraag is hoe we dit operationaliseren. We moeten die mensen uitnodigen om naar een onthaalbureau te komen waar men de weg zal wijzen naar de aanbieders, naar het Huis van het Nederlands voor de Covar-test enzovoort. Dit werkt aan de hand van de zogenaamde CEVI-lijsten die door de Federale Overheidsdienst voor Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie worden opgemaakt aan de hand van Rijksregisternummers. Die worden doorgestuurd, tegen betaling nota bene, naar de gemeenten en onthaalbureaus die dan met die lijsten oproepingsbrieven kunnen versturen. Een klein derde van die nieuwkomers komt daar ook echt op af. Ik zou graag weten wie die tweederde anderen zijn, maar dat is het voorwerp van andere vragen.
Het probleem dat ik wil aankaarten, zijn de CEVI-lijsten. Ze zijn allesbehalve sluitend, er is een aanzienlijke foutenmarge. De nieuwkomers worden door de federale administratie, die de lijsten opmaakt, in vier categorieën van inburgering ingedeeld. Categorie INB 1, zijn de verplichten, namelijk nieuwkomers die behoren tot de doelgroep en verplicht zijn; categorie INB 2, de rechthebbenden, behoren tot de doelgroep en zijn niet verplicht en worden uitgenodigd; categorie INB 3 zijn nieuwkomers die tot de doelgroep behoren maar waarvan op het eerste zicht niet duidelijk is of ze verplicht of rechthebbend zijn, wat door het nieuwe decreet duidelijker wordt; categorie INB 4 zijn nieuwkomers waarvan we niet weten of ze tot de doelgroep behoren of niet.
Ik heb in detail de cijfers voor de stad Antwerpen. Op 6.854 nieuwkomers die gedurende het afgelopen jaar zijn binnengekomen in de verschillende groepen, telt de laatste groep niet minder dan 1.880 mensen. De federale administratie geeft 1.880 namen door waarvan ze niet eens weet of het gaat om mensen die worden geviseerd of niet. Dat is een kwart van alle nieuwkomers, wat onaanvaardbaar is.
De gevolgen zijn er naar. Volgens mijn eigen schattingen roepen de onthaalbureaus 10 percent mensen op die niet opgeroepen moeten worden. Het gaat bijvoorbeeld over studenten die hier een jaar komen studeren en niet onder het decreet vallen. Ze worden wel naar een onthaalbureau gestuurd om daar vast te stellen dat het onterecht was. Qua rompslomp, administratieve belasting en onterechte besteding van middelen kan dat wel tellen als je weet over wat een grote groep nieuwkomers het gaat.
In afwachting van een heleboel andere vragen die ik heb ingediend over de problematiek van de doelgroep, heb ik de volgende vragen. Mijnheer de minister, klopt het wat ik u hier kom vertellen? Worden die CEVI-lijsten opgesteld door de bewuste federale dienst? Wat moeten we daarvoor betalen? Het is wel niet uw bevoegdheid, maar u wordt er wel mee geconfronteerd: hoe kan die foutenmarge worden teruggedrongen?
Terloops nog de vraag of u mensen met de Nederlandse nationaliteit niet uit de doelgroep kan gooien. Het gaat over de grootste migrantengroep. Men kan er lang over discussiëren of Nederlanders moeten inburgeren in Vlaanderen, maar laten we van ons hart een steen maken en ervan uit gaan dat het niet nodig is en dat ze over voldoende kennis van het Nederlands beschikken om op eigen kracht de oriëntatie van onze samenleving te doorgronden. Ik moet erbij zeggen dat ik op zaterdagavond in Antwerpen er niet altijd van overtuigd ben dat hen dat ook lukt. Het is echter een groep die vaak terugkeert naar Nederland en niet de bedoeling heeft hier een bestaan op te bouwen, gelukkig maar. Zou het geen interessant idee zijn om hen eruit te smijten? Die mensen worden allemaal opgeroepen naar onthaalbureaus, dat heeft geen enkele zin. Bent u het hiermee eens en zult u dit probleem oplossen?
De voorzitter: De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we hebben onze eigen bevoegdheid inzake inburgering en we zijn voor een aantal zaken afhankelijk van de federale overheid, meerbepaald voor het doorsturen van die lijsten. Beperkt het contact met de federale regering en de federale verantwoordelijken zich tot het betalen van die lijsten of is er ook een minimaal politiek overleg over hoe het federale beleid op het Vlaamse beleid kan worden afgestemd? Of zitten we nog in de fase waarbij de federale overheid zegt niets te maken te hebben met het Vlaamse inburgeringsbeleid, en alleen de lijsten geeft, misschien wel met tegenzin want we moeten ervoor betalen, zonder politiek overleg. Overleg zou mijns inziens de zaak in zijn geheel ten goede komen. Ik verwacht geen gedetailleerd antwoord, ik zou het wel op prijs stellen mocht u daar in algemene zin op ingaan.
De voorzitter: De heer Verreycken heeft het woord.
De heer Rob Verreycken: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil van de vraag van de heer De Wever over de doelgroep van het inburgeringsbeleid, opnieuw in combinatie met de recente nota en verklaringen van de N-VA, gebruik maken om vast te stellen dat de analyse die de N-VA maakt, een jaar na intreding, exact dezelfde is als deze die het Vlaams Belang een half jaar geleden heeft gemaakt, toen wij met onze evaluatienota kwamen. N-VA komt uit op een percentage van ongeveer 10 percent van de doelgroep die aanvankelijk vooropgesteld wordt die bereikt wordt door het inburgeringsbeleid. Onze raming kwam uit op 7,6 percent. N-VA is iets voorzichtiger in haar conclusies, namelijk dat er te weinig nieuwkomers inburgering ondergaan. Een beleid dat maar 10 percent bereikt van het aantal mensen dat aanvankelijk was vooropgesteld, kan terecht een totale mislukking, een absolute flop worden genoemd.
Een beleid dat slechts 10 percent van de doelgroep bereikt, is weggegooid geld.
Ik had begrepen dat een uitbreiding van de doelgroepen een absolute prioriteit was. Dat stond ook al in het regeerakkoord. Dat werd keer op keer aangekondigd. U hebt het net vermeld, er zou een aanpassing van het decreet op komst zijn. Kunnen we daarover meer uitleg krijgen? Wanneer komt die uitbreiding er eindelijk? Wanneer worden gezinsvormers en -herenigers toegevoegd aan de verplichte doelgroep? Er werd net terecht naar verwezen. We hebben destijds gehoord dat er allerlei juridische bezwaren bestaan, in verdragen en zo. Zijn die opgeheven? Hoe denkt u dat aan te pakken en vooral wanneer?
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Dames en heren, ik kom zelf uit een gemeente waar Nederlanders thuis zijn. Lanaken telt 24.500 inwoners waarvan 5.200 van Nederlandse nationaliteit. Wellicht heeft geen enkele andere Vlaamse gemeente verhoudingsgewijze zoveel Nederlandse inwoners.
Hoe gaat het er in de praktijk aan toe? In het oorspronkelijke decreet werkten we met anderstaligheid. Dat werd er met een amendement uitgehaald omdat dit heel moeilijk definieerbaar is. Zelfs experts kunnen niet zeggen wat anderstaligheid precies is. Wie dialect spreekt, is eigenlijk ook anderstalig. We hebben uiteindelijk gekozen voor de nationaliteit: alle niet-Belgen vormen de doelgroep. Daar zitten natuurlijk heel veel rechthebbenden bij. Sommigen verliezen het verschil tussen rechthebbend en verplicht nogal eens uit het oog.
De Nederlanders in Lanaken krijgen een brief van de gemeente:?Geachte mevrouw, mijnheer, Net als in Nederland krijgen nieuwkomers in Vlaanderen een inburgeringstraject aangeboden. Zo´n inburgeringstraject bestaat uit cursussen Nederlands, zijnde Nederlands als tweede taal, maatschappelijke oriëntatie, loopbaanoriëntatie en individuele begeleiding. Cursisten krijgen een aanbod op maat aangeboden waardoor men niet altijd alle onderdelen ervan dient te volgen. Als onderdaan van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, de befaamde EER, bent u niet verplicht tot het volgen van een dergelijk inburgeringstraject. U hebt er echter wel recht op. Mocht u hiervan willen gebruik maken, dan kunt u zich op het onthaalbureau aanmelden.´ - dan volgt het adres van het onthaalbureau -?Hoogachtend, namens het college van burgemeester en schepenen.´
Daarmee zijn de Nederlanders op de hoogte van hun recht. Of ze daarvan gebruik willen maken of niet, dat is hun keuze. Taal is voor hen zeker geen probleem, maatschappelijke oriëntatie evenmin, maar wat wel interessant kan zijn is de loopbaanoriëntatie. Sommige opleidingen zijn hier anders, ze zouden zo beter aansluiting op de arbeidsmarkt kunnen vinden. Dit is gewoon een mededeling. We zijn niet plots gestart met heel veel tijd en geld te investeren in de inburgering van Nederlanders. Dat is niet aan de orde. We kunnen hen niet uitsluiten op basis van nationaliteit. Dan zouden we discrimineren. Dit is een praktische oplossing.
Asielzoekers zouden volgens het nieuwe decreet rechthebbend worden, mijnheer Verreycken. Ik heb het u al 77 keer verteld. Het nieuwe decreet treedt vanaf volgend jaar in werking. We zullen het eerst in deze commissie en in het parlement bespreken.
Helaas moet ik samen met u vaststellen, mijnheer De Wever, dat een dergelijke foutenmarge of?grijze zone´ wel degelijk bestaat bij de opmaak van de adressenlijsten?nieuwkomers´. Dit is niet nieuw voor mij en mijn administratie. Het probleem is al langer gekend en er wordt onderzocht hoe hieraan geremedieerd kan worden. Uw voorstelling van de wijze van opmaak van de CEVI-lijsten is evenwel niet volledig juist, vandaar dat ik deze kort zal toelichten en verduidelijken.
Bij de FOD Binnenlandse Zaken, Rijksregister, wordt maandelijks door mijn administratie een?extractie nieuwkomers´ besteld en dus niet bij de FOD Maatschappelijke Integratie. Deze extractie uit het Rijksregister wordt opgemaakt door het toepassen van selectiecriteria op basis van leeftijd, nationaliteit, verblijfplaats, aard en termijn van het verblijfsdocument en de fase in de asielprocedure. Dit gebeurt maandelijks om de nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen in het Rijksregister op korte termijn te kunnen opvolgen.
Het Centrum voor Informatica NV leest de?tape´ van het Rijksregister in en zet deze om in?puntkomma gescheiden bestanden´. CEVI splitst in lijsten op: de nieuwkomers per maand per gemeente, en verdeelt deze elektronische adressenlijsten, de CEVI-lijsten, per mail naar alle Vlaamse gemeenten.
Om de wervingstaak van de gemeenten te vereenvoudigingen, gaf mijn administratie aan CEVI de opdracht in deze lijsten een code toe te voegen om aan te duiden of iemand verplicht is of niet. We hebben de inburgeringscodes 1, 2, 3 en 9. De aanduiding?verplicht of niet´ gebeurt op basis van nationaliteit, verblijfsstatuut en nationaliteit van de echtgenoot, hiervoor dienen de codes INB1 en INB2. De aanduiding of iemand met relatieve zekerheid tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid behoort, gebeurt op basis van het verblijfsstatuut, hiervoor dienen de codes INB3 en INB9. Er wordt met andere woorden geen nieuwe informatie toegevoegd, enkel in groepen ingedeeld. Deze codes werden dus aangereikt door de administratie ter facilitering van de gemeenten. CEVI vzw is een intercommunale waarin gemeenten en provincies zitten. CEVI vzw besteedt aan CEVI NV de uitvoeringstaken uit.
De CEVI-lijsten worden opgesteld in opdracht van de Vlaamse overheid op basis van de gegevens uit het Rijksregister. De opdracht voor de elektronische omzetting in adressenlijsten werd uitbesteed aan CEVI NV. De Vlaamse administratie beschikt namelijk niet over de apparatuur om?tapes´ van het rijksregister in te lezen. De CEVI-lijsten vallen met andere woorden onder mijn bevoegdheid.
De?extractie nieuwkomers´ komt uit het Rijksregister. Het Rijksregister valt onder de bevoegdheid van de federale minister van Binnenlandse Zaken, de heer Dewael. De selectiecriteria voor de opmaak van de?extractie nieuwkomers´ werd opgemaakt door mijn administratie in samenwerking met juristen vreemdelingenwetgeving en technische specialisten betreffende de?informatietypes´ in het Rijksregister.
Dit kost veel geld. Een extractie uit het Rijksregister kost per maand 10.117 euro. Dat is het officiële tarief volgens een KB van 2 april 2003. Een verwerking van deze extractie door CEVI NV kost per maand 6.381 euro. De huidige overeenkomst loopt tot 31 juli 2005. In de loop van juni zal een onderhandelingsprocedure worden opgestart om na te gaan of de huidige gunning van deze opdracht prijs- en marktconform is. Er werd voor deze mogelijkheid?rijksregister-CEVI´ gekozen omdat het alternatief een hoge personeelskost betekent bij de betreffende diensten Bevolking en Vreemdelingen van alle Vlaamse gemeenten. Daarom doen wij al een gedeeltelijke voorselectie. De juiste indeling per categorie gebeurt door het onthaalbureau. Dat filtert de lijsten.
Vooral code INB9 vormt de grijze zone. Code INB9 wordt gegeven aan personen die uit het rijksregister geselecteerd worden op basis van de eerste verwerving van het verblijfdocument?Bewijs van Inschrijving in het Vreemdelingenregister´. Dit is een witte kaart. Dit kan een indicatie zijn dat het een nieuwkomer betreft: geregulariseerden, slachtoffers mensenhandel, niet-tijdelijke arbeidsmigranten, en dergelijke. Er is een probleem: ook studenten en tijdelijke arbeidsmigranten krijgen een witte kaart en deze behoren niet tot de doelgroep. Ze kunnen niet gedeselecteerd worden omwille van ontbrekende of onbetrouwbare gegevens in het Rijksregister. Deze personen krijgen ook de code INB9, en veroorzaken dus ruis in deze groep. We kunnen dus niet garanderen dat alle geselecteerde personen tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid behoren.
De studenten en de tijdelijke arbeidsmigranten blijven wel rechthebbend. Er zijn vandaag bijvoorbeeld Spanjaarden die op universitaire talencentra, bij CBE´s of CVO´s cursussen Nederlands NT2 volgen, maar ze zitten niet in de verplichte doelgroep.
Een mogelijke oplossing is het organiseren van controle van deze groep door de gemeente, en de werving pas op te starten na de controle. Gelet op de grote takenlast van de diensten Bevolking en Vreemdelingenzaken, werd er door de Vlaamse Regering tijdens de vorige legislatuur voor gekozen om de controle op de doelgroepbepaling te laten gebeuren door het onthaalbureau en niet door de gemeente. Het gevolg hiervan is dat personen die niet tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid behoren zich aanmelden bij het onthaalbureau. Mijnheer De Wever, u verwijst naar de 10 percent bij PINA, wat betekent dat 90 percent wel tot de doelgroep behoorde.
De onthaalbureaus verwijzen de personen die niet tot de doelgroep behoren eventueel door naar de andere partners van het samenwerkingverband, het Huis van het Nederlands of de VDAB, zodat kan worden voldaan aan hun informatievraag. Dat kunnen we beschouwen als een vorm van begeleiding van de personen die nieuw zijn in Vlaanderen en in een nieuwe leefomgeving terechtkomen.
Mijnheer De Wever, op uw vraag over de Nederlanders heb ik al een antwoord gegeven, maar er is altijd het gelijkheidsbeginsel. Als we mensen op basis van hun nationaliteit wel of niet opnemen, krijgen we te maken met bepalingen inzake discriminatie, en zouden alle goede bedoelingen wel eens op niets kunnen eindigen.
De voorzitter: De heer De Wever heeft het woord.
De heer Bart De Wever: Mijnheer de minister, ik zal de feitelijke correcties en gegevens over de opmaak en het gebruik van de CEVI-lijsten rustig analyseren.
U zegt dat de Nederlanders eventueel kunnen genieten van loopbaanoriëntatie. U zult samen met mij vaststellen dat bij de centrale intake ook de VDAB betrokken is. Ik kan me niet voorstellen dat Nederlanders loopbaanoriëntatie zullen krijgen. Ze zullen door de VDAB onmiddellijk voor arbeidsopleiding worden geselecteerd. In de meeste gevallen zullen ze zelf wel in staat zijn om de weg naar de VDAB te vinden.
Ik heb tijdens alle bezoeken die ik heb afgelegd nooit een Nederlander ontmoet in een klas. Ik denk dat het overbodige moeite is om ze allemaal aan te schrijven, maar ik hou rekening met uw argumenten en zal ze bekijken.
De voorzitter: De heer Gatz heeft het woord.
De heer Sven Gatz: Mijnheer de minister, uit het feit dat u niet specifiek op mijn vraag hebt geantwoord, kan ik afleiden dat de verhouding tussen de federale overheid en de Vlaamse Regering zich beperkt tot het aanbieden van een product door de ene partij en het betalen door de tegenpartij.
Minister Marino Keulen: Mijnheer Gatz, dat is ook zo. Ik zie minister Dewael wel eens, en we praten daarover, en op korte termijn zullen we ook met de kabinetsmedewerkers die met de materie bezig zijn rond de tafel zitten. Het gaat natuurlijk over een federaal ministerie en een gemeenschapsbevoegdheid.
In Wallonië bestaat deze thematiek helemaal niet. Ik denk dat er daar aanvankelijk zelfs argwaan was, maar dat is vandaag wel verdwenen. Wallonië is er niet mee bezig, want het thema leeft niet. Als federaal moet worden opgetreden, is de situatie anders dan wanneer we met een exclusieve gemeenschapsbevoegdheid te maken hebben.
Zowel met minister Dewael als met minister Onkelinx - voor de moslimexecutieve - is de samenwerking goed. Als we een onderhoud vragen, blijkt dat men ons wil helpen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.