Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 02/06/2005
Vraag om uitleg van de heer Steven Vanackere tot de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de ongelijke behandeling van de educatieve diensten van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Vanackere tot de heer Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, over de ongelijke behandeling van de educatieve diensten van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België.
Minister Van Brempt antwoordt in naam van minister Anciaux.
De heer Vanackere heeft het woord.
De heer Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België bewaren ongeveer 20.000 schilderijen, sculpturen en tekeningen. Deze belangrijke federale wetenschappelijke instelling bestaat uit het Museum voor Oude Kunst met werken uit de 15e tot 18e eeuw, het Museum voor Moderne Kunst met werken uit de 19e en 20e eeuw, het Wiertzmuseum en het Meuniermuseum.
De vier onderdelen vormen samen een heel belangrijke instelling voor ons artistiek aanbod aan de wereld. Er zou een museum kunnen worden gebouwd rond een aantal stukken. Andere Europese landen zouden er wellicht topmusea van maken. België heeft de onhebbelijke gewoonte om het schrijn rond onze fantastische schatten een beetje te verwaarlozen. Dat heeft natuurlijk niets met de Vlaamse bevoegdheden te maken.
Toch is er een link met de Vlaamse Gemeenschap. De dienst educatie vormt in de federale musea de link tussen verzameling en bezoekers via het organiseren van rondleidingen en voordrachten. Daarbij staat logischerwijs het gesproken woord centraal. Het hoeft niet te verwonderen dat de dienst educatie zich in de praktijk aan bezoekers voorstelt als respectievelijk de Nederlandstalige en de Franstalige educatieve dienst.
Bij het surfen op de website stelde ik vast dat het aanbod van de Nederlandstalige educatieve dienst - hoe verdienstelijk ook - niet zo breed is als dat van de Franstalige. Zo biedt de Franstalige educatieve dienst een bijzonder boeiend programma voor volwassenen aan. Aan Nederlandstalige kant blijft de zaak beperkt tot programma's voor de schoolgaande jeugd en één module voor toekomstige leerkrachten.
De programma's waarmee de Franstalige dienst zich richt tot de volwassenen zijn echt heel boeiend. Ook aan Vlaamse kant zouden dergelijke programma's een goede zaak zijn om de werken bekend te maken. Het is immers niet alleen aan de jeugd dat moet worden aangeleerd om te genieten van de kunstschatten.
Toeval bestaat niet: de Franse Gemeenschap kent jaarlijks een structurele subsidie van 12.500 euro toe aan de Franstalige educatieve dienst van de Koninklijke Musea. De Vlaamse Gemeenschap doet dit niet. Misschien levert de VGC een inspanning, maar op de begroting van minister Anciaux staat niets ingeschreven. Dat oorzaak hiervan ligt wellicht bij de reeds eerder in deze commissie besproken vraagtekens die worden geplaatst bij de ondersteuning van instellingen, gevestigd in het hoofdstedelijke Gewest, die niet kunnen worden geacht 'uitsluitend tot de Vlaamse Gemeenschap' te behoren.
Ofwel zouden de Grondwet en de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap dit soort van ondersteuning onmogelijk maken. Zoiets zou dan uiteraard ook gelden voor steun van de andere gemeenschap. We moeten ons dus afvragen welke stappen moeten worden gezet om tot een evenwichtiger situatie te komen die in overeenstemming is met de federale loyaliteit. Als dit uitgangspunt juist is, moet geen van de gemeenschappen middelen inzetten, maar moet de federale overheid instaan voor een correct evenwicht tussen de twee landstalen.
Ik denk overigens niet dat het vruchtbaar zou zijn om de gemeenschappen te verbieden om dergelijke zaken te ondersteunen, want daardoor zou heel wat verdienstelijk werk van beide gemeenschappen in het hoofdstedelijke gewest blokkeren en dat kan niet de bedoeling zijn. Het volstaat om te verwijzen naar de recente oplossing voor Flagey.
Ofwel is dit soort van ondersteuning, in termen van bevoegdheden, wel toelaatbaar, maar dan moet de Vlaamse Gemeenschap er dringend werk van maken. Het hefboomeffect ten gunste van de Vlaamse presentie in een belangrijke federale instelling kan vanzelfsprekend nooit voldoende benadrukt worden. Alleen al de werken van de oude Vlaamse schilderkunst zouden in een ander Europees land volstaan om er een volwaardig en prestigieus museum rond te bouwen. Het is onbegrijpelijk dat we deze werken onder de Vlaamse korenmaat zouden houden, door onvoldoende aandacht te schenken aan het educatieve werk, dat essentieel is voor de ontsluiting van deze meesterwerken.
Bent u het eens met de visie dat de gemeenschappen bevoegd zijn om de educatieve diensten van een instelling zoals de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, structureel te ondersteunen?
Als u meent dat de gemeenschappen niet bevoegd zijn, is de Vlaamse Regering dan zinnens stappen te zetten om de ongelijke behandeling van de educatieve diensten in de toekomst weg te werken?
Als u meent dat de ondersteuning geen bevoegdheidsproblemen doet rijzen - en ik hoop dat u bevestigend zult antwoorden -, wat zult u dan doen om ervoor te zorgen dat de Nederlandstalige afdeling van de educatieve dienst volwaardige ondersteuning kan ontvangen van de Vlaamse Gemeenschap?
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, het KMSKB is een federale instelling. De bevoegdheid over deze instelling ligt dus bij de federale overheid. De bevoegdheid bezitten over een bepaalde materie betekent dat de betreffende overheid in de financiële middelen voorziet voor de kwaliteitsvolle en evenwichtige uitbouw van alle functies die de instelling geacht wordt te vervullen. Het is dus ook de federale overheid die bevoegd is voor de publiekswerking, dus voor zowel de Nederlandstalige als Franstalige educatieve diensten van de federale instellingen.
Minister Anciaux wenst hieraan toe te voegen dat de educatieve werking integraal deel uitmaakt van de werking van een museum volgens de gangbare ICOM-criteria en dus structureel vanuit de algemene werkingsmiddelen van een museum moet worden gefinancierd.
Hij vindt dat een kwaliteitsvolle en gedifferentieerde, ook Nederlandstalige, educatieve werking van het KMSKB in de eerste plaats een opdracht is van het museum zelf. De Nederlandstalige educatieve dienst van de KMSKB heeft een ondersteunende vzw, met name de 'vzw Vrienden van de Nederlandstalige educatieve dienst van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België'. De Vlaamse Gemeenschap is, op basis van artikel 127 van de Grondwet, bevoegd voor het voeren van een beleid ten opzichte van deze vzw. Het KMSKB beschikt dus over de mogelijkheid om extra steun aan te vragen.
De Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap voeren elk een autonoom beleid. Sinds de inwerkingtreding van het Museumdecreet in 1998 kiest de Vlaamse Gemeenschap ervoor om de coördinatie met betrekking tot museale initiatieven in het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie toe te wijzen. In het Museumdecreet werd een subsidielijn ingeschreven ten behoeve van dergelijke initiatieven: 'Artikel 7. Bovendien kan de Vlaamse Regering [,…,] subsidies toekennen aan […,] ten vierde, specifieke educatieve, promotionele en ondersteunende initiatieven van de Vlaamse Gemeenschapscommissie binnen het Brusselse museumveld.'
Op basis van de projecten die werden ingediend, ontving de VGC tussen 1999 en 2003 jaarlijks gemiddeld 67.265 euro ten behoeve van projecten binnen het museumveld in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Op basis van het Museumdecreet werden de door de aanvrager, in dit geval de VGC, ingediende subsidiedossiers door de minister bevoegd voor Cultuur betoelaagd. Van juni 2003 tot december 2004 werden twee experimentele erfgoedconvenants gesloten met de VGC. Aangezien de subsidies die op basis van het Museumdecreet aan de VGC werden toegekend perfect passen binnen de filosofie van het erfgoedconvenant, werd besloten deze subsidies toe te voegen aan de werkingssubsidie voor het uitvoeren van het convenant.
Sinds 2005 is het erfgoedconvenant verankerd in het Erfgoeddecreet. In het erfgoedconvenant dat is afgesloten met de VGC staat een specifieke doelstelling ingeschreven met betrekking tot musea in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. De subsidie met betrekking tot het uitvoeren van het huidige erfgoedconvenant bedraagt jaarlijks 245.000 euro. De VGC beslist autonoom, maar rekening houdend met de spelregels van het erfgoedconvenant, hoe ze die middelen inzet met het oog op het voeren van een integraal en geïntegreerd cultuurerfgoedbeleid.
In het kader van het cultuurbeleid van de VGC zijn er geen andere subsidiemogelijkheden voor Nederlandstalige educatieve diensten van Brusselse musea. In uitvoering van het jeugdbeleid ondersteunt de VGC reeds een aantal jaren de vzw Vrienden van de Nederlandstalige educatieve dienst van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis. Deze vzw ontvangt jaarlijks een structurele subsidie van 7.000 euro. Dit is een niet gereglementeerde subsidie die na een advies van de advieswerkgroep Jeugd wordt toegekend. Indien de vzw Vrienden van de Nederlandstalige educatieve dienst van de KMSKB een aanvraag zou indienen, en als hun programma voldoende kwaliteitsvol is, zou men ook een dergelijke structurele subsidie kunnen krijgen.
Daarnaast kunnen de KMSKB projectmatig worden ondersteund via het subsidiereglement 'Vlaamse projecten voor Brussel' van de cel-Brussel van de Vlaamse Gemeenschap. Dit reglement voorziet in subsidies voor kwaliteitsvolle initiatieven die de erkenning van Brussel als hoofdstad van Vlaanderen bevorderen en aantonen dat Vlaanderen actief betrokken is bij het culturele leven in Brussel, de versterking van het sociale leven in de grootstad en de leefbaarheid ervan. Tussen 1999 en 2004 werden door de KMSKB of de vzw Vrienden van de Nederlandstalige educatieve dienst van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in dat kader geen subsidies aangevraagd.
Ik vat samen. Ik vind dat een kwaliteitsvolle en gedifferentieerde - ook Nederlandstalige - educatieve werking van de KMSKB in de eerste plaats een opdracht is van het museum zelf. Op Vlaams niveau - voornamelijk binnen de mogelijkheden van de VGC - bestaan er enkele instrumenten om extra steun aan te vragen.
Tot slot wens ik - in het kader van de lopende onderhandelingen met de Franse Gemeenschap om tot een cultureel samenwerkingsakkoord te komen - de mogelijkheid te onderzoeken voor de afstemming van het beleid van de Vlaamse Gemeenschap op dat van de Franse Gemeenschap voor wat betreft de verhouding tot de federale kunstinstellingen.
De voorzitter: De heer Vanackere heeft het woord.
De heer Steven Vanackere: Ik dank de minister voor het inhoudelijk veelzijdige antwoord. Ik deel de mening dat in de eerste plaats de federale instellingen moeten instaan voor de correcte werking. Ik ben tevreden dat de minister de verschillende mogelijkheden aanhaalt die de betrokkenen kunnen gebruiken. Dat is verhelderend.
Er is gesproken over de VGC. Op zeker ogenblik zullen we ons de vraag moeten stellen of de VGC moet instaan voor musea met internationale allure en potentieel internationale uitstraling. Het antwoord op die vraag is niet eenvoudig. De Franse Gemeenschap intervenieert en subsidieert dat soort musea, want ze weet zeer goed dat ze daarmee is gediend. Moet in het kader van het kerntakendebat de vraag niet worden gesteld of de Vlaamse Gemeenschap dat ook niet moet doen? Een Chinees staatsman zei ooit dat het er niet toe doet welke kleur een kat heeft, als ze maar muizen vangt. Het doet er niet toe waar het geld vandaan komt, maar vandaag kan men op de website al lezen dat het resultaat van onze inspanningen in het kader van ons institutioneel model geringer is dan dat van de Franstaligen. De instelling zelf moet daar natuurlijk wat aan doen, maar ook wij moeten dat ter harte nemen en proactief optreden.
In elk geval zitten er in het antwoord van de minister voldoende sleutels die toestaan om deuren te openen, en ik ben hem daar zeer dankbaar voor.
De voorzitter: Het incident is gesloten.