Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 09/06/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Stern Demeulenaere tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financin en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over zonevreemde waardevolle gebouwen
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Demeulenaere tot de heer Van Mechelen, Vlaams minister van Financien en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over zonevreemde waardevolle gebouwen.
Mevrouw Demeulenaere heeft het woord.
Mevrouw Stern Demeulenaere: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, de regeling voor zonevreemde woningen en bedrijven heeft heel wat problemen kunnen oplossen. Terecht kan worden gesteld dat de meeste eigenaars weer ten volle van hun eigendomsrecht gebruik kunnen maken. Wel blijven er kleine problemen bestaan. Zo is er een probleem met de ruimtelijke toekomst van nogal wat waardevolle historische gebouwen zoals herenhuizen, kasteeltjes en authentieke boerderijen waarvan de ligging en/of huidige functie zonevreemd zijn geworden.
De kosten voor renovatie zijn dikwijls onbetaalbaar en het herbouwen in authentieke stijl is onmogelijk door de volumebeperking tot 1000 vierkante meter. Een oplossing zou kunnen zijn om deze gebouwen te laten klasseren als beschermd monument, hetgeen een herbouwing met volumevermeerdering tot 20 percent mogelijk zou maken. Dit brengt echter een enorme administratieve last mee.
Mijnheer de minister, hebt u kennis van deze problematiek? Kan de administratie statistisch in kaart brengen over hoeveel gebouwen het in Vlaanderen gaat? Bent u voorstander van het versoepelen van de administratieve last bij het klasseren als beschermd monument van waardevolle zonevreemde gebouwen en bij het verlenen van de stedenbouwkundige vergunning tot herbouw in authentieke stijl zodat dergelijke dossiers sneller kunnen worden afgehandeld? Indien dit niet mogelijk is, bent u te vinden voor het afschaffen van de volumebeperking bij het herbouwen van waardevolle zonevreemde gebouwen, mits het invoeren van een duidelijk kader zoals bijvoorbeeld het herbouwen in authentieke stijl?
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Ik beaam dat er heel wat problemen van de zonevreemde gebouwen en bedrijven zijn weggewerkt. Het heeft veel bloed, zweet en tranen gekost, maar er blijven nog veel problemen bestaan. Dit alles was niet nodig geweest, als de andere partijen destijds het voorstel van het Vlaams Belang hadden goedgekeurd om zonevreemd gemaakte gebouwen, die bestonden voor de aanmaak van de gewestplannen, opnieuw zone-eigen te maken. Momenteel worden er in bepaalde gevallen nog steeds eigenaars gediscrimineerd, hoewel ze absoluut niets verkeerd hebben gedaan. Dat is onrechtvaardig. Mijnheer de minister, ik hoop dat u daar wat aan doet.
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Ik wil eerst even het bestaande juridische kader schetsen, om te weten wat vandaag mogelijk is. Artikel 195 bis van het meermaals gewijzigde decreet van 18 mei 1999 bevat een aantal mogelijkheden voor beschermde gebouwen: De vergunningverlenende overheid en/of, met toepassing van artikel 193, paragraaf 2, de gemachtigde ambtenaar bij het verlenen van een gunstig advies, kunnen afwijken van de voorschriften van een plan van aanleg indien de aanvraag betrekking heeft op ten eerste het verbouwen, het herbouwen op dezelfde plaats binnen het bestaande bouwvolume, of het uitbreiden met maximaal 20 percent van het bestaande bouwvolume van een bestaand vergund gebouw dat definitief beschermd is als monument in het kader van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten; ten tweede de wijziging van de functie van een bestaand vergund gebouw dat definitief beschermd is als monument in het kader van het voornoemde decreet van 3 maart 1976, voorzover de voortzetting van de vroegere functie onmogelijk blijkt of een duurzame leefbaarheid van het gebouw niet garandeert en de nieuwe functie de erfgoedwaarde ongeschonden laat of verhoogt. We hebben de discussie in de commissie gevoerd over het omzetten van de Conventie van Granada.
Voor niet-beschermde gebouwen die toch een zekere erfgoedwaarde hebben, bestaan er eveneens mogelijkheden. Artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003 tot bepaling van de toelaatbare functiewijzigingen voor gebouwen, gelegen buiten de geigende bestemmingszone, bepaalt: Met toepassing van artikel 145 bis, paragraaf 2, van het decreet kan een vergunning worden verleend voor het geheel of gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een gebouw of gebouwencomplex, voorzover aan de vier voorwaarden is voldaan. Ten eerste, het gebouw of gebouwencomplex is opgenomen in de inventaris van het bouwkundige erfgoed, daarin proberen we alle waardevol bouwkundig erfgoed op te nemen opgesteld met toepassing van artikel 3, punt 2, van het Koninklijk Besluit van 1 juni 1972 tot oprichting van een Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, en vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de monumenten en landschappen; ten tweede de voortzetting van de vroegere functie blijkt niet haalbaar of garandeert de duurzame leefbaarheid van het gebouw of het gebouwencomplex niet; ten derde de nieuwe functie laat de erfgoedwaarde ongeschonden of verhoogt ze; ten vierde de administratie, bevoegd voor de monumenten en landschappen, brengt een gunstig advies uit over de aanvraag. Ze spreekt zich minstens uit over de eerste drie voorwaarden.
Verder zijn er de klassieke mogelijkheden voor zonevreemde gebouwen, die uiteraard ook voor deze gebouwen van toepassing zijn. Zo kunnen ze worden verbouwd binnen het bestaande bouwvolume. Ze kunnen ook worden herbouwd, maar dan moet het volume tot 1000 kubieke meter worden herleid.
Ten slotte wijs ik op de planologische aanpak. Gemeenten kunnen de specifieke bouwmogelijkheden voor dergelijke gebouwen immers gebiedsgericht bepalen in gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Toevallig zijn we in onze gemeente bezig met een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, waardoor een historisch gebouw dat in de oorlog is verdwenen, kan worden herbouwd.
Mevrouw Demeulenaere, u vraagt of de problematiek statistisch in kaart kan worden gebracht. Ik kan slechts verwijzen naar de gekende inventaris Bouwen door de eeuwen heen, waarvan ik onlangs nog een boekdeel aan de pers heb voorgesteld. Die inventaris bevat immers een lijst van zowel beschermde als beschermenswaardige gebouwen. Dat zijn 2 verschillende zaken.
Om over te gaan tot bescherming, moeten de intrinsieke kwaliteiten van elk gebouw worden afgewogen op basis van de erfgoedwaarden, zoals die worden omschreven in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten. De aanwezigheid van deze waarden vormt het uitgangspunt voor elke bescherming. Vorige week heb ik een lijvige reeks beschermingen van de stad Oostende goedgekeurd. In Vlaanderen wordt vandaag nogal wat beschermd. Soms gaan we daarbij heel ver.
Een exacte statistische lijst maken van deze problematiek is niet evident, omdat het inventarisatieproces nog niet is voltooid en logischerwijze zijn nog niet alle beschermenswaardige gebouwen ook daadwerkelijk beschermd. Monumenten en landschappen beschermen is een heel dynamisch proces. We beschermen vandaag zaken waar 50 jaar geleden vragen over zouden gesteld zijn. Het beschermen van mijnen voor de industrile archeologie bijvoorbeeld was 20 jaar geleden niet denkbaar. We gaan dus wel vooruit.
Mevrouw Demeulenaere, u vraagt of ik bereid ben om dergelijke gebouwen versneld te klasseren, zodat de eigenaars ze nadien kunnen afbreken en herbouwen. Dat begrijp ik niet goed. De afdeling Monumenten en Landschappen doet nu reeds enorme inspanningen om de administratieve last inherent aan beschermingen te beperken door onder meer de proceduretijd zo kort mogelijk te houden. Essentile procedurestappen zoals het organiseren van een openbaar onderzoek vergen echter noodzakelijkerwijze tijd. Een redelijke proceduretijd zal bijgevolg steeds vereist zijn voor het voeren van een onderzoek ten gronde, zoals het bepalen van de aanwezige erfgoedwaarden.
Als ik op voorstel van mijn administratie een gebouw bescherm, dan is dit niet met de bedoeling om dat gebouw vervolgens af te laten breken. Het oogmerk is om het betreffende gebouw te bewaren voor de volgende generaties. Als minister bevoegd voor Monumenten en Landschappen, kunt u van mij bezwaarlijk verwachten dat ik mijn medewerking verleen aan pistes die geen betrekking hebben op het wezenskenmerk van de monumentenzorg. Herbouwen in authentieke stijl, zoals u voorstelt, strookt immers niet met de hedendaagse visie op momentenzorg. Artikel 9 uit het Charter van Veneti bepaalt hoe er moet worden gerestaureerd en stelt dat hedendaagse aanvullingen duidelijk anders moeten zijn van stijl en vormgeving.
Gelet op de geschetste visies inzake het beheer van waardevolle gebouwen kan een volume uitbreiding in authentieke stijl dan ook bezwaarlijk worden verantwoord. We hebben hier ooit een discussie gevoerd over de restauratie van orgels. Er waren mensen die het orgel wilden herstellen in zijn authenticiteit, zodat het niet meer bespeelbaar is. Anderen wilden het restaureren om het te bewaren maar ook als instrument te gebruiken. Van gebouwen is het vanzelfsprekend dat we ze zo gaaf en identiek mogelijk willen behouden. Uitbreidingen moeten altijd conform het Charter van Veneti.
Ik opteer dan ook niet voor een decretaal initiatief, maar voor een planologische aanpak. De gemeente kan immers via een gebiedsgerichte aanpak in een RUP, een te algemeen concept voorkomen. Voor decretale wijzigingen voor zonevreemde gebouwen, woningen of bedrijven kunnen we met het decreet een algemeen kader creren. Ik noem dat het confectiepak. Voor een ruimtelijk specifiek geval pleit ik voor het maatpak, dat via een planologisch proces tot stand wordt gebracht.
Decretaal is er de voorbije vijf jaar een vrij omvangrijk kader uitgewerkt, waarbinnen een en ander kan worden aangepakt, opgelost en vergund. We gaan daar soepel mee om. Als er iets uitzonderlijks gebeurt, moet dat via een RUP.
De voorzitter: Het incident is gesloten.