Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 23/05/2005
Vraag om uitleg van de heer Steven Vanackere tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de toepassing van het nieuwe non-profitakkoord in de sociaal-culturele sector
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vanackere tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de toepassing van het nieuwe non-profitakkoord in de sociaal-culturele sector.
Minister Van Brempt antwoordt in naam van minister Anciaux.
De heer Vanackere heeft het woord.
De heer Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, enkele weken geleden werden de onderhandelingen voor een nieuw Vlaamse intersectoraal voorakkoord voor de social-profitsector, de zogenaamde VIA, succesvol afgerond onder leiding van minister Vervotte.
Het gaat al over het derde VIA. De onderhandelingen resulteerden in een akkoord dat meteen ook de goedkeuring kreeg van de vakbonden en de werkgeversorganisaties. VIA 3 is, trouwens net zoals het vorige akkoord, VIA 2, van toepassing op de sociaal-culturele sector. Van de 80.000 werknemers van de social-profitsector werken er 20.000 in de culturele sector. Dat is het zogenaamde paritair comité 329. Luidens de perstekst van minister Anciaux en minister Vervotte is ook voor hen een belangrijke vooruitgang geboekt. Zo zal er extra tewerkstelling worden gecreëerd, wordt in een eindejaarspremie van 360 euro plus 1,02 percent van de jaarwedde voorzien, zal de werkdruk worden verlaagd, wat neerkomt op extra verlofdagen, en wordt voorzien in bijkomende managementondersteuning.
In een actuele vraag die ik in februari heb gesteld in de plenaire vergadering heb ik bij minister Vervotte aangedrongen op een voldoende gedifferentieerde aanpak, zodat er oplossingen kunnen worden gezocht in functie van de noden op het terrein. In het verleden kregen we immers soms de indruk dat er voor het sociaal-culturele veld antwoorden werden gegeven op vragen die niet waren gesteld. Door de wens om algemene oplossingen - en wat mij betreft soms mammoetoplossingen - te bieden voor de social-profitsector, die natuurlijk sterk wordt gedefinieerd door de zorgsector, vergat men soms wat de eigenheid van de sociaalculturele sector. De werkomstandigheden en de behoeften in de sociaal-culturele sector verschillen nu eenmaal van die in de zorgsector. Zo is de nood aan vorming er waarschijnlijk veel belangrijker dan de nood aan bijkomende vrije dagen en werkdrukverlaging.
Mevrouw de minister, zal VIA 3, zoals ik meen te hebben opgemaakt uit gedeeltelijke informatie, van toepassing zijn op meer werknemers dan VIA 2, althans wat het sociaal-culturele veld betreft? Ik hoor immers dat men het ook heeft over personeelsleden van de publieke sector, meer bepaald over de ambtenaren. Dat verbaast me een beetje. Het is immers niet evident om statuten te gaan vermengen. Als het ook betrekking heeft op personeelsleden van lokale besturen, zal er hoe dan ook aandacht moeten zijn voor eventuele effecten. Zo zouden sommige mensen vallen onder het akkoord, terwijl hun collega´s vallen onder het normale administratieve statuut van het lokale bestuur. Dat is niet evident. Misschien moet ik echter wachten op de bevestiging dat men van plan is het akkoord ook toe te passen op personeelsleden van de publieke sector. Ik heb zelfs gehoord dat ook het paritair comité 304 - de zogenaamde podiumkunsten - daaronder zouden vallen. De teksten spreken dit echter tegen. Het ware goed mocht de minister daar een volmaakt helder beeld van geven, zodat ook de betrokkenen dit in alle duidelijkheid zouden kunnen vernemen. Volgens mij behoren de podiumkunsten daar niet toe.
Is in het akkoord ook voldoende rekening gehouden met de specifieke arbeidsomstandigheden en noden van de sociaal-culturele sector? Is er met andere woorden voor gezorgd niet met de remedies uit de zorgsector de problemen van de sociaal-culturele sector op te lossen? Hoeveel van het beschikbare budget van 189 miljoen euro per jaar zal worden uitgetrokken voor de toepassing van het akkoord in de culturele sector?
Aan dat laatste wil ik graag nog de volgende vraag toevoegen. In het beleidsdomein Welzijn gaat het uitbreidingsbudget, met name voor de extra geplande aanwervingen, gepaard met extra middelen voor de werkingskosten die voortvloeien uit het feit dat er meer personeel is. Extra aanwervingen brengen immers niet alleen een stijging mee van de loonkosten, maar ook van de werkingskosten.
Is daar ook in het beleidsdomein Cultuur rekening mee gehouden? In deze sector wordt in veel gevallen slechts een gedeeltelijke subsidie gegeven, terwijl subsidies in de zorgsector vaak tot 100 percent bedragen. Het gaat niet op mensen blij te maken met geld voor extra aanwervingen, terwijl ze hun plan moeten trekken voor het bureaumateriaal dat die personeelsleden nodig zullen hebben. Dat zou een vergiftigd geschenk zijn.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, collega´s, het is belangrijk om vooraf het beeld van het paritair comité 329 scherp te stellen. Het PC 329 omvat werknemers en werkgevers die onder verschillende subsidiesystemen van verschillende ministers vallen. Het totale aantal werknemers dat u vermeldt, namelijk 20.000 VTE´s, omvat ook de werknemers die in de betrokken sociaal-culturele sectoren werken, maar dan binnen de publieke sector. Die behoren in strikte zin niet tot het PC 329, want ze vallen onder de overheid, maar ze worden door dezelfde Vlaamse regelgeving gevat.
Het gedeelte werknemers dat werkt in sterk onderwijsgebonden deelsectoren, zoals basiseducatie en tweedekansonderwijs, werd bij het voorakkoord VIA 3 uit het PC 329 gelicht en zal later gekoppeld aan de onderwijsonderhandelingen behandeld worden. Het gaat hier om ongeveer 1000 VTE´s. Het gedeelte van minister Anciaux, dus voor cultuur, sport en jeugdwerk, bedraagt 16.211 VTE´s. Daarvan zit ongeveer 15 percent, of ongeveer 2.400 VTE´s, in de publieke sector.
Er zijn in het algemeen en voor minister Anciaux in het bijzonder in VIA 3 beduidend meer werknemers in het PC 329 dan enkele jaren geleden in VIA 1 en 2. Daar zijn verschillende redenen voor. In de vorige VIA´s was er geen rekening gehouden met sommige sectoren zoals sport en erfgoed, en sommige van die sectoren behoorden toen nog niet tot het PC 329. Dit PC is trouwens nog in volle ontwikkeling. In de toekomst zal het aantal nog toenemen, want er zijn nog sectoren in?overgang´, waaronder erfgoed.
Een actief beleid op het vlak van cultuur, sport en jeugdwerk leidde ook naar een stijging van het aantal werknemers. Kortom, voor minister Anciaux zijn het vooral de sectoren sport en erfgoed die nieuw zijn. In combinatie met een aangroei van het aantal werknemers zorgt dit voor een duidelijke uitbreiding van het aantal VTE´s voor het PC 329 in het algemeen en voor minister Anciaux in het bijzonder.
U vroeg of er voldoende rekening is gehouden met de specifieke arbeidsomstandigheden en de noden van de sociaal-culturele sector. Voor de elementen van koopkracht, dus de bijkomende pensioenpijler en de verhoging van de eindejaarspremie, delen de werknemers van het PC 329 volwaardig en gelijkwaardig in de maatregelen voor alle werknemers van de social-profitsector. Hierbij dient echter opgemerkt dat aan de meerderheid van de werknemers van het PC 329 een lagere eindejaarspremie wordt toegekend dan aan werknemers van andere PC´s, vooral de welzijns-PC´s van de social-profitsector.
Het voorakkoord dat de Vlaamse Regering afsloot, bevat ook een gedeelte?kwaliteit´, waarin plaats is voor managementondersteuning en werkdrukvermindering. Voor de invulling van dit deel hebben de sociale partners, dus de werkgevers en de werknemers, onderling een protocol afgesloten. De Vlaamse overheid stelt voor het specifieke onderdeel?kwaliteit´ van het voorakkoord, voor de sector sociaal-cultureel, in het totaal een som van bijna 8 miljoen euro ter beschikking. Deze som zal in onderlinge afspraak, maar specifiek voor de subsector sociaal-cultureel, ingevuld worden. Daarbij zal de specificiteit van de sociaal-culturele sectoren meespelen, want zowel werkgevers als werknemers hebben daar alle baat bij.
Als conclusie zouden we dus kunnen zeggen dat de koopkracht voor iedereen gelijk is. Dat geldt trouwens voor het hele akkoord. Het gedeelte kwaliteitsverbetering is echter specifiek ingevuld voor de sociaal-culturele sector.
Ik ga vervolgens in op het budget. Het bedrag dat voor de toepassing van het VIA 3 voor de sociaalculturele sector ter beschikking staat, werd berekend in relatie tot het totaal aan VTE´s in die sector. Het totale bedrag dat in dit voorakkoord ter beschikking van de sociaal-culturele sector werd gesteld is ongeveer 47,6 miljoen euro, verdeeld als volgt.
Er is ongeveer 21,4 miljoen euro voor beleidsuitbreiding. Dat is extra tewerkstelling te realiseren tegen einde 2011, geraamd op 457 à 665 bijkomende VTE´s. Het exacte aantal is afhankelijk van de kwalificaties van de aanwervingen. De extra werkingskosten zijn daar niet in opgenomen. Dat geldt eigenlijk voor heel het VIA-akkoord en voor alle sectoren. Daarnaast is er uiteraard ook nog het gewone beleid.
Er wordt ongeveer 18,2 miljoen euro uitgetrokken voor koopkracht en ongeveer 8 miljoen euro voor kwaliteit, met name management, ondersteuning en werkdrukverlaging.
De heer Steven Vanackere: Hoe zit het nu precies met de podiumkunsten?
De heer Guy Redig, adjunct-kabinetschef van minister Anciaux: In elke tekst staat expliciet dat het paritair comité 304 niet is opgenomen in het voorakkoord. Dat wil niet zeggen dat de werknemers geen recht hebben op al die zaken. Integendeel, zij hebben nog een grotere achterstand dan de paritaire comités die wel zijn opgenomen.
De voorzitter: De heer Vanackere heeft het woord.
De heer Steven Vanackere: Ik heb iets anders begrepen naar aanleiding van het uitbreidingsbeleid in de welzijnssector. Zo zou de uitbreiding in termen van loonkost gepaard gaan met de noodzakelijke kredieten die automatisch voortvloeien uit de extra aanwervingen. De Vlaamse Regering zou daar als dusdanig in hebben voorzien. Dat is niet zo verwonderlijk, want een sector als de zorgsector hangt volledig af van de Vlaamse Gemeenschap. Het uitbreidingsbeleid binnen de welzijnssector zou dus wel voorzien in het volledige budget. Indien de sociaal-culturele sector een andere filosofie hanteert en zijn geld gebruikt om voor 100 percent in loonkosten te voorzien, dan maak ik me daar zorgen over.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: U mag me niet verkeerd begrijpen: naast het VIA-akkoord is er ook nog het gewone beleid. Verder verwijst u zelf naar de specificiteit van de sociaal-culturele sector.
De heer Guy Redig: In het kader van het uitbreidingsbeleid binnen de paritaire welzijnscomités, heeft men het voorziene bedrag - 45 percent van de enveloppe voor Welzijn - gedeeld door een bepaalde som. Die som is het gemiddeld loon verhoogd met 10 percent werkingskosten. Dat is zo binnen de welzijnssector omdat de regelgeving daar nog werkt met koppen. Dat probleem gaat veel verder dan alleen het uitbreidingsbeleid.
Binnen de sociaal-culturele sector werken we niet meer met koppen. Enkel binnen de bevoegdheid Sport bestaat er nog één decreet waarin daar nog rekening mee wordt gehouden. Onze systematiek is helemaal anders. Wij hebben het uitbreidingsbeleid berekend door die som te delen door het gemiddeld loon van de sociaal-culturele sector dat lager ligt dan in de welzijnssector. In de welzijnssector zit een belangrijk deel van de werkingskosten in de reguliere subsidiëringssystemen. Bij de toepassing van dit VIA-akkoord zullen we de subsidie-enveloppen voor de decreten dus moeten verhogen met een bepaald percentage dat aanleiding geeft tot een tewerkstelling met werkingskosten.
De voorzitter: Het incident is gesloten.